Voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak
Bestrijding internationaal terrorisme
Brief regering
Nummer: 2022D19957, datum: 2022-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27925-911).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Mede ondertekenaar: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Onderdeel van kamerstukdossier 27925 -911 Bestrijding internationaal terrorisme.
Onderdeel van zaak 2022Z09786:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Medeindiener: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Medeindiener: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2022-06-09 10:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2022-06-21 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-03 13:15: Voortgang/evaluatie missies (Commissiedebat), vaste commissie voor Defensie
- 2022-11-10 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 911 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 mei 2022
In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en onder verwijzing naar de eerdere artikel 100-brieven1 ter zake, sturen wij u hierbij, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en brede veiligheidsinzet Irak tussen mei 2021 en mei 2022.
Essentie
In lijn met de moties van het lid Bosman c.s en van de leden Kerstens en Van Ojik (Kamerstuk 27 925, nrs. 697 en 699) (d.d. 11 februari 2020) en de daaraan gerelateerde toezeggingen inzake monitoring en evaluatie van artikel 100-missies, zoals omschreven in de Kamerbrief van 20 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 721), geeft het kabinet met deze voortgangsrapportage inzicht in de voortgang van activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in de genoemde periode. Deze voortgangsrapportage gaat in op:
– De geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak;
– Politieke en veiligheidsontwikkelingen in en aangaande het missiegebied;
– Algemene aandachtspunten die in de breedte gelden voor de missie-inzet;
– Voortgang van de verschillende missies (Operation Inherent Resolve, NAVO-missie Irak, EU Adviesmissie Irak, Ministry of Peshmerga Affairs Reform) en een terugblik op de Nederlandse bijdragen daaraan;
– Financiën;
– Registratie lokaal ingehuurd personeel.
Net zoals in voorgaande jaren komt ook uit deze voortgangsrapportage een beeld naar voren van zowel militaire als civiele missies, inclusief de Nederlandse bijdragen daaraan, die met uitdagende omstandigheden te maken hebben. Zo bleken de politieke- en veiligheidsomstandigheden in het missiegebied onverminderd volatiel en weerbarstig.
Irak kampt met een groot aantal uitdagingen dat duurzame ontwikkeling in de weg staat. Zo zijn er onveiligheid, langdurige ontheemding, een gefragmenteerde veiligheidssector, geen overheidsmonopolie op geweld, gebrek aan sociale cohesie, een ineffectief overheidsbestuur in een politiek systeem dat continu onder druk staat, corruptie, cliëntisme en te weinig economisch perspectief.
Daarnaast zijn de geopolitieke ontwikkelingen in de regio bepalend voor de situatie in Irak. Irak is nog altijd een proxy-strijdtoneel waarop de conflicten van regionale mogendheden worden uitgevochten: Syrië, de Turkse bombardementen op PKK-doelwitten in de Koerdische Autonome Regio (KAR) en de niet aflatende druk vanuit Iran.
Onder meer vanwege deze context behoeft de inzet in Irak uithoudingsvermogen en een realistisch ambitieniveau. Het – gezamenlijk met de internationale gemeenschap – leveren van een geïntegreerde bijdrage aan het meer beheersbaar houden van factoren die van invloed zijn op de fragiele balans tussen de verschillende relevante actoren in Irak is al een resultaat op zich.
Het kabinet constateert dat een veiliger en stabieler Irak – in de kern van een zeer instabiele regio, aan de rand van Europa – nog altijd van onverminderd strategisch belang is voor Nederland.
Geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak
De Nederlandse veiligheidsinzet in Irak had ook in de rapportageperiode als overkoepelend doel om een bijdrage te leveren aan het duurzaam verslaan van ISIS en op die manier de internationale rechtsorde te bevorderen, de burgerbevolking te beschermen en het verder oplopen van spanningen in de regio te voorkomen. Deze inzet bestond uit de volgende onderdelen:
1. Militaire bijdrage aan Operation Inherent Resolve (OIR) van de anti-ISIS coalitie;
2. Militaire en civiele bijdrage aan de NAVO-missie Irak (NMI);
3. Civiele bijdrage aan de EU Adviesmissie Irak (EUAM)
4. Civiele bijdrage aan hervorming van het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA) in de Koerdische Autonome Regio.
De verschillende militaire en civiele bijdragen aan deze missies droegen ook over de rapportageperiode elk op eigen wijze bij aan het hierboven genoemde overkoepelende doel: van het faciliteren van gevechtshandelingen van coalitiegenoten, tot uitvoering van militaire adviestaken, en van institutionele hervorming van de militaire veiligheidssector, tot advisering van civiele veiligheidsinstituties. Door zich – steeds afhankelijk van de vraag – zowel op de militaire als de civiele kant van de Iraakse veiligheidssector te richten, en zowel in Centraal-Irak als in de Koerdische Autonome Regio (KAR), streeft het kabinet naar een brede en samenhangende aanpak.
