Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten; Mexico-Stad, 7 juli 2021
Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten; Mexico-Stad, 7 juli 2021
Brief regering
Nummer: 2022D21563, datum: 2022-05-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36117-1).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36117 (R2170)-1 Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten; Mexico-Stad, 7 juli 2021.
Onderdeel van zaak 2022Z10512:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-05-31 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-02 13:30: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Staten-Generaal | 1/2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
36 117 Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten; Mexico-Stad, 7 juli 2021
A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2022
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 7 juli 2021 te Mexico-Stad tot stand gekomen Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten (Trb. 2021, nr. 101).
Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.
Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 27 mei 2022 over te leggen aan de Staten van Curaçao.
De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
De luchtvaartrelatie tussen Curaçao en Mexico wordt geregeld in de op 6 december 1971 te Mexico-Stad tot stand gekomen Luchtvaartovereenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Mexicaanse Staten (Trb. 1972, nr. 35), zoals gewijzigd bij notawisseling van 24 augustus 1992 (Trb. 1992, nr. 151) (hierna: de Overeenkomst). Onderhandelingen die plaatsvonden tijdens de ICAO Air Services Negotiations (ICAN) 2016 te Nassau, Bahama’s, hebben geleid tot een nieuw Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten (hierna: het Verdrag). Het Verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen Curaçao en Mexico te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie «Open Skies», waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen. Het Verdrag vervangt ingevolge artikel 24, tweede lid, bij inwerkingtreding de Overeenkomst in de relatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Mexicaanse Staten. De Overeenkomst blijft van kracht in de relaties tussen Mexico en Aruba en Sint Maarten. De luchtvaartrelatie tussen het Europese en Caribische deel van Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) wordt geregeld in het op 24 april 2018 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Mexicaanse Staten (Trb. 2018, nr. 57) dat op 1 juli 2019 in werking is getreden (Trb. 2019, nr. 85).
Het Verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet die aan de door Mexico aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid (verlening exploitatievergunning) in combinatie met het recht van Curaçao vervat in artikel 4, eerste lid (intrekking van vergunningen), artikel 3, derde lid (aanvangen exploitatie na ontvangst exploitatievergunning) en de te exploiteren routes vervat in de Bijlage bij het Verdrag.
Verder worden aan de door de respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd in de bepalingen met betrekking tot commerciële activiteiten (artikel 5, eerste en tweede lid, vierde tot en met zevende lid), eerlijke concurrentie (artikel 7, eerste en derde lid), prijzen (artikel 8, eerste lid), douanerechten en andere heffingen (artikel 9, eerste tot en met vierde lid), vermijden van dubbele belasting (artikel 10, eerste en tweede lid), overmaking van gelden (artikel 11), toepassing van wetten (artikel 12) en goedkeuring van schema’s (artikel 15).
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)
Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.
Artikel 2 (Verlening van rechten)
In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van het Verdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, en de andere in het Verdrag vastgelegde rechten. De rechten vallen alleen toe aan een luchtvaartmaatschappij wanneer die overeenkomstig artikel 3 is aangewezen door de eigen staat en voldoet aan de voorwaarden van artikel 3. In het vierde lid is bepaald dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen na goedkeuring door de luchtvaartautoriteiten van de partijen het recht hebben om commercieel vervoer uit te voeren tussen twee andere landen, op een route die begint of eindigt in het eigen land (vijfde vrijheidsrechten) en dat deze in uitvoerende regelingen kunnen worden vastgelegd. Het vijfde lid van artikel 2 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen voor het exclusieve vervoer van vracht het recht hebben om commercieel vervoer uit te voeren tussen twee andere landen zonder het eigen land aan te doen (zevende vrijheidsrechten).
Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen) en artikel 4 (Intrekking van vergunningen)
Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 3 de aanwijzing van één of meerdere luchtvaartmaatschappijen geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend. Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) verstrekte exploitatievergunningen, tijdelijk of permanent, te weigeren, in te trekken, te schorsen of daaraan voorwaarden te verbinden.
Artikel 5 (Commerciële activiteiten)
Artikel 5 biedt de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid om commerciële activiteiten uit te voeren in overeenstemming met de wet- en regelgeving van de andere partij. Zo biedt het artikel de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid om op het grondgebied van de andere partij kantoren te openen bestemd voor verkoop en promotie van luchtdiensten, gespecialiseerd personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere partij in overeenstemming met de wet- en regelgeving van de andere partij. Het vierde lid voorziet in grondafhandeling die optimale mogelijkheden geeft voor vrije keuze tussen aanbieders op het grondgebied van de andere partij en het zevende lid bepaalt onder welke voorwaarden de luchtvaartmaatschappijen samenwerkingsregelingen kunnen aangaan.
Artikel 6 (Gebruikersheffingen)
In artikel 6 zijn partijen overeengekomen dat de gebruikersheffingen die worden opgelegd voor het gebruik van de luchthavens en de luchtvaartfaciliteiten rechtvaardig, redelijk en niet discriminatoir moeten zijn, op basis van gelijkheid worden verdeeld over de verschillende categorieën gebruikers en niet hoger mogen zijn dan de heffingen die gelden voor de eigen luchtvaartmaatschappijen voor vergelijkbare internationale diensten.
