Verslag van een commissiedebat, gehouden op 11 mei 2022, over toerisme
Toerisme en recreatie
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2022D19084, datum: 2022-05-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26419-97).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: D.S. Nava, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 26419 -97 Toerisme en recreatie.
Onderdeel van zaak 2022Z08503:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-05-10 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-05-11 14:30: Toerisme (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-05-11 14:30: Toerisme (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-05-17 16:30: Procedurevergadering EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-05-19 13:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
26 419 Toerisme en recreatie
Nr. 97 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 30 mei 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 11 mei 2022 overleg gevoerd met mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 16 februari 2021 inzake actieprogramma gastvrijheid en stand van zaken moties (Kamerstukken 26 419 en 35 420, nr. 95);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 5 februari 2021 inzake antwoorden op vragen commissie inzake de positie van de consument bij faillissement reisorganisatie (Kamerstuk 27 879, nr. 83);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 29 april 2022 inzake reactie op verzoek commissie over aanvullende hoofdlijnen inzake toerisme (Kamerstuk 26 419, nr. 96).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder
De griffier van de commissie,
Nava
Voorzitter: Graus
Griffier: Van Dijke
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Beckerman, Inge van Dijk, Graus, Van Haga, Romke de Jong en Rahimi,
en mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat.
Aanvang 14.30 uur.
De voorzitter:
Van harte welkom allemaal bij dit commissiedebat van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Het gaat vandaag over een belangrijke en vrolijke sector: toerisme. Ik heet allereerst van harte welkom alle mensen op de publieke tribune, want het is volgens mij inmiddels al jaren geleden dat er mensen op de tribune zaten. Maar er zullen ook altijd nog mensen kijken en luisteren via digitale kanalen; die heet ik ook van harte welkom. Ook welkom aan de Minister en haar team, waarvan een gedeelte achter gesloten deuren zit, maar ze zijn er wel. De Minister heeft altijd een heel team bij zich. En ook welkom aan alle Kamerleden. We hebben drie uur voor dit debat gereserveerd. Ik stel een spreektijd van vijf minuten per fractie voor. De interrupties zijn, zoals jullie dat van mij kennen, twee in tweeën of vier losse; dat mag u allemaal zelf weten.
Er zijn ook wat zaken van huishoudelijke aard. Meneer Van Haga van de Groep Van Haga is officieel geen lid van deze vaste commissie. Ik moet de Kamerleden dus om permissie vragen of hij mag deelnemen en mag spreken. Dank u wel, leden der Staten-Generaal. Meneer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter, voor de goede orde: ik ben als afsplitser geen lid van welke commissie dan ook, dus ik moet iedere keer om genadebrood smeken en dat doe ik dus bij dezen. Dank u wel.
De voorzitter:
Precies. Ik had me die verdere uitleg bespaard, maar het is goed dat u het even toelicht. U bent in ieder geval van harte welkom, meneer Van Haga. Laat dat heel duidelijk zijn. Het is gewoon een procedure die ik moet volgen, dus zo gaan we het ook doen.
Vervolgens moet meneer Van Haga zich ook verontschuldigen, want hij zit momenteel met onderbezetting in zijn team. Ze zijn maar met weinig mensen en moeten toch aan heel veel debatten deelnemen. Zo is er dadelijk een debat over Oekraïne en het bedrijfsleven. Dan zal hij ons gaan verlaten. U krijgt dadelijk het woord na meneer Rahimi, meneer Van Haga. Daar gaan we mee beginnen. Meneer Rahimi van de VVD.
De heer Rahimi (VVD):
Dank u wel voorzitter. Het is inderdaad fantastisch om weer publiek te zien. Daar ben ik ook erg blij om. We zijn enorm verheugd dat we dit debat kunnen houden over deze enorm belangrijke sector. Het is een sector die niet altijd zo wordt gezien. Dat vinden we bij de VVD erg jammer. Toerisme en de gastvrijheidseconomie waren namelijk voor de coronacrisis goed voor – let op – 87,5 miljard euro en bijna 800.000 banen. De coronacrisis heeft de sector hard geraakt. We moeten alles op alles zetten zodat deze sector zich de komende jaren volledig en snel weet te herstellen.
Voorzitter. Ik heb elf jaar in Zaandijk gewoond. Daar heb je de Zaanse Schans. Daar gingen dagelijks de touringcars heen en terug. Dat is fantastisch voor de touringbedrijven en voor de Zaanse Schans. Ik heb daar ook niks op tegen. Alleen, de mkb'ers in de binnenstad van Zaandam of daaromheen profiteerden daar niet van. Dat noem ik ook duurzaam toerisme. Dus je wil de economie stimuleren. Toerisme heeft daar veel mee te maken, als we het op de juiste manier doen. Dus we moeten ook zorgen voor goede en betere verbindingen richting plekken waar het openbaar vervoer beroerd is.
Zoals ik al aangaf, is er door de coronacrisis nu ook een werkgelegenheidsprobleem in deze sector, omdat veel werknemers genoodzaakt worden een andere baan te zoeken. De straten mogen dan weer voller lijken, maar de mkb-ondernemers zijn zoals gezegd nog lang niet op het niveau van voor de coronacrisis.
Ik liep enkele weken geleden door de straten van Leiden en sprak veel ondernemers. Daarbij werd gemeld: het lijkt allemaal opeens koek en ei, alsof alles goed is. Maar de bezettingsgraad was 60% ten opzichte van voor corona. De Amerikanen, Duitsers, Chinezen en veel andere toeristen komen niet meer, ook de zakelijke bezoekers niet. Ze geven dus ook geen geld uit in de winkels. Dat merken de ondernemers. Toerisme is altijd een soort smeerolie geweest om andere economieën te stimuleren. Daarom pleit de VVD ervoor dat de Minister een herstelplan maakt om de sector uit het slop te trekken. We geven de sector graag een vliegende start. De grote hotels en toeristische attracties redden zich wel, maar het gaat ook om hoe al die kleine ondernemers profiteren. We willen graag een toezegging van de Minister hierover en graag ook een tijdpad van wanneer dit plan er is.
Onderdelen van het herstelplan zijn wat betreft de VVD de volgende. Goed personeel is van cruciaal belang. Op dit moment is er een groot personeelstekort binnen de sector. In het herstelplan moet aandacht zijn voor de vraag hoe dit tekort kan worden opgelost en hoe de Minister samen met het Ministerie van OCW eraan zal werken om dit tekort terug te dringen.
We moeten Nederland weer op de kaart zetten. De Minister moet Nederland in het buitenland weer op de kaart zetten. Hierbij is het ontzettend van belang dat we ook bekijken wie we naar Nederland willen trekken: de toerist die voor onze cultuur naar Nederland komt, de vertegenwoordiger van een techbedrijf of de wetenschappers die een symposium bezoeken in bijvoorbeeld de RAI, Ahoy, of de Jaarbeurs in Utrecht. De CEO die vroeger eens per maand naar Nederland kwam, een hotel boekte en vervolgens iets ging kopen voor zijn man of vrouw, komt nu nog maar één keer per jaar hierheen. De rest doet hij allemaal per video.
Op dit moment zijn er nauwelijks publieke campagnes om meer en goede toeristen naar Nederland te krijgen. Zou in het herstelplan ook oog moeten zijn voor de vraag hoe Nederland beter op de kaart gezet kan worden en of publieke campagnes hierbij kunnen helpen? Spreiding van toerisme moet worden gestimuleerd. Heel Nederland moet ervan profiteren. Spreiding van toerisme is belangrijk voor het goed bereikbaar en aangenaam houden van steden en gebieden. Het is ook belangrijk om gebieden buiten de Randstad die een economische boost nodig hebben, leefbaar te houden.
Voorzitter. We hebben echt een groot probleem. Als we dat nu niet inzien en er wat aan gaan doen, komen de toeristen de komende jaren niet terug. Dit hangt direct samen met de leefbaarheid en het voorzieningenniveau van onze steden en dorpen in heel Nederland. Die paar kroegen of supermarkten die er zijn, werden eigenlijk overeind gehouden door de toeristen daaromheen. We moeten inzetten op een goede infrastructuur, zodat toeristen makkelijker en sneller de verschillende mooie gebieden in Nederland kunnen bereiken. Dat kan alleen als de sector zich herstelt. De sector moet weer vlees op de botten kweken. Dat er weinig vlees op de botten is, blijkt vandaag ook weer uit onderzoek van de KVK, waarin staat dat mkb'ers zelf opdraaien voor de enorm hoge energierekening. Voor de toeristische sector is het van belang dat de ondernemers makkelijker aan financiering kunnen komen. Denk bijvoorbeeld aan de 200 alternatieve financiers, waar de ondernemers te weinig van afweten. Hier heb ik tijdens het commissiedebat Bedrijfsfinanciering ook voor gepleit.
Voorzitter. Ik sluit af. We moeten de wereld laten zien wat ons prachtige land te bieden heeft en daarnaast deze kans gebruiken om onze mkb'ers, onze ondernemers een boost te geven.
De voorzitter:
Dankjewel, meneer Rahimi namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Er is een interruptie van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik ben het natuurlijk grotendeels eens met de heer Rahimi. Deze sector is ongelofelijk uitgekleed, heeft ongelofelijk geleden door de coronamaatregelen die – dat kan ik de heer Rahimi niet helemaal zelf aanrekenen – het vorige kabinet heeft ingesteld. Maar vrijwel al die coronamaatregelen bleken compleet zinloos. De nevenschade van de lockdowns was bijvoorbeeld gigantisch, maar ze hebben geen enkel effect gehad op de verspreiding van het virus. Het verschil tussen niet-essentiële en essentiële sectoren is achteraf volkomen onbegrijpelijk gebleken. Buiten werd er überhaupt niemand besmet. Achteraf kun je zeggen dat het eigenlijk allemaal voor niets is geweest en dat we het ook anders hadden kunnen doen. Kan de VVD in ieder geval garanderen dat we het nooit meer op deze manier zullen doen en dat we deze sector nooit meer op deze manier laten bloeden voor een probleem dat we ook op een andere manier kunnen oplossen?
De heer Rahimi (VVD):
Ik zit natuurlijk inderdaad 114 dagen hier. De heer Van Haga vraagt mij of ik het kan garanderen. Niks is 100%. U doet ook een aantal beweringen, alsof die absoluut kloppen. Ik wil echt vooruitkijken naar wat we kunnen doen. Wat er wel goed is gegaan of niet goed is gegaan: ik denk dat de sector zich op dit moment minder druk maakt om het verleden. Als we nu niet de goede dingen en straks de goede dingen krijgen, hebben we die sector helemaal niet meer. Dus daar wil ik me echt op focussen. Ik snap wat u zegt, maar ik wil echt vooruitkijken naar wat we op de korte termijn kunnen doen, voordat de hele sector omvalt. De sector heeft trouwens in die crisis ook geleerd om een aantal dingen anders te doen. Niemand wil alleen maar bier drinken op een fiets, dus er is ook iets gebeurd. Daardoor gaat het een andere kant uit. Dit is echt het moment om die kans te pakken. Daar wil ik echt op gaan zitten.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Daarin vinden we elkaar natuurlijk helemaal. Het gaat er mij meer om dat je het eigenlijk niet tot een soort ondernemersrisico kunt rekenen als de Staat op deze manier ingrijpt, op een wijze die nog nooit eerder is vertoond. Zelfs tijdens die hele coronamaatregelencrisis was al bekend dat het eigenlijk schieten met een kanon op een mug was en dat het geen effect had op de verspreiding van het virus. Maar het dreef wel ondernemers naar de rand van de afgrond. Maar goed, u heeft het al beantwoord, dus ik laat het hierbij. Dank u wel.
De voorzitter:
U mag nog even reageren.
De heer Rahimi (VVD):
Dank u wel. Eén ding wil ik echt vooropstellen: het laatste wat ik zal zeggen, is dat wat er hier gebeurt, een ondernemersrisico is. Daarover ben ik het echt met u eens.
De voorzitter:
Meneer Rahimi zit inderdaad pas 114 dagen in de Kamer, maar vaak is het gevoel dat hij hier al jaren rondloopt. Mijn complimenten daarvoor. Meneer Van Haga, namens de Groep Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben het helemaal met u eens. Ik zie de heer Rahimi inmiddels meer dan mijn eigen vrouw. 's Ochtends, 's middags en nu weer, en met veel plezier trouwens.
Voorzitter. De toeristische sector heeft de afgelopen twee jaar enorme klappen gehad door de coronamaatregelen die door het kabinet in blinde paniek zijn genomen. Het treurige is dat we inmiddels weten dat angst een heel slechte raadgever is en dat de maatregelen geen enkele invloed hadden op de verspreiding van het coronavirus, maar wel catastrofaal waren voor onze economie en in het bijzonder voor de toeristische sector. Reizen was bijna onmogelijk vanwege de zwaar beperkende maatregelen, waardoor reisorganisaties hun vakanties aan de straatstenen niet kwijt konden. Zelfs de KLM heeft aan een zijden draadje gehangen, en hangt dat eigenlijk nog steeds. De miljardenschulden in de toeristische sector zijn gigantisch en het is nog maar de vraag of het bedrijven lukt om het hoofd boven water te houden. Met de minimale steun van de overheid kon slechts een deel van de vaste lasten worden gedekt. De enorm hoge brandstof- en energieprijzen als gevolg van de stupide beslissingen van de overheid – ik noem bijvoorbeeld het sluiten van het gasveld in Groningen, het sluiten van de kolencentrales – en daarnaast natuurlijk ook nog de oorlog in Oekraïne helpen natuurlijk ook niet mee.