De Nederlandse bijdragen aan missies en operaties zijn onderdeel van de bredere geïntegreerde inzet in Irak, die gericht is op het bijdragen aan stabilisatie en het aanpakken van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie, welke nog altijd onvoldoende geadresseerd zijn. Naast militaire middelen worden diplomatieke inspanningen gepleegd, zoals demarches over de mensenrechtensituatie, en ondersteunt Nederland het Iraakse maatschappelijk middenveld uit het mensenrechtenfonds en middels Shiraka gelden. Tevens wordt met OS-middelen ingezet op diverse stabilisatie- en ontwikkelingsprogramma’s.
Waar de inzet van de internationale gemeenschap, en tevens Nederland, de afgelopen jaren met name gericht was op het verslaan van ISIS, acute stabilisatie, en wederopbouw, zagen we in het afgelopen jaar een duidelijke verschuiving van stabilisatie naar preventie van hernieuwde escalatie: de militaire presentie richtte zich meer en meer op een adviserende rol en de internationale hulpgelden aan Irak namen gestaag af. In dat kader richtte Nederland zich op de grootste aanjagers van instabiliteit, met de nadruk op de strijd tegen straffeloosheid, hervorming van de veiligheidssector en duurzame oplossingen voor de nog overgebleven groep Iraakse ontheemden. Aandacht voor de meest kwetsbaren was en is bij de Nederlandse inzet het uitgangspunt. Zo zette het kabinet zich onverminderd in voor de Jezidi gemeenschap door samen met Norwegian People’s Aid o.a. traumaverwerking en psychosociale steun te leveren aan Jezidi vrouwen en meisjes.
Een belangrijk onderdeel van de stabilisatie inspanningen van de anti-ISIS coalitie, en dus Nederland, liep via de Funding Facility for Stabilisation (FFS) van het United Nations Development Programme (UNDP). Over de rapportageperiode heeft Nederland 5 miljoen euro bijgedragen. Door middel van dit fonds heeft UNDP snel kunnen reageren op de strategische prioriteiten van de Iraakse regering in wederopbouw van de van ISIS bevrijde gebieden. Nederland zette daarnaast met 40 miljoen euro in op het bieden van ontwikkelingsperspectief aan vluchtelingen, intern ontheemden en hun gastgemeenschappen via het grootschalig, meerjarig PROSPECTS-partnerschap. Partners UNHCR, UNICEF, de International Labour Organisation (ILO), de Wereld Bank en de International Finance Corporation (IFC) dragen hiermee bij aan toegang tot bescherming, onderwijs en werkgelegenheid.
Politieke en veiligheidsontwikkelingen
Politieke ontwikkelingen
Op 10 oktober 2021 vonden in Irak vervroegde parlementsverkiezingen plaats. Hoewel de opkomst met 43,5 procent lager was dan gehoopt en er bedreigingen, intimidatie en geweld in aanloop naar de verkiezingen plaatsvonden, zijn de verkiezingen zelf technisch goed en ordelijk verlopen. Mede door het electorale verlies van de Fatah-alliantie was het na de verkiezingen enige tijd onrustig in Irak. Bedreigingen aan het adres van de Iraakse kiesraad en de VN-missie, geweldsincidenten in de Internationale Zone in Bagdad, een droneaanval op de woning van de Iraakse premier al-Kadhimi begin november en aanslagen op politieke kantoren lieten zien dat de nasleep van de verkiezingen een weerslag had op de veiligheidssituatie in Irak.
Het Iraakse Federale Hooggerechtshof certificeerde op 26 december 2021 de verkiezingsuitslag, waarna op 9 januari de soenniet al-Halbousi werd herkozen als parlementsvoorzitter. Sindsdien bevindt de kabinetsformatie zich in een impasse en zijn de president (Koerd) en premier (sjiiet) nog niet benoemd. Met name het sjiitische huis is verdeeld. De Sairoun Alliance van de nationalistische al-Sadr enerzijds en de (pro-Iraanse) sjiitische partijen verenigd in de Shia Coordination Framework (SCF) onder leiding van voormalig premier al-Maliki anderzijds zijn verwikkeld in een politieke strijd, die ook in de rechtbanken wordt uitgevochten. Tevens vinden vrijwel op dagelijkse basis incidenten plaats met bedreiging, intimidatie en geweld gericht tegen leden van politieke partijen, hun belangen en hun leiders in zowel Centraal-Irak als in de KAR. Conform de toezegging in het Commissiedebat van 16 december 2021 zal de Kamer worden geïnformeerd bij het aantreden van een nieuwe Iraakse regering.
