Discriminatiecijfers over 2021
Rassendiscriminatie
Brief regering
Nummer: 2022D20997, datum: 2022-05-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30950-310).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 30950 -310 Racisme en Discriminatie.
Onderdeel van zaak 2022Z10250:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-05-31 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-02 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-01-26 14:00: Discriminatie, racisme en mensenrechten (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-02-02 15:29: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
30 950 Rassendiscriminatie
Nr. 310 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2022
Meldingen en registraties over (ervaren) discriminatie zijn belangrijke indicatoren in de aanpak van discriminatie. De informatie die een melding of registratie oplevert, is van belang voor de richting van de aanpak en geeft de mogelijkheid om gerichte interventies in te zetten. Daarnaast kan door melden of het doen van aangifte een concreet probleem worden aangekaart, waarvoor naar een oplossing gezocht kan worden. Uit onderzoek van het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat 75 tot 80% van de organisaties waarbij door het College wordt geoordeeld dat sprake is van discriminatie dit oordeel opvolgen door maatregelen te treffen. Tot slot biedt melden een mogelijkheid om personen die discriminatie ervaren bij te staan en hulp te bieden. De antidiscriminatievoorzieningen spelen daarin een belangrijke rol.
Ieder jaar wordt in opdracht van de politie en van mij een zogeheten multi-agencyrapportage (MAR) opgesteld met informatie over de meldingen en registraties over (ervaren) discriminatie. In de MAR worden de cijfers van de antidiscriminatievoorzieningen, de politie, MiND, het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman en Kinderombudsman verzameld en van een analyse voorzien. Ik deel de discriminatie-rapportage 2021 bij dezen met u1.
Uit de rapportage blijkt dat in 2021 de antidiscriminatievoorzieningen 6.922 discriminatiemelden hebben geregistreerd, een stijging van 26 procent ten opzichte van 2020. Bij de politie werden 6.580 discriminatie-incidenten geregistreerd, een stijging van 7 procent. Ook bij het College voor de Rechten van de mens is een toename in het aantal verzoeken om oordeel. Het aantal steeg naar 739, wat gelijk staat aan een stijging van 16 procent. De Nationale ombudsman heeft 321 klachten over discriminatie door overheidsinstanties ontvangen, een ruime verdubbeling van het aantal klachten. Bij de Kindombudsman en MiND is een (lichte) daling zichtbaar: de Kinderombudman registreerde tien klachten die te maken hebben met discriminatie, drie minder dan het jaar ervoor. Bij MiND kwamen 339 meldingen van internetdiscriminatie binnen, minder dan de helft van het voorgaande jaar.
De toename van het aantal meldingen en registraties is in lijn met de aanpak van het kabinet, die gericht is op het verhogen van de meldings- en aangiftebereidheid van discriminatie. In het coalitieakkoord is opgenomen dat die bereidheid omhoog moet. Uit onderzoek2 blijkt namelijk dat het aantal meldingen, registraties en aangiftes waar nu over gerapporteerd wordt achterblijft bij het aantal mensen dat discriminatie ervaart. Om de bereidheid te vergroten is inzicht nodig over waarom mensen wel of niet melden. Momenteel loopt er een onderzoek naar het meldingsproces, waarin deze zaken ook meegenomen worden.
Ik verwacht aan het einde van dit jaar de resultaten van dit onderzoek en ben voornemens om samen met alle betrokken partijen de aanbevelingen uit dat onderzoek om te zetten in concrete verbeteringen, zodat de meldingsbereidheid de komende jaren verder zal stijgen.
De Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot