[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) 2021

Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022

Brief regering

Nummer: 2022D19560, datum: 2022-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35925-B-22).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35925 B-22 Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022.

Onderdeel van zaak 2022Z09619:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

35 925 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2022

Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, het jaarlijkse Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) 2021 met bijlage1, zoals voorgeschreven op grond van artikel 20 van de Financiële-verhoudingswet. Dit rapport geeft een overzicht van alle specifieke uitkeringen die het Rijk in 2021 heeft verstrekt aan medeoverheden, te weten gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen (WGR).

Overzicht specifieke uitkeringen 2021

In 2021 zijn door de verschillende departementen 131 specifieke uitkeringen verstrekt voor een totaal uitbetaald bedrag van 13,5 miljard euro. Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal specifieke uitkeringen per ministerie en het uitgekeerde bedrag. Het detailoverzicht met cijfers van specifieke uitkeringen, opgenomen in de bijlage bij deze brief, omvat alle in 2021 door departementen verstrekte specifieke uitkeringen op basis van de uitgekeerde bedragen in 2021.

Specifieke uitkeringen staan op de begrotingen van de departementen en zijn zowel beleidsmatig als financieel geoormerkt door de Minister die het aangaat. Dit in tegenstelling tot middelen die via het gemeente- en/of provinciefonds worden verstrekt, waarbij bestedings- en beleidsvrijheid geldt. De financiële verantwoording van specifieke uitkeringen vindt verticaal plaats, van de ontvangende overheid aan het verstrekkende ministerie. De accountant van de decentrale overheid geeft in het kader van de jaarrekeningcontrole een oordeel over de getrouwheid en rechtmatigheid van de besteding van de specifieke uitkering. Hierdoor kan de Minister die de specifieke uitkering heeft verstrekt onder meer beoordelen of de besteding overeenkomstig het beoogde doel heeft plaatsgevonden en of de besteding rechtmatig was.

In 2021 zijn de meeste specifieke uitkeringen verstrekt door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (37) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (38). Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt het hoogste bedrag aan specifieke uitkeringen (7,5 miljard euro).

Justitie en Veiligheid (JenV) 7 € 260
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) 4 € 7.534
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) 9 € 976
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) 10 € 430
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) 38 € 1.708
Infrastructuur en Waterstaat (IenW) 37 € 1.799
Financiën (FIN) 1 € 12
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) 13 € 547
Economische Zaken en Klimaat (EZK) 12 € 219
Totaal 131 € 13.486

Naast de 131 specifieke uitkeringen die in 2021 zijn verstrekt, zijn er ook specifieke uitkeringen die in voorgaande jaren zijn verstrekt, en waarover decentrale overheden nog verantwoording moeten afleggen. Het gaat dus om regelingen waarover vanuit het Rijk geen betalingen meer plaatsvinden, maar waarbij de verantwoording nog wel doorloopt in de tijd. Voor 2021 gaat het om 50 zogeheten administratieve specifieke uitkeringen; dit zijn er aanzienlijk meer dan de 12 administratieve specifieke uitkeringen in 2020. In totaal zijn er 181 specifieke uitkeringen verstrekt waarover verantwoording moet worden afgelegd.2 De bijlage bij deze brief geeft een detailoverzicht van deze administratieve uitkeringen weer.

Sterke stijging aantal specifieke uitkeringen

Van 2015 tot en met 2018 lag het aantal jaarlijks verstrekte specifieke uitkeringen rond de 20 specifieke uitkeringen, vanaf 2019 is dit aantal sterk toegenomen tot 131 specifieke uitkeringen in 2021. Ten opzichte van 2020 is het aantal specifieke uitkeringen toegenomen met 32, maar de financiële omvang steeg daarentegen beperkt mee met circa 0,1 miljard euro. Ook het aantal ontvangers per specifieke uitkering nam gemiddeld genomen toe. In 2020 werd meer dan de helft (53%) van de specifieke uitkeringen aan vijf of minder ontvangers verstrekt en was het gemiddelde aantal ontvangers 35; in 2021 was dit iets minder dan de helft (48%) en waren dit er gemiddeld 49.