Situatie in de KAR
De situatie in de KAR wordt nog altijd gekenmerkt door een fragiele stabiliteit. In het afgelopen jaar zijn er spanningen geweest tussen en binnen de Koerdisch-Iraakse partijen KDP en PUK, vonden meerdere (gewelddadige) protesten van ambtenaren en studenten plaats over niet-uitbetaalde salarissen en toelages, en vormde de Iraaks-Koerdische gemeenschap de grootste groep emigranten in de migratiecrisis in en rondom Belarus. Regionale parlementsverkiezingen in de KAR zullen op 1 oktober 2022 plaatsvinden.
Een recente uitspraak van het Federale Hooggerechtshof heeft de politieke spanningen tussen Bagdad en Erbil weer doen oplaaien. Op 15 februari 2022 verklaarde het Iraakse Federale Hooggerechtshof de Koerdische olie- en gaswet uit 2007 onwettig. Volgens deze regionale wet heeft de Koerdische overheid de volledige bevoegdheid om de eigen oliesector te ontwikkelen. Bovendien zorgt de uitvoer van Iraakse olie door de KAR via Turkije ook voor de nodige spanningen tussen de Iraakse federale overheid en de KAR. Beide partijen zijn met elkaar in gesprek om te zoeken naar een duurzame oplossing.
Mensenrechtensituatie
Nederland, onder meer in Europees verband, spreekt regelmatig zorgen uit over de mensenrechtensituatie en het gebrek aan gerechtigheid in Irak. In bilaterale gesprekken met de Iraakse autoriteiten onderstreept Nederland steevast de noodzaak voor (naleving van) wetgeving, het degelijk functioneren van bestaande mechanismen zoals de Iraakse mensenrechtencommissie, de bescherming van mensenrechtenverdedigers, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, en het tegengaan van straffeloosheid.
Veiligheidsontwikkelingen
Zoals beschreven in de artikel 100-brief van 5 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 868) beschikt ISIS niet over de slagkracht die de terreurorganisatie in 2014 had. De groepering staat aanhoudend onder druk van de Centraal-Iraakse en Iraaks-Koerdische veiligheidstroepen. De veiligheidsdreiging vanuit ondergrondse ISIS-netwerken duurt echter nog altijd voort. Maandelijks worden in Irak tientallen aanslagen gepleegd op Iraakse en Koerdisch-Iraakse veiligheidstroepen. De federale overheid en de KAR erkennen dat de effectieve samenwerking tussen de Iraakse en Peshmerga veiligheidstroepen om de ISIS-dreiging het hoofd te bieden verbeterd kan worden.
ISIS pleegt al enkele jaren geen gerichte aanslagen meer tegen de Coalitie. Pro-Iraanse milities worden op dit moment gezien als een grotere dreiging in directe zin voor de Coalitie dan ISIS. In de nasleep van de verkiezingen en het vertrek van Amerikaanse gevechtstroepen eind december 2021 houden de (raket-)aanvallen op VS- en coalitiedoelen in Irak aan, die vaak worden toegeschreven aan verschillende pro-Iraanse sjiitische milities. Ook vinden er aanvallen plaats met Weaponized Unmanned Aerial Systems (WUAS). Deze aanvallen vinden zowel in Centraal- en Zuid-Irak als in de Koerdische regio van Irak plaats.
De veiligheidsontwikkelingen in Irak blijven nauw verweven met de geopolitieke ontwikkelingen in de regio. In de nacht van 12 op 13 maart vuurde Iran meerdere ballistische raketten af op doelen in de Koerdisch-Iraakse stad Erbil. De raketaanvallen werden opgeëist door Iraanse Revolutionaire Garde (IRGC). In een verklaring stelde de IRGC dat de raketaanvallen gericht waren op Israëlische doelen in Erbil, als vergeldingsactie voor een Israëlische operatie in Syrië waarbij IRGC-strijders om het leven kwamen. Daags erna werden de door Irak gefaciliteerde gesprekken tussen Saoedi-Arabië en Iran tijdelijk opgeschort. Tevens zorgen aanhoudende Turkse bombardementen op PKK-doelwitten in de KAR onverminderd voor spanningen tussen Irak, de KRG en Turkije. Ten slotte heeft ook de oorlog in Oekraïne een destabiliserende invloed op de landen in de regio, met name in Syrië, gezien de reeds bestaande voedsel- en brandstof tekorten.
Syrië
In Centraal-Syrië – waar het bewind zich vooral richt op het controleren van de doorgaande routes – heeft ISIS relatief veel vrijheid van handelen en houden haar netwerken zich schuil. De regio dient als veilige haven waar trainingen en voorbereidingen plaatsvinden. Tevens vormt het een uitvalsbasis voor aanslagen elders in Syrië en deels ook Irak. In Noordoost-Syrië – waar de door Koerden gedomineerde Syrian Democratic Forces (SDF) de facto het militaire gezag vormen – is ISIS hoofdzakelijk actief in het gebied ten zuiden van de provinciehoofdstad al-Hasaka. Rekrutering en geweld door ISIS-aanhangers in de kampen, zoals al-Hawl, evenals uitbraakpogingen door ISIS-strijders komen met regelmaat voor. De situatie heeft een weerslag op de mogelijkheden van organisaties om humanitaire hulp te leveren. De humanitaire situatie in de opvangkampen is onverminderd slecht.
