[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Wijziging van enkele belastingwetten (Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022)

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2022D19266, datum: 2022-05-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36088-5).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36088 -5 Wijziging van enkele belastingwetten (Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022).

Onderdeel van zaak 2022Z08481:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

36 088 Wijziging van enkele belastingwetten (Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 16 mei 2022

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid

Inhoudsopgave

1. Inleiding 1
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel 5
2.1. EU-kader 6
2.2. Wijzigingen in de Wet omzetbelasting 1968 7
2.3. Wijzigingen in de Wet op de accijns 7
3. Budgettaire aspecten 7
4. Relatie met het klimaatbeleid 8
5. Doelmatigheid en doeltreffendheid 9
6. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger / administratieve lasten en doenvermogen 10
7. Uitvoeringskosten Belastingdienst en Douane 11
8. Advies en consultatie 11
9. Evaluaties 11
10. Grenseffecten 12

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen welke alternatieven maatregelen de regering in ogenschouw heeft genomen. Wat zijn per alternatief de voor- en nadelen? Wat heeft ertoe geleid om tot de onderhavige maatregelen te kiezen?

Tevens constateren deze leden dat de huidige maatregelen tot het einde van dit jaar van kracht zijn. Deze leden vragen de regering wat relevante factoren zijn om tot eventuele verlenging van de maatregelen te besluiten.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden begrijpen de noodzaak om in urgente situaties grove maatregelen te treffen en zien de samenhang van deze fiscale koopkrachtmaatregelen met de energietoeslag die via de gemeenten verstrekt zal worden. Deze leden hebben enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering stelt dat er weinig mogelijkheden zijn om de huidige prijsstijgingen ten gevolge van de energiecrisis te dempen aangezien de hoogte van veel regelingen reeds vast staan voor 2022. In hoeverre heeft de regering overwogen om de hoogte van diverse regelingen, c.q. tarieven van bijvoorbeeld de btw, de energiebelasting en de ODE (Opslag Duurzame Energie en Klimaattransitie) of brandstofaccijnzen (aanvullend) te verlagen per 1 januari 2022? De leden van de PVV-fractie merken hierbij volledigheidshalve op dat terugwerkende kracht doorgaans niet op bezwaren stuit wanneer de terugwerkende kracht ten gunste van de belastingbetaler komt.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering tevens om in te gaan op de voordelen voor de uitvoerbaarheid in geval van terugwerkende kracht naar 1 januari 2022.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering voorts om een inschatting te maken van de mate waarin een btw-verlaging op energie wordt doorgegeven aan de consument.

De leden van de PVV-fractie lezen dat energieleveranciers niet in alle gevallen in staat zijn om de btw-verlaging al in 2022 aan consumenten zichtbaar te maken in de voorschotten. Kan de regering een overzicht verstrekken van de desbetreffende energieleveranciers? Wordt in deze gevallen rekening gehouden met eventuele betalingsproblemen als deze huishoudens pas bij de eindafrekening profiteren van de btw-verlaging, mogelijk zelfs pas in 2023?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering voornemens is om dit jaar een afwegingskader ten aanzien van de voorwaarden waaronder het nemen van beleidsbesluiten aanvaardbaar kan zijn aan de Tweede en Eerste Kamer te sturen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het mogelijk is om dit afwegingskader voor de behandeling van het Belastingplan 2023 met de Kamer te delen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering in overleg is met energieleveranciers over de doorberekening van de btw-verlaging in de voorschotten per 1 juli 2022. De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang dat huishoudens op korte termijn iets merken van de btw-verlaging en vragen de regering daarom naar de stand van zaken op dit punt en in hoeverre het de energieleveranciers gaat lukken om de voorschotten per 1 juli 2022 te verlagen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022. Deze leden maken zich ernstig zorgen over de vele Nederlanders die door voornamelijk hoge energieprijzen in de knel komen. De recent gepubliceerde cijfers door het Nibud zijn schrikbarend. De lagere inkomens hadden al geen ruimte voor grote financiële klappen en de compensatie die eenmalig geboden wordt zal volgens deze leden ook niet genoeg zijn om mensen uit de financiële problemen te houden. Daarnaast zijn er de (lagere) middeninkomens die qua compensatie tussen wal en schip vallen. Deze leden vinden het onacceptabel dat een groot deel van de mensen het financieel krap heeft en kampt met angst voor schulden en moeten besparen op dagelijkse boodschappen. Volgens deze leden is er meer actie nodig van de regering om mensen voor een armoedeval te behoeden. Daarbij hoort een eerlijke verdeling van de lasten. Het voorstel dat de regering hiertoe heeft gedaan schiet naar hun mening tekort.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben enkele vragen over de gemaakte keuzes.