Als klap op de vuurpijl komt daar nu het falen van het bestuur van Schiphol bij. Het onderbetalen van bagagisten, het niet-anticiperen op vakantiedrukte en het totale falen van hun crisismanagement is onacceptabel, en de rekening komt weer volledig bij het bedrijfsleven te liggen, in dit geval ook bij de reisbranche. In dit kader zou ik van de Minister willen weten of het niet een idee is om daar tijdelijk het leger in te zetten. Schiphol is tenslotte van 66% van de Nederlands Staat en het is een zaak van nationaal belang. Het is duidelijk dat een studie geschiedenis en ervaring met het dragen van de tas van een Minister niet voldoende is om deze vitale onderneming te runnen, dus er moet iets gebeuren. Door al deze tegenslagen is het eigen vermogen van veel ondernemers in deze sector volledig verdampt en er dreigt een massaslachting na de zomervakantie.
Voorzitter. In 2020 zijn de toeristische bestedingen met 43% gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor, door overspannen inreisverboden in veel landen, bizarre eisen zoals PCR-testen en de volkomen zinloze vaccinatieplicht, die overigens nog steeds geldt voor reizen naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Een dergelijke omzetdaling kan niet zomaar worden opgevangen. Het gevolg hiervan is dat in 2020 het aantal banen in de sector met ongeveer 15% daalde, ondanks het feit dat veel Nederlanders toch nog kozen voor vakantie in eigen land. Mijn vraag aan de Minister is dan ook of zij achteraf de ingevoerde maatregelen proportioneel vond, gezien de enorme nevenschade die ze deze sector hebben toegebracht. Vindt de Minister dat er voldoende steun door het kabinet is geboden aan deze sector? Met andere woorden: vindt de Minister niet – en ik heb die vraag al een keer eerder gesteld, herinner ik mij – dat als de overheid schade berokkent, ze die ook gewoon voor 100% moet compenseren? Vindt zij ook dat je niet moet zeggen: nou, de dga krijgt even niks, want die is blijkbaar heel rijk, maar dat er gewoon voor 100% gecompenseerd moet worden?
Voorzitter. De toeristische sector draait weer, al had dit wat BVNL betreft veel eerder gekund. Maar het is niet zo dat de problemen nu weg zijn. De volgende crisis met de torenhoge inflatie en de enorme stijgingen in de brandstof- en energieprijzen staat alweer voor de deur. Mede hierdoor verwacht ABN AMRO dat het herstel van de sector tot het niveau van voor corona nog tot 2024 op zich zal laten wachten. Nederlanders gaan weer naar het buitenland, maar daar staat tegenover dat buitenlandse toeristen ons land minder goed weten te vinden en dat er zakelijk uiteraard veel meer digitaal wordt afgehandeld. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan en wat gaat zij doen om de sector hierin te ondersteunen?
Dat hoeft niet altijd geld te kosten. Meer lucht geven aan ondernemers kan op heel veel manieren. Rek bijvoorbeeld het uitstel van terugbetaling van zowel belastingschulden als coronasteun op naar tien jaar, vergemakkelijk het verkrijgen van financiering, wat door de Wwft bijna onmogelijk is geworden, verminder de regeldruk en stop met de terreur van telkens veranderende regeltjes. En wat vindt de Minister bijvoorbeeld van het omzetten van een belastingschuld in een achtergestelde lening? Soms is het nog simpeler. In veel plaatsen heeft de horeca extra terrasruimte gekregen om nog iets van omzet te kunnen maken tijdens de vele zinloze lockdowns. Berichten over de Amsterdamse horeca, die nu terrasruimte moet inleveren, zijn stuitend. Het gaat vaak om hele kleine dingen. Ik ben benieuwd wat de Minister hiervan vindt en of ze hier ook over in gesprek gaat.
Voorzitter. Dan het personeelstekort. Als de toeristen weer komen, dan is het nog maar de vraag of ze goed bediend kunnen worden. Mensen hebben die sector verlaten en ondertussen een andere baan gevonden, waardoor een flink personeelstekort is ontstaan, niet in de laatste plaats doordat er een hele megalomane coronabedrijfstak is opgezet, waarin werkelijk niets wordt gecreëerd. Het is gewoon alleen maar een kostenpost. Het kost een vermogen aan belastinggeld, maar mensen konden daar wel voor € 22 per uur aan de slag. Het tekort aan personeel reikt van cafés, restaurants en hotels tot aan het missen van goede gidsen. Ik zou graag willen weten wat de Minister doet om de sector te ondersteunen in het aanpakken van dit probleem. Is de Minister het met BVNL eens dat een groot gedeelte van het personeelstekort ook komt door de welbekende armoedeval die Nederland kent en waarbij het vrijwel niet loont om vanuit bijvoorbeeld een bijstandsuitkering aan het werk te gaan in een laagbetaalde baan? Wat gaan wij hier op korte termijn aan doen?
Voorzitter. Tot slot de kermissen, cultureel erfgoed dat we moeten behouden. Ook deze branche heeft het ontzettend zwaar gehad door de coronamaatregelen. In de brief van de Minister valt te lezen dat er een gesprek is geweest. Dat is mooi, maar ik zou graag uitgebreider willen horen wat daarvan de resultaten waren en wat we voor deze sector kunnen doen, want dit is een hele kleine niche. Het gaat om duizend familiebedrijven en die liggen op apegapen. Graag daar wat meer informatie over.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga. Er is een interruptie van de heer De Jong namens D66.
De heer Romke de Jong (D66):
Waar zal ik de vraag maar eens gaan beginnen? De heer Van Haga ken ik als ondernemer, en als medeondernemer denk ik dat hij ook steeds denkt in kansen en mogelijkheden. Ik moet toch zeggen dat ik af en toe best wel even moet slikken als ik uw betoog hoor, want die is dan zo naar dat ik mij eigenlijk afvraag waar u dan die kansen ziet. Een van de kansen die u zag, is eigenlijk dat u zegt: ik heb best wel moeite om mensen vanuit een uitkering te krijgen naar wat u «een laagbetaalde baan» noemt. Die zorg deel ik ten dele met u. Het is natuurlijk goed dat in dit land zo veel mogelijk mensen aan het werk kunnen. Maar begrijp ik hieruit – dat wil ik even scherpstellen – dat u eigenlijk zegt: wij willen het minimumloon verhogen, zodat mensen inderdaad makkelijker kunnen werken? De vraag aan de heer Van Haga is dus: gaat u ook aan de slag met een hoger wettelijk minimumloon? Bent u daar dan voor om die mensen uit die uitkering te krijgen?
De voorzitter:
U mag met ja of nee antwoorden.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Nee, voorzitter. Dit zijn zo veel vragen ineens. Kijk, de kwalificatie «naar» vind ik jammer, want ik ken de heer De Jong natuurlijk ook als een goede ondernemer. Wij begrijpen dat je risico's neemt en we kijken ook alle twee naar kansen. Dat is goed. Het verbaast me zelfs dat de heer De Jong bij D66 zit, want daar ontmoet je praktisch nooit ondernemers. Die ontmoet je meestal bij de VVD, aan de rechterzijde. Inmiddels is de VVD naar de linkerzijde opgeschoven, maar goed, dat is wat anders.
Natuurlijk zijn er kansen. Mijn opmerking over mensen uit de bijstand stimuleren om een betaalde baan aan te nemen: die armoedeval kun je op heel verschillende manieren oplossen. Een van die manieren is inderdaad het minimumloon. Persoonlijk vind ik dat het minimumloon wel heel erg laag is. Ik vind ook dat als je hoort dat Schiphol helemaal platligt, omdat mensen daar € 11 per uur verdienen om de bagage af te handelen voor mensen die op vakantie gaan, dan vind ik dat stuitend. Als we daar wat aan kunnen doen, dan moeten we dat doen. Het is niet gezegd dat altijd de overheid daarin hoeft in te grijpen. Meneer Benschop had ook zelf kunnen bedenken dat je die mensen misschien € 15 of € 20 per uur moet betalen. Dan hadden daar waarschijnlijk meer mensen gestaan.
Maar om concreet uw vraag te beantwoorden: ik denk dat een kleine verhoging van het minimumloon daarbij zou kunnen helpen, maar de belasting op arbeid kan ook omlaag. De werkgevers kunnen ook geholpen worden. Het zit ’m ook in allerlei andere dingen. Maar uiteindelijk is het doel dat iemand die in de bijstand zit en gaat werken, daar een ongelofelijk voordeel van merkt en er ongelofelijk op vooruitgaat. Ik denk dat wij op dat punt aan dezelfde kant staan.
De heer Romke de Jong (D66):
Het stemt mij dan toch wel weer gerust dat het positief kan eindigen tussen de heer Van Haga en mijzelf, want ik ben dat met hem eens. Ik vind ook dat een bedrijf ook zelf een verantwoordelijkheid heeft om te kijken of het zijn medewerkers goed betaalt en of het de goede mensen heeft om het werk uit te voeren. Ik hoorde de heer Rahimi daar ook over spreken. We hebben een ongelofelijk tekort aan mensen. Wat u zegt: de lasten op arbeid omlaag, die mening deel ik met u. Als we daar dus inderdaad voorstellen voor kunnen doen in de Kamer, dan hoop ik dat we daarin elkaar wel weer kunnen vinden als ondernemers en collega's in deze commissie.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik vond dat eigenlijk een prachtig slot. Laten we de belasting verlagen, zodat mensen gewoon meer overhouden en er minder naar de overheid gaat, die over het algemeen veel minder secuur met onze euro's omgaat dan de mensen in het land en de ondernemers.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman van de Socialistische Partij.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik wilde vooral zeggen dat ik die stakers op Schiphol ongelooflijk stoer vond, omdat ze wisten dat ze, als ze gingen staken, een hele hoop ellende over zich heen zouden krijgen. Die hebben ze ook gekregen, maar ze hebben wel hun rug recht gehouden. Ik hoor de heer Van Haga eerst zeggen: we gaan het leger inzetten. Maar het eindigt positief. Toen de heer De Jong ging interrumperen, moest de heer Van Haga toch ook zeggen: ja, maar wacht eens even, die mensen staan daar voor € 11 per uur dat werk te doen. Mijn concrete vraag: gisteren is er een motie van mijn collega Van Kent in stemming gebracht om het minimumloon te verhogen naar € 15 per uur. Dat is iets wat wij vanuit de politiek kunnen doen. Uw fractie stemde tegen. Heeft u daar nu spijt van?
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Nee. Ik denk dat er ... Nee, laten we beginnen met die mensen op Schiphol. Daar zijn we het helemaal over eens. Ik heb in Haarlem natuurlijk ook altijd goed met de SP kunnen samenwerken. De SP is er ook voor, mensen aan het werk te krijgen en ze dan ook goed te belonen als ze iets doen. Daar vinden we elkaar helemaal. Het huidige minimumloon vinden wij te laag, maar om nu een slag in de lucht te doen naar € 15, gaat veel te ver. Laten we daar goed naar kijken. Wat ons betreft kan het minimumloon prima omhoog, maar het is primair de ondernemer ...
In dit geval is het niet echt een ondernemer, want Schiphol is een semioverheidsorgaan. Maar er zit daar wel een bestuur dat de verantwoordelijkheid heeft om te plannen en om ervoor te zorgen dat er genoeg bagagisten zijn. Nou, dat hebben ze niet gedaan. In een normale onderneming word je dan ontslagen en dan komt er een nieuw iemand en die zegt: hoe kan ik dat wel voor elkaar krijgen? Dan wordt er misschien wel € 15 betaald en dat zou prima zijn, maar het hoeft niet vanuit de Staat te gebeuren. Dat is het verschil tussen de SP en BVNL. De SP wil dat de Staat dat geld gaat organiseren, maar wij zitten niet in de Sovjet-Unie. Wij zitten in Nederland en het zou mooi zijn als de ondernemer dat zelf zou doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Hij is nooit ver weg hè, het verwijt van de Sovjet-Unie. Maar wie is nu degene die het leger wil inzetten om een luchthaven draaiende te houden? Dat bent u, meneer Van Haga. Wij stelden simpelweg iets voor waar wij over gaan. Ondernemers gaan er niet over wat het minimumloon is. Daar gaat de politiek over. Dit is een stap die wij hier kunnen zetten. Denkt u nu werkelijk niet als we een goed lopende luchthaven willen, dat we mensen met trots hun goede werk kunnen laten doen voor een eerlijke beloning? Denkt u niet dat dat uiteindelijk beter en goedkoper is dan het leger inzetten? Dat lijkt mij nu echt een dure en nogal falende-staatoplossing.
De voorzitter:
Dank u wel. Zoals afgesproken blijven we trouwens het liefst in de derde persoon spreken.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Mevrouw Beckerman heeft natuurlijk een paar terechte punten. Het lijkt mij helemaal niet zo vreemd om op de korte termijn een luchthaven die van nationaal belang is, een handje te helpen met een leger dat klaarstaat. Dat er wordt gefaald, dat is duidelijk. De directie van Schiphol heeft episch gefaald en wat ons betreft wordt die ook ontslagen. Dat zou normaal gesproken ook gebeuren. En op de lange termijn moet er ook meer worden betaald. Dat kan ook als daar een competent bestuur zit dat gewoon meer gaat betalen.
Maar nogmaals, de Staat hoeft daar niet op in te grijpen met een verhoging van het minimumloon tot € 15. Dat kan ook zorgvuldig gebeuren. Dan gaan we iets omhoog en waarschijnlijk vinden we elkaar ergens in het midden. Ik ga daar geen getal aan hangen. Volgens mij is er brede steun in de Kamer voor een verhoging van het minimumloon. Maar nogmaals, er moeten competente besturen zitten die gewoon normaal betalen. Dat bepaalt de markt.