Algemene Aandachtspunten
1. COVID-19
Ook over deze rapportageperiode heeft de Nederlandse inzet te kampen gehad met de consequenties van COVID-19, al heeft het – met name als gevolg van de vaccinatie van personeel – nauwelijks een merkbaar effect gehad op de operationele output: Nederland heeft zijn taken binnen de anti-ISIS-coalitie zonder noemenswaardige problemen kunnen uitvoeren. Uiteraard heeft de Nederlandse inzet ook nu rekening moeten houden met verschillende COVID-19-protocollen en inreisbeperkingen, maar de impact was aanzienlijk minder hoog dan in voorgaande rapportageperiode, toen veel trainingen en andere vormen van samenwerking met de Iraakse en Koerdische strijdkrachten als gevolg van de pandemie tijdelijk stilgelegd werden.
2. Synchronisatie OIR/NMI
In de voortgangsrapportage van 19 mei 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 784) is gemeld dat het niet duidelijk was hoe lang en in welke samenstelling Operation Inherent Resolve (OIR) in Irak actief zou blijven. Dit is in het afgelopen jaar niet duidelijker geworden, al zijn er wel verdere stappen gezet binnen de laatste fase van de campagne, gericht op normalisatie en overdracht naar de Iraakse autoriteiten. Eén van deze stappen was de terugtrekking van Amerikaanse gevechtstroepen uit Irak. De verdere afbouw van de missie is in grote mate afhankelijk van de wensen van de Iraakse regering, de afstemming met de NAVO-missie in Irak (NMI) en het tempo waarmee die missie zich de komende tijd verder zal ontwikkelen. Het kabinet blijft inzetten op een heldere planning en duidelijke criteria voor de afronding van de OIR-inzet.
Alhoewel OIR en NMI frequent contact onderhouden, heeft deze rapportageperiode geen overdracht van activiteiten tussen de missies plaatsgevonden. De gevolgen van de COVID-19-pandemie, de Iraakse verkiezingen en het fragiele voortdurende formatieproces dat daarop volgde én de beperkte coördinatie met andere spelers in het Iraakse veiligheidsdomein kunnen het uitblijven van significante ontwikkelingen op dit vlak verklaren.
Dientengevolge is NMI over de gehele rapportageperiode deels afhankelijk gebleven van OIR en de Iraakse overheid voor wat betreft force protection en enabling-capaciteiten. Zo werkt NMI vanaf een Iraakse basis en wordt het door OIR met beveiliging en logistieke- en medische capaciteiten ondersteund. Overigens, OIR heeft tot heden gesteld dat de «enabling steun» niet zal veranderen en NMI daarop kan blijven rekenen. Tegelijkertijd voert NMI operationele activiteiten in steeds grotere mate zelfstandig uit. Zo heeft de missie eigen Close Protection Teams (CPT) ter beveiliging van adviseurs en heeft het in dit kader ook een eigen Emergency Response Team. Bij verdere afbouw van OIR zal NMI zelf meer enabler-taken moeten gaan vervullen, waardoor verdere groei van NMI nodig zal zijn. Betere afstemming tussen NMI en OIR is noodzakelijk om op termijn tot een zorgvuldige overdracht van taken te komen.
3. Draagvlak buitenlandse troepenpresentie
Het draagvlak voor internationale troepenpresentie in Irak staat onverminderd onder druk. Met name vanuit binnenlandse- en buitenlandse krachten, zoals pro-Iraanse partijen en milities moet rekening worden gehouden met verschillende vormen van pressie om buitenlandse presentie te verminderen om de eigen invloed te vergroten.
Rondom de Iraakse verkiezingen en de afgelopen jaarwisseling was een toename in het negatieve sentiment richting buitenlandse, met name Amerikaanse, troepenpresentie waarneembaar. Tegelijkertijd vormt het Iraakse verzoek tot internationale militaire inzet op het eigen grondgebied nog altijd de grondslag van internationale troepenpresentie in Irak. In afwachting van de uitkomst van de Iraakse kabinetsformatie is het te bezien hoe de toekomstige regering zich zal opstellen ten aanzien van de internationale troepenpresentie, al wordt niet verwacht dat deze opstelling significant zal wijzigen. De constructieve samenwerking wordt ondertussen voortgezet.
Voortgang Operation Inherent Resolve (OIR)
Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage van 19 mei 2020 en de Artikel 100-brief van 5 november 2021, blijft OIR gericht op het duurzaam verslaan van ISIS, het ondersteunen van de Iraakse regering op het gebied van stabilisatie en op het vergroten van de regionale stabiliteit.
De focus van de missie is ook gedurende deze rapportageperiode verder verlegd van gevechtshandelingen naar capaciteitsopbouw en advisering van de Iraakse en Koerdische krijgsmachten op strategisch niveau (zie ook Kamerstuk 27 925, nr. 755). Het vertrek van de Amerikaanse gevechtstroepen uit Irak illustreert deze verschuiving. Op dit moment is de VS met 2500 militairen actief in Irak. Deze stap is in lijn met de (laatste) fase waarin de missie zich momenteel bevindt – normaliseren – en de strategie van de anti-ISIS-coalitie om op de middellange termijn OIR volledig af te bouwen. Overigens heeft het terugtrekken van de Amerikaanse gevechtstroepen per 31 december 2021 in de rapportageperiode geen invloed gehad op de (veiligheids)situatie op en rond Erbil International Airport, waar het merendeel van de in Irak gestationeerde Nederlandse troepen zich bevinden, en het uitvoeren van de taken binnen het OIR-mandaat.
Terugblik Nederlandse bijdrage
1. Force Protection
1.1 Erbil International Airport
Nederland heeft ook deze rapportageperiode met een compagnie van 100 tot 150 militairen bijgedragen aan het bewaken en beveiligen (force protection) van Coalitie personeel en materieel op Erbil International Airport. Nederland draagt met deze taak bij aan de randvoorwaarden voor zaken als transport en bereikbaarheid. Dit gebeurt in samenwerking met de VS, die met twee beveiligingscompagnieën deelneemt.
Zoals vermeld in de geannoteerde agenda van de NAVO Defensie ministeriële van 11 oktober 2021 (Kamerstuk 28 676, nr. 374) en de artikel 100-brief van 5 november 2021, wordt de Nederlandse compagnie op verzoek van de Amerikaanse commandant eveneens op structurele basis ingezet in de buitenste ring van het vliegveld. Deze taak werd voorheen door verschillende internationale coalitiepartners uitgevoerd en draagt bij aan de Situational Awareness en de operationele flexibiliteit van de Amerikaanse commandant. De inzet van de Nederlandse compagnie is in deze rapportageperiode goed verlopen en er hebben geen incidenten plaatsgevonden.
Zoals ook beschreven onder «veiligheidsontwikkelingen» en in de voortgangsrapportage van 19 mei 2021, vinden incidenteel raketaanvallen op Erbil International Airport plaats. Deze raketaanvallen zijn in verband gebracht met spanningen tussen de VS en Iran en verzet van bepaalde milities tegen de aanwezigheid van met name Amerikaanse troepen in Irak. Deze aanvallen vallen binnen het huidige dreigingsbeeld en staan continuering van de missie niet in de weg. De commandant ter plaatse bepaalt na elke aanval of en hoe lang extra veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn. Er wordt doorlopend bezien hoe de veiligheid verbeterd kan worden. Aanvullende maatregelen zijn onder andere het verder compartimenteren van locaties en een verhoogde patrouillegang. Daarnaast beschikt de militaire basis op Erbil International Airport over een Counter-Rocket, Artillery and Mortars (C-RAM)-systeem.
In algemene zin geldt dat als in uitzonderlijke gevallen sprake is van een verhoogde dreiging van welke aard dan ook, er veiligheidsprotocollen van kracht zijn die direct zullen worden toegepast om het aanwezige personeel en materieel te beveiligen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het personeel bij aanvallen via de lucht zo snel mogelijk in extra beschermde schuilplaatsen zal worden ondergebracht. Ook is het gebruikelijk dat bij een verhoogde dreiging beperkingen worden opgelegd met betrekking tot het verlaten van de beveiligde locatie.
1.2 Beveiliging OIR-adviseurs en -medewerkers in de
Zoals aangekondigd in de artikel 100-brief van 5 november 2021, wordt de Nederlandse force protection compagnie sinds januari 2022 ook ingezet om (o.a. Nederlandse) OIR-adviseurs en -medewerkers te beveiligen die buiten de basis opereren. Dit gebeurt door de inzet van zogenaamde Ground Movement Teams (GMT’s). Ook de VS, het Verenigd Koninkrijk en Finland leveren GMT’s. Met deze bijdrage ondersteunt Nederland OIR-adviseurs die op hoog, strategisch niveau de Peshmerga – de strijdkrachten van Iraaks-Koerdistan – bijstaan. De GMT’s zijn in de rapportageperiode meerdere keren per week ingezet. Deze inzetten zijn goed verlopen en taken zijn adequaat uitgevoerd binnen de reeds voor de compagnie geldende geweldsinstructie met het reeds aanwezige materieel en uitrusting. Er hebben zich geen veiligheidsincidenten voorgedaan.
