[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsrapportage plan van aanpak zedenrecherche

Seksuele intimidatie en geweld

Brief regering

Nummer: 2022D18220, datum: 2022-05-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34843-56).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 34843 -56 Seksuele intimidatie en geweld.

Onderdeel van zaak 2022Z09024:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

34 843 Seksuele intimidatie en geweld

29 628 Politie

Nr. 56 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2022

Inleiding

Op 23 juni 2020 heeft uw Kamer het rapport van de Inspectie van Justitie en Veiligheid «Verschillende perspectieven» inclusief kabinetsreactie1 ontvangen. De politie heeft naar aanleiding van de aanbevelingen een plan van aanpak met verbetermaatregelen gemaakt2. In deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang.

Relatie met gedane toezeggingen en motie

In deze voortgangsbrief ga ik in op één motie en drie toezeggingen:

1. Motie van het lid Van der Werf (D66) c.s.3, waarin de regering wordt verzocht om het plan van aanpak te monitoren op zowel kwalitatieve als kwantitatieve resultaten, in het bijzonder de ervaringen van slachtoffers en zowel het aantal meldingen als het aantal aangiften van verkrachting, en de Kamer jaarlijks over de voortgang te informeren;

2. De toezegging om uw Kamer nader te informeren over de opleiding die een zedenrechercheur gevolgd moet hebben, voordat deze rechercheur volledig inzetbaar is;

3. De toezegging om uw Kamer te informeren over een mogelijk beperkende factor in de doorstroom naar de zedenrecherche wegens het ontbreken van een onregelmatigheidstoeslag bij de zedenrecherche, die een politiemedewerker bij de GGP bijvoorbeeld wel krijgt;

4. De toezegging aan uw Kamer te bezien zo min mogelijk administratieve lasten voor de politie te organiseren door de inzet van specifieke budgetten, zoals ook specifieke budgetten voor zeden.

Toelichting

Iedereen in Nederland verdient het om in een veilige, vertrouwde omgeving op te groeien en te leven. Waar je in vrijheid jezelf kan ontplooien, jezelf kan zijn en waarin je persoonlijke levenssfeer wordt gerespecteerd. Elk slachtoffer van seksueel geweld verdient daarom ook alle bescherming, begeleiding en ondersteuning die hij of zij nodig heeft. Daarom hecht ik veel waarde aan het onderzoek dat de Inspectie heeft gedaan en het plan van aanpak dat de politie naar aanleiding daarvan heeft opgesteld.

Uit het eerdere Inspectierapport blijkt dat slachtoffers over het algemeen positief terugkijken op het contact met de zedenrechercheurs maar dat de adequate ondersteuning van slachtoffers binnen de taakuitvoering van de zedenrecherche tegelijk nog belemmeringen kent. Met het plan van aanpak wil de politie de ondersteuning van slachtoffers verbeteren.

Wat is de voortgang tot nu toe?

Het Informatief gesprek en de bedenktijd

Sinds een jaar werkt de zedenrecherche volgens het Handelingskader Informatief Gesprek (hierna: Handelingskader) voor zedenrechercheurs.

In het Handelingskader wordt aandacht besteed aan de bejegening van slachtoffers, rechten van slachtoffers, het vragen naar en ingaan op de verwachtingen en behoeften van het slachtoffer, het op de juiste wijze aanbieden van de bedenktijd bij een aangifte en op de juiste wijze verwijzen naar vervolgtrajecten.

Een slachtoffer kan, indien een slachtoffer dit wil, altijd zonder bedenktijd onmiddellijk aangifte bij de politie doen. Het aanbieden van de bedenktijd heeft een functie: het is belangrijk dat het slachtoffer rustig kan nadenken over de informatie en weloverwogen kan besluiten over het wel of niet doen van aangifte. De lengte van de bedenktijd is maatwerk en kan per zaak verschillen.