Het kabinet kiest ervoor om de accijnzen op benzine, diesel en LPG met 21 procent te verlagen. De leden van de SP-fractie willen graag weten waarom voor dit percentage is gekozen.

Is door het kabinet ook overwogen om tijdelijk geen btw te heffen op energie, zodat degenen die dit nodig hebben ruimhartiger worden geholpen? Waarom is hiervoor niet gekozen?

Er zijn niet veel mogelijkheden om met overheidsmaatregelen gedurende het jaar direct de effecten van de huidige prijsstijgingen als gevolg van de energiecrisis te dempen, schrijft de regering in de memorie van toelichting, zo constateren deze leden. De leden van de SP-fractie begrijpen dat veel maatregelen doorwerken in andere regelingen en het daardoor niet gemakkelijk is om gedurende het jaar iets aan te passen. Wel vragen deze leden de regering of er inderdaad maar weinig kan gedurende het jaar of dat het kabinet de meeste maatregelen als onwenselijk ziet omdat het moeilijk uitvoerbaar is. Is de regering bereid om deze leden een overzicht te verstrekken van overwogen maatregelen en per maatregel aan te geven waarom er niet voor is gekozen? Welke andere maatregelen had de regering kunnen treffen? Specifiek willen de leden van de SP-fractie weten of een verhoging van de algemene heffingskorting gedurende het jaar mogelijk is en of dit mogelijk zou kunnen compenseren voor de gestegen energie- en brandstofprijzen.

De regering erkent dat de maatregelen ongericht zijn. De leden van de SP-fractie hebben hier begrip voor, maar hebben in het debat over de ontwikkeling van de koopkracht en de stijgende energieprijzen wel gevraagd om in de toekomst gerichter te kunnen helpen als dat nodig is. Deze leden kregen de toezegging van de Minister dat dit wordt onderzocht. De leden van de SP-fractie vragen de regering of hiermee al is begonnen en hoe deze toezegging wordt uitgevoerd.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden achten het een goede zaak dat de regering in het lopende het begrotingsjaar ingrijpt om de extreme stijging van de energieprijzen te verzachten en hebben gelet op het beperkte aantal vrijheidsgraden op korte termijn begrip voor de generieke maatregelen die zijn getroffen: de tijdelijke accijnsverlaging op brandstoffen en de tijdelijke btw-verlaging op de energierekening. Wel vragen deze leden de regering om toe te lichten hoe de regering ervoor zorgt dat energieleveranciers de btw-verlaging doorberekenen aan huishoudens. Mochten energieleveranciers dit niet in volledige mate doen, vermindert dit immers het koopkracht verbeterende effect van de wet. Ook vragen deze leden of de mate van doorberekening door energieleveranciers bijgehouden en geëvalueerd wordt.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom het wetsvoorstel pas op 28 april jl. naar de Kamer is gestuurd, terwijl de wet deels al per 1 april jl. in werking is getreden, maar ook omdat al langer duidelijk is dat de maatregelen in het wetsvoorstel genomen zullen worden. Waarom is niet meer rekening gehouden met het budgetrecht van de Kamer? Ook wijzen deze leden erop dat reeds op 11 maart 2022 duidelijk was dat voorgestelde maatregelen genomen zouden worden. Waarom is er niet voor (snellere) spoedwetgeving gekozen?

De leden van de SGP-fractie hebben bedenkingen bij het voorstel om de btw op energie te verlagen. Deze verlaging is generiek en het voordeel hangt daarmee af van het energiegebruik. Hoe meer energie een huishouden gebruikt, hoe meer profijt een huishouden heeft. Daardoor achten deze leden het zeer waarschijnlijk dat met name hoge(re) inkomens profiteren van de tariefsverlaging. Dit terwijl de leden van de SGP-fractie liever zien dat juist lage en middeninkomens meer profiteren van het compensatiepakket. Lage inkomens profiteren reeds van de energietoeslag, waardoor met name middeninkomens te weinig worden ondersteund in de visie van deze leden. Dit is reeds een breder probleem, maar de generieke tariefsverlaging van btw op energie versterkt dit. Waarom is niet gekozen voor een meer gerichte compensatie voor (met name) middeninkomens? Is de regering van mening dat hiervoor voldoende tijd was, gezien het feit dat de tariefsverlaging pas op 1 juli 2022 in werking treedt?