2. Special Operation Forces (SOF)
Nederland heeft in de afgelopen rapportageperiode de begeleiding van de Iraakse Special Operation Forces (SOF)-partnereenheid Counter-Terrorism Service (CTS) ongewijzigd voortgezet. De CTS speelt een belangrijke rol in operaties ter bestrijding van ISIS. Zoals vermeld in de artikel 100-brief van 5 november 2021, zijn de taken – in lijn met het campagneplan van OIR – verschoven van training naar advisering, coaching en mentoring. Als onderdeel van het Special Operations Advisory Team -Institutional (SOAT-I) levert het Nederlandse SOF-trainingsdetachement een bijdrage aan de afstemming, invulling en uitvoering van het opleidings- en trainingsprogramma van de Iraakse Special Forces, teneinde daarmee de veiligheid en stabiliteit van Irak in zijn geheel te verbeteren. De Nederlandse inzet is in de rapportageperiode goed verlopen.
3. Target Support Cell (TSC)
Nederland heeft ook deze rapportageperiode de Target Support Cell (TSC) beschikbaar gesteld, waardoor de Coalitie indien gewenst een beroep kon doen op deze capaciteit. De TSC kan op afstand berekenen welk wapen het meest geschikt is om een beoogd effect te bereiken. De cel kan daarnaast de coördinaten van de landingsplek berekenen en mogelijke nevenschade analyseren. Een commandant kan (mede) op basis daarvan een beslissing maken. De TSC bestaat uit ongeveer tien militairen en opereert vanaf vliegbasis Volkel. In deze rapportageperiode heeft de TSC echter geen ondersteuningsverzoeken ontvangen. Dit zal worden betrokken bij de besluitvorming over mogelijke toekomstige militaire inzet in de anti-ISIS coalitie.
4. Militaire adviseurs JOCAT-North en JOCAT
Joint Operations Command Advisory Team North (JOCAT-North) is gericht op de versterking van de veiligheidssector in Noord-Irak en geeft met adviseurs sturing aan de versterking van de Peshmerga op diverse militair-operationele aspecten als planning en logistieke operaties.
Nederland heeft over deze rapportageperiode de bijdrage aan de Joint Operations Command Advisory Team North (JOCAT-North) voortgezet. JOCAT-North-adviseurs hebben wekelijks bezoeken – Key Leader Engagements – uitgevoerd en gesprekken gevoerd met beleidsbepalers binnen het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA) en militaire commandanten binnen de Peshmera. Het doel van de Nederlandse inzet is om de (joint) commandostructuur van de Iraakse en Koerdische strijdkrachten te verbeteren. Nederland levert onder anderen een adviseur op het gebied van logistieke ketens (sustainment officer) en een JOCAT-team lead in Erbil. De inzet van Nederlandse JOCAT-North-adviseurs is in de rapportageperiode goed verlopen.
Naast de bijdrage aan JOCAT-North, heeft Nederland de afgelopen jaren ook deelgenomen aan de JOCAT in Bagdad. Zoals vermeld in de artikel 100-brief van 5 november 2021, is het niet gelukt om voor aanvangsdatum januari 2022 een match te vinden tussen de beschikbare functies en de expertise die door het Ministerie van Defensie geleverd kan worden. Deze situatie is vooralsnog onveranderd. Nederland zal zich inspannen om zodra het mogelijk is wederom twee adviseurs aan het JOCAT in Bagdad te leveren.
5. Stafofficieren
Zoals beschreven in de voortgangsrapportage van 19 mei 2021 en de artikel 100-brief van 5 november 2021, levert Nederland zes stafofficieren aan OIR. In deze rapportageperiode is de verdeling van deze stafofficieren over de diverse hoofdkwartieren minimaal gewijzigd. Drie van de Nederlandse stafofficieren waren geplaatst bij CENTCOM (Tampa), één stafofficier bij het Combined Air Operations Center (Qatar) en twee stafofficieren werkten bij het hoofdkwartier van OIR in Koeweit. Deze stafofficieren leveren een bijdrage aan de aansturing en coördinatie van de inzet. De uitzending van deze stafofficieren was (en is) gericht op het versterken van de informatiepositie van Nederland en het verbeteren van de coördinatie tussen de diverse hoofdkwartieren. Zij vormen een essentieel onderdeel van het internationale karakter van de missie.
Voortgang NAVO-missie Irak (NMI)
NMI werkt in aanvulling op OIR aan institutionele versterking van primair het Iraakse Ministerie van Defensie en daaraan gerelateerde opleidingsinstituten. Het doel van NMI was ook over deze rapportageperiode tweeledig: (1) ervoor zorgen dat Irak voor wat betreft krijgscapaciteiten weerstand kan bieden aan (een terugkeer van) ISIS en andere bedreigingen van de stabiliteit, en (2) Irak er ook institutioneel voor toe te rusten om de veiligheidssector succesvol aan te kunnen sturen en toekomstbestendig in te richten.
