Antwoord op vragen van het lid Boswijk over de overlast die wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D18441, datum: 2022-05-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-2704).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Mede namens: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Onderdeel van zaak 2022Z06461:
- Gericht aan: H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: D.G. Boswijk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2704
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de overlast die wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft (ingezonden 4 april 2022).
Antwoord van Minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 11 mei 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de problemen die worden veroorzaakt door de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft in onze wateren, zoals een achteruitgang van de waterkwaliteit en de biodiversiteit en extra kosten voor baggeren en het herstellen van oevers?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u de financiële schade die deze problematiek tot gevolg heeft in beeld brengen?
Antwoord 2
Dit is op korte termijn niet mogelijk, omdat we nog geen goed beeld hebben van wat de schade veroorzaakt door uitheemse rivierkreeften in Nederland precies is en wat de financiële omvang van die schade is. De verspreiding en dichtheden van de uitheemse rivierkreeften zijn relatief nieuw en de verschillende soorten vertonen ander gedrag (wel of niet graven, mate van baggeraanwas, ecologische schade etc.). Er is al veel onderzocht, maar er is nog meer onderzoek nodig omdat er nog vragen zijn over onder meer de causaliteit en omdat de effecten per gebied (functie van het gebied, type habitat) uiteenlopen.
In de brief van 30 september 2021 (Aanhangsel Handelingen II 2021–2022, nr. 153) heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over het bestuurlijk overleg dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) samen met alle betrokken partijen is gestart. Gezamenlijk worden de mogelijkheden voor een beheersingsaanpak uitgewerkt. Dit vindt plaats langs drie hoofdlijnen: preventie van verdere verspreiding, bestrijding mogelijk maken en het vergroten van de systeemweerbaarheid. Om tot verdere uitwerking van de beheersingsaanpak te komen is onder meer een gezamenlijke onderzoeksagenda opgesteld waarin ook onderzoek naar de financiële schade veroorzaakt door uitheemse rivierkreeften een plek krijgt.
Vraag 3
In hoeverre heeft u in beeld hoe de Amerikaanse rivierkreeft zich in de afgelopen jaren in de Nederlandse wateren heeft verspreid en in welke mate de daarmee gepaard gaande problemen, zoals negatieve effecten op de biodiversiteit en de waterkwaliteit, zijn verergerd?
Antwoord 3
In de bijlage vindt u verspreidingskaarten van de zes soorten Amerikaanse rivierkreeften die in de Nederlandse wateren voorkomen1. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
In hoeverre komt het bereiken van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in gevaar door de achteruitgang van de waterkwaliteit veroorzaakt door de rivierkreeft?
Antwoord 4
De waterschappen signaleren lokaal waterkwaliteitsproblemen die lijken samen te hangen met de aanwezigheid van rivierkreeften. Indien de waterkwaliteit achteruitgaat als gevolg van de aanwezigheid van uitheemse rivierkreeften, kan ook na 2027 een beroep worden gedaan op de uitzonderingen van artikel 4, KRW. Om een dergelijk beroep te kunnen motiveren moet worden aangetoond dat alle opties zijn verkend en benut om het probleem te voorkomen en te verminderen. Daar draagt het programma beheersingsaanpak uitheemse rivierkreeft in belangrijke mate aan bij.
Vraag 5
Kunt u ingaan op het risico dat de aanwezigheid van de rivierkreeft leidt tot een verhoogde kans dat waterkeringen doorbreken, zoals recent in Reeuwijk gebeurd is, waarmee ook de veiligheid van mensen in gevaar kan komen?