De voorzitter:
Meneer Van Haga geeft het stokje door aan Inge van Dijk uit ons Brabantse land. Ze spreekt namens het Christen Democratisch Appèl.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook in Brabant hebben we toerisme. Het doet ons goed om in de Kamerbrief te lezen dat voor de Minister de gastvrijheidssector een belangrijke sector is voor de Nederlandse economie. Dat klopt. Ik heb iets andere cijfers dan de VVD, maar ze zijn ook groot en ze komen bij elkaar in de buurt. Precorona was de omzet van de sector 90,8 miljard met 811.000 banen in Nederland. Dan vragen wij onszelf af: waarom blijft het dan toch een ondergeschoven kindje hier in dit huis? Want sinds 2011 zijn er welgeteld zeventien commissies en plenaire activiteiten geweest waaronder zes tweeminutendebatten over het onderwerp toerisme, terwijl deze sector ontzettend relevant is.
Toerisme en de gastvrijheidseconomie zijn wat ons betreft belangrijke factoren voor de regionale economie in ons land. Daarom zijn we blij dat in het regeerakkoord expliciet wordt benoemd dat toerisme een volwaardige plek krijgt in het economische beleid waarbij wordt ingezet op spreiding. We hopen ook dat dit met het expliciet benoemen in het regeerakkoord gaat leiden tot meer voorstellen vanuit het kabinet en dat er dus ook vaker een debat komt in de Kamer. Ook wij vinden het inzetten op betere spreiding van binnen- en buitenlandse toeristen over de verschillende toeristische regio's inderdaad van groot belang om de grote concentratie en schadelijke neveneffecten te voorkomen en de diverse regio's te versterken. Zoals ik al zei, de Kamerbrief straalt een mooie ambitie uit. Ik mis echter concreetheid. Kan de Minister ons meenemen in een tijdpad wanneer ze wat gaat doen op het gebied van toerisme en vooral ook hoe ze dat gaat bewerkstelligen?
Voorzitter. In de brief van de Minister lezen wij dat ondernemers flexibel moeten blijven en permanent moeten nadenken over mogelijke aanpassingen van hun bedrijfs- en verdienmodel. Dat ondernemerschap mag je inderdaad van ze verwachten. Maar het gaat ook om een stukje zelfreflectie vanuit het kabinet. Graag zouden wij van de Minister horen wat zij gaat doen aan de communicatie over het beleid om ervoor te zorgen dat onze ondernemers niet tot het uiterste worden gedreven om te laten zien hoe flexibel ze daadwerkelijk zijn. Een actuele ontwikkeling is dat veel stoppende agrariërs overwegen in deze sector te stappen of al deels in de sector zitten. Ze willen vooruit; ze willen niet bij de pakken neerzitten. Wij zouden het mooi vinden als deze ondernemers een handje worden geholpen met inspiratie en kennis. Zo kan op deze plekken, indien de ondernemer dat wenst, toerisme mogelijk worden gemaakt en vooral ook diversiteit in toerisme. Dat is goed voor de ondernemers. Dat is goed voor de regio's. Kan de Minister eventueel in samenwerking met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nadenken over hoe deze stoppende agrariërs hierin kunnen worden ondersteund?
Voor het NBTC is een belangrijke rol weggelegd in de uitvoering van het toerismebeleid. Het NBTC moet de regionale overheden gaan helpen bij het doorvertalen van de visie Perspectief 2030. Lettend op de taakverzwaring is de vraag of zij dit op zich kunnen nemen in de wetenschap dat de subsidie aan het NBTC in de vorige regeerperiode fors is gedaald. Is het wel wenselijk dat deze belangrijke rol voornamelijk uitsluitend bij het NBTC ligt? Kan de Minister onderzoeken of het wenselijk is dat er wordt gekeken naar verbreding van partijen die worden betrokken in de ontwikkeling, branding en marketing van het toerisme in Nederland?
Binnen de gastvrijheidssector wordt de nieuwe brandstory en visuele identiteit van Nederland ontwikkeld. Het NBTC is echter bij het uitrollen van internationale toeristische campagnes verplicht cofinanciering te zoeken. Het is onontkoombaar dat hierdoor concessies worden gedaan aan het positioneren van het merk Nederland. Het lijkt ons mogelijk dat er in ruil voor cofinanciering invloed op campagnes kan worden gekocht. Dat kan resulteren in diffuse branding en identiteit waardoor we dus niet het optimale doel behalen. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Voorzitter. In Nederland is het schrikbarend om te zien hoe weinig inzicht we hebben in de bezoekerseconomie. Over bijvoorbeeld de dichtheid en aanwezigheid van het toeristische aanbod is weinig bekend. Hetzelfde geldt voor verplaatsingen en de intensiteit van de bezoekers. Ook ontbreken de data van bijvoorbeeld werkgelegenheid, bestedingen, welzijn en CO2-uitstoot. Dit resulteert in lokaal en incidenteel gedreven keuzes met soms onwenselijke gevolgen voor andere regio's, gemeentes of provincies. Daarom zouden wij de Minister willen vragen of zij de mogelijkheid tot datagedreven toerismebeleid kan onderzoeken en eventueel kan uitvoeren.
Voorzitter. Ten slotte de bruine vloot. Wij zijn blij dat de Minister samen met haar collega's van OCW en IenW in gesprek gaat met de sector, met NBTC én met de betrokken provincies en gemeentes over de bevindingen en adviezen in het rapport van BMC. Wij missen hier echter een tijdpad. Kan de Minister een indicatie van een tijdpad geven wanneer zij verwacht deze gesprekken te kunnen voeren en wanneer zij hierover de Kamer kan informeren? Het huidige bedrijfsmodel schiet zwaar tekort om de vloot in de vaart te houden en enige urgentie zal dan ook vereist zijn om ervoor te zorgen dat dit stukje erfgoed behouden blijft.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Inge van Dijk namens het CDA. Meneer Romke de Jong, Democraten 66.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag spreken we dus over deze toerismesector, een heel belangrijk onderwerp, ook wat D66 betreft. Dat is een sector die niet alleen internationaal Nederland op de kaart zet, maar ook een sector die zich ontwikkeld heeft als grote banenmotor. Goed dat we hier vandaag dan ook met de Minister van Economische Zaken en Klimaat over in debat kunnen.
Toerisme begon bij mij al heel vroeg. Ik ben begonnen in mijn carrière als ijsjesverkoper op een bakfiets in Zuidoost-Friesland. Ook daar waren 's zomers heel veel toeristen. Dat was zowel in de bossen langs het fietspad of langs de Friese meren bij het o zo befaamde skûtsjesilen. Mijn beppe – dat is oma in het Fries – zei altijd: wy bliuwe lyts, wy hâlde it by de fyts. Dat rijmt heel mooi, maar het bedrijfje bleef klein. We gingen op die bakfiets door en door. Dat was goed voor de spierballen, maar ook voor de omzet die we nog uittelden in guldens toentertijd.
Voorzitter. Die coronapandemie die we net hebben gehad, was ook voor de toerismesector een zware tijd. Want wat kun je nu als ondernemer doen als er door redenen die buiten jouw invloed liggen, opeens geen klanten meer zijn? Ik ben daarom trots op de Nederlandse ondernemers die ook de buitenwereld lieten zien wat wij als ondernemers al wisten. Ondernemers zijn doorzetters en innovatief, en passen zich waar mogelijk aan. Daarnaast ben ik ook trots op het feit dat door middel van in recordtijd opgerichte coronasteunpakketten deze belangrijke sector ondersteund is.
Ik heb een aantal vragen aan de Minister. Is de Nederlandse toerismesector er na de coronapandemie voldoende op ingericht om weer de aantallen toeristen te ontvangen zoals voor corona? Hoe gaat de Minister te midden van de nog altijd bestaande onzekerheid de toerismesector voldoende zekerheid en vertrouwen in de toekomst geven om te investeren in het verdienvermogen, de digitalisering en de verduurzaming? Welke invloed speelt de oorlog in Oekraïne op het vooruitzicht voor de sector en hoe gaat de Minister daarmee om?
Voorzitter. Ik stel die vragen omdat we in de jaren voor corona ook een aantal minder positieve kanten van toerisme begonnen te merken. De heer Rahimi refereerde daar al aan. De hevige concentratie van toeristen heeft ook grote invloed op de leefbaarheid van steden en dorpen. Daarom is er vanuit bestuur en bewoners een roep om landelijke regie om zo de toeristenstroom onder controle te krijgen. Maar deze situatie biedt voor Nederland ook kansen, omdat andere regio's juist meer toeristen willen ontvangen. Welke concrete stappen kan de Kamer van de Minister verwachten om daar verbetering in aan te brengen?
In het coalitieakkoord staat dat de enorme kansen van het ecotoerisme op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius benut moeten worden. De prachtige natuur op deze eilanden zorgt ervoor dat de kansen voor duurzaam toerisme met respect voor de omgeving enorm zijn. Welke rol ziet de Minister hier voor zichzelf weggelegd en welke stappen gaat zij nemen om de afspraken in het akkoord over ecotoerisme waar te maken?
Voorzitter, ik sluit af. Ik wilde nog een stukje over de bruine vloot doen, maar mevrouw Van Dijk heeft dat al fantastisch gedaan, plus dat het morgen ook aan de orde komt bij het coronasteunpakkettendebat.
De toerismesector is de afgelopen decennia in Nederland uitgegroeid tot een grote banenmotor en een belangrijk onderdeel van de Nederlandse economie. Het is daarom goed dat dit kabinet toerisme een volwaardige plaats in het economisch beleid geeft en dat daarbij altijd oog is voor het mkb, onderweg naar die duurzame toerismesector en een toekomstbestendig mkb.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer De Jong, ook bedankt voor uw anekdote over de ijscoman. Ik weet dat Nederlands beste privédetective, Ben Zuidema, ook als ijscoman is begonnen. Hij zei: ik wist altijd heel mooi van die hele holle bolletjes te rollen, zodat je meer kon verdienen. Is dat u bekend of niet?
De heer Romke de Jong (D66):
Nee, deze niet maar ik nodig u graag uit om een keer samen een ijsje te eten.
De voorzitter:
Fijn. Dat doe ik graag. Mevrouw Beckerman namens de Socialistische Partij.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Al lange tijd is er een drama gaande, namelijk het opkopen van campings en vakantieparken. Dat opkopen gebeurt nu op enorme schaal. Inmiddels is ruim 50% van de vakantieparken in handen van buitenlandse investeerders. Niet zelden gaat het echt om roofinvesteerders, die totaal geen respect hebben voor mensen die op die vakantieparken en campings hun huisje of standplaats hebben. Die mensen worden soms rücksichtslos verjaagd, bijvoorbeeld mensen die decennialang, soms wel 50 jaar, met meerdere generaties op parken en campings hebben gerecreëerd. Mensen die niet alleen hun ziel en zaligheid, maar vooral ook al hun spaargeld hebben geïnvesteerd in een vakantiehuisje. Zij krijgen dan, soms echt een paar dagen voor kerst, te horen dat zij hun huisje moeten afbreken. Ze kunnen eigenlijk nergens naartoe, omdat overal in het land hetzelfde gebeurt. En als ze wel een nieuwe plek vinden, kan het ook nog zo zijn dat ze ook daar weer worden verjaagd.
De verhalen die ik te horen heb gekregen zijn schrijnend. De lijst van problemen is te lang om helemaal op te sommen. We zien veel mensen die net geïnvesteerd hebben, zonder dat er vooraf bij werd verteld dat het park verkocht zou worden om er luxe vakantievilla's van te maken. Mensen die er al generaties lang zitten. Mensen die een oliebollenkraam hadden en net voor kerst hoopten die paar weken eindelijk wat te gaan verdienen, kregen te horen dat ze hun trotse bezit, hun plekje, gingen kwijtraken. Ik kan niet al die verhalen gaan vertellen, maar weet dat het er heel veel zijn en dat ze pijnlijk zijn.
We zien vooral dat recreëren hierdoor juist iets gaat worden voor mensen met een hoger inkomen, terwijl het weer de mensen met een lager of gemiddeld inkomen zijn die moeten wijken voor de rijken. Vaak maken ze hetzelfde verhaal mee met hun woning of met hun onderneming en hebben ze het gevoel: wij vangen steeds de klappen op. Mensen kunnen niet terug omdat de nieuwbouw, die luxere villa's, veel te duur is. Ze hebben eigenlijk niks te vertellen over de plek waar ze soms al decennia staan.
Mijn eerste vraag is: waarom zijn deze mensen zo rechteloos? Daar moeten we iets tegen doen. Ik zei het al, recreëren mag niet alleen iets voor de rijken zijn. Vorig jaar zijn er gelukkig twee moties van mij aangenomen die het kabinet verzochten om te onderzoeken hoe de rechten van standplaatshouders beter beschermd konden worden en hoe we het landschap en de omgeving beter kunnen beschermen. Kan het kabinet uitleggen hoe deze moties worden uitgevoerd en daarbij specifiek ingaan op de vraag wie geraadpleegd zijn of worden om tot een betere bescherming te komen?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Rahimi.
De heer Rahimi (VVD):
Begrijp ik goed dat het gaat om bewoners op een recreatiepark, terwijl het bezit is van een ondernemer? Als het wordt opgekocht, moeten de bewoners weg. Ze hebben verder geen zeggenschap, er is geen vve ...
