Verslag formele EU gezondheidsraad 29 maart 2022
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Brief regering
Nummer: 2022D18019, datum: 2022-05-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-31-666).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 31-666 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.
Onderdeel van zaak 2022Z08917:
- Indiener: E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-05-11 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-05-25 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-06-01 14:00: Ontwikkelingen rondom het coronavirus (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-06-03 14:00: EU-Gezondheidsraad (14 juni 2022) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
36 045 Situatie in de Oekraïne
Nr. 666 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag. 9 mei 2022
Op 29 maart jl. heeft de formele EU-gezondheidsraad plaatsgevonden in Brussel. Ik heb deelgenomen aan deze Raad. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van deze Raad. Daarnaast informeer ik uw Kamer over ontwikkelingen ten aanzien van de uitvoering van de motie van het lid Bikker c.s. over waar epidemiologisch mogelijk in elk geval minderjarigen uitzonderen voor het gebruik van het DCC (Kamerstuk 22 112, nr. 3329) en de gewijzigde motie van de leden Van den Berg en Bikker over inzet voor een uitzondering voor jongeren van 12 tot 18 jaar (Kamerstuk 22 112, nr. 3335).
Het Frans Voorzitterschap had op verzoek van enkele lidstaten de agenda aangepast vanwege de behoefte om uitgebreid stil te staan bij de situatie in Oekraïne. Hierdoor heeft er tijdens de Raad alleen een gedachtewisseling COVID plaatsgevonden en is er langer stil gestaan bij het informatiepunt inzake Oekraïne. Het agendapunt zeldzame ziekten kwam aan de orde tijdens de informele lunchbijeenkomst, deze vond plaats achter gesloten deuren.
Informatiepunten
Situatie in Oekraïne
Het Frans voorzitterschap begon de Raad met het eerste informatiepunt, de situatie in de Oekraïne. Commissaris Kyriakides gaf daarbij een toelichting over de hulp die tot dusver is geboden vanuit de EU en wat de voornemens zijn voor de komende periode. Er wordt een noodhulppakket van € 500 miljoen beschikbaar gesteld, daar bovenop wordt € 420 miljoen euro vrijgemaakt vanuit het fonds voor binnenlandse zaken. De Commissaris riep de lidstaten op om de cohesiefondsen voor ondersteuning te benutten. Directeur Ammon van het Europees centrum voor ziekte preventie en bestrijding (ECDC) gaf aan wekelijks overleg te hebben met de met de buurlanden van de Oekraïne, inclusief Tsjechië en Moldavië. ECDC roept op aandacht te hebben voor infectieziekten en vaccinaties, zij refereerde hierbij specifiek aan ziekten als Covid-19, mazelen en polio. Directeur Cooke van het Europees Medicijn Agentschap (EMA) meldde dat er een beperkte afhankelijkheid is van medicijnen uit de Oekraïne, Rusland en Belarus, maar dat de vraag binnen de EU naar (specifieke) medicijnen, zoals die voor HIV en TBC toeneemt als gevolg van de vluchtelingenstroom. De lidstaten gaven vervolgens een toelichting op de door hun geboden hulp aan de Oekraïne. Een breed gedeeld aandachtspunt daarbij was de zorg voor de mentale toestand van de vluchtelingen, met name van de kinderen.
Momenteel vangen de lidstaten grenzend aan Oekraïne de meeste vluchtelingen op. Vluchtelingen die zorg nodig hebben worden in sommige gevallen overgedragen aan andere landen via het solidariteitsmechanisme. Ook worden deze lidstaten ondersteund door medische apparatuur, medicijnen, vaccinaties en andere goederen vanuit de EU.
Polen legde, mede namens tien andere lidstaten (Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië) een gezamenlijke verklaring af. Hierin wordt opgeroepen een speciaal Europees fonds op te richten om de zorgverlening aan vluchtelingen in lidstaten uit te financieren. Veel lidstaten, waaronder Nederland, riepen op om bestaande fondsen en crisismechanismen te benutten binnen de kaders van het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK).
Triloog verordening voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen
Voorts stond het voorzitterschap stil bij de voortgang van de triloog onderhandelingen over de verordening voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen. Openstaande punten hierin zijn nog de link met de Health Emergency Response Authority (HERA), de voorraden medische producten en de monitoring daarvan evenals de exclusiviteitsclausule bij toekomstige joint procurements. De verwachting is dat er enkele technische bijeenkomsten en een politieke triloog nodig zijn om tot een politiek akkoord te komen.
Stand van zaken internationaal Pandemieverdrag
Het voorzitterschap gaf daarna een toelichting op het proces voor de onderhandelingen over een mogelijk Pandemieverdrag. In het EU raadsbesluit 2022/451 dat op 3 maart jl. met unanimiteit werd aangenomen, wordt de machtiging tot het openen van de onderhandelingen namens de Europese Unie voor een pandemische overeenkomst beschreven. Hieruit volgt dat een EU-onderhandelaar zal worden aangesteld. Dit besluit leidt niet tot een andere bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten, en behelst een standaardovereenkomst over hoe de Unie en haar lidstaten optimaal kunnen afstemmen over en optreden bij de processen en de inhoud van een mogelijk pandemische overeenkomst. Zoals beschreven in dit besluit, moeten de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de bepaling van hun gezondheidsbeleid tijdens het hele onderhandelingsproces volledig geëerbiedigd worden. Momenteel vinden er nog geen onderhandelingen plaats, maar wordt landen gevraagd om input te geven op welke elementen zij in het verdrag zouden willen terugzien.