Antwoord 5
Veel regionale keringen staan continu in contact met water en zijn daardoor bereikbaar voor gravende uitheemse rivierkreeften. Er zijn voorvallen bekend (onder andere in het beheergebied van Waterschap Rivierenland en Hoogheemraadschap van Delfland) waarbij lekkages zijn ontstaan in regionale keringen waarbij het vermoeden bestaat dat uitheemse rivierkreeften betrokken waren. Uitheemse rivierkreeften kunnen met hun graafgedrag bestaande gangenstelsels van andere dieren (zoals de muskusrat) verder uitbreiden. Deze incidenten hebben voor zover bekend niet geleid tot het doorbreken van waterkeringen. Op basis van deze voorvallen kan niet geconcludeerd worden dat de veiligheid van mensen in gevaar komt door aanwezigheid van uitheemse rivierkreeften.
In het geval van de recente dijkafschuiving in Reeuwijk is in de media de uitheemse rivierkreeft als mogelijke veroorzaker genoemd. Naar de oorzaak van de dijkafschuiving is door het Hoogheemraadschap van Rijnland een onderzoek ingesteld. Daarbij wordt ook onderzocht of de uitheemse rivierkreeft een rol heeft in de oorzaak van de dijkafschuiving. De rol van de uitheemse rivierkreeft is onderzocht door specialisten van Wageningen Environmental Research en EIS/Naturalis. In samenhang met het overige onderzoek moet worden vastgesteld of het aannemelijk is dat de uitheemse rivierkreeft verantwoordelijk is voor, dan wel heeft bijgedragen aan het falen van de waterkering bij Reeuwijk. Op dit moment is het onderzoek naar de mogelijke oorzaak van de dijkafschuiving nog in uitvoering. Naar verwachting wordt het resultaat van het onderzoek door het hoogheemraadschap in de zomer van 2022 bekend gemaakt. De eerste resultaten geven nog geen directe aanwijzing dat de uitheemse rivierkreeft de oorzaak is van de dijkafschuiving.
Vraag 6
Is het juist dat op dit moment wettelijk alleen beroepsvissers kreeften mogen wegvangen, waardoor grootschalige bestrijding niet mogelijk is?
Antwoord 6
Bevissing met beroepsvistuigen (zoals fuik en kreeftenkorf) is voorbehouden aan beroepsvissers. Beroepsvissers kunnen door waterbeheerders of eigenaren van het water voor bestrijding worden ingehuurd, zoals momenteel ook al gebeurt in het kader van bestrijdingspilots. Daarvoor beschikken beroepsvissers ook over de benodigde vangtuigen en hebben expertise hoe deze in te zetten. Op dit moment zijn er meer dan voldoende beroepsvissers die dit uit zouden kunnen voeren, afgezet tegen de huidige behoefte aan bestrijdingsinzet. Indien in de toekomst naar veel grootschaliger bestrijding zou worden overgestapt, kan het wenselijk zijn dat, aanvullend op beroepsvissers, ook door bijvoorbeeld specifieke rivierkreeft-bestrijders bevist kan worden. Een verkenning hiernaar maakt onderdeel uit van het ingezette bestuurlijke traject, zoals toegelicht onder vraag 2. Belangrijk aandachtspunt daarbij is wel dat met beroepsvistuigen ook aanzienlijke hoeveelheden vis worden gevangen (daarvoor zijn die vistuigen primair bedoeld). Voorkomen moet worden dat door een sterk verbrede inzet van deze vistuigen buiten de reeds bestaande beroepsvissers ongewenste ecologische nevenschade gaat optreden. Dat is temeer van belang gezien de grote oppervlakten waar we over spreken en de intensiteit van bevissing die nodig is om de aantallen kreeften naar beneden te krijgen.
Vraag 7
Bent u bekend met het feit dat de eerste fase van een proef met het grootschalig wegvangen van rivierkreeften in de Krimpenerwaard ertoe heeft geleid dat 80.000 kreeften uit het water zijn gevist (naar schatting de helft van de volwassen kreeften in het pilotgebied), maar dat dit nog niet voldoende is voor het herstel van de waterkwaliteit?2
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Wat zegt het resultaat van deze pilot u over de mate waarin bevissing van de rivierkreeften door alleen beroepsvissers nog een effectieve beheermaatregel is?