Het contact van de zedenrecherche met de slachtoffers

De politie heeft een werkinstructie voor de zedenrechercheurs gemaakt waarin vaste contactmomenten met slachtoffers zijn vastgesteld. Het is van belang dat informatie voor slachtoffers vindbaar is, laagdrempelig wordt aangeboden en aansluit bij de informatiebehoefte. Deze werkinstructie stelt ook dat er altijd minimaal één zedenrechercheur aanspreekbaar dient te zijn over de voortgang van de zaak. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de motie van de leden Michon-Derkzen en Mutluer4 waarin de regering wordt verzocht ervoor te zorgen dat het slachtoffer van een zedenmisdrijf dan wel seksueel geweld bij de start van de strafzaak altijd en direct een vast aanspreekpunt heeft bij de politie dan wel het Openbaar Ministerie, en gedurende de strafzaak de voor het slachtoffer relevante informatie altijd ontvangt. Er wordt samen met slachtoffers gewerkt aan het verbeteren van specifieke informatie voor een slachtoffer van een seksueel misdrijf op de website www.mijnslachtofferzaak.nl en aan een brochure. De politie zal dit in de tweede helft van 2022 beschikbaar hebben.

Het begeleiden van de slachtoffers naar vervolgtrajecten

Elke zedenrechercheur is verplicht om de slachtofferrechten te kennen de ontwikkeling in deze rechten bij te houden.

Het herstelrecht is een vast onderdeel van de mogelijkheden tot vervolging en verwijzing. Hierbij staat centraal wat het slachtoffer nodig heeft voor herstel en wat de verdachte of veroordeelde kan doen om verantwoordelijkheid te nemen. Een doorverwijzing naar bijvoorbeeld buurtbemiddeling, een gesprek met de wijkagent, herstelbemiddeling of mediation in strafzaken behoren daarbij tot de mogelijkheden. Vrijwilligheid van beide partijen is hierbij een vereiste.

Binnen ieder zedenteam zijn zedenrechercheurs geïnstrueerd over herstelrecht en de mogelijkheden ervan. Herstelbemiddeling vindt steeds vaker plaats.

Het voorkomen van beroepsdeformatie van de zedenrechercheur

Het intervisieprogramma voor de zedenrechercheur draagt bij aan het voorkomen van beroepsdeformatie. Tijdens de intervisie wordt besproken hoe een zedenrechercheur voorkomt dat een slachtoffer zich ontmoedigd voelt. Ter voorbereiding op het intervisiegesprek luisteren zedenrechercheurs hun eigen of elkaars gevoerde Informatief Gesprek terug. Er wordt ingegaan op de bejegening van het slachtoffer, uitleg over de slachtofferrechten, het expliciet vragen naar en ingaan op de verwachtingen en behoeften van het slachtoffer, het op de juiste wijze aanbieden van de bedenktijd en verwijzen naar vervolgtrajecten.

Alle zedenrechercheurs nemen deel aan het intervisieprogramma.

De werkdruk bij de zedenrecherche

In specifieke eenheden van de politie wordt, om de achterstand in zedenzaken aan te pakken, gewerkt met extra bijstand van andere rechercheurs, de Koninklijke Marechaussee en politievrijwilligers (vaak oud-politierechercheurs). Daarnaast zijn in de eenheden Midden-Nederland en Rotterdam een medewerker intake en service toegevoegd aan de zedenteams voor het melding- intake en triageproces. Als de resultaten van deze pilot succesvol zijn, zal een landelijke invoering worden verkend.

Daarnaast werken de politie en het OM aan een strakkere sturing op de instroom van zaken en doorlooptijden. Kern van de aanpak is dat de zedenteams met de coördinerend Zedenofficier praktischer en doortastender sturen.

De politie heeft ook kritisch gekeken naar het proces van melding en aangifte doen. Door middel van goede triage wordt beter aangesloten bij de behoefte van slachtoffers en bij wat nodig is voor de zaak. De politie werkt naar aanleiding van de motie van het lid Klaver c.s.5 aan een structurele uitbreiding van de zedenteams door een gefaseerde uitbreiding van totaal ca. 113 fte bij de zedenteams, intelligence, digitale-recherche, forensische opsporing en zedendocenten bij de Politieacademie. Eind 2023 is deze uitbreiding van de capaciteit van de politie naar verwachting afgerond. Hiermee wordt recht gedaan aan de motie van het lid Van der Werf c.s.6.

In de tabel hieronder geef ik uw Kamer inzicht in de precieze uitvoering van de motie van het lid Klaver c.s.

Zedenrechercheur 60 44,5 40,5
Intelligence 10 6 6
Digitale recherche 20 9,9 9,9
Forensische opsporing 20 20 20
Zedendocenten 3 3 3

Daarnaast heeft uw Kamer door middel van de motie van het lid Hermans7 een extra impuls gegeven aan de versterking van de zedenteams van de politie en budget beschikbaar gesteld voor de implementatie van het wetsvoorstel Seksuele Misdrijven.