Daarnaast wijzen de leden van de SGP-fractie erop dat de kosten van de tariefsverlaging op enig moment voor rekening van huishoudens en bedrijven komen. Doordat met name huishoudens met een hoger energieverbruik profiteren van de maatregel, vindt er dus feitelijk een verschuiving van lage en middeninkomens naar hoge inkomens plaats. Hoe wenselijk acht de regering dat feit? Waarom is er niet voor andere maatregelen gekozen waarmee deze verschuiving voorkomen wordt?

Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie waarom niet gekozen is voor het verhogen van de belastingvermindering in de energiebelasting in plaats van een generieke tariefsverlaging van de btw op energie? Is de regering het met deze leden eens dat daarmee een meer gerichte compensatie wordt geboden, doordat lage en middeninkomens dan relatief meer profiteren? Met hoeveel euro kan de vermindering worden verhoogd indien het gehele budget voor de tariefsverlaging van btw op energie wordt gebruikt?

Het kabinet is een Kamerbrief ingegaan op de uitvoeringsaspecten van het verhogen van de belastingvermindering in de energiebelasting, constateren deze leden.1 Hieruit blijkt dat dit voor de Belastingdienst uitvoerbaar is. De leden van de SGP-fractie constateren dat hiermee een belangrijk argument tegen deze verhoging weggenomen is. In de brief wordt tevens genoemd dat de verhoging voor de energieleveranciers onuitvoerbaar is. Dit bevreemdt deze leden, omdat uit de argumentatie blijkt dat het weliswaar lastig uitvoerbaar is, maar niet onuitvoerbaar. Deelt de regering deze analyse? Klopt het dat het wel uitvoerbaar is, maar slechts negatieve gevolgen voor de uitvoering heeft, bijvoorbeeld doordat energieleveranciers (nieuwe) facturen moeten uitschrijven? Is de regering van mening dat de problemen bij de energieleveranciers opwegen tegen de financiële problemen van lage en middeninkomens? Is de regering bereid het wetsvoorstel alsnog aan te passen, door de belastingvermindering in de energiebelasting te verhogen in plaats van de btw op energie generiek te verlagen?

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 van de regering. Het wetsvoorstel heeft als algemeen doel om door een aanpassing van de btw op energie en op brandstof, zowel in Nederland als in het Caribisch gebied, een tegemoetkoming te bieden aan de gedaalde koopkracht als gevolg van de sterke stijging daarvan in de afgelopen periode.

Het lid van de BBB-fractie is het niet eens met het volgende in de inleiding gestelde: «Er zijn niet veel mogelijkheden om met overheidsmaatregelen gedurende het jaar direct de effecten van de huidige prijsstijgingen als gevolg van de energiecrisis te dempen. De hoogte van veel regelingen staat al vast voor 2022 en het op korte termijn introduceren van nieuwe regelingen is veelal vanwege uitvoerbaarheid niet mogelijk.». Wanneer in een regeling iedere burger erop vooruit gaat staat in de visie van dit lid niets een verhoging van vergoedingen of verlaging van heffingen in de weg. Waar een wil is, is een weg. Het lid van de BBB-fractie wijst in dit geval graag op de in 2020 in zeer korte tijd samen met gemeenten opgezette EN uitgevoerde steunmaatregelen voor ondernemers die getroffen werden door de lockdowns.

Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Dit lid heeft de indruk dat de voorgestelde maatregelen en de omvang ervan niet gebaseerd zijn om een analyse van de koopkrachteffecten, maar op een overweging over de beschikbare middelen.

Kan de regering met spoed de laatste inzichten delen over de statische koopkracht in Nederland in het jaar 2022? Kan de regering aangeven welke effecten dit pakket heeft op de koopkracht? Graag ontvangt dit lid deze gegevens voor de standaard huishoudens.

Meer in het algemeen merkt het lid Omtzigt op dat er heel precies inzicht is en wordt verkregen in de veranderingen in de koopkracht, wanneer die relatief klein zijn (een half procent of zo) en nu de energieprijzen en de inflatie grote gevolgen hebben is er slecht zicht, terwijl de gevolgen veel groter zijn. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat zij veel beter beeld heeft op koopkrachteffecten in dit soort episodes?

Het lid Omtzigt wijst erop dat op het punt van wat mensen absoluut nodig hebben de Kamer ook een motie heeft aangenomen in oktober 2021, namelijk motie met Kamerstuknummer 35 845, nr. 17 die de regering verzoekt om samen met het Nibud een commissie in te stellen die normen voor het bestaansminimum – inclusief sociale participatie – vastlegt, inclusief welke toegankelijkheid tot welke voorziening daarvoor nodig is (zoals aanwezigheid van een betaalbare woning of reiskostenvergoeding woon-werkverkeer). Kan de regering aangeven wanneer de commissie is ingesteld, wie de leden zijn, welke precieze opdracht verleend is en wanneer de regering de resultaten verwacht?

