Verslag Informele Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 1 maart 2022 en appreciatie technische wijziging aan het voorstel tot de verhoging van de voorfinanciering uit de REACT-EU-middelen
Milieuraad
Brief regering
Nummer: 2022D19256, datum: 2022-05-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-864).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-864 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2022Z09493:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-05-18 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-02 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-08-30 12:00: Informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 2 september 2022 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
21 501-08 Milieuraad
Nr. 864 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2022
Met deze brief doe ik uw Kamer het verslag toekomen van de Informele Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de EU-Ministers verantwoordelijk voor het Cohesiebeleid, die plaatsvond in Rouen, Frankrijk op 1 maart 2022. Tevens geef ik een korte toelichting op en appreciatie van een technische wijziging die gemaakt en aangenomen is ten behoeve van het voorstel tot wijzigen van de verordening herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (REACT-EU)1
Tijdens de Raad is gesproken over de toekomst van het cohesiebeleid, mede aan de hand van het 8e cohesieverslag van de Europese Commissie. Daarnaast is deze vergadering gebruikt door alle aanwezigen om hun afschuw uit te spreken over de inval van de Russische Federatie van Oekraïne en zijn er eerste gesprekken gevoerd over wat er binnen het cohesiebeleid wellicht mogelijk zou kunnen zijn bij te dragen aan het opvangen van de gevolgen voor de meest getroffen lidstaten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Verslag Informele Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid d.d. 1 maart 2022
Voor de informele RAZ had het Franse voorzitterschap (hierna: voorzitterschap) twee discussievragen opgesteld om het gesprek te sturen, waarbij de eerste vraag inging op welke investeringsstrategieën prioriteit moeten krijgen in het toekomstig cohesiebeleid. De tweede vraag zocht naar manieren om de zogenaamde Geography of Discontent, waarbij burgers in regio’s met langdurige stagnerende economische groei zich van de EU afkeren, effectief te beperken.
Uw Kamer is over de agenda van deze informele RAZ geïnformeerd in de geannoteerde agenda die op 23 februari 2022 aan uw Kamer is verzonden.2
Alle aanwezigen, zowel de vertegenwoordigers van de lidstaten als de voorzitter van de commissie Regionale Ontwikkeling van het Europees parlement, Eurocommissaris Ferreira en de vertegenwoordigers van het Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité startten hun interventie met het uitspreken van woorden van afschuw over de oorlog in Oekraïne. Daarnaast spraken vrijwel alle vertegenwoordigers over het belang van EU solidariteit en een groot aantal aanwezigen benadrukte dat in hun ogen het EU cohesiebeleid een middel is waarmee deze solidariteit wordt getoond.
De Eurocommissaris opende dan ook met een aantal mededelingen over Oekraïne. Zo liet zij weten dat de Europese Commissie (EC) alle grensoverschrijdende projecten met Belarus en Rusland gestopt heeft, in samenwerking met de lidstaten die het betreft. Ook gaf zij aan dat ze graag alle mogelijke opties verkent om lidstaten die met vluchtelingenopvang te maken krijgen te ondersteunen.
Hierna ging zij in op het Cohesiebeleid van de toekomst. Ze stelde dat in cohesielanden (landen waar het BNI per capita lager dan 90% is van het EU-gemiddelde) 37% van alle publieke investeringen tussen 2007 en 2013 met middelen uit het cohesiebeleid zijn gedaan. Het laat volgens haar goed het belang zien van cohesiebeleid als een garantie voor publieke investeringen. De economische crisis als gevolg van de COVID19-pandemie heeft de EU op een asymmetrische manier getroffen en het herstel is ook asymmetrisch. Daarnaast ziet zij uitdagingen op het gebied van demografische ontwikkeling en gaf zij aan dat in 2040 de helft van de EU’s inwoners in gebieden met een demografische neergang zal wonen. Ze sloot af met de mededeling dat de Europese Commissie, mede vanwege het asymmetrische herstel dat men constateert, zal voorstellen de crisis maatregelen uit het Corona Response Investment Initiative (CRII) te continueren met een extra jaar.
Younous Omarjee, voorzitter van de commissie Regionale Ontwikkeling van het Europees parlement, beaamde een groot deel van wat de Eurocommissaris had gezegd. Hij benoemde de zogenaamde «middeninkomensval» waarin sommige Europese regio’s zich bevinden. Daarnaast sprak hij uit dat het Europees parlement een eventuele verlenging van het CRII zou steunen. Hij sloot af met een kort punt over het voorstel «betreffende een mechanisme om juridische en administratieve belemmeringen in een grensoverschrijdende context uit de weg te ruimen» (European Cross-Border Mechanism; ECBM) 3. Hij stelde dat het Europees parlement graag met de Raad in gesprek zou willen over het opnieuw opstarten van de onderhandelingen over dit voorstel.
De vertegenwoordiger van de OESO presenteerde een aantal hoogtepunten uit hun rapport dat zij speciaal voor deze vergadering hadden opgesteld. Ook de vertegenwoordiger van de OESO ging daarbij in op de oorlog in Oekraïne en de noodzaak voor de EU om de vluchtelingen uit Oekraïne goed op te vangen. Daarnaast waarschuwde de vertegenwoordiger van de OESO voor de groeiende verschillen tussen stads- en plattelandsregio’s en de impact die dit heeft op de uitvoering van bepaalde «megatrends».