Artikel 7 (Eerlijke concurrentie)
Artikel 7 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een eerlijke en gelijke wijze moeten concurreren op de in het Verdrag overeengekomen internationale luchtdiensten. Verder bepaalt het derde lid van dit artikel dat er in beginsel geen eenzijdige beperkingen opgelegd mogen worden ten aanzien van capaciteit, frequentie van internationale luchtdiensten of type luchtvaartuig.
Artikel 8 (Prijzen)
Artikel 8 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de prijzen zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden de partijen kunnen interveniëren.
Artikel 9 (Douanerechten en andere heffingen)
Artikel 9 bevat een bepaling over vrijstelling van douanerechten, inspectiekosten en andere soortgelijke heffingen die elk van de partijen, op basis van wederkerigheid, kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van de andere partij voor zover dat is toegestaan door haar nationale wetgeving. Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die op de internationale routes onder het Verdrag opereren, alsmede de in het artikel opgesomde goederen, vrijgesteld zijn van alle douanerechten, inspectiekosten en andere soortgelijke heffingen die elk van de partijen kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij, op voorwaarde dat de in het artikel opgesomde goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd, onder toezicht of beheer van de douaneautoriteiten blijven of overeenkomstig douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.
Artikel 10 (Vermijden van dubbele belasting)
Artikel 10 bepaalt dat de inkomsten en winsten van een aangewezen luchtvaartmaatschappij overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving belast zullen worden op het grondgebied van de partij waarin de luchtvaartmaatschappij gevestigd is. Dit is conform artikel 8 van het OESO-model belasting verdrag inzake inkomen en vermogen 20171. In geval er een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen partijen tot stand gebracht wordt, geldt dat verdrag.
Artikel 11 (Overmaking van gelden)
Op grond van artikel 11 hebben de aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht om inkomsten met betrekking tot hun activiteit als luchtvervoerder om te wisselen en over te maken in overeenstemming met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving van de partij vanwaar de overmaking plaatsvindt.
Artikel 12 (Toepassing van wetten)
In artikel 12 wordt bepaald dat bij het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen van de door de ene partij aangewezen luchtvaartmaatschappij dient te worden voldaan aan wet- en regelgeving van de andere partij ten aanzien van de binnenkomst op, het verblijf binnen of het vertrek uit het grondgebied van deze partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning of vracht.
Artikel 13 (Veiligheid) en artikel 14 (Beveiliging van de luchtvaart)
De bepalingen over de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart zijn neergelegd in de artikelen 13 en 14. Hierin zijn een procedure en een aanpak (inclusief de zogenaamde platforminspecties) geregeld indien Curaçao of Mexico twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden artikel 13, derde en vijfde lid, de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te schorsen of daarvan af te wijken dan wel te weigeren en biedt artikel 14, zevende lid, de ook mogelijkheid de vergunning in te trekken, te schorsen of daaraan voorwaarden te verbinden. Verder wordt verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Curaçao en Mexico in acht moeten worden genomen.
Artikel 15 (Goedkeuring van schema’s)
Artikel 15 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen tenminste 30 dagen voorafgaand aan de uitvoering van de overeengekomen diensten, de dienstregelingen en vluchtschema’s of wijzigingen daarvan ter goedkeuring moeten indienen bij de luchtvaartautoriteiten van de andere partij. Voor aanvullende vluchten is de termijn daarvoor tenminste 15 dagen.
Artikel 16 (Statistieken)
Op verzoek dienen de luchtvaartautoriteiten van de partijen elkaar van periodieke of andere statistische gegevens te voorzien.
Artikelen 17–24 (Procedurele bepalingen)
De artikelen 17 tot en met 24 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met betrekking tot overleg (artikel 17), regeling van geschillen (artikel 18), wijziging (artikel 19), multilaterale verdragen (artikel 20), beëindiging (artikel 21), registratie bij de ICAO (artikel 22), territoriale toepassing (artikel 23) en inwerkingtreding (artikel 24). Zoals in paragraaf I van de inleiding is aangegeven bepaalt artikel 24, tweede lid, dat bij inwerkingtreding van het Verdrag de Overeenkomst, in de relatie tussen Curaçao en de Verenigde Mexicaanse Staten, wordt vervangen.
III. Bijlage
De Bijlage bij het Verdrag, die een integrerend onderdeel van het Verdrag vormt, bevat de routetabel die de overeengekomen diensten specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide partijen.
De Bijlage bij het Verdrag, voor zover het de routetabel betreft, is aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van dit deel van de Bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.
IV. Koninkrijkspositie
Het Verdrag zal ingevolge artikel 23 voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor Curaçao gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Zie artikel 8 van het OESO-model belasting verdrag inzake inkomen en vermogen 2017, zie link: https://read.oecd-ilibrary.org/taxation/model-tax-convention-on-income-and-on-capital-condensed-version-2017_mtc_cond-2017-en#page36.↩︎