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik zal het toelichten. Ik deed het non-verbaal, maar dat werkt natuurlijk niet. Het zijn niet per se bewoners. Je kunt in Nederland een caravan, een recreatiechalet of een wat groter huisje kopen op een park. Dat is dan jouw bezit. Vaak zijn het dure plekken, waar mensen veel in investeren, maar de grond blijft van de ondernemer. Nu zien we dat recreatieparken in hoog tempo worden verkocht en dat mensen hun plek kwijtraken. Als u er meer over wilt weten, kan ik u doorverwijzen naar bijvoorbeeld Follow the Money, die daar goede stukken over hebben geschreven en dat echt in kaart hebben gebracht. Maar ook Kassa heeft er meerdere malen aandacht aan besteed. Er is heel veel aandacht voor buiten de politiek, maar heel veel mensen vragen zich af waar de politieke aandacht voor dit probleem is, en niet alleen vanuit de kant van de recreant. Je ziet namelijk dat het allemaal eenheidsworst wordt. Ze noemen dit ook wel de «roompottisering»: alle parken krijgen hetzelfde type huisjes.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, u kunt uw betoog vervolgen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Hartstikke leuk. Nou, goed. Waar was ik? O ja. Niet alleen mensen worden gedupeerd – ik zei het net al in het antwoord – maar ook natuurgebieden en landschappen delven het onderspit. Dit soort huizen voor recreatie zijn veel groter dan wat er nu staat en ook de vervoersbewegingen zijn veel groter, waardoor we zien dat dat een grote impact heeft. Daarom nogmaals onze oproep: deze gebieden hebben nu onze bescherming nodig, want het gaat nu echt in rap tempo. De verroompottisering zorgt ervoor dat die parken eenheidsworst worden.
Het kabinet verwees vorig jaar, voordat de Kamer die motie aannam, vooral heel erg naar zelfregulering. Het is inmiddels duidelijk dat zelfregulering ook hier niet gewerkt heeft. De zogenaamde RECRON-voorwaarden, waar sommige wel onder vallen maar heel veel andere ook weer niet, bieden eigenlijk onvoldoende bescherming. Het kabinet wijst ook naar provincies en gemeenten. Sommige provincies en gemeenten zijn dit echt aan het oppakken, omdat ze zien hoe heftig en ook hoe nadelig deze ontwikkeling is. Maar dat is niet voldoende. Het is juist ook een landelijk probleem. Onze vraag is dus: wat gaat het kabinet nu doen om deze mensen en deze landschappen te beschermen? Hoe staat het met het onderzoek dat is aangekondigd in de aangenomen moties?
Voorzitter. Ik zie dat ik bijna aan het einde ben gekomen. Klopt dat?
De voorzitter:
Ja, u bent bijna aan het einde, maar er is een interruptie van de heer Van Haga en daarna hebt u nog ongeveer vijftien seconden.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Mevrouw Beckerman schetst natuurlijk een heel dramatisch beeld over die vakantieparken. Ik geloof ook echt wel dat daar illegale dingen gebeuren. Dat moeten we natuurlijk bestrijden. Alles wat niet volgens de wet gaat, moeten we keihard aanpakken. Maar wil mevrouw Beckerman met haar betoog ook zeggen dat als er gewoon een legale verbintenis is, een overeenkomst volgens het burgerlijk recht, tussen de ene persoon en de andere persoon, bijvoorbeeld voor de huur van een zeilboot of een vakantiehuisje of wat dan ook, waarin is afgesproken «je moet zo veel betalen» en de ander akkoord is, en ze dat voor een halfjaar doen en dat op een gegeven moment afloopt of er een opzegmogelijkheid is, de Staat dan moet gaan ingrijpen op het verbintenissenrecht of misschien zelfs op het eigendomsrecht?
Mevrouw Beckerman (SP):
Daar ging dit betoog niet over. Als iemand een zeilboot huurt voor een paar weken, dan huurt diegene een zeilboot voor een paar weken. Dit gaat over de grootschalige trend waarbij vakantieparken worden opgekocht. Ons bezwaar is allereerst die schaalgrootte, waarbij we zien dat dit een enorme impact heeft op het landschap en een enorme impact op de mensen die daar recreëren. Uiteraard betoogt niemand hier dat elke ondernemer tot in de eindigheid van dagen hetzelfde recreatiepark moeten blijven runnen, maar wij betogen wel dat je degenen die daarin geïnvesteerd hebben, beter kunt beschermen. In de aangenomen motie is opgeroepen om dat te onderzoeken. We vragen aan het kabinet hoe dat nu loopt.
Voorzitter. Misschien kan ik daarbij noemen dat hier echt heel groot geld in omgaat. Het klinkt allemaal als iets gezelligs, maar bijvoorbeeld Roompot is al in handen van de beruchte Amerikaanse beleggingsfirma KKR. Dit gaat echt heel erg hard. De vraag is of dat niet nu al voor recreanten en op langere termijn voor ons allemaal hele grote nadelige gevolgen kan hebben.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat klinkt allemaal heel omineus, «beruchte beleggers» en «het gaat om heel veel geld». Mijn voorbeeld over die zeilboot was misschien een beetje te beeldend, maar als je inderdaad een vakantiehuis huurt en je zit daar al twintig jaar, dan snap ik heel goed dat je daar ...
Mevrouw Beckerman (SP):
...
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ja, nou, ze kopen de opstal en de grond. Maar daar kun je gewoon overeenkomsten in hebben. Dan kan het zo zijn dat je ooit hebt afgesproken dat als de eigenaar van de grond er op een gegeven moment vanaf wil, dat afgewikkeld kan worden of dat er opgezegd kan worden of dat daarvoor een vergoeding betaald moet worden. Dat zijn dingen die gewoon in het Burgerlijk Wetboek zijn geregeld, dus mijn vraag is: wil de SP in bestaande situaties, waarin mensen willens en wetens hun handtekening hebben gezet, ingrijpen?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik krijg soms een beetje het gevoel dat het Burgerlijk Wetboek voor eeuwig is, maar wij zitten hier als medewetgever. Dat betekent dat we in de Tweede Kamer continu bezig zijn om te kijken of wetten nog voldoen of dat we ze moeten verbeteren. Omdat twee moties van ons zijn aangenomen, loopt er op dit moment als het goed is onderzoek naar de vraag of deze wetgeving nog voldoet.
Mijn uitgangspunt is dat we mensen die soms tienduizenden euro's hebben geïnvesteerd, niet zomaar geld afhandig kunnen maken. Dat is nu wel wat er gebeurt. Ik noemde net al voorbeelden. Er zijn mensen die in oktober een plekje kochten en daar € 50.000 voor betaalden. In december hoorden ze: helaas, vette pech; dit wordt verkocht en u moet hier weg. Ik kan me niet zo goed voorstellen dat de heer Van Haga het oké vindt als mensen zulke grote bedragen zo makkelijk kunnen verliezen. De zekerheid voor mensen die hun zuurverdiende geld investeren, moet versterkt worden.
De voorzitter:
De vragen en antwoorden morgen korter en puntiger.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, voorzitter. Maar zo krijg ik extra spreektijd.
De voorzitter:
Zeker. Dat is u ook gegund, mevrouw Beckerman. U heeft nog vijf seconden. U kunt daar nog één nabrander in proppen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan is mijn nabrander heel simpel: ik vond de vragen die mevrouw Van Dijk over de bruine vloot stelde heel erg nuttig. Daar wil ik me bij aansluiten. Ik denk dat dat mooi erfgoed is, dat we moeten beschermen. Dat moeten we niet tijdelijk doen, maar we moeten daarbij kijken naar een structurele, goede oplossing.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman namens de Socialistische Partij. Meneer De Jong, wilde u nog iets vragen? Dat is niet het geval. We gaan schorsen. In die tijd kunt u waarschijnlijk een sanitaire stop maken en kan de Minister zich voorbereiden op de beantwoording. We zien elkaar terug om 15.35 uur.
De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.40 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het commissiedebat Toerisme. We gaan luisteren naar de beantwoording door de Minister. Ik stel voor dat de Kamerleden net als in de eerste termijn weer twee vragen in tweeën of vier losse vragen krijgen. Dat kan er best wel vanaf, omdat er niet te veel leden aanwezig zijn. Mevrouw de Minister, aan u het woord.
Minister Adriaansens:
Iedereen loopt weg, maar dat was aangekondigd, hè? Gelukkig. Ik kwam meneer Van Haga net tegen.
De voorzitter:
Dat heeft te maken met een debat, mevrouw de Minister.
Minister Adriaansens:
Exact. Ik weet het. Oké.
Voorzitter. Het belang van de sector is groot. Ik ben ook heel blij dat het in het regeerakkoord zo is beschreven. Ik ben ook heel blij met de volle tribune. U heeft het ook al gezegd, maar dat geeft ook heel erg de betrokkenheid aan van iedereen die daarin werkzaam is en zich ervoor inspant om ook dit soort debatten te volgen. Het is natuurlijk wel een samenwerking met hoofdletters. Wij kunnen faciliteren en ondersteunen. We hebben een relatief beperkt budget. Het is altijd zo vervelend dat je in overheidstermen vaak weer over geld gaat praten, maar dat is wel wat het is. Desalniettemin is alle energie ... Ik kom net van een ambtenarenkamer waar iedereen echt ontzettend betrokken is bij de sector en zoekt naar de manieren waarop we met elkaar de goede volgende stap kunnen zetten.
Want, voorzitter, we hebben natuurlijk een lastige fase gehad. Een aantal van uw leden heeft dat ook al gememoreerd. Corona was natuurlijk vreselijk voor heel veel mensen. Het was vreselijk voor de mensen die ziek zijn geworden, de mensen die familieleden en vrienden zijn verloren en de mensen die lang in het ziekenhuis hebben gelegen, en ook voor het hele bedrijfsleven, het ondernemerschap, in Nederland. Op een heleboel vlakken hebben we ontzettend veel met elkaar doorgemaakt. Dat is ook nog niet helemaal voorbij, want de effecten daarvan – laat ik me nu dan ook maar even focussen op de toerismesector hier vandaag – zijn ook daar nog voelbaar. We hebben namelijk heel veel gedaan om te steunen als overheid, maar we hebben natuurlijk niet alles kunnen oplossen.
Aan de andere kant zie ik ook wel een hele weerbare sector. Dat is in ieder geval mijn eigen waarneming, maar ik zie ook terug in rapportages dat toerismeactiviteiten de afgelopen meivakantie toch wel weer aantrokken en dat er ook weer buitenlanders naar Nederland komen. Het is nog niet in de mate die we willen en het is ook helemaal nog niet in de mate die we hadden voor de coronacrisis, maar je zou zeggen: we hebben een positie waarin we weer een volgende stap zouden kunnen zetten.
Een van de positieve effecten van de coronacrisis is dat we elkaar gevonden hebben, de sector en de overheid, en dat we een taskforce hebben ingericht: een taskforce voor gastvrijheid. Daarmee zijn we aan de slag. Zo zie ik dat ook: als een heel mooi vertrekpunt van een samenwerking. Dat moet het namelijk zijn. Er ligt ook een hele ambitieuze actieagenda, die we met elkaar moeten vormgeven en oppakken. We hebben natuurlijk ook het NBTC, dat dit ondersteunt en ook professioneel sturing geeft aan het ontwikkelen van toerisme.
Voorzitter. Er zijn wat cijfers genoemd. Ik was even op zoek naar de goede cijfers, maar het CBS – het is altijd goed om naar de bron te verwijzen – heeft het inderdaad over een aandeel in het bnp van 4,4% en ongeveer 800.000 banen in 2019. Dat is inderdaad heel aanzienlijk. Het zijn mooie economische cijfers, maar het toerisme is veel en veel meer dan alleen economische groei en geld. Het gaat over banen, maar het gaat ook over het in stand houden van het voorzieningenniveau in Nederland. En het gaat over de beleving, het welbevinden en het welzijn; dat is niet onbelangrijk en staat misschien wel met stip op een. Wij moeten dus ook op allerlei manieren zorgen dat we de toerismesector in de brede zin naar een volgende stap brengen.
Voorzitter. Ik heb het verhaal en de reacties een beetje geordend, zoals vaak gevraagd wordt. Ik zal bij de beantwoording even terugblikken op de afgelopen periode en de korte termijn en de vragen die daarmee samenhangen. Dan ga ik kijken naar de doelen en ambities op het gebied van toerisme en recreatie. Daarna zal ik wat nader ingaan op het NBTC en de Taskforce Gastvrijheidssector en op de uitgaande reissector.
Ik kom bij het eerste blokje: de terugblik. In de inleiding heb ik daar al het nodige over gezegd, maar misschien zal ik even wat meer inzoomen. We zien dat we in de coronaperiode een omzetdaling hebben gehad in de sector van ongeveer 40%, in 2020 in ieder geval. De verschillen tussen de branches waren daarbij groot. We zien dat de horeca, de kermis, de congresmarkten, de evenementensector, de reissector, de zakelijke hotels en de groepsaccommodaties eigenlijk het zwaarst geraakt zijn, maar ook dagattracties, zoals de dierentuinen en de pret- en themaparken, hebben beduidend minder bezoekers ontvangen. Ook de touringcarbedrijven, de rondvaartboten, de charterschepen en alle andere ondernemers die leveren aan deze sector hebben last gehad van de coronapandemie en de lockdowns, die daarmee samengingen.