Het liefst zou dit lid ook inzicht hebben in het aantal mensen dat onder het bestaansminimum gezakt is (of al was), waar die groepen zitten en welk beleid van de regering erop gericht is om die mensen ten minste weer op het bestaansminimum te krijgen.

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de D66-fractie vragen de regering om toe te lichten hoe de regering de potentiële schok voor zich ziet die het terugdraaien van deze maatregelen per 1 januari 2023 kan veroorzaken. Deze leden vragen de regering in te gaan op hoe groot de sprong van negen procent terug naar 21 procent btw zal zijn in verhouding tot de prijsstijgingen in 2020 en 2021.

De leden van de D66-fractie vragen de regering voorts om in te gaan op hoe de regering, indien nodig, per 2023 gerichter koopkrachtbeleid zou kunnen voeren met betrekking tot de energierekening dan de voorliggende maatregel.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de aanvullende koopkrachtmaatregelen voor het jaar 2022.

Deze leden zijn van mening dat het verlagen van de btw op energie en de accijns op benzine, diesel en LPG fossiele subsidies zijn, waarmee, zolang Nederland nog niet is gestopt met het afnemen van olie en gas uit Rusland, uiteindelijk ook de oorlogskas van Poetin wordt gespekt.

Deze leden constateren voorts dat de regering er steeds weer aan voorbij gaat, ook nu, dat het werkelijke probleem is dat we nog steeds te afhankelijk zijn van olie en gas waaronder ook olie en gas uit Rusland.

En, zo wijzen deze leden erop, dat het werkelijke probleem is dat er te veel mensen zijn die een te laag inkomen hebben waardoor ze niet normaal rond kunnen komen en ook bijvoorbeeld hun woning niet kunnen verduurzamen en niet kunnen besparen op hun energieverbruik.

Dit komt onder meer omdat de belastingdruk niet bij vervuiling en vermogen ligt, maar teveel bij inkomen en arbeid.

De koopkrachtmaatregelen zijn generiek van aard, waardoor ook mensen met brandstofverslindende SUV’s en hoge inkomens die het niet nodig hebben, ervan profiteren. In plaats daarvan had er in de ogen van deze leden voor meer specifieke compensatie gekozen kunnen worden, gericht op de lage inkomens die het echt nodig hebben. Deze leden betreuren het dat de regering daar niet voor kiest.

De koopkrachtmaatregelen van de regering dragen in de visie van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie bij aan de inkomensongelijkheid en houden het fossiele systeem in stand. Waarom voert de regering nog steeds geen adequate inkomenspolitiek met flankerend klimaat- en transitiebeleid?

2.1. EU-kader

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten of er nog punten zijn gekomen uit de raadpleging van het Btw-comité.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om toe te lichten welke afstemming met de Europese Commissie heeft plaatsgevonden met betrekking tot de voorliggende maatregelen.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om aan te geven in hoeverre een «richtlijn» algemeen verbindend is voor Nederland en in hoeverre van een richtlijn (tijdelijk) kan worden afgeweken?

De leden van de PVV-fractie hebben gelezen dat onder andere Litouwen ervoor heeft gekozen om de btw op energie tijdelijk op nul te zetten en Polen de btw op gas tijdelijk heeft verlaagd naar nul procent. Hoe verhoudt deze maatregel zich tot de «toolbox» van de Europese Commissie en kan de regering een overzicht verstrekken van het btw-tarief op energie van alle lidstaten, hun eventuele aanvullende mitigerende inflatie, dan wel koopkrachtmaatregelen daaromtrent afgezet tegen de looptijd van deze maatregelen? Voorts verzoeken de leden van de PVV-fractie om een overzicht te vertrekken van Europese landen die naast btw tevens energiebelasting heffen alsmede een Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie of vergelijkbare heffingen kennen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland het btw-comité van het voornemen tot btw-verlaging op de hoogte heeft gebracht en vragen de regering of de raadpleging van het btw-comité inmiddels heeft plaatsgevonden en wat daaruit is gekomen.

