Antwoord op vragen van het lid Goudzwaard over "kleine opleiders die buiten de boot vallen omdat ze niet kwalificeren voor het STAP-budget",
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D18977, datum: 2022-05-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-2747).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede namens: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Mede ondertekenaar: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2022Z05742:
- Gericht aan: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: M. Goudzwaard, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2747
Vragen van het lid Goudzwaard (JA21) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over kleine opleiders die buiten de boot vallen omdat ze niet kwalificeren voor het STAP-budget (ingezonden 25 maart 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs), mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 13 mei 2022).
Vraag 1 en 3
Bereiken u signalen van aanbieders van opleidingen die niet kwalificeren voor het STAP-budget omdat hun omzet niet voldoet aan de daarvoor gestelde normering, waardoor potentiële cursisten zich aanmelden bij grote opleiders waarbij ze wél een opleidingstegoed van 1.000 euro kunnen krijgen?
Bent u bereid de STAP-regeling te herzien zodat ook opleiders uit de hiervoor genoemde groep die zich in kwalitatief opzicht en volgens andere redelijk te stellen criteria voldoende kwalificeren alsnog in aanmerking komen om opleidingen aan te bieden waarvoor het STAP-budget van toepassing is?
Antwoord 1 en 3
In de eerste fase van het STAP-budget is gekozen voor een ingroeimodel voor de instroom van keurmerken.1 Hiermee kan de kwaliteit van keurmerken, opleiders en scholingsactiviteiten geborgd worden, zonder dat de uitvoeringssystematiek van het STAP-budget in de eerste fase overbelast raakt. Vooralsnog is het aantal keurmerken beperkt tot enkele generieke keurmerken. Op dit moment komen opleiders die OCW-erkende scholing aanbieden, opleiders met het NRTO-keurmerk en scholingsactiviteiten die zijn ingeschaald in het NLQF-raamwerk in aanmerking. Binnenkort zullen ook opleiders met het CEDEO-keurmerk en scholingsactiviteiten met het CPION-keurmerk worden toegelaten.
Voor de keurmerken die reeds zijn toegelaten, kunnen opleiders hun opleidingen op laten nemen in het scholingsregister STAP. Er wordt daarbij geen aanvullende omzetseis gehanteerd. Wel hanteren verschillende keurmerken een omzetseis om in aanmerking te komen voor het desbetreffende keurmerk. Met deze omzetseis proberen keurmerken de financiële stabiliteit van opleiders en de voortgang van opleidingen te garanderen.
Naast het toelaten van generieke keurmerken, wordt er in de eerste fase van STAP ook ervaring opgedaan met het toelaten van branche-specifieke scholingsactiviteiten. Deze worden door brancheorganisaties beschikbaar gesteld en moeten voldoen aan verschillende kwaliteitseisen. De brancheorganisaties geven de activiteiten door aan DUO als beheerder van het scholingsregister zodat hiervoor STAP kan worden aangevraagd.
Het gaat hierbij veelal om kleinere opleiders die specialistische scholing bieden. Dit proces zit nog in de opstartfase en is daarom beperkt tot een aantal branches die in overleg met de werkgeversorganisaties zijn geselecteerd. Op basis van de ervaringen in de eerste fase zal worden bezien of het aantal brancheorganisaties op den duur kan worden uitgebreid.
In de volgende fase komen ook andere keurmerken in aanmerking. Er wordt op dit moment een toetsingskader ontwikkeld en een proces ingericht om deze keurmerken te kunnen beoordelen. Dit kader moet inzichtelijk maken aan welke criteria het keurmerk moet voldoen om opleiders en scholingsactiviteiten toegang te geven tot het scholingsregister STAP. De verwachting is dat het proces rond de zomer gereed is en de eerste nieuwe keurmerken een verzoek tot toelating kunnen indienen. Hiermee zal het aantal keurmerken dat toegang biedt tot het STAP-budget en daarmee ook het aanbod van keurmerken voor opleiders om toe te kunnen treden, verder toenemen. De Kamer zal hier, na afronding van het proces, zo spoedig mogelijk over worden geïnformeerd.
Het ministerie heeft contact met een aantal opleiders dat op dit moment nog niet in aanmerking komt voor het STAP-budget. Deze opleiders worden geïnformeerd zodra het toetsingskader gereed is en ook andere keurmerken in aanmerking kunnen komen voor aansluiting op het scholingsregister STAP.
Vraag 2
Wilt u in beeld brengen wat ongeveer de omvang is van de groep «kleine opleiders»?