In onderstaande tabel geef ik u inzicht in het budget van de motie van het lid Hermans dat voor de politie beschikbaar komt.

Wetsvoorstel Seksuele misdrijven 1,8 1,8 10,1 16,2 20 20
Aandeel politie wetsvoorstel Seksuele misdrijven 1,2 1,2 4,6 4,6 5,2 5,0
Versterking zedenaanpak 1 2 4 4

Opvolging diverse toezeggingen

1. Nadere informatie over de opleiding die een zedenrechercheur gevolgd moet hebben

Dat vacatures voor zedenrechercheurs intern worden opengesteld heeft te maken met de opleidingen die vereist zijn om als zedenrechercheur te kunnen werken. Zedenrechercheurs moeten voldoen aan een kwaliteits- en uitvoeringsnorm. Het vak van zedenrechercheur vraagt een tactisch brede opsporingscompetentie en aandacht voor een juiste balans tussen zakelijke en persoonlijke belangen die bij zedendelicten een grote rol spelen. De politiemedewerkers die doorstromen naar de zedenrecherche worden tijdens de opleiding onderwezen op deze aspecten. De opleiding kent sinds de tweede helft van 2021 een opleidingsduur van 22 studieweken in plaats van 30 weken. Door het aanstellen van 3 extra docenten binnen de Politieacademie is het mogelijk geworden om vier opleidingen HZZ per jaar te organiseren in plaats van drie. Daarnaast zijn met ingang van oktober 2020 de plekken voor de opleiding HZZ opgehoogd van 15 naar 20 deelnemers.

2. Toelichting over mogelijk beperkende factor in de doorstroom naar de zedenrecherche wegens het ontbreken van een onregelmatigheidstoeslag

In het licht van de motie van het lid Van der Werf c.s8. – die oproept deze kabinetsperiode de capaciteitsproblemen bij de zedenrecherche op te lossen – heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over een mogelijk beperkende factor in de doorstroom naar de zedenrecherche wegens het ontbreken van een onregelmatigheidstoeslag, die een politiemedewerker bij de GGP bijvoorbeeld wel krijgt.

De onregelmatigheidstoeslag is in de politierechtspositie verbonden aan het werken in onregelmatige diensten. Voor dit ongemak wordt een toeslag toegekend. Op het moment dat dit ongemak niet meer bestaat doordat de functie niet meer op onregelmatige tijden wordt uitgeoefend dan wordt de aanspraak verminderd of vervalt de aanspraak.

3. Informatie over de inzet van specifieke budgetten

In het Commissiedebat politie van 17 februari heb ik naar aanleiding van een vraag van het lid Ellemeet uw Kamer toegezegd in deze brief hierop terug te komen. Ik deel het standpunt dat aan de politie niet onnodig veel administratieve lasten moeten worden opgelegd. De politie ontvangt verreweg het grootste deel van haar bijdrage als algemene bijdrage (lumpsum). Wel is het gebruikelijk dat bij intensiveringen de verhoging van de bijdrage in de eerste jaren als bijzondere bijdrage wordt verstrekt. Dit betekent dat de gelden die door uw Kamer en door het kabinet zijn vrijgemaakt met een gericht doel, in dit geval het versterken van de zedenteams. Zodra het gewenste doel is bereikt, wordt de betreffende bijzondere bijdrage omgezet naar een verhoging van de algemene bijdrage.

Uitvoering van de motie Van der Werf c.s.

De motie van het lid Van der Werf c.s.9 roept op om de monitoring van het plan van aanpak te richten op zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve resultaten, in het bijzonder de ervaringen van slachtoffers, en te rapporteren over zowel het aantal meldingen als aangiften van verkrachting. De politie voert momenteel de verschillende verbetermaatregelen in en rapporteerde in 2020 en 2021 over de voortgang aan de Inspectie. De Inspectie heeft mij laten weten in september 2022 een evaluatieonderzoek uit te voeren naar aanleiding van het Inspectierapport, de gedane aanbevelingen en het door de politie opgestelde verbeterplan. Ik wacht de resultaten van dit onderzoek af.

Eerder onderzoek naar het implementeren van nieuwe werkwijzen laat zien dat dit tijd kost. Ik bezie of een breder onderzoek kan bijdragen aan verbetering van het proces van melding tot vervolging van zedendelicten en de ervaringen van slachtoffers.