2.2. Wijzigingen in de Wet omzetbelasting 1968

De leden van de PVV-fractie lezen dat Nederland één verlaagd btw-tarief kent van negen procent. Erkent de regering dat er ook een nultarief geldt?2 En dat dit al een geldend btw-tarief is? Is de regering bereid om dit tarief – tijdelijk – toe te passen op energie? Is de regering het met de leden van de PVV-fractie eens dat het argument van «een nieuw tarief toevoegen» dan niet op gaat? En met dezelfde snelheid geïmplementeerd kan worden als het voorgestelde negen procent tarief? Wat is de functie van het btw-comité in dezen? Is deze procedure juridisch bindend?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om de stelling dat btw verschuldigd is op het moment van levering nader te onderbouwen en derhalve bijvoorbeeld dus niet op het moment dat de factuur wordt uitgereikt of het moment van betaling. De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering hierbij nader in te gaan op het toepasbare btw-tarief in het geval van vooruitbetalingen dan wel nabetalingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering nader kan ingaan op wat uit de afstemming met de Europese Commissie is gekomen ten aanzien van de btw-verlaging. Deze leden vragen de regering om nader in te gaan op de mogelijkheid om de btw op openbaar vervoer af te schaffen. Wanneer doet deze mogelijkheid zich voor? Is de regering voornemens om gebruik te nemen van deze mogelijkheid?

2.3. Wijzigingen in de Wet op de accijns

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om aan te geven of en in hoeverre er ten aanzien van brandstoffen eveneens is overwogen om aanvullend de btw-tarieven te verlagen.

De leden van de PvdA-fractie constateren op basis van de uitvoeringstoets voor het verlagen van de brandstofaccijnzen dat het risico op procesverstoringen groot is. Ook lezen deze leden dat het uitvoerbaar is, mits risico’s in de handhaving en fraudebestendigheid worden geaccepteerd. Waarom heeft de regering toch voor deze beleidsoptie gekozen, terwijl wordt gewaarschuwd voor grote frauderisico’s? Deze leden vragen de regering of het niet meer voor de hand ligt om of via de kilometervergoeding of door verlaging/afschaffing van de btw op het openbaar vervoer dezelfde lastenverlichting te bewerkstelligen.

3. Budgettaire aspecten

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de ontwikkeling van de brandstofprijzen van de afgelopen zes maanden kan weergeven. Deze leden vragen of daarbij kan worden meegenomen hoe hoog de meevallers zijn/waren door een hogere opbrengst van de brandstofaccijnzen door de stijging van de brandstofprijzen.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om het totale koopkrachteffect van het pakket aan maatregelen om de energierekening te dempen per inkomensdeciel toe te lichten.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het aannemelijk acht of de kosten voor de btw-verlaging hoger uitvallen dan vooraf begroot. Het Centraal Planbureau (CPB) constateert namelijk dat de raming een hoge onzekerheid met zich meebrengt. Deze leden vragen de regering nogmaals uiteen te zetten hoe deze uitgaven worden gedekt. Deze leden zouden graag horen waarom de regering deze dekking acceptabel vindt en of de regering van mening is dat aan de eigen begrotingsafspraken wordt voldaan. Mocht dit niet het geval zijn dan horen deze leden graag waarom de regering het acceptabel vindt om van haar eigen begrotingsafspraken af te wijken.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering voor de juiste dekking kiest. Deze leden willen graag van de regering enige toelichting op het ontstaan en de grootte van de toegenomen aardgasbaten en waarom ervoor wordt gekozen om deze hiervoor in te zetten. De leden van de SP-fractie kunnen zich er namelijk ook veel bij voorstellen wanneer er wordt gekozen voor bijvoorbeeld een hogere inkomstenbelasting voor topinkomens of een solidariteitsheffing op grote vermogens of winsten. Graag ontvangen deze leden een motivatie van de regering waarom zij hier niet voor kiest.

Het lid Omtzigt heeft een vraag over de dekking van het voorliggende wetsvoorstel. Die dekking wordt gevonden in de hogere aardgasbaten. Er is dus een schuif tussen belastingen (inkomstenkader) en niet-belastingen (uitgavenplafond). Onder welke omstandigheden is een dergelijke schuif toegestaan onder de regels van de regering?

4. Relatie met het klimaatbeleid

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een nader tijdspad kan uitstippelen omtrent initiatieven rondom een verdere fiscale vergroeiing van het belastingstelsel.

De leden van de PVV-fractie lezen dat de (tijdelijke) btw-verlaging nauwelijks van invloed is op klimaatdoelstellingen van de regering. De leden van de PVV-fractie constateren dat hoogte van de energierekening, naast btw, voor een groot gedeelte wordt bepaald door de Opslag Duurzame Klimaat- en Energietransitie (ODE) heffing en de energiebelasting.

In hoeverre heeft de regering overwogen om ook deze belastingen te verlagen of af te schaffen? Erkent de regering dat een verlaging of afschaffing van deze extra energiebelastingen een groot positief effect heeft op de betaalbaarheid van de energierekening?