We hebben dus inderdaad geprobeerd om er met een steunpakket voor te zorgen dat dit soort organisaties niet massaal failliet gingen en dat werknemers niet werden ontslagen. Zoals ik net al zei, heeft dat een heleboel ondernemers en een heleboel organisaties geholpen, maar niet iedereen. We hebben dus ook geprobeerd om nu weer een volgende stap te zetten om te kijken hoe we organisaties weer door deze fase heen kunnen helpen met bijvoorbeeld een aanpak voor schulden, subsidies en bijvoorbeeld ook garanties en leningen die verstrekt kunnen worden aan organisaties die hierdoorheen willen komen. Ik denk dat het belangrijk is om te melden dat we heel veel waardering hebben voor iedereen die zich hierdoorheen vecht en de schouders eronder wil zetten voor de volgende fase.
Meneer Van Haga vroeg of wij de maatregelen proportioneel vinden. Weet u, we werden allemaal geconfronteerd met iets wat ons nog niet eerder was overkomen. We hebben ons allemaal ontzettend ingespannen om te zorgen dat we het beheersbaar kregen; dat heeft iedereen in Nederland gedaan. We hebben inderdaad last van de maatregelen gehad, maar met de kennis van nu is het ook heel moeilijk om weer te kijken naar hoe het toen was, in maart 2020. We zitten in een andere fase: we hebben vaccins en we hebben veel meer kennis. We hopen dat het ons niet weer overkomt, alleen de zekerheid daaromtrent hebben we natuurlijk niet. We werken ook met de verschillende sectoren aan een plan om te kijken wat je gaat doen op het moment dat er weer zoiets zou gebeuren, zodat je nog meer weerbaar bent en niet hoeft te worden geconfronteerd met sluitingen. We proberen ook – dat is, denk ik, wel een heel belangrijk verschil met de fase hiervoor – de sociaaleconomische belangen heel gelijkwaardig naast de gezondheidszorg te zetten, omdat we zien dat die andere schade misschien wat minder direct voelbaar is, maar zeker op de middellange en lange termijn wél voelbaar is.
Dan ga ik naar een andere vraag van de heer Van Haga. Die vroeg iets over het omzetten van de belastingschuld, namelijk of we die konden omzetten in een achtergestelde lening. Die vraag moet ik toch echt aan de Staatssecretaris van Financiën laten. We hebben uitgebreid gedacht over een steunpakket. We hebben morgen ook een debat over het steunpakket, waarbij ook een collega van Financiën aanwezig zal zijn, en ik denk dat die vraag daar beter past. Voor nu wil ik wel aangeven dat we ruime terugbetalingstermijnen hebben afgesproken, in ieder geval ten aanzien van de fiscale schulden. Vanaf 1 oktober worden die ingevorderd. Dan hebben ondernemersorganisaties vijf jaar de tijd om daaraan te voldoen. De vraag is of een langjarige lening hen helpt, maar ik denk dat het goed is om dat in het andere debat te laten terugkomen.
De voorzitter:
Tot zover blokje een. Ik zie dat er geen interrupties zijn. Ik denk ook dat meneer Van Haga meer heeft bedoeld dat u mogelijk ook overleg kunt plegen met uw collega van Financiën omdat u natuurlijk ook in de ministerraad zit. Maar de boodschap is in ieder geval duidelijk. Dan gaan we naar blokje twee toe. Als het goed is bent u bij ...
Minister Adriaansens:
Ik zat te kijken naar perspectief en toekomst.
De voorzitter:
Het volgende blokje was recreatie.
Minister Adriaansens:
Ja, recreatie. Ik zit even te kijken of ik het helemaal heb, maar volgens mij kom ik wel bij de vragen.
De heer De Jong vroeg of de sector weer voldoende is ingericht na de coronapandemie. Volgens mij doen we, en met name de organisaties zelf, alles om de sector daar weer klaar voor te maken. Ik zei net dat de meivakantie alweer een beetje – maar goed, dat kan bevestigd worden – leek op een normaal seizoen, maar we hebben natuurlijk nog niet de aantallen waar we voor de coronapandemie mee te maken hadden. Ik denk dat de grootste uitdaging wel een beetje zit bij het personeelstekort. Daar moeten we, denk ik, op een hele brede manier naar kijken. De Taskforce Gastvrijheid Nederland heeft dit ook als prioriteit benoemd en werkt aan een plan. De planning is om dat van de zomer af te ronden. Op allerlei andere plekken wordt ook gewerkt aan het oplossen van het personeelsprobleem. De vraag is natuurlijk wel of je zo'n groot probleem echt kan oplossen. Dat ligt op heel veel terreinen, maar in dit geval ook heel erg op het aansluiten van de opleidingen en het aantrekkelijk maken van het werk in de sector. Daar heeft de sector zelf ook een hele belangrijke say in.
De heer De Jong vroeg verder of we voldoende zekerheid kunnen geven aan de sector om het verdienvermogen weer op peil te krijgen. Volgens mij verwees de heer De Jong ook naar de uitdagingen die er liggen om te verduurzamen en te digitaliseren. De heer De Jong weet heel goed wat wij in de brede zin allemaal doen voor het mkb om te zorgen dat er subsidies zijn. Maar als je kijkt naar het Dialogicrapport, waar hij waarschijnlijk ook naar verwijst, zie je dat we wel een uitdaging hebben om dat toegankelijk te maken. Dat vond ik eigenlijk wel een hele grote opbrengst van dat rapport, want daar stond heel duidelijk in geschetst wat voor regelingen we allemaal hebben – we hebben er heel wat – en dat die niet altijd worden gevonden. De uitdaging is dus nu de komende tijd aan ons om te zorgen dat dat toegankelijker en beter vindbaar wordt. Daar ga ik me ook op richten. Dan kunnen we kijken of het instrumentarium dat we hebben voldoende is.
De voorzitter:
We wachten even met de vragen tot het einde van het blokje. Dan krijgt u als eerste het woord, meneer De Jong.
Minister Adriaansens:
U wil het helemaal volgens de blokjes doen.
De heer De Jong vroeg ook nog wat de oorlog in Oekraïne voor het vooruitzicht betekent. Dat is ook iets wat ons overkomt. Daar kan ik ook niet alle oplossingen voor geven, behalve dat ik weer verwijs naar het repertoire dat wij hebben. Ik hoop dat dat voldoende is. Maar ik kan u wel toezeggen dat wij heel goed de vinger aan de pols gaan houden om te zien of dat voldoende is.
In dit blokje neem ik even de vraag van mevrouw Van Dijk mee of we de agrariërs kunnen helpen om over te stappen. Dat vind ik een heel sympathieke gedachte en ik pak die graag op. Ik wil daaraan graag samen met mijn collega van LNV aandacht besteden. Ik heb net ook even ruggespraak gehad, en ik begreep dat LNV in juni met een perspectiefbrief komt om te kijken hoe we agrariërs kunnen helpen om over te stappen naar andere werkzaamheden. We zullen even kijken of we dit kunnen meenemen in de verbreding van dat perspectief.
Daarmee ben ik aan het einde van dit blokje.
De voorzitter:
Er is een reden waarom ik dit zo doe, mevrouw de Minister. Het heeft ermee te maken dat heel vaak binnen een blokje nog een vraag wordt beantwoord. Dan blijkt achteraf een interruptie overbodig. Het bespaart dus een heleboel tijd en administratieve lasten. Nu eerst meneer De Jong en dan mevrouw Van Dijk.
De heer Romke de Jong (D66):
De Minister heeft helemaal gelijk: er wordt ongelofelijk veel gedaan voor het mkb. Daar ben ik ook blij mee. Ik ben ook blij dat de Minister hier nu op zeer regelmatige basis spreekt over voorname onderwerpen, die ook allemaal aan elkaar raken. Een deel van het debat van vandaag is eigenlijk al een voorschot op het debat van morgen over de coronasteunpakketten, zo merk ik. Ik vind het heel mooi dat het ministerie ongelofelijk hard heeft gewerkt aan digitalisering voor het mkb. Er zijn regelingen, maar ook hele mooie initiatieven van ondernemers die in de coronacrisis echt stappen hebben gemaakt om ook hun bedrijf weerbaarder en flexibeler te maken. De Minister geeft terecht zelf ook al aan dat het moeilijk is om al die regelingen bij elkaar te zien. Om nu toch alvast een voorschot te nemen op het debat van morgen: ik zou het heel erg waarderen als de Minister zou willen reflecteren op het bij elkaar brengen van al die regelingen van haar ministerie, zodat die ook vindbaar worden voor ondernemers. Er is zo veel! Ondernemers weten het weliswaar te vinden, maar een groep ook nog niet, en juist die groep zouden we ook heel graag willen bereiken. Ik neem aan dat de Minister dat ook wil.
Minister Adriaansens:
Ik ben het volledig met de heer De Jong eens. Ik ben hier nog niet zo lang bezig, vier maanden, maar ik heb een onvoorstelbare hoeveelheid regelingen gezien. Ik probeer ze zelf te begrijpen en ik probeer zelf het overzicht te krijgen. Het is echt heel veel. In die zin kwam het rapport van Dialogic echt op het goede moment, want dit geeft niet alleen voor deze sector maar ook in brede zin aan hoeveel er is, hoe slecht dat soms nog wordt gevonden en wat je eraan zou kunnen doen om het beter toegankelijk te maken. Misschien moet je ook wel iets versimpelen. Misschien moet je op enig moment kijken of regelingen allemaal wel zo effectief zijn. Maar goed, dat is een andere vraag, die ik zelf in ieder geval meeneem. Ik kan alleen maar onderschrijven dat dit mijn grote aandacht heeft. Zelfs zonder dat we nieuwe dingen gaan maken, kunnen we daarmee misschien wel meer profijt hebben van wat we al hebben.
De voorzitter:
Dank u wel voor dit antwoord. Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel dat er gekeken gaat worden of het punt van het helpen overstappen van agrariërs kan worden meegenomen in het perspectief. Maar wat als het antwoord is: nee, dat kan niet?
Minister Adriaansens:
Ik kan me dat bijna niet voorstellen. Ik vind het namelijk echt een goed idee. Ik ken de Minister voor Natuur en Stikstof en weet hoe zij dit aanpakt. Zij wil niets anders dan naast de agrariërs staan om hen te helpen om een stap te zetten. Ik kan me dat dus bijna niet voorstellen. Mocht het tegenvallen, dan kunt u mij daar weer op aanspreken.
De heer Rahimi (VVD):
Ik hoorde de Minister zeggen dat de meivakantie weer was zoals normaal. Wellicht bedoelt ze het anders, maar ik mis daarin toch een beetje de urgentie. In mijn betoog gaf ik al aan dat het nog lang niet op peil is. Misschien kan de Minister het uitleggen. Bedoelt ze dat er inderdaad weer bedrijvigheid is, maar dat die nog lang niet op peil is?
Minister Adriaansens:
Dat ben ik met de heer Rahimi eens. We zien dat het aantrekt, dat Nederland toch wel weer aantrekkelijk kan zijn en dat er weer mensen uit Duitsland hiernaartoe komen. Duitsland is een heel belangrijk land voor toerisme uit het buitenland, evenals België overigens. Daarin zien we dus wel weer wat beweging komen. Het is niet zoals het was vóór corona, dat ben ik met u eens. Bovendien zijn we allemaal gehavend. We hebben te maken met veel slechtere financiële vertrekposities, met schulden. Het is dus niet vergelijkbaar, maar ik zie wel perspectief; dat bedoelde ik te zeggen.
De heer Rahimi (VVD):
Dat stelt me dan heel erg gerust.
De voorzitter:
Dat doet ons ook deugd, meneer Rahimi. Als ik goed met u mee heb geschreven, mevrouw de Minister, gaan we nu naar het blokje over de Taskforce Gastvrijheidssector. Klopt dat? U zei het heel snel.
Minister Adriaansens:
Ja, voorzitter, alleen hebben mijn ambtenaren nog een deel van het andere blokje in een ander mapje gedaan. Die vragen ga ik dus toch nog even doen.
De voorzitter:
Die ambtenaren toch!
Minister Adriaansens:
Ze zijn heel zorgvuldig, het gaat dus in heel veel mapjes. Ik kom nog op een paar vragen van de heer De Jong die hiermee te maken hebben. Hij vroeg of toerisme een volwaardige plek kan krijgen in het economisch beleid en hoe we daaraan uitvoering gaan geven. Het begint natuurlijk bij het coalitieakkoord, waarin dat heel duidelijk is beschreven. Dat is ons vertrekpunt, maar ook los daarvan heeft toerisme een belangrijke plek in het beleid. Het is, zoals ik aan het begin al zei, een belangrijke plek waar mensen werken. Het heeft veel meer waarde dan alleen de economische waarde, die overigens ook aanzienlijk is. Hoe doen we dat? Vooral het NBTC vormt een heel belangrijke plek in de uitvoering van beleid. Ik ben ook heel blij met de aanvulling in onze samenwerking met de sector, want ik denk echt dat we dit samen moeten doen. Het NBTC kan een aanjager zijn, het kan faciliteren en het kan ondersteunen en professionaliteit toevoegen, en dat gebeurt ook. Maar we zullen samen met de sector moeten kijken hoe we de volgende stap zetten. Dat kan ik faciliteren, ondersteunen en stimuleren.