Antwoord 8
Bevissing door beroepsvissers is aangemerkt als beheersmaatregel in het kader van de Exotenverordening, met als oogmerk het beheersen van de populatie, niet het verwijderen hiervan. De uitgevoerde pilot gaat een stap verder en richt zich op het daadwerkelijk grootschalig verwijderen van rivierkreeft uit een watersysteem. Wat hier vooral uit is gebleken is de hoge intensiteit van bevissing die nodig is om enig effect te sorteren. Voor de aanpak van de 15 kilometer sloot was de inzet van 600 fuiken en korven noodzakelijk, wat alsnog onvoldoende bleek om de rivierkreeft tot het gewenste niveau terug te dringen. Het is dus de vraag of bestrijding via bevissing uiteindelijk een haalbare, betaalbare en afdoende wijze van bestrijden is. Mogelijk dat bestrijding via bevissing op korte termijn en lokaal kan helpen om een populatie kleiner te krijgen, maar aanvullende maatregelen via onder meer het versterken van het ecosysteem zullen waarschijnlijk noodzakelijk zijn om de populatie structureel beheersbaar te maken. Hierbij moet gedacht worden aan het stimuleren van natuurlijke vijanden van de uitheemse kreeften (predatoren zoals de fuut, reiger, snoekbaars, paling etc.), het terugbrengen van eutrofiëring (zoals te hoge fosfaatbelasting) en vlakke oevers. Hier zal nog nader onderzoek naar moeten plaatsvinden, want ook hier geldt dat dit afhangt van lokale omstandigheden.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de wettelijke beperking waardoor alleen beroepsvissers kreeften mogen vangen een effectieve aanpak van de rivierkreeft door middel van grootschalige bestrijding in de weg staat? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Er zijn goede redenen om de inzet van vistuig te reguleren. Met beroepsvistuigen kan per vangtuig in één keer een groot aantal dieren worden onttrokken. Dat kan dan gaan om kreeften, maar ook om allerlei vissoorten, waar deze vangmiddelen primair voor zijn bedoeld. Om deze reden is het gebruik van deze vistuigen voorbehouden aan een afgebakende groep beroepsvissers. Zoals in de beantwoording van vraag 6 is aangegeven, is de beschikbaarheid van beroepsvissers daarbij op dit moment niet de beperkende factor. In de toekomst kan dit mogelijk anders liggen, afhankelijk van de mate waarin bestrijding door wegvissen daadwerkelijk breder gaat worden ingezet. Daarbij zal ook de weging rond haalbaarheid (is wegvissen in grote watergebieden überhaupt haalbaar?) en de betaalbaarheid daarvan een rol spelen.
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u om tot een effectievere aanpak te komen deze beperking weg te nemen?
Antwoord 10
Zie hiervoor de antwoorden op vragen 6, 8 en 9.
Vraag 11
Bent u bereid om samen met waterschappen en provincies extra geld vrij te maken om versneld een effectieve aanpak te ontwikkelen waarmee de rivierkreeft bestreden kan worden?