De leden van de PvdA-fractie zien een gemiste kans om via de compensatie ook verder vorm te geven aan het klimaatbeleid dat de regering voorstaat. Zo constateren deze leden dat het gebruik van het openbaar vervoer nog niet op hetzelfde niveau is als voor de coronapandemie. Was een verlaging van de btw op het openbaar vervoer dan, ook gezien het klimaatbeleid, geen betere keuze geweest? Kan de regering uitleggen of er sprake was geweest van een inverdieneffect op de tegemoetkoming voor het openbaar vervoer wegens de pandemie wanneer door de verlaging van btw het gebruik was toegenomen? Zo ja, hoe hoog zou deze besparing zijn geweest?

Het lid Omtzigt begrijpt de door de regering gemaakte keuze ook in het licht van het klimaatbeleid. Het klimaatbeleid is in de visie van dit lid tot op heden wel erg duur en soms behoorlijke ineffectief gebleken.

Nu de regering besloten heeft om te stoppen met subsidie op biomassa neemt het lid Omtzigt deze gelegenheid om te vragen hoeveel subsidies en belastingkortingen er de afgelopen 15 jaar per jaar aan biomassa is uitgegeven. Het gaat dan om alle subsidies, dus van ODE tot MIA/KIA/VAMIL voor installaties.

Hoeveel subsidies en belastingkortingen zijn voor de toekomst al juridisch vastgelegd? Kan de regering hiervan een uitputtend overzicht geven? Kan de regering aangeven hoeveel klimaatwinst er behaald is door al die subsidie?

5. Doelmatigheid en doeltreffendheid

De leden van de VVD-fractie vragen of er afspraken zijn gemaakt met de energieleveranciers om te garanderen dat de btw-verlaging één op één aan de consument ten goede komt? Zo nee, waarom niet en hoe wordt dit wel gegarandeerd?

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering het risico erkent over de onzekerheid van doorberekening van de btw-verlaging tussen energieleverancier en huishouden. Kan de regering aangeven welke maatregelen zij voornemens is om te treffen zodat de btw-verlaging volledig ten goede komt aan de huishoudens? Hoe schat de regering de gevolgen in van de stijgende administratieve lasten en de doorberekening daarvan aan de huishoudens?

De leden van de PvdA-fractie hebben begrip voor het feit dat op korte termijn er een beperkte keuze is in beleidsinstrumenten om de koopkracht te herstellen. Toch zijn deze leden van mening dat er betere alternatieven waren geweest die qua doelmatigheid en doeltreffendheid beter scoren. Hierbij wordt gedacht aan een hogere onbelaste kilometervergoeding, eenmalige uitkering via toeslagen, de uitbreiding van de doelgroep bij gemeenten en goedkoper openbaar vervoer. Zou de regering op deze beleidsvoorstellen kunnen reageren?

Het lid van de BBB-fractie vraagt of deze generieke aanpak de gewenste aanpak is aangezien er grote verschillen zijn tussen huishoudens. Kan het budget niet beter ingezet worden voor juist die burgers die dit het hardste nodig hebben? Er zijn naar de mening van dit lid ook grote regionale verschillen. Wie op het platteland woont is vaker aangewezen op eigen vervoer dan dat geldt voor stadsbewoners. Dat heeft een groot gevolg voor de kosten van brandstof. Hoe kijkt de regering hier tegenaan?

Waarom geeft de regering generiek compensatie voor de energierekening, terwijl uit cijfers van de Energiemonitor 2021 bleek dat 40 procent een contract heeft met een looptijd van twee jaar of langer. Deze mensen krijgen onnodig een bedrag, terwijl de compensatie voor die huishoudens die nu volgens een variabel tarief worden afgerekend niet voldoende worden gecompenseerd om koopkrachtdaling te voorkomen. Waarom maakt de regering dan toch deze keuze?

De Raad van State is volgens het lid van de BBB-fractie dan ook terecht kritisch op de doelmatigheid van de te nemen maatregelen. Argumenten als uitvoerbaarheid krijgt de Kamer continu terug wanneer gevraagd wordt om maatwerk. Wanneer gaat de regering werk maken van systeemwijzigingen in de uitvoering van belastingmaatregelen om dit wel mogelijk te maken?

Het lid Omtzigt heeft begrip voor de keuzes van de regering van de instrumenten. Er zijn immers weinig belasting en premie instrumenten die gedurende het jaar aangepast kunnen worden. De instrumenten grijpen ook rechtstreeks aan waar het pijn doet.

6. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger / administratieve lasten en doenvermogen

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering verwacht dat de energieleveranciers de additionele administratieve lasten op de consument zullen gaan verhalen. Zijn hierover afspraken gemaakt? Zo ja, wat zijn deze afspraken. Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om aan te geven in hoeverre de (administratieve) lasten voor het bedrijfsleven, burgers en de Belastingdienst verder beperkt kunnen worden door de ingangsdatum voor verlaging van het btw-tarief te stellen op 1 januari 2022?