De volgende vraag van de heer De Jong was gericht op de spreiding en ging over hoe we die konden verbeteren. Ook in het regeerakkoord – daar verwijs ik dan toch maar weer naar – staat dat we inzetten op spreiding, maar dat was eigenlijk ook voor het moment dat we dat schreven het geval. We hebben allemaal, zoals een aantal van uw leden ook al aangaf, ermee te maken gehad of gezien dat op bepaalde plekken als Giethoorn en Amsterdam het soms te veel is en op andere plekken te weinig. We hebben opgeschreven – en dat is echt veel meer dan een tekst – dat iedere Nederlander de lusten moet ervaren van toerisme. Volgens mij heeft de gastvrijheidssector dat onderschreven. Dat is ook echt een heel mooi uitgangspunt. Die lusten en lasten moeten in balans zijn. Je zou eigenlijk willen dat iedere Nederlander de meerwaarde ervaart. Over hoe we dat doen, heb ik net al het nodige gezegd. De bestemmingsontwikkeling is daarbij heel erg belangrijk. De NBTC heeft daar een rol in, maar ook de DMO's. Een aantal van de mensen die daar werken, zijn op dit moment aanwezig. Daar ligt een heel belangrijke rol in het kader van die spreiding en het ontwikkelen op gebieden waar dat misschien nog niet volledig het geval is.
Ik kom bij de vraag van de heer De Jong die gaat over de aanbevelingen uit het onderzoek van de Taskforce Gastvrijheidssector. Dat gaat dus over dat onderzoek van Dialogic. Ik denk dat ik die vraag net al voldoende beantwoord heb. Ik zie instemming bij de heer De Jong.
De voorzitter:
De heer De Jong knikt tevreden. Dan kunnen we, denk ik, in één keer door naar het vierde blokje.
Minister Adriaansens:
Ja, de gastvrijheidseconomie en de actieagenda. De heer Rahimi stelde een heleboel vragen ineen. Hij vroeg met name naar dat herstelplan. Dan is even de vraag: what's in the name? Wij zijn van mening dat we op een heleboel plekken, niveaus en onderdelen verbeteringen aanbrengen die je in z'n totaal als een soort herstelplan zou kunnen zien. Dan gaat het er bijvoorbeeld allereerst over dat we met de sector werken aan het uitvoeren van de actieagenda, zodat we op de langere termijn toewerken naar een gezonde, duurzame en toekomstbestendige sector.
In die actieagenda staan ook een aantal thema's die breder de aandacht hebben van het kabinet, onder andere de personeelsproblematiek. Die heeft ook een heel belangrijke plek in die actieagenda. Personeelstekort is eigenlijk in alle sectoren op dit moment een groot probleem. Dat heeft ook echt te maken met de vergrijzing in Nederland, maar misschien soms ook met de scheefgroei van waar je in een korte periode wat meer geld kan verdienen dan op de langere termijn. Er zijn wat meer verstoringen. Misschien spelen daarbij ook nog wel zelfstandigheidsissues. Op allerlei vlakken wordt daar onderzoek naar gedaan en worden er verbeteringen ingezet. Ik denk dat het voor dit moment goed is om vooral te focussen op wat de taskforce inzet. Wij kunnen dan breder kijken, zoals bijvoorbeeld mijn collega van Sociale Zaken nu bezig is met een breder actieplan voor een aanpak van de personeelstekorten. We kunnen daar dan elementen bij betrekken. Ik zal dus vooral voor die verbinding kunnen zorgen.
Wat betreft publiekscampagnes, gaf ik net ook al aan dat NBTC daar met partners aan werkt en dat het niet benutte budget van vorig jaar, dat we minder konden inzetten vanwege de beperkingen qua reizen, dit jaar kan worden ingezet.
De spreiding heb ik net genoemd, zeg ik via u, voorzitter, tegen de heer Rahimi. Het is een van de vijf pijlers van het Perspectief 2030, dus de langeretermijnvisie. Wat betreft de financieringsmogelijkheden verwijs ik even naar het antwoord dat ik gaf aan de heer De Jong. Er zijn heel veel mogelijkheden om het te financieren. De vraag is of ze voldoende gevonden worden. Ik vind dat een ontzettend belangrijk onderwerp. Ik denk dat je als ondernemer geholpen moet worden. Als je een in potentie gezonde onderneming kan drijven, dan moet je ook toegang kunnen hebben tot financiering. Dus dat heeft wel prioriteit in ons beleid.
Een vraag van de heer Van Haga ging ongeveer over hetzelfde, namelijk over de personeelsproblematiek.
Mevrouw Van Dijk vroeg concreet naar de stappen die worden gezet om die actieagenda uit te voeren. In die actieagenda staan zo'n 30 acties beschreven. Er zijn eigenlijk drie belangrijke thema's waaronder die gebundeld worden. Je hebt een humancapitalplan – dat betreft personeelsproblematiek – verduurzaming van de sector en een leidraad die we willen ontwikkeling voor de regio's en de steden, die ze kunnen gebruiken bij het managen van hun bestemmingen. Voor de planning verwijs ik graag naar de planning van die actieagenda. Die heb ik toegezonden. Want per actie is een andere planning van toepassing. Als ik die nu ga noemen, is de tijd vol. Dus ik zou daar graag naar willen verwijzen. Naast deze agenda lopen er natuurlijk ook een heleboel projecten onder stimulering van het NBTC.
De voorzitter:
Tot zover geen interrupties. Nee? Dan gaan we, denk ik, naar het laatste blokje toe.
Minister Adriaansens:
Ik heb er nog twee. Het ene blokje is instrumentarium. Dan hebben we het bijvoorbeeld over de data. Daarna zijn er nog een paar overige vragen. Die passen ook in een blokje, maar dat is het blokje overige.
De vraag was of ik een datagedreven strategie wil onderzoeken. Dat past feilloos in wat we aan het doen zijn. Het is ontzettend belangrijk om goede data te hebben. Er gebeurt al veel op het gebied van toeristisch onderzoek, zowel structureel als incidenteel, zowel landelijk als regionaal. Het ministerie financiert het CBS en het NBTC op dit punt. Belangrijk is dat we al die initiatieven op elkaar afstemmen en dat we zorgen dat de data elkaar aanvullen en vergelijkbaar zijn. Dus daar moet je goed alert op zijn.
We hebben bovendien ook de Landelijke Data Alliantie. Dat is een samenwerkingsverband van de sector waarin al die werkzaamheden op het gebied van kennis en data worden afgestemd. De komende periode zal ik samen met de Landelijke Data Alliantie kijken hoe we de coördinatie op dat onderzoek kunnen versterken en of we tot een landelijke datastrategie kunnen komen. Je zou willen dat al die initiatieven bij elkaar komen, zodat je heel gericht weet welke data je op welk niveau voor handen zou willen hebben. Maar ten algemene: datagedreven werken is ontzettend belangrijk in deze sector en daar doen we de komende periode het nodige aan.
De heer De Jong vroeg waarom gemeenten en provincies niet meer deelnemen aan de HollandCity-strategie en hoe we ervoor gaan zorgen dat dit gekeerd wordt. Het is belangrijk om te melden dat wij de gedachte van de HollandCity-strategie heel erg steunen. Dat zijn de verhaallijnen, de themajaren. Het wordt ook breed gewaardeerd dat we op die manier ook onze toeristische plekken onder de aandacht brengen en verbinden met elkaar. Maar ja, partijen kunnen hun eigen afwegingen maken over waar zij de middelen aan besteden. Soms kan dat een afweging zijn om financiering te stoppen. Het is ook gebleken dat een aantal provincies om die reden, omdat het te maken had met financiering, het zouden stoppen maar er liggen nog genoeg kansen en er is nog genoeg werk te doen. Ook weet ik dat het NBTC de komende jaren actief zal werken aan die HollandCity-strategie. Ik zie dus voldoende mogelijkheden, maar uw vraag heeft wel getriggerd dat ik van de provincies die gestopt zijn beter wil begrijpen waarom zij gestopt zijn en of wij dat kunnen volgen.
Mevrouw Van Dijk vroeg wat het effect is van de cofinanciering. Volgens mij had ze het met name over de marketingactiviteiten in het buitenland. U komt daar waarschijnlijk zo nog op terug. Het is misschien goed om aan te geven dat cofinanciering een heel geschikte manier is om financiering te doen als overheid, omdat je het niet moet loszingen van de organisaties die het betreft. Met cofinanciering creëer je ook commitment, en dat is een goed ding. Het mag natuurlijk nooit zo zijn dat er dominantie komt en dat je op een gegeven moment je doelen niet meer kan nastreven. Dus als mevrouw Van Dijk zegt dat we daarop moeten letten, dan ben ik dat ook met haar eens. Ik kan niet zeggen of het percentage te hoog of te laag is. We hebben op dit moment daarvan niet heel negatieve effecten kunnen vaststellen. Dus in beginsel staan wij achter het cofinancieringsprincipe, maar dat is eigenlijk vanuit het vertrekpunt dat commitment belangrijk is op dit soort activiteiten.
De voorzitter:
Voor de toehoorders die minder ter zake kundig zijn, NBTC staat voor Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen. Dit voor de mensen die dat graag willen weten. Het zijn vaak juist de oudere mensen die dit ook niet een, twee, drie kunnen opzoeken en die vinden dit vaak leuk om te horen.
Zijn er tot nu vragen over? Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben in principe helemaal niet tegen cofinanciering, maar ik vraag dit omdat je in de praktijk vaak merkt dat als men meebetaalt, men ook zeggenschap wil en wil dat dit of dat iets anders gaat. Je loopt het risico dat daarmee juist de sterke branding die je oorspronkelijk voor ogen had, afgezwakt wordt om commerciële belangen te dienen. Ik weet niet of het in het belang is van het hogere doel op zich. Ik vroeg me af of die signalen er waren en laten we er scherp op blijven dat we dicht blijven bij wat we voor hadden.
Minister Adriaansens:
Dat ben ik eens met mevrouw Van Dijk. Het is goed om even de nuances erbij aan te geven. Wij zullen de cofinancieringspercentages monitoren en aan het eind van de looptijd van de kaderbeschikking evalueren wat de effecten daarvan zijn. In die zin zullen we echt inzoomen, het niet te gemakkelijk afdoen maar er echt even goed naar kijken. Op dit moment heb ik niet heel ernstige signalen ontvangen.
De heer Romke de Jong (D66):
Misschien toch nog een opmerking ter verduidelijking. Ik ben heel blij dat de Minister opnieuw wil nagaan waarom provincies of gemeenten afhaken bij de HollandCity-strategie. Ik hoop dat de Minister nog steeds met ons deelt dat het belangrijk is dat we het toerisme zo veel mogelijk spreiden over Nederland. In hoeverre kan HollandCity dan toch effectief zijn? De kracht van die strategie is volgens mij ook dat er een breed pakket aan deelnemende gemeenten en provincies is. Daarom vraag ik de Minister om erop te reflecteren hoe het dan toch die effectiviteit kan hebben. De Minister zegt terecht dat we mensen in het buitenland moeten verleiden om zo veel mogelijk op allerlei plekken in Nederland te zijn. Volgens mij is die strategie daar juist uitermate geschikt voor.
Minister Adriaansens:
Op dit moment lijkt het alsof er nog voldoende thema's en aanpakken zijn waarmee we goede stappen kunnen zetten, maar zoals u al hoort, zeg ik «lijkt het». Dat moet ik eerst verifiëren. Ik ga kijken waarom die provincies zijn afgehaakt en ik ga ook nog checken of we vinden dat het voldoende body kan hebben zonder die provincies. Ook ga ik kijken of er een manier is om ze er toch bij te betrekken mocht het belemmerend werken. Die toezegging wil ik wel doen aan de heer Van Dijk. Sorry, de heer De Jong.
De voorzitter:
De heer Romke de Jong, ja.
Minister Adriaansens:
Ik haal twee bordjes door elkaar.
De voorzitter:
Op welke termijn kunnen we dat verwachten, mevrouw de Minister?
Minister Adriaansens:
Ik overleg even omdat ik wil kijken of ik het op een logische plek kan betrekken bij de brieven die er toch al aankomen. In ieder geval voor de zomer.
De voorzitter:
Dan noteren wij «voor de zomer». Dank u wel. Dan gaan we door naar het volgende blokje. Gaat u het nu nog hebben over instrumentaria of eerst over de uitgaandereizensector?
Minister Adriaansens:
Volgens mij heb ik alle vragen over het instrumentarium beantwoord. Er ligt nog wel een vraag van mevrouw Van Dijk. Zij vroeg of het NBTC geschikt is om alle beleid uit te voeren. Wij hebben in ieder geval een vierjaarlijkse beleidsevaluatie. Daar zullen we dat ook bij betrekken, zoals ik net zei. We zijn natuurlijk in goed gesprek met het NBTC. Op het moment dat ik daar zorgen over heb, zullen we moeten bijsturen. Op dit moment heb ik daar geen signalen van, maar dat zal ik echt moeten checken. Ik weet ook niet of u de vraag zo bedoeld heeft.
De voorzitter:
Kunt u het even verduidelijken, mevrouw Van Dijk?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Excuses dat ik niet duidelijk genoeg ben geweest. We hebben daar geen twijfel over, maar er zijn ook nog andere organisaties die heel veel werk verzetten binnen de toeristische sector. Mijn vraag was meer: kunnen we misschien de standaardgroep die jullie regelmatig spreken wat vergroten, zodat we nog meer samen aan de gang gaan om het toerisme hoger op de agenda te krijgen?
De voorzitter:
Omdat het hier om een verduidelijking gaat, tel ik dit niet mee als interruptie, mevrouw Van Dijk.
Minister Adriaansens:
Bij de Taskforce Gastvrijheidssector Nederland zit eigenlijk iedereen of is iedereen welkom. Dus ik zou partijen dan ook willen uitnodigen om daarbij aan te sluiten. Als wij dat moeten stimuleren, moeten we daar wat in doen. Ik wil toch wel even eerlijk daarin zijn: soms wil een hele grote groep niet altijd zeggen dat je heel effectief beleid kan voeren. We zullen dan ook heel goed moeten kijken hoe we het stuurbaar en organiseerbaar maken.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Terecht, maar daar zou je misschien met elkaar voorwaarden over kunnen afspreken.