Antwoord 2
Het is lastig om de omvang van «kleine opleiders» in kaart te brengen, omdat er geen eenduidige definitie van «kleine opleider» bestaat. Een opleider zou bijvoorbeeld als «klein» gedefinieerd kunnen worden op basis van de omzet, het aantal werknemers, het aantal opleidingen of het aantal studenten dat jaarlijks wordt opgeleid. Het is daarbij niet zo dat een zzp’er of een opleider die maar enkele studenten per jaar opleidt, per definitie weinig omzet draait. Veel is afhankelijk van de scholingskosten die gehanteerd worden per scholingsactiviteit.
Als er geconcentreerd wordt op de private opleidingssector, dan waren er in 2021 ongeveer 32.084 opleidingsbedrijven ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Uit onderzoek onder 159 opleiders uitgevoerd door SEO komt naar voren dat ongeveer 43 opleiders uit deze steekproef een omzet hebben van onder de € 100.000 euro.2 Dit zou betekenen dat op basis van deze steekproef iets meer dan de kwart van de opleiders in de private sector als klein bestemd kunnen worden, als we alleen kijken naar omzet.
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte dat door de spreiding in de loop van het jaar van momenten waarop cursisten zich kunnen aanmelden, de nieuwe regeling waarin brancheorganisaties garant kunnen staan voor kleine opleiders die nog voor de zomer komt, betekent dat de betreffende ondernemers hoe dan ook al een deel van het jaar inkomen kwijt zijn?
Antwoord 4
Door de gefaseerde instroom van keurmerken en brancheorganisaties is het mogelijk dat opleiders pas later in het jaar in aanmerking komen voor toelating tot het scholingsregister STAP. Voor keurmerken die aan het einde van het jaar of volgend jaar een verzoek tot toelating tot het scholingsregister STAP indienen, geldt uiteraard dat de opleiders ook pas later kunnen worden aangesloten. Ik hecht er waarde aan dat de toestroom van nieuwe keurmerken en opleiders behapbaar blijft voor de uitvoerders.
Daarnaast vind ik het belangrijk dat er gedurende het hele jaar mogelijkheid is om gebruik te maken van het STAP-budget. Daarom zijn de middelen van het STAP-budget verdeeld over verschillende tijdvakken zodat het budget verdeeld over het jaar beschikbaar komt en niet in een keer wordt uitgeput. Daarbij moet worden opgemerkt dat het STAP-budget – dit jaar is er € 160 miljoen beschikbaar voor subsidie – een aanvulling is op de private middelen voor scholing en ontwikkeling. Het grootste deel van scholing voor werknemers wordt betaald door werkgevers. Het gaat om zo’n € 3,6 miljard aan directe opleidingskosten per jaar. Daarnaast geven O&O fondsen jaarlijks tussen de € 100 miljoen en € 200 miljoen uit aan opleidingskosten. Deze private middelen zijn het gehele jaar door beschikbaar.
Vraag 5 en 6
Is de constatering juist dat het garant staan door brancheorganisaties voor kleine opleiders weliswaar een deel van het probleem wegneemt, maar dat er een lacune ontstaat omdat er kleine opleiders zijn die niet onder een branche vallen, maar die wel kwalitatief hoogwaardige opleidingen aanbieden?
Als u mee kunt gaan in bovenstaande constatering, bent u dan bereid om het bereik van het STAP-budget te vergroten voor deze opleiders waarvoor geen brancheorganisatie garant kan staan?
Antwoord 5 en 6
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 en 3 zal het aantal keurmerken – en daarmee de diversiteit van opleiders – toenemen. Aanvullend wordt er in de eerste fase van het STAP-budget ervaring opgedaan met enkele brancheorganisaties die in staat worden gesteld om branche-specifieke scholingsactiviteiten toe te laten tot het scholingsregister STAP. Indien de ervaring positief is, zou het aantal brancheorganisaties met deze rol kunnen worden uitgebreid. Met het uitbreiden van het aantal keurmerken en brancheorganisaties dat toegang biedt tot STAP nemen ook de mogelijkheden voor de aansluiting van kleine opleiders toe.
Vraag 7
Is het mogelijk om, gelet de dringende problematiek die kleine opleiders ervaren, op korte termijn aandacht te geven aan deze vragen?
Antwoord 7
Dit onderwerp heeft de nodige aandacht. Er wordt op dit moment prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van het toetsingskader om meer keurmerken in de gelegenheid te stellen om aan te sluiten op het scholingsregister STAP-budget.