De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de doorwerking van de maatregelen naar consumenten. Zowel bij de accijns- als de btw-verlaging kan het voorkomen dat de kostprijs voor brandstof respectievelijk energie daalt, maar minder dan beoogd. Gezien de volatiliteit is het zeker voor consumenten lastig te zien welk profijt zij precies van deze verlagingen hebben. Hoe wordt geborgd dat de compensatie van 1.025 miljoen euro volledig bij gebruikers neerslaat? In dit licht wijzen de leden van de SGP-fractie er ook op dat de accijnsverlaging reeds sinds 1 april jl. in werking is. Kan de regering cijfermatig inzichtelijk maken, door een vergelijking van de brandstofprijzen voor en na 1 april 2022, in hoeverre de accijnsverlaging doorgewerkt heeft in de consumentenprijs?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering in gesprek is gegaan met energieleveranciers om mensen dit jaar te wijzen op het aanpassen van het voorschotbedrag. Deze leden maken zich namelijk zorgen over het feit dat huishoudens die het meest gebaat zijn bij deze maatregel ook moeite kunnen hebben om dit goed te regelen. Het zou volgens deze leden helpen wanneer huishoudens zich dit jaar extra bewust zijn hoe ze met het voorschotbedrag en de eindafrekening om moeten gaan.

De leden van de SGP-fractie lezen in antwoorden op de advisering door de Raad van State dat de regering in overleg is met energiemaatschappijen over de doorberekenen van de btw-verlaging. Kan de regering aangeven wat er concreet uit deze gesprekken is gekomen en wat daarin concreet is afgesproken. Is de regering met de leden van de SGP-fractie van mening dat de btw-verlaging volledig ten goede moet komen aan energieverbruikers?

De leden van de SGP-fractie vragen naar de extra btw-opbrengst door de hogere energie- en brandstofprijzen. Deze leden begrijpen dat deze opbrengst afhangt van de verkoopcijfers en dat door de stijgende prijzen de verkoop mogelijk daalt. Kan de regering wel inzage geven in de extra btw-opbrengst, ervan uitgaande dat het energie- en brandstofgebruik niet daalt?

De leden van de SGP-fractie hebben voorts vragen over het doenvermogen van burgers. Klopt het dat huishoudens in veel gevallen alleen iets merken van de btw-verlaging indien zij de voorschotten verlagen? En dat huishoudens mogelijk de compensatie van de energierekening pas merken bij de eindafrekening van de energierekening in 2023? Hoe wordt geborgd dat huishoudens de voordelen zo snel mogelijk merken? Welke afspraken zijn hierover gemaakt met energieleveranciers?

Het lid van de BBB-fractie wijst al ruim zeven maanden op de gevolgen prijsstijgingen op het gebied van energie en voedsel. Toch is hierop door de regering niet voorgesorteerd en denkt de regering nog steeds dat het hier gaat om een tijdelijke situatie. Graag hoort het lid van de BBB-fractie hoe de regering bepaalt of de prijsstijgingen tijdelijk zijn en wanneer en op welke manier wordt gewogen of de prijsstijgingen tijdelijk zijn. Verder hoort het lid van de BBB-fractie graag hoe de regering gaat waarborgen dat de energieleveranciers de btw-verlaging daadwerkelijk gaan doorvoeren.

7. Uitvoeringskosten Belastingdienst en Douane

De leden van de VVD-fractie constateren dat bij de uitvoeringstoets van de tijdelijke verlaging brandstofaccijnzen op dit moment nog niet bekend is wat de exacte personele inzet zal gaan worden. Waarom is dat nog niet bekend? Wanneer is dat wel bekend? Kan de regering een, al dan niet, brede inschatting geven hiervan?

De leden van de VVD-fractie constateren dat bij de uitvoeringstoets van de tijdelijke verlaging btw op energie het nog niet duidelijk is of de energieleveranciers het voorstel tijdig kunnen implementeren en als dit niet het geval is er verstoringen kunnen ontstaat in het heffingsproces. Deze leden vragen wat ervoor nodig is om te verzekeren dat de kans minimaal is dat dit zich zal voordoen. Indien dit zich toch zou voordoen, kan de regering uitvoerig uiteenzetten wat voor mogelijke gevolgen dit heeft voor het heffingsproces en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn op de personele inzet, IV-/IT-capaciteit en eventueel gederfde inkomsten?