Minister Adriaansens:
Daar zeg ik ja op.
De voorzitter:
Dat is kort en krachtig, dank u wel. Daar houden we van. Dan gaan we nu naar de uitgaandereizensector toe.
Minister Adriaansens:
Ik heb in ieder geval de vragen van de heer Van Haga over Schiphol en nog een aantal vragen overig. Als u het goed vindt, behandel ik die bij elkaar.
De heer Van Haga vroeg naar inzet van het leger. Ik moet zeggen dat de creativiteit groot is. Het probleem is dat ik daar niet direct over ga. Het klopt dat we als Nederlandse Staat een belang hebben in Schiphol, maar het is een zelfstandig bedrijf met een eigen governance en een eigen besturing; dus ik kan daar niet direct in treden. Misschien is het goed om te vermelden dat we op 19 mei een debat hebben over Schiphol met de Minister van IenW en dat deze vraag daar gesteld kan worden.
De voorzitter:
Meneer Van Haga sprak de Minister aan als regering, als aandeelhouder eigenlijk. Daarom heeft hij dit zo gedaan.
Minister Adriaansens:
Misschien is het wel goed om te delen dat het kabinet zich wel degelijk zorgen maakt als het gaat over de situatie van de afgelopen dagen en weken. Dus daar zit niks tussen. Die zorgen delen wij en daar wordt ook over gesproken en naar gekeken.
De heer Van Haga vroeg ook naar de berichten over de Amsterdamse horeca die de terrasruimte weer moet inleveren. Veel gemeentes hebben tijdens de coronaperiode veel ruimte gegeven aan horecaorganisaties om te zorgen dat er toch inkomsten gegenereerd konden worden, omdat we nu eenmaal wel buiten mochten zitten en binnen niet en de beperkingen daar minder waren. Maar nu de samenleving weer open is, moeten we weer een nieuwe en goede balans vinden. Er is ook weer extra ruimte nodig op straat. Het is ook drukker op straat. Die openbare ruimte moet gewoon goed verdeeld worden. Dus het is aan gemeentes om daar een goede afweging in te maken en daar moeten we het denk ik ook laten, tenzij er excessen optreden. Dan komt het weer op een andere manier bij ons terecht.
Voorzitter. Ten aanzien van de kermisvraag van de heer Van Haga. Het is terecht dat hij daar aandacht voor vraagt. Het is een heel waardevolle activiteit in ons leven, zeg maar. Ik denk dat ieder kind wel een keer naar de kermis is geweest. Je zou dat zo willen houden. Je wilt niet dat ze verdwijnen. Er heeft in ieder geval een gesprek plaatsgevonden waarbij het ministerie aanwezig was en waar ook vertegenwoordigers waren van OCW, van Binnenlandse Zaken, van de VNG en van drie kermisgemeentes, maar ook mensen uit de sector zelf. In dat gesprek is ook uitgebreid gesproken over de zorgen die er zijn over de toekomst van de sector. Er zijn vooral zorgen over een toekomstbestendig businessmodel en of er voldoende openbare ruimte beschikbaar is om de kermissen te kunnen organiseren. Wij zijn nu met de sector en de gemeentes aan het kijken of we de knelpunten kunnen uitwerken. We hebben een vervolggesprek gepland eind mei/begin juni. We zullen de Kamer voor de zomer informeren over de uitkomsten van dat gesprek.
Voorzitter. Dan hebben we nog een vraag van mevrouw Van Dijk over de bruine vloot. Dat is ook zo'n hele sympathieke sector, misschien niet heel groot maar wel heel groot qua belang. We hebben wel heel veel gedaan. Omdat we twijfelden over de ruimte die er binnen de TVL was voor de sector, hebben we extra budget beschikbaar gesteld – zo'n 15 miljoen, als ik het goed heb – om de kosten te kunnen voldoen. Het is dus een soort separate regeling. Dat hebben we niet voor heel veel sectoren gedaan, maar wel voor de bruine vloot. Van die 15 miljoen is 7,2 miljoen gebruikt. Niet alles is dus aangewend.
Daarnaast hebben ze aanspraak kunnen maken op de TVL. Dat bleek alsnog mogelijk. Voor kust- en zeevaart – ik kan het niet helemaal in sectoren onderverdelen – is voor ongeveer 81 miljoen aanspraak gemaakt op de TVL. Volgens mij is het nu vooral kijken of de sector in staat is om voldoende toekomst te creëren. In de taskforce en op andere plekken kijken we met NBTC wat de mogelijkheden zijn voor productontwikkeling. Misschien kan dit ook op andere manieren betrokken worden bij thema, aanbod of andere zaken.
Voorzitter. Ik kom bij de vragen van mevrouw Beckerman over haar moties.
De voorzitter:
Maakt u maar rustig dit blokje even af. Daarna komen de dames aan het woord, denk ik.
Minister Adriaansens:
Helemaal goed. Over de moties over de vakantieparken. Het is goed dat die moties zijn aangenomen. Wij hebben ze ook oordeel Kamer gegeven. Die onderzoeken lopen. Ik doe dit overigens samen met mijn collega De Jonge van VRO, zoals u weet. Wij verwachten in juni de uitkomsten te hebben van het onderzoek. Ik zal het voor de zomer aan u doen toekomen. Ik weet nog niet – dat hangt een beetje van de uitkomsten van het onderzoek af – of ik dat dan ook kan voorzien van een appreciatie. We zullen ons daar wel voor inspannen. Ik denk dat het goed is dat we aan de hand van het onderzoek vervolgens kijken of dat de zorgen van mevrouw Beckerman voldoende wegneemt of dat we met elkaar vinden dat het een redelijke oplossingsrichting biedt.
Voorzitter, ik ben volgens mij door mijn vragen heen.
De voorzitter:
Dank u wel. «TVL» staat voor: Tegemoetkoming Vaste Lasten. Dat was een coronasteunmaatregel voor bedrijven, waar we het morgen ook nog met de Minister over gaan hebben. Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Toch nog even over de bruine vloot. Misschien ben ik weer niet duidelijk geweest in mijn vraagstelling. Ik gaf aan dat ik blij was dat de Minister in gesprek zou gaan met haar collega's van OCW en IenW met de sector, NBTC en de betrokken provincies en gemeenten over de bevindingen en adviezen in het rapport. Ik vroeg echter naar het tijdpad. Kan de Minister een indicatie geven van het tijdpad? Wanneer verwacht zij deze gesprekken te kunnen voeren en vervolgens de Kamer hierover te informeren?
Minister Adriaansens:
Voor de zomer.
De voorzitter:
Onze griffier zal het noteren. Mevrouw Beckerman en dan meneer De Jong.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is goed dat die moties zijn aangenomen en dat er onderzoeken lopen. Ik hoorde de Minister zeggen: dan hoop ik dat de zorgen van mevrouw Beckerman zijn weggenomen. Maar ik ben eigenlijk wel heel erg benieuwd of die zorgen ook de zorgen van het kabinet zijn. Maakt het kabinet zich ook zorgen over deze trend? Die is wel in een enorme stroomversnelling gekomen. We zien dat dit een grote impact heeft op recreanten en op het landschap. Deelt het kabinet die zorgen? Of zijn het echt alleen mijn zorgen?
Minister Adriaansens:
Als het zo is zoals mevrouw Beckerman schetst, dan zijn het inderdaad zorgen die ik deel. Ik wil het alleen verifiëren. Ik wil begrijpen of het inderdaad een trend is. Ik wil begrijpen wat nu precies de situatie is. In ieder geval heb ik in de voorbereiding verschillende varianten van vakantieparken voorbij zien komen en de knelpunten en de problematiek die daar spelen. Het lijkt mij goed dat wij een goed beeld hebben van wat zich daar afspeelt, om te kijken of wij vinden dat dit past bij het ondernemerschap en de risico's die het hebben van privaat bezit meebrengt, dan wel dat wij vinden dat hier onrechtmatig of niet fair mee wordt omgegaan. Daar wil ik goed naar kijken. Ik denk dat ik mijn antwoord hierbij moet laten.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is nog wel uitermate vaag. Dat vind ik wel lastig, omdat het inmiddels natuurlijk al mei is. Om nou toch wat concreter te worden: gaat het in het onderzoek alleen maar om te bezien wat de trend is? Of komt het kabinet ook al echt met oplossingen? Want dat is natuurlijk wel waar we naar op zoek zijn. Het is goed om die kennis te verkrijgen, maar het is nu wel tijd om ook echt met oplossingen te komen. Er zijn al heel veel recreanten die hun plek en hun geld kwijt zijn. Er zijn al heel veel landschappen die erg onder druk staan. Welk tempo ziet het kabinet voor zich?
De voorzitter:
Mevrouw de Minister, mogelijk kunt u mevrouw Beckerman net zo gerust naar huis laten gaan als de heer Rahimi.
Minister Adriaansens:
Ik hoop het. Ik gaf aan dat we in juni de uitkomsten van het onderzoek verwachten, dat ik het onderzoek voor de zomer naar de Kamer wil sturen en dat ik mijn best zal doen om dat van een appreciatie te voorzien. «Appreciatie» is een mooi woord voor een inhoudelijke reactie op het onderzoek.
Ik ga even kijken wat nu precies de onderzoeksvragen zijn, want volgens mij vroeg u ook: wat gaan we dan voor een antwoord krijgen? De vragen die aan de orde komen in het onderzoek, zijn de volgende. Hoeveel vakantieparken zijn op dit moment in bezit van buitenlandse investeerders? Groeit dat aantal en welke ontwikkelingen zijn daarbij zichtbaar? Hoe wordt deze ontwikkeling ervaren door de medeoverheden en de brancheorganisaties? Wat is de impact van het opkopen van vakantieparken op de ruimtelijke ordening en de natuur in het bijzonder, en wat valt daarvan te denken? Daarvan worden een aantal voorbeelden genoemd. Wat is de impact op de zittende eigenaren en de huurders van de vakantieparken? In welke mate zijn de huurders van de vakantieparken via wet- en regelgeving beschermd tegen de gevolgen van opkoping en hoe wordt die wet- en regelgeving toegepast in de praktijk? Welke instrumenten zijn er voor de gemeenten, de provincies en het Rijk om het opkopen van vakantieparken en de gevolgen daarvan te beïnvloeden? En welke aanpassingen aan wet- en regelgeving zijn er denkbaar om de positie van de huurders op dit vlak te versterken?
Ik denk dat we met deze vragen een heel eind komen.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, bent u hier tevreden mee?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik kom er in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Zeker, dat is uw goed recht.
De heer Romke de Jong (D66):
Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over het Caribisch deel van ons koninkrijk. Daar hebben we de kans voor duurzaam toerisme, het ecotoerisme. Ik heb de vraag gesteld welke rol de Minister voor zichzelf ziet en welke stappen zij gaat nemen om de afspraken in het coalitieakkoord over ecotoerisme waar te maken. Hoe wordt het mkb hierin gestimuleerd?
De voorzitter:
Mevrouw de Minister, wat is daarop uw antwoord?
Minister Adriaansens:
Wij hadden dat antwoord, maar dat is op de een of andere manier uit mijn mapje gevallen. Ik ga even kijken of ik het antwoord weer tevoorschijn kan toveren.
De voorzitter:
Anders kan de Minister er in de tweede termijn op terugkomen.
Minister Adriaansens:
Dan doen we dat.
De voorzitter:
Dan kunnen we naar de tweede termijn van de Kamer gaan. Ik stel voor een spreektijd van één minuut, met een uitloop tot 1,5 minuut, maar in principe moet alles in één minuut kunnen. Ik geef de heer Rahimi van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie als eerste het woord.
De heer Rahimi (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst de complimenten voor het feit dat u al die afkortingen uitlegt. Dat vind ik echt goed. Dat meen ik oprecht, want niet iedereen begrijpt die afkortingen altijd.
De voorzitter:
Ik loop hier al bijna zestien jaar mee. In die tijd heb ik veel mailtjes gekregen van mensen die zeiden: wat bedoelen ze nou, ik kan al dat wollige geneuzel niet volgen. Ik trek me het altijd aan als mensen mij dat schrijven. Dus dank voor dat compliment. U krijgt een Ferrero Rocher van mij, want ik weet dat u daarvan houdt.
De heer Rahimi (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
Voorzitter, wij danken de Minister voor de antwoorden. Ik werd getriggerd door de vraag van mijn collega Van Dijk over het NBTC. Toen moest ik denken aan onze eigen punten over spreiding en de leefbaarheid van Nederland. Ik dacht: cofinanciering, dat betekent dus eigenlijk dat wie mede betaalt, mede bepaalt. Dus als er grote partijen zijn die al bekend zijn en dan alleen maar betalen, dan zal iedereen ook alleen maar naar die plek gaan. Dus ik vind dat echt een goed punt. Dank daarvoor. Dat punt kan ik ondersteunen. Het kan niet bij één partij liggen. Wij hebben inderdaad gepoogd om overal, in heel Nederland, mensen te laten profiteren. Ik heb al aangegeven dat heel veel mkb-ondernemers juist niet zo veel vlees op de botten hebben. Zij zullen dus ook niet mee kunnen betalen. Wij vinden het toch heel belangrijk dat er wel echt een integraal plan komt om de problemen aan te pakken, maar ook om de kansen te pakken die er liggen in het nieuwe toerisme zoals wij dat willen. Dat vind ik wel echt belangrijk, zodat we straks over een of twee jaar niet zitten, zo van: hé, wat hebben we gemist? Wat hadden we anders kunnen doen?