De missie heeft in het afgelopen jaar de al goede en stevige relaties met het Iraakse Ministerie van Defensie verder verdiept. De focus onder het Deense commando lag het afgelopen jaar met name op advisering op het terrein van strategische defense-planning, het geven van trainingen en vormgeven van (hogere leger) opleidingen voor het Iraakse Ministerie van Defensie en de Iraakse krijgsmacht.
De missie is in het afgelopen jaar verder uitgebreid in aantallen civiele en militaire adviseurs, waardoor de reikwijdte van de NMI-advisering kon worden verbreed en inhoudelijk verdiept binnen het Iraakse Ministerie van Defensie en militaire opleidingsinstituten. Tegelijkertijd zorgde (en zorgt) deze uitbreiding in het aantal adviseurs voor verdere druk op de al beperkte capaciteit van UNION III, de thuisbasis van NMI. In het afgelopen jaar is dan ook gestart met het verkennen van mogelijke aanvullende locaties voor het huisvesten van NMI.
Binnen NMI leidden COVID-19 en de volatiele veiligheidssituatie regelmatig tot lock-downs, waardoor de adviseurs op de verschillende terreinen minder effectief dan gehoopt hun werk konden verrichten. Dit had met name rondom de afgelopen jaarwisseling een remmend effect op de effectiviteit van de missie.
Terugblik Nederlandse bijdrage
Het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan NMI omvat maximaal 20 civiele en militaire adviseurs. Nederland slaagt er op dit moment nog steeds niet in om alle 20 posities in te vullen. De verklaring hiervoor is tweeledig: enerzijds sluit de beschikbare Nederlandse expertise niet altijd aan bij de vraag van NMI, anderzijds werd in sommige gevallen door Nederland geopteerd voor strategisch interessante functies binnen NMI die vervolgens aan andere NAVO-bondgenoten werden toegewezen. Wel is sprake van een toename van 7 naar 12 civiele en militaire adviseurs in de rapportageperiode.
Naast het versterken van de Iraakse krijgsmacht op institutioneel gebied heeft de Nederlandse bijdrage als onderliggend oogmerk om (1) strategische invloed te kunnen uitoefenen op inrichting en uitvoering van de missie en (2) om NMI op voor Nederland belangrijke thema’s te voorzien van voldoende capaciteiten om de civiele adviestaak uit te kunnen voeren.
Strategische invloed bereikte Nederland door bij te dragen met de meest senior civiele functionaris van de missie (de Senior Civilian), de derde keer dat Nederland deze functie bekleedt sinds de start van de missie in 2018.
In het kader van het tweede doel is ook in het afgelopen jaar weer in synergie met de bredere Nederlandse programmering in Irak binnen NMI ingezet op thema’s als bevordering van mensenrechten, hervorming van de veiligheidssector, inlichtingen, cyber en de aanpak van corruptie. De inzet op deze thema’s bleef binnen de Nederlandse bijdrage binnen NMI ongewijzigd prioritair.
De Nederlandse adviseurs hebben zich in het afgelopen jaar onder meer gericht op het mainstreamen van het thema mensenrechten in alle missieactiviteiten door het geven van trainingen en advies op het gebied van mensenrechten en integriteit. Nederlandse experts hebben gezorgd voor meer focus vanuit de Iraakse veiligheidssector voor internationaal humanitair recht vanuit de gedachte dat al tijdens de planning en uitvoering van militaire operaties rekening kan worden gehouden met internationaal rechtelijke verplichtingen.
Voortgang EU Adviesmissie Irak (EUAM)
EUAM Irak is een civiele adviesmissie met als doel het adviseren van Iraakse autoriteiten over het hervormen van de civiele aspecten van de Iraakse veiligheidssector. Na een aantal eerdere relocaties vanwege de volatiele veiligheidssituatie in Bagdad en COVID-19 was de missie vanaf augustus 2021 weer op volle sterkte aanwezig en operationeel. EUAM Irak heeft sindsdien enige voortgang geboekt, en heeft naast de bestendiging van de relaties met de Iraakse partners, concrete bijdragen kunnen leveren aan de Iraakse National Security Strategy en het Iraakse veiligheidsbeleid op het gebied van contra-terrorisme, counter violent extremism, grensbewaking, HR-beleid, bescherming van cultureel erfgoed, corruptie-aanpak, en inlichtingen- en informatiemanagement. Anderzijds werd op de hervorming van de Iraakse nationale veiligheidsarchitectuur en op het gebied van wetgeving weinig voortgang geboekt.
In het afgelopen jaar is verder gewerkt aan de herziening van het operationeel plan van de missie, dat in april van dit jaar is aangenomen, inclusief beoogde uitbreiding van de activiteiten van de missie naar de KAR en de verlenging van het mandaat van de missie tot april 2024.