Tot slot vragen deze leden of er back-up scenario’s zijn indien het voor de energieleveranciers niet mogelijk is om het voorstel tijdig te implementeren.

8. Advies en consultatie

De leden van de VVD-fractie vragen of tijdens het contact met de energieleveranciers nog andere (mogelijke) risico’s aan het licht zijn gekomen? Zo ja, hoe worden deze zoveel mogelijk gemitigeerd?

9. Evaluaties

De leden van de CDA-fractie lezen dat evaluatie van de maatregelen in het voorliggende wetsvoorstel niet van toepassing is, omdat het tijdelijke maatregelen betreft. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het wel relevant is om de maatregelen te evalueren, gezien de onzekere geopolitieke situatie in combinatie met de uitdagingen van de energietransitie wellicht aanleiding geven te veronderstellen dat de actuele situatie van snel stijgende energieprijzen in de (nabije) toekomst vaker gaat voorkomen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hierop te reflecteren en aan te geven of er stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat in de toekomst snelle en effectieve maatregelen genomen kunnen worden om de gevolgen van een snelle stijging van energieprijzen voor huishoudens te mitigeren. Deze leden vragen of de regering hierbij specifiek kan ingaan op mogelijkheden om meer gerichte maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat huishoudens worden ondersteund die dit het meest nodig hebben.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering verder op basis waarvan verwacht wordt dat de stijging van de energieprijzen tijdelijk is en of de regering verwacht dat de maatregelen in 2023 nog nodig zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de regering als laatste welke stappen kunnen worden ondernomen als de stijgende energieprijzen aanhouden en of een verlenging van de maatregelen hierbij tot de mogelijkheden behoort.

Het lid van de BBB-fractie wijst erop dat ook in dit wetsvoorstel weer geen evaluatiebepaling en keiharde einddatum zijn opgenomen vanwege de tijdelijke aard van het wetsvoorstel. Het lid van de BBB-fractie vindt dit inmiddels symptomatisch worden bij wetsvoorstellen van deze regering. De gevleugelde uitdrukking «niets duurt zo lang als tijdelijke maatregelen» schijnt niet ter harte genomen te worden. Daarom vraagt het lid van de BBB-fractie hoe de regering bepaalt of de tijdelijke wet haar doel bereikt en hoe bepaalt wordt of de voorgestelde maatregelen al dan niet moeten worden voortgezet.

10. Grenseffecten

De leden van de VVD-fractie willen graag weten of indien deze maatregelen komen te vervallen, er dan rekening wordt gehouden met de situatie op dat moment met onze buurlanden en hoe de regering hierop gaat ageren.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering een overzicht te vertrekken waarbij de totale kosten voor energie (basisprijs en (belasting)heffingen) voor een gemiddeld huishouden worden vergelijken met de gemiddelde energiekosten voor huishoudens in andere Europese landen en specifiek de directe buurlanden. Kan de regering hierbij tevens in absolute en relatieve zin aangeven in hoeverre de totale energierekening bestaat uit belastingen alsmede hoe de belastingheffing op energie zich verhoudt ten opzichte van andere landen?

Met grote verbazing heeft het lid Omtzigt het hoofdstuk grenseffecten gelezen. Vooral de zin: «Hierdoor verwachten we dat de verlaging in Nederland ook aan de Duitse grens geen noemenswaardige verandering in de grenseffecten veroorzaak« kan het lid Omtzigt totaal niet plaatsen. Dit lid wijste erop dat in Duitsland per 1 juni 2022 de accijnzen naar het minimumtarief gaan. Dat betekent dat een volle tank benzine bijna 25 euro goedkoper is aan de andere kant van de grens. Het lid Omtzigt verwacht door de wild fluctuerende prijzen aan beide kanten van de grens, grote fluctuaties in de verkoop. Dit lid vraagt de regering dan ook om voor de afgelopen tien jaar een staatje en een grafiekje te maken van de prijsverschillen voor benzine en diesel tussen Nederland en Duitsland en tussen Nederland en België.

Dit lid verzoekt de regering ook een dergelijk staatje te maken voor de situatie van 1 maart 2022 tot en met 1 maart 2023 (voor zover de verwachtingen nu zijn).

Het is in de visie van dit lid wel een van de meest bizarre natuurlijke experimenten (met grote effecten voor grenspomphouders) en dit leent zich dus uitstekend voor goed academisch onderzoek naar grenseffecten. Kan de regering ervoor zorgen dat er echt goede cijfers komen?

De voorzitter van de commissie,
Tielen

Adjunct-griffier van de commissie,
Lips


  1. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z05981&did=2022D12257, p. 10↩︎

  2. Btw-tarieven (belastingdienst.nl)↩︎