Voorzitter. Wij willen daarom ook graag een tweeminutendebat aanvragen.
De voorzitter:
Dat wordt bij deze genoteerd. Meneer Rahimi, u zult daarbij de eerste spreker zijn.
Dank u wel. Mevrouw Inge van Dijk namens het Christen Democratisch Appèl.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Minister, dank u wel voor de antwoorden. We hebben het kort gehad over het personeelstekort als grote uitdaging. Helaas is dat niet alleen in deze sector een grote uitdaging. Het is gewoon een heel breed probleem in Nederland. Ik hoop ook dat we dit echt integraal aanpakken en dat we niet voor elke sector aparte plannen gaan maken. Soms is dat wel nodig, omdat kennis heel specifiek is.
Dank voor de toezegging met betrekking tot de overstappende agrariërs. Het is ook kort gegaan over de financieringsmogelijkheden. Toen dacht ik bij mezelf: «We hebben volgende week Ecofin-debat. Dan zal Basel IV ook op de agenda staan». Ook dat is een aspect dat wij in ons achterhoofd moeten houden als het gaat om financieringsmogelijkheden, zeker voor ondernemers die veel zekerheid achter zich hebben staan. Dat is dus wel een bijkomende zorg die ik heb. Wellicht is het niet iets om hier verder uit te diepen, maar is het wel iets om verder over na te denken als het gaat om financieringsmogelijkheden, ook in relatie tot deze sector.
Dan de stap in de actieagenda. Het is terecht dat de Minister mij daarop wees. Dertig stappen, dat geeft dus ook aan dat we hier waarschijnlijk in de komende jaren nog heel vaak met elkaar over toerisme gaan praten. Dat is positief.
Ten slotte wil ik nog een punt maken over het datagedreven toerismebeleid. De Minister geeft aan dat we daar veel aan gaan doen. Ik denk dat dit goed is. Ik ben echter wel heel erg benieuwd naar de vervolgstappen, want zonder goed inzicht kunnen we ook geen basis leggen voor goed integraal beleid. Ik zie dus heel erg uit naar de verdere ontwikkeling op dat gebied. We kunnen daar mooi over doorpraten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Lid Romke de Jong namens Democraten 66.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik begon qua sfeer een beetje negatief door de heer Van Haga die zei wat er allemaal niet goed was aan wat de Staat deed. Ik zal u eerlijk vertellen dat de Minister mij weer positief heeft kunnen stemmen. De Minister geeft ook aan: ik zit hier pas vier maanden, maar we zien elkaar in deze commissie ongelofelijk veel. Ik merk ook dat er eigenlijk drie thema's steeds terugkomen in alle debatten die wij hebben. Het gaat over digitalisering, verduurzaming en financiering. Daar gaan we het waarschijnlijk morgen ook weer over hebben. Ik heb u al gezegd wat mijn zorgen zijn over digitalisering, maar vooral ook wat de kansen zijn die ik daar zie voor het mkb. Over verduurzaming heb ik u al, ook in andere debatten, vaak voorzien van moties. Ik denk dat we echt die kansen moeten pakken, zeker nu met die hoge energienota's.
Ik sluit even aan bij wat collega Van Dijk zei over financiering. Zij zegt: volgende week Ecofin met Basel IV. De andere kant is ook waar. Wij zien veel ondernemers die het nu weer goed doen en ook aan financiering kunnen komen, maar wij zien ook een groep ondernemers die echt moeite heeft om aan financiering te komen. De bank zegt daar: «U heeft niet genoeg zekerheden. Wij vinden uw sector risicovol en daarom financieren wij niet». Die zorgen heb ik, die heeft u – ik heb u daar vaker over gehoord – maar die wil ik hier nog een keer benadrukken.
Minister, ik ben ook blij met uw toezegging over HollandCity-marketing.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Ik heb verder geen zorgen, maar u doelde waarschijnlijk op de Minister.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, het is ongelofelijk fijn om te horen dat u geen zorgen heeft, maar dan deel ik de zorg samen met de Minister en sla ik u daarin over. Excuus.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Jong. Tot slot, de geachte afgevaardigde Beckerman namens de Socialistische Partij.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank u wel. Op 11 juni is er een actiedag van recreatieparken. Het is een actiedag van mensen die een plekje hadden of hebben op een recreatiepark. Zij dreigen dat plekje nu kwijt te raken of zijn het al kwijtgeraakt, omdat die parken zo massaal worden opgekocht en worden omgebouwd tot luxe villaparken. Op 11 juni willen zij hun eisen duidelijk maken. Zij willen duidelijk maken dat de huurders van grond en de eigenaren van die plekken beter moeten worden beschermd. Ook willen zij duidelijk maken welke impact het heeft op het landschap.
Voorzitter. Het is goed dat het kabinet die motie uitvoert en dat onderzoek doet, maar wij willen wel de druk opvoeren om zo snel mogelijk met een reactie te komen. Wat ons betreft moet dat echt voor de zomer, want dit gaat heel erg hard. We zien welke enorme impact het heeft op recreanten als zij hun geliefde plek, waar ze soms decennialang zitten en heel veel in hebben geïnvesteerd, op zo'n manier kwijtraken. Dat gaat echt vaak op te agressieve manier. Dat moet stoppen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. De Minister geeft aan meteen over te kunnen gaan tot de beantwoording. Ik stel voor dat er alleen interrupties geplaatst worden in het geval van nood of verduidelijking.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. Ik start dan bij de laatste spreker, mevrouw Beckerman, want dat blijft het meest hangen. Het is goed om te weten dat er op 11 juni een actiedag is. Dus fijn dat ze dat heeft gemeld. We zullen kijken of we met de betrokkenen contact kunnen krijgen om daar aanwezig te kunnen zijn en om in ieder geval te kunnen begrijpen wat de zorgen zijn van deze mensen. Ik wil heel graag reageren voor de zomer, maar stel dat er bijvoorbeeld sprake is van juridische aspecten, zoals aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, dan heb ik daarvoor mijn collega van JenV nodig en kan ik dat dus niet alleen. Dus ik wil dat, maar het moet wel kunnen. We zullen ons inspannen maar ik kan u geen garantie geven om die reden, dus niet omdat het geen prioriteit heeft maar omdat er wellicht andere departementen bij betrokken moeten worden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat begrijp ik goed. Ik ben overigens ook heel blij met de toezegging van de Minister om contact te hebben en om wellicht zelfs daar te zijn. Daar kunnen we straks wellicht nog even verder contact over hebben. U kunt overigens ook al een eerste reactie geven waarbij u die denkrichting meegeeft. Ik denk namelijk dat het wel van belang is dat we het tempo erin houden en dat er een duidelijk signaal wordt afgegeven vanuit het kabinet.
De voorzitter:
Ikzelf kan geen reactie geven, maar ik neem aan dat u met «u» de Minister bedoelt. Het is dan ook de bedoeling dat u in zulke gevallen altijd in de derde persoon spreekt.
Minister Adriaansens:
Wat mevrouw Beckerman zegt, is eigenlijk een herhaling om de urgentie te benadrukken en ik kan zeggen dat dit bij mij zeer goed is aangekomen.
De heer Rahimi heeft nog een opmerking gemaakt over de cofinanciering. In het beleid dat we voeren is het heel belangrijk dat er over de cofinanciering echt commitment is omdat we ons als overheid niet willen loszingen van wat er nodig is in het veld. Dus laten we bij de evaluatie goed kijken of het verkeerde effecten heeft die niet in lijn zijn met het beleid dat we voeren, want dat zou ongewenst zijn. Die signalen hebben we nu niet maar je moet daar wel alert op zijn. In beginsel is cofinanciering tot nu toe een heel nuttige manier van het inzetten van bepaalde subsidies of investeringen gebleken. Ten aanzien van het plan ...
De voorzitter:
Mevrouw de Minister u was aan het woord. Gaat u verder.
Minister Adriaansens:
De heer Rahimi zei dat we het plan nodig hebben. Perspectief 2030 is het plan waar we met de sector mee bezig zijn. Dat plan wordt uitgevoerd, waarbij heel veel mensen zijn betrokken. De komende periode moeten we kijken of dat de goede kant opgaat, maar in mijn beleving is dat plan er dus wel.
De heer Rahimi (VVD):
Ik heb dan twee interrupties eigenlijk. Mijn eerste vraag aan de Minister is of zij het met mij eens is dat gezien de toestand van veel kleine mkb'ers die eigenlijk geen vlees meer op de botten hebben, die cofinanciering er niet voor mag zorgen dat zij worden uitgesloten. Ik snap overigens dat de Minister aangeeft de evaluatie te willen afwachten. Mijn vraag is dan wel wanneer die plaatsvindt, want als die over twee jaar is, is dat wel heel ver weg.
De Minister heeft verder Perspectief 2030 genoemd, maar volgens mij is hetgeen wat er tot nu toe voorligt, nog gemaakt vóór de coronaperiode. Daar er in die tussentijd best wel wat veranderd is, is mijn vraag of er dan niet dingen moeten worden aangepast. Dat plan kan dus niet meer helemaal valide zijn. Er moeten dus dingen aan getweakt worden en bovendien liggen er nieuwe kansen. We kunnen dat plan dus nu niet standaard gaan uitvoeren. Alleen dat plan is voor ons niet voldoende. Moet dat dus sowieso niet herzien worden, juist vanwege de coronaperiode en vanwege het feit dat het voor die periode is opgesteld?
Minister Adriaansens:
De thema's die leidend zijn in dat programma staan nog steeds, namelijk verduurzaming, toegankelijkheid, bereikbaarheid, personeel en gastvrijheid. Waar het gaat om de acties die daaronder worden geformuleerd, is er sprake van een rollende agenda. Die agenda wordt continu geactualiseerd en is redelijk «hands on». Dat sluit volgens mij ook aan bij de behoefte van de heer Rahimi om het concreet te houden en het van toepassing te laten zijn op de huidige situatie. De personeelsproblematiek van nu is er een die ook een paar jaar geleden aan de orde was. Die staat dus wel degelijk in het plan maar is inmiddels wel nijpender geworden door corona en allerlei andere ontwikkelingen in de maatschappij. Het wordt dus misschien wat scherper, maar de vraag is nog steeds dezelfde. Cofinanciering wordt heel vaak ook gevraagd van medeoverheden en dus niet van de kleine ondernemers. Daar hebben we heel veel subsidieregelingen en fiscale regelingen voor. Wat betreft projecten die moeten worden uitgevoerd, in dit geval cofinanciering bij het NBTC, gaat het vaak over medeoverheden en kan er overigens ook vaak in natura worden meegewerkt aan initiatieven. Maar goed, we gaan eind van dit jaar beginnen met de evaluatie en gaan die volgend jaar opleveren.
Er staat nog een vraag open, als u mij toestaat om gelijk het bruggetje te maken, voorzitter ...
De voorzitter:
Zeker. Ik sta dat toe.
Minister Adriaansens:
Ik heb inmiddels op mijn scherm namelijk het antwoord op de vraag van de heer De Jong over het toerisme op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius en over het stimuleren van het ecotoerisme aldaar. Samen met de Green Destinations Foundation zijn voor alle drie de eilanden audits uitgevoerd naar de duurzaamheid op de eilanden en op basis daarvan mogen de eilanden het mondiaal erkende predicaat van zilveren QualityCoast Destination voeren. We hebben een project ondersteund om ook certificering te ontwikkelen voor toeristische accommodaties. We hebben de Kamer van Koophandel van Bonaire subsidie gegeven voor de uitrol van de certificering op Bonaire. Ook wordt de uitrol op Saba en Sint-Eustatius gestimuleerd, maar die zijn nog niet zover. We financieren ook een ondernemerschapsprogramma met duurzaam toeristisch ondernemerschap als een van de speerpunten. De RVO is in samenwerking met Bonaire een studie gestart die gericht is op ecotoerisme en het vergroten van het verdienvermogen van de lokale toeristische ondernemer. Dus dat is een beetje wat we daar op dit moment doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw de Minister, voor uw antwoorden.
Er zijn nog een paar toezeggingen gedaan die ik u nu wil voorlezen. Ik vraag u allen om goed mee te luisteren om na te gaan of ze goed zijn geformuleerd.
– De Minister zegt toe om de mogelijkheden van doorstroming van de agrarische sector naar de toerismesector te betrekken in de in juni verwachte perspectiefbrief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de overstap van agrariërs naar andere werkzaamheden.
– De Minister zegt toe om de beëindiging door provincies van een aantal landelijke samenwerkingsverbanden in het kader van de HollandCity-strategie en de gevolgen hiervan voor de strategie te onderzoeken en de Kamer hierover voor de zomer te informeren.
– De Minister zegt toe de Kamer voor de zomer te informeren over de uitkomsten van het vervolggesprek met de kermissector.
– De Minister zegt toe om voor de zomer de Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek in samenwerking met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening naar het opkopen van parken en campings en tracht deze voor die termijn van een appreciatie, een reactie te voorzien. Dit is een toezegging aan mevrouw Beckerman.
– De Minister stuurt voor de zomer een vervolgbrief over de bruinevlootregeling.
Dank aan meneer de griffier, die alles perfect heeft genoteerd, zoals we dat van hem gewend zijn. We zien de Minister morgen terug. Ik wil alle mensen op de publieke tribune van harte bedanken. Het was fijn dat u weer aanwezig kon zijn. Ook dank aan de mensen die thuis hebben geluisterd en hebben gekeken, de Minister en haar team en alle Kamerleden. Ik wens iedereen een gezegende avond en een behouden thuiskomst.
Sluiting 16.38 uur.