Advies Afdeling advisering Raad van State inzake het voorstel van wet van het lid Smeulders tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (Wet Langdurend Zorgverlof)
Voorstel van wet van het lid Smeulders tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (Wet Langdurend Zorgverlof)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2022D19545, datum: 2009-01-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2008Z08450:
- Indiener: P.H.M. Smeulders, Tweede Kamerlid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2008-12-10 14:50: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-12-16 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2018-04-10 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-05-17 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
No.W12.08.0526/III 's-Gravenhage, 30 januari 2009 Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 december 2008 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Sap en Van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (Wet Langdurend Zorgverlof), met memorie van toelichting. Met het wetsvoorstel beogen de indieners de op dit moment bestaande beperkingen bij het opnemen van langdurend zorgverlof weg te nemen. De Raad van State maakt opmerkingen met betrekking tot de relatie tot de zorgvrager, de aard van de zorgbehoefte, de wijze van financiering, de arbeidsmarkt en het kabinetsbeleid. 1. Aanleiding voor het voorstel Ingevolge het bestaande artikel 5:9 van de Wet arbeid en zorg (langdurend zorgverlof) heeft de werknemer recht op verlof zonder behoud van loon voor de verzorging van een persoon die levensbedreigend ziek is, indien het betreft de echtgenoot, de geregistreerde of samenwonende partner, een kind of pleegkind of een bloedverwant in de eerste graad. Omdat mantelzorgers zo veel mogelijk voor de arbeidsmarkt behouden moeten blijven en zij eveneens onmisbaar zijn om de tekorten in de professionele zorg op te vangen, moeten, zo blijkt uit de toelichting, belemmeringen in de combinatie van mantelzorg en arbeid, ook in andere situaties dan waarin het huidige artikel 5:9 voorziet, worden weggenomen. Uit onderzoek blijkt dat bijna 12% van de werkende bevolking tussen de 25 en 65 jaar (1,5 miljoen mensen) voor een naaste zorgt. Ongeveer 750.000 mensen verlenen naast hun werk meer dan drie maanden achtereen en meer dan acht uur per week zorg. EĆ©n op de vijf mantelzorgers heeft geen of minder betaald werk vanwege mantelzorg. Van de mantelzorgers onder de 65 krijgt 19% te maken met inkomensderving. Het verbeteren van de mogelijkheden voor het combineren van arbeid en zorg wordt door de initiatiefnemers bepleit in het kader van het zoveel mogelijk behouden van arbeidsparticipatie en sluit tegelijk aan bij de erkenning van het belang van mantelzorg. De vraag kan gesteld worden of het huidige instrumentarium wel voldoende is toegesneden op de toenemende behoefte aan flexibele combinatiemogelijkheden. Ook het kabinet onderkent deze problematiek. De Raad zal zijn advies toespitsen op enige aspecten van de voorgestelde vormgeving van het langdurend zorgverlof. Hij is van oordeel dat een aantal elementen onvoldoende aandacht krijgt in het voorstel. Deze betreffen in het bijzonder het ontbreken van een afbakening van de kring van de te verzorgen personen en van de aard van de te verlenen zorg, de aard van de zorgbehoefte binnen het stelsel van zorgverlofvormen en de wijze van financiering. 