Antwoord 11
Zoals genoemd onder vraag 2 werkt LNV samen met stakeholders aan de ontwikkeling van een (kosten)effectieve beheersingsaanpak voor uitheemse rivierkreeften. Op alle deelnemende partijen wordt een beroep gedaan om bij te dragen, dat kan financieel of op andere wijze, aan de genoemde hoofdlijnen. Ook het Ministerie van LNV maakt tijd en middelen vrij voor de ontwikkeling van een beheersingsaanpak, maar de uitvoering van aanvullende bestrijding financiert LNV niet. Het Ministerie van LNV werkt mee vanuit de systeemverantwoordelijkheid voor natuur en visserij. Vanuit het natuurbeleid, specifiek de Europese Exotenverordening, is eerder de keuze gemaakt om bevissing in te zetten als beheersmaatregel tegen uitheemse rivierkreeften. De soorten zijn al dermate wijd verspreid dat uitroeiing geen haalbare optie meer is. Grootschalig bestrijden van uitheemse rivierkreeften door wegvangen lijkt, zeker in open watersystemen, niet een heel haalbare optie. Dit vergt, zoals ook is gebleken in de proef bij Schieland en Krimpenerwaard, een zeer hoge inzet van vistuigen en dan nog is het resultaat beperkt. Als andere overheden of partijen om andere redenen (met het oog op hun beleidsdoelen, zoals bijvoorbeeld de KRW of lokaal voor de natuurkwaliteit) hier bovenop tot verdergaande bestrijding over willen gaan, ligt de (financiële) verantwoordelijkheid voor de vormgeving hiervan bij die partijen.
Vraag 12
Is het ook een optie om de registratie tot beroepsvisser gemakkelijker te maken, bijvoorbeeld door de eis voor het hebben van voldoende viswater voor alleen schaal- en schelpdieren naar beneden bij te stellen?
Antwoord 12
Het aanpassen van de criteria om als beroepsvisser met beroepsvistuigen te mogen vissen is geen wenselijke ontwikkeling. Dit zal leiden tot meer beroepsvissers die dan met alle toegestane beroepsvistuigen mogen gaan vissen en daarmee tot een toename van de totale visserijdruk op de binnenwateren. Indien op enig moment de huidige inzet van beroepsvissers voor het wegvangen van kreeft niet meer zou volstaan, ligt het eerder in de rede om aanvullend specifieke rivierkreeft-bestrijders toe te staan om met een specifiek vangmiddel (waarmee alleen kreeft kan worden gevangen) de dieren te gaan bestrijden. Zo’n vangmiddel is nu nog niet voorhanden. Om deze reden is LNV, samen met het Hoogheemraadschap van Delfland, een traject gestart om te kijken of tot een dergelijk vangmiddel gekomen kan worden.
Vraag 13
Ziet u daarnaast kans om gebruik te maken van mogelijkheden om ondermaatse kreeft die beroepsvissers vangen tegen een vergoeding af te laten voeren?
Antwoord 13
Een waterbeheerder of terreinbeheerder die rivierkreeft uit zijn wateren wil laten verwijderen kan, zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 6, hiervoor de inzet van beroepsvissers inhuren. Dit kan relatief voordelig omdat de beroepsvisser immers de marktwaardige kreeft kan verkopen. Voor het opvissen van ook de kleinere (niet marktwaardige kreeften) kan verder in de inhuursom een prijs worden overeen gekomen.
Vraag 14
Kunnen er wettelijke mogelijkheden worden gecreëerd om na 1 september, wanneer het seizoen voor aal gesloten wordt, door te kunnen vissen op rivierkreeft?
Antwoord 14
Inzet van fuiken, waarmee ook en in belangrijke mate aal kan worden gevangen, in het gesloten seizoen ter bescherming van de aalstand is geen goed idee. Inzet van kreeftenkorven zoals die zijn gedefinieerd in het Reglement voor de Binnenvisserij is echter reeds toegestaan in de gesloten periode, omdat hiermee geen alen worden bijgevangen. Indien in de toekomst een specifiek nieuw en selectief vangmiddel beschikbaar zou komen (zie antwoord vraag 13), dan zou ook hiervoor gelden dat dit zonder problemen voor de aal in het gesloten aalseizoen kan worden toegepast.
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Website hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, 30 maart 2022, «Wegvangen helft Amerikaanse rivierkreeften nog onvoldoende voor herstel waterkwaliteit» (https://www.schielandendekrimpenerwaard.nl/actueel/nieuws/wegvangen-helft-amerikaanse-rivierkreeften-nog-onvoldoende-voor-herstel-waterkwaliteit/?s=09).↩︎