[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de stand van zaken inzake de ontwikkeling van nationale IMVO-wetgeving

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Brief regering

Nummer: 2022D21607, datum: 2022-05-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26485-398).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 26485 -398 Maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Onderdeel van zaak 2022Z10520:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 398 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2022

Met deze Kamerbrief voldoe ik graag aan uw verzoek van 21 april 2022 voor een brief met een stand van zaken inzake de ontwikkeling van nationale IMVO-wetgeving.

In lijn met het coalitieakkoord 2021–2025 bevordert het kabinet in de EU de internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen wetgeving (IMVO) en voert het nationale IMVO-wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen (België, Duitsland, Luxemburg en Frankrijk) en implementatie van mogelijke EU-regelgeving.1

De totstandkoming van nationale IMVO-wetgeving zal de gebruikelijke procedures volgen. Momenteel wordt een conceptwetsvoorstel voorbereid dat ter consultatie kan worden voorgelegd aan de belangrijkste stakeholders en de relevante adviesinstanties (Adviescollege Toetsing Regeldruk, Autoriteit Persoonsgegevens en de Raad voor de Rechtspraak). Ik hecht zeer aan het betrekken van het bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld en de wetenschap, zodat een uitvoerbaar en effectief wetsvoorstel kan worden voorgelegd aan uw Kamer. Ook betrek ik het initiatiefvoorstel Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen (Kamerstuk 36 761) bij de totstandkoming van een concept wetsvoorstel. De internetconsultatie over het concept wetsvoorstel zal naar verwachting na de zomer van 2022 worden opengesteld.

Op basis van de verzamelde inbreng uit de consultatiefase zal het conceptwetsvoorstel worden herzien. In de eerste helft van 2023 zal het kabinet het concept wetsvoorstel ter advisering voorleggen aan de Raad van State. Na verwerking van het advies van de Raad van State zal het wetsvoorstel worden gedeeld met uw Kamer.

Het is zaak de ontwikkelingen in de ons omringende landen en op EU-niveau nauw te betrekken bij de ontwikkeling van nationale wetgeving, zodat een gelijk speelveld geborgd wordt. In antwoord op vragen van uw Kamer van 16 februari jl. heb ik daarom aangegeven dat het wetgevende voorstel van de Europese Commissie inzake de corporate sustainability due diligence directive (CSDDD) als basis zal dienen voor het nationale wetsvoorstel, dat vooruitloopt op de implementatie van de toekomstige CSDDD. Het streven is om beide voorstellen zoveel mogelijk parallel op te laten lopen.2 Dat laatste houdt ook in dat wijzigingen die voorzien worden in de conceptrichtlijn meegenomen kunnen worden in het nationale wetstraject.

Ik blijf druk zetten bij betrokkenen binnen de EU. Bij relevante gesprekspartners binnen de EU breng ik de noodzaak voor spoedige vaststelling van effectieve en uitvoerbare EU-regelgeving op het gebied van IMVO continu onder de aandacht, steeds gebaseerd op het BNC-fiche, dat op 6 april jl. met uw Kamer gedeeld werd.3

Rond de zomer van 2023 verwacht ik een wetsvoorstel met uw Kamer te kunnen delen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher


  1. Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» | Publicatie | Kabinetsformatie (kabinetsformatie2021.nl) Bijlage bij Kamerstuk 35 788, 77↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1999↩︎

  3. Kamerstuk 22 112, nr. 3393↩︎