Terugblik Nederlandse bijdrage
Nederland droeg ook in het afgelopen jaar bij met maximaal drie civiele experts op de voor Nederland strategische thema’s: mensenrechten, gender en institutionele hervorming. De politie droeg aan deze missie bij met twee medewerkers in 2021. Een van deze medewerkers was werkzaam als veiligheidsadviseur en zag daarmee toe op de veiligheid van personeel van de missie. De andere politiemedewerker was verantwoordelijk voor het verbeteren van de lokale crisis- en commandostructuren bij grote ongeregeldheden of incidenten.
De Nederlandse bijdrage bleef er ook gedurende de afgelopen rapportageperiode op gericht om de missie in staat stellen haar mandaat goed uit te voeren en inhoudelijk te voorzien van expertise op voornoemde voor Nederland prioritaire thema’s. De Nederlandse mensenrechtenadviseur in de missie hield zich hoofdzakelijk bezig met mainstreaming van mensenrechten en gender in alle activiteiten van de missie.
Voortgang Peshmerga Reform
Op verzoek van de Koerdische regionale autoriteiten draagt Nederland sinds 2019 tezamen met het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Duitsland op bilaterale basis bij aan de institutionele hervorming van het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA) in de KAR. Met deze inzet draagt Nederland bij aan het hervormen van de MoPA – en daarmee de Iraqi Securiy Forces (ISF) – tot een moderne en goed georganiseerde veiligheidsorganisatie, die zelf in staat is om de regionale stabiliteit en veiligheid te garanderen. De institutionalisering van de Peshmerga is een hervormingsstrategie die mede bijdraagt aan de depolitisering van de Peshmerga-strijdkrachten ten behoeve van democratisering en stabiliteit. Dit politieke proces gaat gepaard met inhoudelijke advisering op operationeel en institutioneel niveau.
Terugblik Nederlandse bijdrage
Nederland draagt, complementair aan de inzet van OIR in het noorden van Irak, bij met een militaire adviseur bij het Ministry of Peshmerga die iedere zes maanden rouleert. Deze bijdrage is gedurende deze rapportageperiode voortgezet. Inmiddels is een vijfde opeenvolgende Nederlandse militaire adviseur ter plaatse die het advieswerk heeft opgepakt.
Door deze bijdrage heeft Nederland een stoel aan tafel gekregen bij zowel relevante militaire als politieke spelers in de KAR, hetgeen ten goede komt aan de wisselwerking tussen militaire en civiele inzet omtrent de Peshmerga-hervorming. Daarenboven vervult de militaire adviseur een brugfunctie tussen de Nederlandse bilaterale inspanningen op veiligheidsvlak in de KAR en de multilaterale veiligheidsinzet in het kader van JOCAT-North.
In deze rapportageperiode is in verschillende mate voortgang geboekt op een groot deel van de projecten uit het Peshmerga-hervormingsprogramma, waaronder het pensioendossier – gericht op de pensionering van de eerste tranche Peshmerga-strijdkrachten, waarvoor een instemmingsbesluit de Council of Ministers is bereikt – en het recruitmentdossier, waarbij opdracht is gegeven om recruitment te starten voor nieuwe eenheden die onder het MoPA worden gebracht.
Financiën
De Nederlandse inzet in Irak, inclusief de strijd tegen ISIS, heeft in 2021 totaal 18,8 miljoen euro gekost.
De additionele uitgaven voor de Nederlandse inzet in Irak, inclusief de strijd tegen ISIS, zijn voor 2022 geraamd op 39 miljoen euro. Dit bedrag is hoger dan de in voorgaande jaren gerealiseerde bedragen omdat facturen uit voorgaande jaren naar verwachting pas in 2022 tot betaling zullen komen. Het gaat om facturen van coalitiepartners in het kader van essentiële ondersteuning aan Nederlandse troepen en civiele experts.
Registratie lokaal ingehuurd personeel
Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de uitvoering van motie van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 29). Deze motie verzoekt de regering om kaders op te stellen omtrent de inzet van lokale medewerkers. Het met terugwerkende kracht bijwerken van de registratie van lokaal ingehuurd personeel in Irak op basis van het archief is in februari jl. is afgerond. Voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden in missies wordt lokaal personeel ingehuurd. In het geval van Irak gebeurt dit doorgaans via tussenpersonen, contractors of overkoepelende missiestructuren (bijv. OIR en NMI of via de framework nation, de VS).
Het kabinet zal uw Kamer voor de zomer in een separate brief over de verdere uitvoering van motie van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 29) informeren.
Op 31 december 2022 loopt het Nederlandse mandaat voor de verschillende bijdragen aan de anti-ISIS-coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak af. Over een mogelijke toekomstige inzet vanaf 2023 wordt uw Kamer later dit jaar geïnformeerd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Artikel 100-brieven d.d. 18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 612); d.d. 28 september 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 732); d.d. 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 755); d.d. 5 november 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 868).↩︎