De oorzaak van deze stijging van het aantal specifieke uitkeringen is voor een belangrijk deel gelegen in, zoals ook vermeld in het OSU 2020, de vraagtekens die de Algemene Rekenkamer heeft gesteld bij de rechtmatigheid van de verstrekking van sommige decentralisatie-uitkeringen, waarbij voorwaarden worden gesteld aan de besteding van de middelen. Decentralisatie-uitkeringen worden verstrekt uit het gemeentefonds of provinciefonds en zijn hiermee in principe vrij besteedbaar door medeoverheden. Sinds 2019 toetsen de fondsbeheerders samen met departementen strikter of een voorgenomen uitkering als decentralisatie-uitkering kan worden verstrekt.3 Omdat bij veel voorgenomen uitkeringen sprake is van een specifiek bestedingsdoel, zijn er vanaf 2019 meer uitkeringen dan voorheen als specifieke uitkering uitgekeerd; de verwachting is dat deze trend ook in 2022 zal doorzetten. Onderstaande tabel 2 en grafiek 2 geven deze toename weer.

2009 109 € 15.269
2010 88 € 14.526
2011 75 € 13.383
2012 55 € 12.324
2013 45 € 12.649
2014 34 € 12.860
2015 22 € 9.012
2016 24 € 7.386
2017 21 € 7.765
2018 16 € 8.024
2019 41 € 8.462
2020 99 € 13.378
2021 131 € 13.486

Op basis van informatie over verstuurde beschikkingen is in Figuur 3 het aantal te verantwoorde specifieke uitkeringen in 2021 per gemeente inzichtelijk gemaakt4. In 2021 moeten de meeste gemeenten tussen de 15 en 25 specifieke uitkeringen verantwoorden. De G4 gemeenten hebben de meeste specifieke uitkeringen om te verantwoorden.

Aanpassingen in het uitkeringsstelsel

Op 25 maart jl. heb ik het rapport «Advies over het uitkeringsstelsel tussen Rijk en provincies en gemeenten» naar de Tweede Kamer gestuurd5. In het rapport zijn aanbevelingen aan de fondsbeheerders gedaan om te komen tot aanpassingen in het uitkeringsstelsel. Met drie gewenste doelen:

1. Borgen dat de inrichting van de financiële verhoudingen blijft passen bij de wijze waarop maatschappelijke opgaven door gemeenten en provincies worden opgepakt.

2. Verhelderen wat op basis van de Financiële-verhoudingswet wel en niet is toegestaan.

3. Verminderen van de administratieve en verantwoordingslasten voor zowel decentrale overheden als het Rijk. Hierbij wordt ook gekeken naar de administratieve en controle lasten die verbonden zijn aan specifieke uitkeringen en de mogelijkheden om deze te verlagen.

Het rapport is richtinggevend voor de verdere uitwerking van de gewenste en benodigde aanpassingen in het uitkeringsstelsel. Deze uitwerking zal gebeuren binnen een interdepartementale Taskforce en de fondsbeheerders gaan hierover parallel in gesprek met de VNG en het IPO. Zoals toegezegd in het Hoofdlijnendebat, zal ik voor de zomer van 2022 de Tweede Kamer hierover nader informeren in een Contourennota.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  2. De 181 specifieke uitkeringen is exclusief het aantal regelingen tussen medeoverheden en regelingen vanuit provincies waarover verantwoording moet worden afgelegd door medeoverheden. Het totaal aantal te verantwoorde regelingen in 2021 is 269.↩︎

  3. Kamerstuk 35 000 B, nr. 13 (Kamerbrief proces rond beoordeling decentralisatie uitkeringen, 6 september 2019).↩︎

  4. Gaat alleen om de specifieke uitkeringen verstrekt in 2021 door het Rijk.↩︎

  5. Kamerstuk 35 925 VII, nr. 143 (Kamerbrief Adviesrapport COELO over het uitkeringsstelsel tussen Rijk en Provincies en gemeenten).↩︎