2. Relatie tot de zorgvrager a. De kring van de te verzorgen personen Het voorgestelde artikel 5:9 kent het recht op verlof toe voor de verzorging van een persoon, zonder tevens aan te geven dat deze persoon in een bepaalde relatie tot de werknemer moet staan. Daarmee komt het geldende vereiste van verwantschap (echtgenoot, partner, kind of ouder) te vervallen. De toelichting wijst op het toenemend aantal alleenstaanden, waardoor het steeds vaker voorkomt dat zorg verleend wordt door vrienden, zonder dat sprake is van een familierelatie. De voorwaarde dat er sprake moet zijn van zorg voor verwanten, zoals het geldende artikel 5:9 voorschrijft, betekent dat alleen een recht op verlof bestaat in die gevallen. De Raad onderkent dat het stelsel op dit punt beperkt is, nu bijvoorbeeld geen recht op verlof bestaat voor de verzorging van een huisgenoot, broer of zus, of bevriende relatie, terwijl de morele noodzaak om deze bij te staan voor de werknemer van gelijk gewicht kan zijn als in het geval van zorg voor een familielid. Bij de thans geldende verlofregelingen is de specifieke betrokkenheid van de werknemer jegens de zorgvrager weloverwogen centraal gesteld, hetgeen met dit voorstel wordt doorbroken. Verruiming van de kring van rechthebbenden is, gelet op ontwikkelingen in relatiepatronen in onze samenleving, een onderwerp dat aandacht verdient. De Raad is van oordeel dat een eventuele verruiming van de kring van personen zodanig moet vorm krijgen dat een weloverwogen begrenzing wordt aangebracht, die objectief vastgesteld kan worden. In het voorgestelde artikel 5:9 wordt de kring van personen echter niet afgebakend. Dit heeft gevolgen voor de mate waarin een beroep gedaan kan worden op het recht op langdurend zorgverlof, en daarmee voor de beheersing van de gevolgen van het voorstel. In dit verband wijst de Raad nog op het volgende. b. De aard van de te verlenen zorg. De toelichting legt sterk de nadruk op het verlenen van mantelzorg, maar dit is niet terug te vinden in de tekst van artikel 5:9. Dit kan met zich brengen dat ook anderen dan mantelzorgers, zoals vrijwilligers, in aanmerking kunnen komen voor zorgverlof. Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning omschrijft mantelzorg als volgt: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mede gelet op de onderscheiden positie van een mantelzorger en een vrijwilliger acht de Raad het van belang dat de wet voorziet in een nauwkeurige begrenzing van de aard van de te verlenen zorg. De Raad adviseert de relatie van de werknemer jegens de zorgvrager te begrenzen op een wijze die objectief vastgesteld kan worden en waarbij de aard van de te verlenen zorg betrekking heeft op mantelzorg. 3. Aard van de zorgbehoefte Met het voorstel wordt aan het bestaande artikel 5:9 toegevoegd dat de verzorging ook kan betreffen een persoon die chronisch of langdurig ziek is. De ziekte behoefte derhalve niet uitsluitend levensbedreigend te zijn. De Raad wijst er op dat de geldende verlofregelingen bedoeld zijn om gedurende een korte tijd vermindering van betaalde arbeid mogelijk te maken. Zorgverlof voorziet in die zin per definitie in een tijdelijke oplossing. Daarmee wordt voorkomen dat structurele aanpassingen moeten worden getroffen voor zaken die van voorbijgaande aard zijn: het zorgverlof is niet bedoeld een structurele oplossing te bieden voor de combinatie van arbeid en zorg. Bij het verzorgen van iemand die chronisch of langdurend ziek is, is in beginsel echter geen sprake van een tijdelijk, maar van een structureel probleem. De keuze om voor deze zorgbehoeften een oplossing te zoeken binnen het stelsel van zorgverlofvormen staat op gespannen voet met opzet en bedoeling van deze verlofvormen, nu niet valt uit te sluiten dat met inachtneming van artikel 5:10 van de Wet arbeid en zorg (dat niet gewijzigd wordt) in opeenvolgende perioden van 12 maanden deze vorm van zorgverlof opgenomen kan worden. De Raad adviseert in te gaan op de verenigbaarheid van het voorstel met het thans bestaande stelsel van verlofvormen. 4. Wijze van financiering Blijkens de door de indieners voorgestelde tekst van artikel 5:9 is de zinsnede "zonder behoud van loon" achterwege gelaten. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat een loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever geldt. De wettekst en de toelichting bieden hierover echter geen duidelijkheid. Het hoofdstuk van de toelichting dat betrekking heeft op de financiĆ«n stelt dat het eerlijker is om de kosten van loondoorbetaling voor rekening te laten komen van de overheid, de werkgevers en de werknemers dan dat het inkomen van de mantelzorger terugloopt omdat hij genoodzaakt is minder te gaan werken. Het wetsvoorstel bevat echter geen bepalingen die daarin voorzien. In de Wet arbeid en zorg is met betrekking tot de verschillende verlofvormen sprake van verschillende vormen van financiering: een uitkering die wordt gefinancierd uit het Algemeen Werkloosheidsfonds, doorbetaling van loon door de werkgever of onbetaald verlof. De volledige loondoorbetalingsverplichting geldt nu in de eerste plaats voor verlofvormen waarbij het verlof van korte duur is: kraamverlof en calamiteiten- en ander kort verzuimverlof. Verder geldt de loondoorbetalingsverplichting voor het kortdurend zorgverlof (van maximaal twee weken). In verband met de loondoorbetalingsverplichting voor het kortdurend zorgverlof zijn bij de invoering van de Wet arbeid en zorg compenserende maatregelen genomen, zodat de kosten uiteindelijk min of meer evenredig worden verdeeld over de overheid, de werknemers en de werkgevers. De Raad wijst er op dat de keuze voor elke financieringsvorm een dragende motivering vereist, waarbij inzicht gegeven zal moeten worden in de gevolgen van de voorgestelde aanpassing. Zo moet onder ogen worden gezien dat bekostiging door de werkgever stimulerend kan werken op gebruik, en dus kan leiden tot hogere kosten voor de werkgever. In dit verband vraagt de Raad ook aandacht voor de relatie met artikel 8.14c Wet inkomstenbelasting 2001, zoals voorgesteld in artikel II van het wetsvoorstel. Dit artikel regelt de betaling van het zorgverlof, waarbij aangesloten wordt bij de ouderschapsverlofkorting, bedoeld in artikel 8.14b Wet inkomstenbelasting 2001. Indien het de bedoeling is dat de betaling van het langdurend zorgverlof ten laste komt van de werkgever bestaat aan artikel II geen behoefte. Een dubbele vergoeding kan niet bedoeld zijn. Indien aan het toekennen van een vergoeding wordt vastgehouden, zal de Wet arbeid en zorg duidelijkheid moeten verschaffen over de vraag welk deel van de inkomstenderving voor rekening komt van de overheid, de werkgever en de betrokken werknemer. De Raad adviseert de wijze van financiering te verhelderen en de keuze mede in het licht van de daaruit voorvloeiende gevolgen dragend te motiveren. 5. Arbeidsmarkt Het voorstel kan ertoe leiden dat een veel grotere groep werknemers dan onder de geldende regeling aanspraak kan gaan maken op verlof gedurende een lange tijd. In de toelichting is niet in beeld gebracht, hoe de belangen van werkgevers en andere werknemers hierin zijn gewogen. De Raad adviseert in de toelichting op hier op in te gaan. 6. Kabinetsbeleid Bij brief van 19 november 2008 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer de beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden doen toekomen. In deze beleidsnotitie stelt het kabinet aan de orde op welke wijze de mogelijkheden kunnen worden verbeterd voor het combineren van arbeid en zorg. Bij de beoordeling van het huidige kader van wettelijke verlofmogelijkheden en arbeidstijden wordt uitgegaan van een aantal randvoorwaarden, zoals de rol van de overheid om kaders te stellen om belangen van werknemer en werkgever te waarborgen, ruimte om maatwerk te bieden, en het feit dat een nieuw stelsel niet mag leiden tot meer gebruik van verlof of hogere kosten voor werkgevers of overheid. Verder wordt het bevorderen van de combinatie van arbeid en zorg gezien tegen de achtergrond van het stimuleren van mensen tot (meer) arbeidsdeelname. Daarbij is de vraag onder ogen gezien of de bestaande verlofregelingen geen aanpassing behoeven. Deze regelingen blijken door hun opzet onvoldoende tegemoet te komen aan de behoefte aan verlof die werknemers kunnen hebben. Daarom heeft het kabinet de vraag aan de orde gesteld of aan het stelsel van regelingen voor zorgverlof niet op een andere wijze vorm moet worden gegeven, ten einde deze regelingen beter aan hun doelstelling te laten beantwoorden. Verdere uitbreiding met specifieke verlofvormen wordt echter niet als optie gezien, omdat daardoor het systeem steeds minder overzichtelijk wordt, terwijl zo'n uitbreiding vragen oproept op het punt van afbakening, en geen oplossing biedt voor andere, nog niet geregelde, zorgverlofvormen. De Raad geeft in overweging in de toelichting in te gaan op de verhouding van het voorstel tot de kabinetsinitiatieven, en op de noodzaak om op die initiatieven vooruit te lopen. 7. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Vice-President van de Raad van State,Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no.W12.08.0526/III met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft. De considerans is onduidelijk en is niet in overeenstemming met de strekking van het wetsvoorstel (het voorzien in langdurend zorgverlof met behoud van loon ten behoeve van mantelzorgers). Mantelzorg en arbeid, Expertisecentrum Informele Zorg; M. Souren, Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen, Sociaal-economische trends, 2e kwartaal 2007, CBS; A.H. de Boer, R Schellinghout en J.M. Timmermans, Mantelzorg in getallen, SCP, 2003. Verwezen zij naar punt 6 van het advies. Bij de totstandkoming van de wet is bijvoorbeeld de categorie van de schoonouders niet opgenomen. Afgezien van de persoonlijke band met de persoon die verzorgd wordt, wordt mantelzorg gekenmerkt door een hoge mate van onvermijdelijkheid, een doorgaans grote intensiteit en langdurigheid en de noodzaak om ā vaak aanzienlijke ā wijzigingen aan te brengen in het leven waaraan men voorheen gewend was. Bij vrijwilligers gaat het meer om de gekozen intrinsieke waarde van het vrijwilligerswerk, om het opdoen van ervaring en het realiseren van persoonlijke ontplooiing (Kamerstukken II 2007/08, 30 169, nr. 11, blz. 4). Kamerstukken II 2008/09, 31 071, nr. 13, blz. 9. Kamerstukken II 2001/02, 28 467, nr. 3, blz. 4. Artikel 5:10 regelt de duur van het verlof: gedurende 12 maanden zes maal de arbeidsduur per week, op te nemen in een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf weken. Artikel 5:9 (langdurend verlof) spreekt van recht op verlof zonder behoud van loon. De artikelen 4:1 (calamiteiten- en ander kort verzuimverlof) en 4:2 (kraamverlof) spreken uitdrukkelijk van "met behoud van loon", artikel 6:1 (ouderschapsverlof) spreekt van "zonder behoud van loon". Het kortdurend zorgverlof vermeldt niets, maar regelt in artikel 5:6 een loondoorbetalingsverplichting tot 70% van het minimumloon. Artikel 3:1 (zwangerschaps- en bevallingsverlof) vermeldt niets, maar artikel 3:7 voorziet in het recht op uitkering; Adoptieverlof zonder behoud van loon is geregeld in artikel 3:2, terwijl artikel 3:9 het recht op uitkering regelt. Deze loonbetaling is beperkt tot 70% van het premieloon. Kamerstukken II 2008/09, 31 071, nr. 13; toegezegd bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel vaderverlof. Deze verkenning zal ter consultatie worden voorgelegd aan betrokken maatschappelijke organisaties, waaronder werkgevers- en werknemersorganisaties. Op basis van het onderzoeksrapport 'Gebruik en betekenis van verlofregelingen' door het Bureau Bartels in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2008). PAGE PAGE 6 PAGE I AAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL ........................................................................ ...........