De verschillende lidstaten gingen in hun interventies allemaal in op de situatie in Oekraïne. Een deel van de lidstaten sprak expliciet over de rol die het cohesiebeleid kan spelen in het opvangen van de eerste uitdagingen die ontstaan ten gevolg van de Russische invasie van Oekraïne. Een deel van de lidstaten riep de Europese Commissie op met wetgeving te komen die dit mogelijk maakt, onder meer met nieuwe flexibiliseringen.
Tegelijkertijd waren er ook lidstaten (waaronder Nederland) die in dit kader wezen op het belang van de langetermijninvesteringen in de groene en digitale transities die beoogd worden met het cohesiebeleid en die zouden kunnen komen te lijden onder te veel inzet op crises, zoals de oorlog in Oekraïne. Veel lidstaten spraken in hun interventie over deze investeringsbehoeften. Een aantal lidstaten nam, naar analogie van het OESO-rapport, het idee van «megatrends» over waar het cohesiebeleid mee aan de slag zou moeten. Naast de groene en digitale transities werden ook zaken als vaardighedenontwikkeling en ondernemerschap genoemd in verschillende bijdragen.
Het laatste onderwerp dat veel terug kwam in de bijdragen van verschillende lidstaten was het algemene belang van publieke investeringen en de mogelijkheden die het cohesiebeleid daarvoor biedt. Er werd veel aandacht besteed aan het idee dat regio’s zeer ongelijke uitdagingen kennen, en dus ook verschillende oplossingsrichtingen nodig hebben vanuit het cohesiebeleid. Zo werd bijvoorbeeld vaak gerefereerd aan regio’s met een teruglopende en vergrijzende bevolking. Een aantal lidstaten gaf aan dat dit type regio’s specifieke noden heeft waar alleen wat aan gedaan kan worden als goed gekeken wordt naar de specifieke regionale omstandigheden.
De twee aanwezige Comités, het Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité, alsook de Europese Investeringsbank (EIB) gaven aan dat complementariteit tussen verschillende fondsen van belang was. Het Comité van de Regio’s gaf aan dat het lastig is wanneer nieuwe fondsen nieuwe regels kennen, aangezien dat een spoedige implementatie van deze fondsen bemoeilijkt. De EIB riep op tot het aanjagen van innovatie in de private sector.
De Eurocommissaris en het Franse voorzitterschap van de Raad sloten de vergadering af. De Eurocommissaris constateerde een grote mate van verbondenheid in respons op de situatie in Oekraïne en gaf aan dat dat haar goed deed. Ze vatte samen dat ze veel lidstaten om extra flexibiliteit in het kader van deze crisis had horen vragen en dat ze van plan was de Commissie daaraan gehoor te laten geven. Daarnaast besteedde ze aandacht aan de langetermijndoelen van het cohesiebeleid, maar stelde dat deze doelen ook gevaar kunnen lopen wanneer niets gedaan wordt aan kortetermijncrises die de vooruitgang van sommige regio’s in de weg zitten. Zij wil met het cohesiebeleid wat doen aan zowel de korte als de lange termijn. Wat volgens haar in deze context van groot belang blijft is de afstemming tussen de herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility, RRF) en het cohesiebeleid, zeker aangezien het RRF bij uitstek een kortetermijninstrument is.
De Minister Gourault als vertegenwoordiger van het Franse voorzitterschap voegde hier nog aan toe dat het goed is dat er gewerkt wordt aan meer flexibiliteit om lidstaten te helpen wat te doen aan de vluchtelingencrisis die is ontstaan. Ook gaf zij aan dat de EU Stedelijke agenda veel bereikt heeft, maar dat gezien de groeiende verschillen tussen stedelijk en ruraal gebied, het goed zou zijn als er ook een «rurale agenda van de EU» zou komen. Ze eindigde de vergadering met het uitspreken van de hoop dat een volgende vergadering onder een vreedzamer gesternte zou kunnen plaatsvinden.
Appreciatie tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 223/2014 wat betreft de verhoging van de voorfinanciering uit de REACT-EU-middelen en de vaststelling van eenheidskosten
Op 4 april jl. is uw Kamer een appreciatie toegekomen over het voorstel voor verhoging van de voorfinanciering uit de REACT-EU-middelen4. Om het gebruik van deze middelen in het kader van de migratie-uitdagingen als gevolg van de militaire agressie door de Russische Federatie, te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verminderen, heeft de Europese Commissie een aanvullend voorstel gedaan om het declaratieproces te versnellen.
Specifiek houdt dit in dat de lidstaten betalingsaanvragen kunnen declareren op basis van eenheidskosten. Dat wil zeggen dat voor elke vluchteling uit Oekraïne een vast bedrag wordt gerekend, in plaats van de daadwerkelijk gemaakte kosten. De eenheidskosten bedragen 40 euro per week voor elke hele of deel van een week gedurende welke de persoon zich op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevindt. De eenheidskosten mogen in totaal gedurende ten hoogste 13 weken worden toegepast, te rekenen vanaf de datum van aankomst van de persoon in de Unie.
Het kabinet oordeelt positief over het aanvullende voorstel voor het vaststellen van eenheidskosten. Omdat het een technische wijziging betreft die tot doel gehad heeft de betalingsaanvragen te vergemakkelijken en vanwege de haast die met dit voorstel gemoeid was, heeft het kabinet hier op 6 april 2022 mee ingestemd (op het moment dat het ook instemde met de wijzigingen aan REACT-EU die de voorfinanciering naar boven toe bijstelde).