Gedachtewisseling: COVID-19
Het voorzitterschap eindigde de Raad met een gedachtewisseling over de Europese samenwerking in het bestrijden van de COVID-19 pandemie. Centraal hierbij stond het delen van ervaringen met betrekking tot vaccinatiestrategieën en verbeterpunten ten aanzien van internationale donaties van vaccins.
De Commissie benadrukte dat nog 100 miljoen Europeanen niet gevaccineerd zijn. Het ECDC vulde aan dat Europa pas veilig is als de hele wereld veilig is. Het ECDC werkt momenteel aan een overzicht dat onderscheid maakt in de infectiecijfers van gevaccineerden en ongevaccineerden. Het EMA meldde momenteel in gesprek te zijn met de vaccinproducenten over de samenstelling en goedkeuringsprocedure van aangepaste vaccins, deze data komt vermoedelijk in juli beschikbaar. De EMA monitort momenteel ook de effectiviteit van de acht goedgekeurde COVID-therapeutische middelen bij de verschillende Omikron varianten.
In mijn interventie heb ik benadrukt dat de overgang naar een endemische fase ervoor zorgt dat we na moeten denken hoe om te gaan met het gebruik van het Digitaal Covid Certificaat (DCC). Ik heb de oproep gedaan deze alleen in te zetten wanneer dit proportioneel en noodzakelijk is. Ik heb daarbij nog speciale aandacht gevraagd voor het uitzonderen van jongeren (12–18 jaar) van de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten conform moties van het lid Bikker c.s. over waar epidemiologisch mogelijk in elk geval minderjarigen uitzonderen voor het gebruik van het DCC (Kamerstuk 22 112, nr. 3329) en de gewijzigde motie van de leden Van den Berg en Bikker over inzet voor een uitzondering voor jongeren van 12 tot 18 jaar (Kamerstuk 22 112, nr. 3335).
Ten aanzien van vaccindonaties heb ik aangegeven dat de beschikbaarheid van vaccins niet langer het belangrijkste probleem is bij het verhogen van de vaccinatiegraad wereldwijd. De capaciteit voor het organiseren van grootschalige vaccinatiecampagnes en de vraag naar vaccins als gevolg van een veranderde epidemiologische situatie, dempen de vraag naar vaccins sterk. Er zijn meer vaccins te doneren, dan ontvangen kunnen worden in de lokale infrastructuren. Er is medische assistentie en kennis nodig bij de ontvangende landen. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de houdbaarheid van vaccins.
Tot slot heb ik gepleit te komen tot meer afstemming van de vaccinatiecampagnes.
Er was brede steun om te komen tot een gemeenschappelijk voorstel hoe om te gaan met een tweede boostervaccinatie. Wanneer lidstaten te verschillende aanpakken hanteren bestaat het risico dat dit ten koste gaat van het draagvlak onder onze burgers. Er was brede steun om een strategie te ontwikkelen hoe om te gaan met de vaccin contracten. De Commissie gaf aan dat bij het afsluiten van de vaccincontracten voor 2022 en 2023 de nadruk lag op leveringszekerheid. De contracten zijn hierdoor minder flexibel, maar de Commissie zal het gesprek met de leveranciers aangaan. Ten aanzien van een gezamenlijke en tijdige boosterstrategie beaamde de Commissie het belang van een eenduidige boodschap, de Commissie zal spoedig met een aanbeveling komen.
Gedelegeerde handeling uitzondering minderjarigen
De Europese Commissie heeft op 29 maart jl. een gedelegeerde handeling 2022/2050 vastgesteld onder Verordening 2021/953 betreffende een kader voor afgifte verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19 vaccinatie-, test- en herstelcertificaten («DCC-verordening»). Het doel van deze gedelegeerde handeling is om minderjarigen uit te zonderen van de maximale geldigheidsduur van 9 maanden van het vaccinatiecertificaat voor de primaire vaccinatieserie. Lidstaten kunnen binnen twee maanden na publicatie aangeven of zij bezwaar willen maken tegen de handeling. De Europese Commissie heeft de handeling met een spoedprocedure vastgesteld en gepubliceerd op 30 maart jl. De handeling is op 31 maart van kracht geworden en kent een overgangsperiode tot 6 april a.s.
Nederland pleit al langere tijd voor een uitzonderingspositie van jongeren in relatie tot vaccinatiebewijzen binnen het DCC. Hiermee geeft het kabinet tevens uitvoering aan moties van het lid Bikker c.s. over waar epidemiologisch mogelijk in elk geval minderjarigen uitzonderen voor het gebruik van het DCC (Kamerstuk 22 112, nr. 3329) en de gewijzigde motie van de leden Van den Berg en Bikker over inzet voor een uitzondering voor jongeren van 12 tot 18 jaar (Kamerstuk 22 112, nr. 3335). Om deze reden steunt Nederland de inhoud van deze gedelegeerde handeling dan ook en is niet voornemens om bezwaar te maken.
Echter, Nederland is van mening dat de delegatie van de bevoegdheid aan de Commissie op basis van de DCC-verordening (2021/953) duidelijker geformuleerd zou moeten worden. Nederland heeft dit kenbaar gemaakt tijdens de consultatie van de concepthandeling door de Commissie op 22 maart jl. Er is momenteel een zaak aanhangig bij het Europees Hof van Justitie waarin de bevoegdheid van de Commissie voor deze gedelegeerde handeling betwist wordt. Conform motie met Kamerstuk 22 112, nr. 3328 Van den Berg en Bikker over de Kamer op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen en vervolgstappen, infomeer ik uw Kamer wanneer hier meer over bekend is. Nederland dringt aan op herziening op dit punt bij de verlenging van de DCC-verordening, wanneer de huidige formulering van de bevoegdheid niet voldoende blijkt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers