Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over de betrokkenheid van de jagersvereniging bij hervorming van de telprotocollen
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D21714, datum: 2022-05-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-2912).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Onderdeel van zaak 2022Z09233:
- Gericht aan: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- Indiener: L. Vestering, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: F.P. Wassenberg, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2912
Vragen van de leden Vestering en Wassenberg (beiden PvdD) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het inschakelen van jagers bij tellingen van dieren (ingezonden 12 mei 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 30 mei 2022).
Vraag 1
Kent u het bericht «Jagersvereniging betrokken bij hervorming telprotocollen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u vertrouwen in de telprotocollen van Sovon en WUR waar het gaat om een wetenschappelijke basis voor telgegevens van aantallen van haas, konijn, wilde eend, fazant en houtduif? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Sovon en Wageningen University & Research (WEnR) hebben voor het opstellen van hun rapporten over de staat van instandhouding van soorten van de wildlijst gebruik gemaakt van data afkomstig uit het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). De telprotocollen en de data afkomstig uit de NEM zijn gevalideerd door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) en zijn betrouwbaar.
Vraag 3
Is het waar dat u de analyses van het commerciële bureau Waardenburg op basis van nachtelijke tellingen van jagers, waaruit zou blijken dat de populatie hazen dubbel zo groot zou kunnen zijn als de uitkomsten van dagtellingen door onafhankelijke onderzoekers van Sovon en WUR, ziet als aanleiding om de jagers te betrekken bij hervorming van telprotocollen? Zo nee, in welk opzicht heeft de jagersvereniging een onjuiste conclusie verbonden aan uw gesprekken? Zo ja, waarom wilt u direct belanghebbenden betrekken bij telprotocollen en welke belangenorganisaties zullen daarbij betrokken worden?
Antwoord 3
De analyses van Bureau Waardenburg zijn niet de aanleiding geweest voor het hervormen van de telprotocollen. Zoals ik al eerder met uw Kamer heb gedeeld gaat het rapport van Bureau Waardenburg over de vraag op welke momenten van de dag of nacht en met hulpmiddelen als warmtebeeldcamera’s en verrekijkers/zichttellingen méér of minder dieren worden gezien. Er worden dan ook geen conclusies getrokken over betrouwbaarheid of vertekening van trends of de populatiegrootte2.
Het verbeteren van de inzameling en het telprotocol heeft betrekking op de huidige tellingen van de wildbeheereenheden (WBE’s) en is eerder met uw Kamer als zodanig gedeeld3. Het CBS heeft in 2013 telgegevens van WBE’s geanalyseerd. Hieruit bleek dat de kwaliteit van de gegevens om trends te kunnen maken (op een landelijk niveau) niet voldoende was, doordat tellingen niet volgens een vaststaand en gevalideerd protocol werden uitgevoerd en telgebieden per tellingen in grootte/omvang konden variëren en geen representatieve steekproef vormden.
Om tot nog nauwkeurigere landelijke en provinciale trends te komen, die nodig zijn voor een gebiedsgerichte aanpak, is het belangrijk om in de toekomst ook de tellingen van WBE’s mee te kunnen nemen. Dat kan alleen als deze volgens een standaard protocol worden verzameld en de gegevens kunnen worden gevalideerd. Ik wil hier samen met zowel de organisaties die nu de tellingen uitvoeren voor het NEM, vertegenwoordigers van de wildbeheereenheden en het CBS aan werken.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat het in twijfel trekken van de telgegevens van Sovon en WUR geïnstigeerd door belanghebbenden het faunabeleid ondergraaft? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Dergelijke uitingen van belanghebbenden vallen onder de vrijheid van meningsuiting.
Vraag 5
Deelt u de mening dat juist onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naast ethische overwegingen de basis zou moeten zijn voor het al of niet vrij bejaagbaar houden van diersoorten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Onafhankelijk onderzoek vormt de kern van het beleid dat ik voer. Dat is ook de reden dat Sovon en WEnR zijn gevraagd om onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek te doen naar de staat van instandhouding van soorten op de wildlijst.
Vraag 6
Kunt u aangeven waarom er onderscheid wordt gemaakt tussen het tijdelijk sluiten van de jacht op zoogdieren (haas en konijn) en het niet sluiten ervan op vogels (wilde eend, fazant en houtduif) terwijl al deze soorten in slechte staat van instandhouding verkeren?
Antwoord 6
Voor de haas en het konijn zijn populatietrends op landelijk en provinciaal niveau bekend4. Deze geven geen compleet beeld van de populatiestatus, maar een negatieve populatietrend is wel een sterke aanwijzing dat het met een soort niet goed gaat. Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer heb aangegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2423), ben ik van plan dit besluit volgend jaar te heroverwegen indien nieuwe gegevens over de provinciale trends en populatiestatus bekend zijn.
Voor de wilde eend, houtduif en fazant wil ik eerst meer inzicht krijgen op provinciaal niveau. Op basis van dit inzicht zal ik een besluit nemen over het al dan niet openen van de jacht op deze soorten in het jachtseizoen 2023/2024.
Vraag 7
Waarom kiest u er niet voor om ter voorkoming van verdere achteruitgang van de staat van instandhouding van de fazant, wilde eend en houtduif de jacht voor het plezier op deze soorten te sluiten, totdat uw onderzoek is afgerond?
Antwoord 7
Zoals ik in de bovengenoemde brief heb gedeeld met uw Kamer, kan het landelijk sluiten van de jacht op alle soorten van de wildlijst een grote impact hebben op faunabeheer, schadebestrijding en natuurbeheer. Samen met de provincies maak ik me zorgen over de consequenties van het landelijk sluiten van de jacht.
Uit de onderzoeken van Sovon en WEnR blijkt ook dat de jacht voor alle soorten van de wildlijst jacht niet de hoofdoorzaak is van, of beperkt bijdraagt aan, de ongunstige staat van instandhouding. Het niet openen van de jacht zal daarom naar alle waarschijnlijkheid niet of heel beperkt bijdragen aan het herstel van de soorten. Aan de andere kant kan de jacht op een soort juist een sterke stimulans zijn voor het beheer van habitats en voor het aanpakken van andere drukfactoren die bijdragen aan achteruitgang van populaties, en op die manier bijdragen aan de doelstelling om populaties te herstellen tot een gunstige staat van instandhouding.
Vanwege de hierboven beschreven consequenties voor het faunabeheer heb ik ervoor gekozen om niet de jacht op alle soorten te sluiten en heb ik getracht een balans te vinden tussen het sluiten van de jacht voor die soorten waarmee het echt niet goed gaat en het voorlopig open houden van de jacht voor de andere soorten.
Vraag 8
Is het u bekend dat hazen zich niet onder alle omstandigheden houden aan provinciegrenzen? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat een haas, die in Limburg, Groningen en Utrecht niet geschoten mag worden, afgeschoten wordt in een aangrenzende provincie?
Antwoord 8
Het is mij bekend dat dieren zich niet aan grenzen houden. Met het openen van de jacht op de haas in de andere provincies is het aldaar mogelijk, mits binnen het jachtseizoen, te jagen op hazen. Daarnaast is de jachthouder op grond van de Wet natuurbescherming5 verplicht om een redelijke stand van het in zijn jachtveld aanwezige wild te handhaven dan wel te bereiken en om schade door in het jachtveld aanwezige wild te voorkomen.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het slechts tijdelijk schrappen van het konijn van de lijst van vrij bejaagbare soorten en het tijdelijk niet-bejaagbaar verklaren van de haas in slechts drie provincies geen uitvoering geeft aan de wens van de Kamer, zoals verwoord in de motie van de leden Wassenberg en Futselaar (Kamerstuk 35 616, nr. 9)? Zo ja, per wanneer bent u van plan die motie alsnog integraal uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De motie vraagt om het schrappen van de haas en het konijn van de wildlijst. Het schrappen van soorten van de wildlijst betreft een wetswijziging. Ik acht dat nu niet wenselijk vanwege het definitieve karakter van de wijziging en de duur van het proces om dit tot stand te brengen. De wet biedt mij wel de mogelijkheid om te bepalen in hoeverre de jacht wordt geopend door middel van een ministeriële regeling (artikel 3.22, tweede lid, Wnb).
Zoals u in bovengenoemde brief hebt kunnen lezen, ben ik voornemens voor het komend seizoen (2022/2023) de jacht op de haas niet te openen in de provincies Groningen, Limburg en Utrecht. De jacht op het konijn ben ik voornemens in alle provincies niet te openen omdat de populatie van het konijn landelijk een sterk dalende trend vertoont. Ik heb in deze brief ook aangegeven dat ik wil toewerken naar een gebiedsgerichte aanpak, waarbij de jacht op een bepaalde soort alleen kan plaatsvinden in die gebieden waar het goed gaat met deze soort. Hiermee geef ik gehoor aan de zorgen van uw Kamer over de staat van instandhouding van deze soorten én de zorgen van provincies over het faunabeheer. Ik overweeg een wetswijziging indien zou blijken dat wet onvoldoende ruimte biedt voor gebiedsgericht maatwerk.
Ik beschouw de motie als afgedaan met bovengenoemde brief.
Website Jagersvereniging, 29 april 2022, «Jagersvereniging betrokken bij hervorming telproto-collen» (www.jagersvereniging.nl)↩︎
Zie ook de beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Bisschop (SGP) en Van Campen (VVD) over het jachtbeleid, die ik gelijktijdig met de beantwoording van deze schriftelijke vragen naar de Tweede Kamer stuur.↩︎
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1445↩︎
https://www.zoogdiervereniging.nl/publicaties/2021/telganger-2021-2-november↩︎
Artikel 3.22, derde lid, van de Wet natuurbescherming.↩︎