Kwantitatief inzicht in de meldingen en aangiften seksuele misdrijven

Zoals in de motie van het lid Van der Werf c.s10. is gevraagd geef ik in onderstaande tabel het kwantitatief inzicht in het totaal aantal meldingen en aangiften, in het bijzonder het totaal aantal aangiften van verkrachting. In het vervolg wordt uw Kamer, met ingang over het jaar 2022, tweejaarlijks geïnformeerd over deze kwantitatieve gegevens door middel van de jaarverantwoording van de politie, conform de motie van het lid Michon-Derkzen11.

Totaal aantal meldingen 12.900
Totaal aantal informatieve gesprekken 5.155
Totaal aantal aangiften 3.059
Totaal aantal aangiften verkrachting 904
Totaal aantal OM-verdachten 2.429
Voorraad aantal zedenzaken (stand 2 april 2022) 3.490
Totaal aantal zaken langer dan 6 maanden in voorraad (stand 2 april 2022) 646

1 Nadere toelichting tabel: De politie registreerde in de periode 2019–2020 gemiddeld ruim 12.000 meldingen en in 2021 12.900. Het betreft meldingen, in de breedste zin des woords, van aanranding, verkrachting, incest, ontucht met minderjarigen, grooming en overige zedenmeldingen (exclusief kinderpornografie, openbare schennis en sexting). De 12.900 meldingen zijn niet allemaal strafbare feiten. Situaties zoals een wijkagent die in de wijk een bezoek brengt aan een veroordeelde zedendelinquent of de uniformdienst die een bekende schennispleger in een afgelegen gebied aantreft worden ook vastgelegd. De politie, zo ook de zedenrecherche onderneemt hier waar nodig actie.

De zedenrecherche voerde in 2021 5.155 informatieve gesprekken. Dit gesprek wordt de slachtoffers aangeboden bij het vermoeden van een strafbaar feit. In het gesprek wordt een inschatting gemaakt van welk strafbaar feit mogelijk sprake is, de hulpvraag door het slachtoffer geformuleerd en wordt het slachtoffer geïnformeerd over een strafrechtelijk onderzoek. Ca. 60% van de slachtoffers (3.059 aangiften) deed in 2021 na het informatieve gesprek aangifte. Wanneer geen aangifte wordt gedaan, onderzoekt de zedenrecherche altijd samen met het OM of de situatie veilig is en zo niet, zal de politie ambtshalve de zaak alsnog zonder aangifte oppakken. Hierna worden de zaken behandeld, opsporingsonderzoek verricht en leidt dit in de meeste gevallen (2.429 dossiers OM) tot een dossier met een verdachte naar het OM. Tijdens dit proces worden onderzoeksrichtingen en belangrijke beslissingen aan de zedenofficier van justitie (leider onderzoek) voorgelegd. Zaken met een verdenking en een bekende verdachte worden altijd ingezonden naar het OM. Een eventuele sepot-beslissing wordt altijd door het OM genomen.

Tot slot

De problematiek van de doorlooptijden speelt in de hele strafrechtketen. De komende tijd zal hier meer inzicht in worden verkregen, zodat ik binnen de strafrechtketen met passende oplossingen kan komen. In het bestuurlijk ketenberaad van 25 april jl. is ook mijn toezegging aan uw Kamer besproken om eind mei een brief aan de Kamer te sturen over de voortgang van de hernieuwde aanpak van doorlooptijden van zedenzaken. Ik zal uw Kamer – conform de motie van het lid Michon-Derkzen12 – halfjaarlijks informeren over de voorraad zedenzaken bij de zedenrecherche, te beginnen in het najaar van 2022.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius


  1. Kamerstuk 34 843, nr. 42↩︎

  2. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  3. Kamerstuk 29 628, nr. 1018↩︎

  4. Kamerstuk 31 015, nr. 250↩︎

  5. Kamerstuk 35 300, nr. 11.↩︎

  6. Kamerstuk 31 015, nr. 246.↩︎

  7. Kamerstuk 35 925, nr. 13↩︎

  8. Kamerstuk 31 015, nr. 246.↩︎

  9. Kamerstuk 29 628, nr. 1018.↩︎

  10. Kamerstuk 29 628, nr. 1018↩︎

  11. Kamerstuk 31 015, nr. 249↩︎

  12. Kamerstuk 31 015, nr. 249↩︎