Stand van zaken van een aantal moties en toezeggingen en van enkele actuele ontwikkelingen op het gebied van water
Waterbeleid
Brief regering
Nummer: 2022D21755, datum: 2022-05-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27625-567).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Zwemwaterkwaliteit herziening van EU-regels
- Brief Noordzeeoverleg voortgangsrapportage 3
- Waterkwaliteit munitiedepot Oosterschelde, Westerschelde en Noordzee 2021
- Verkenning stelsel gebruiksbeperkingen drinkwater
- Exploitatiebegroting RWZI Bonaire
Onderdeel van kamerstukdossier 27625 -567 Waterbeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z10603:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-06-01 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-02 13:30: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-06-07 16:30: Water (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
27 625 Waterbeleid
Nr. 567 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2022
Voor het Commissiedebat Water van 7 juni aanstaande informeer ik u graag over de invulling van een aantal moties en toezeggingen. Daarnaast geef ik u de stand van zaken van enkele actuele ontwikkelingen rond de volgende onderwerpen:
1. Droogte, ruimtelijke adaptatie en grondwater
2. Waterveiligheid
3. Waterkwaliteit en drinkwater
4. Noordzee en grote wateren
5. Overig
De opgaven op het terrein van water zijn omvangrijk en worden in de toekomst alleen maar groter. Dit komt door een aantal samenhangende uitdagingen: klimaatverandering, bodemdaling, milieuverontreiniging, biodiversiteitsverlies en ruimtedruk. Bovendien ligt in de uitvoering een grote opgave om steeds ouder wordende water- en bodem infrastructuur, zoals dijken en sluizen, in stand te houden en waar nodig te vervangen of te renoveren.
Op 17 mei jl. is het Beleidsprogramma van het Ministerie van IenW aan de Kamer aangeboden.1 Hierin is onder andere uitgewerkt «hoe» we de ambities en concrete afspraken uit het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) op het terrein van water gaan uitvoeren. We zetten stappen om de opgaven waar we voor gesteld staan het hoofd te bieden. Zo zullen de veranderingen in het klimaat ook gevolgen moeten hebben voor de inrichting van Nederland. Water en bodem worden daarom sturend in de ruimtelijke planvorming. Dit betekent dat in de ruimtelijke ordening geredeneerd gaat worden vanuit de mogelijkheden en beperkingen voor de korte- en langere termijn van het water- en bodemsysteem die per locatie kunnen optreden. Voorkomen moet worden dat problemen worden afgewenteld op andere gebieden, naar de toekomst of van privaat naar publiek.
Andere stappen die we zetten zijn het stabiliseren van de achterstanden in beheer en onderhoud, het versnellen van de uitvoering van het Nationale Deltaprogramma, het intensiveren van de internationale samenwerking op het gebied van klimaatadaptatie (ook met het oog op de VN-waterconferentie 2023 waar Nederland co-chair van is) en het aanpakken van hittestress in stedelijk gebied. Maar ook het inzetten op verbetering van de waterkwaliteit en de doelen uit de Kaderrichtlijn Water en het weerbaar maken van de beekdalen en de zijrivieren van de Maas tegen extreme neerslag.
Droogte, ruimtelijk adaptatie en grondwater
Actuele situatie droogte
Voor de vierde keer binnen vijf jaar is het droog in Nederland. Dat lijkt te passen in de trend die het KNMI schetst in het Klimaatsignaal’21.2 Hierin wordt een toenemende kans op droogte in het groeiseizoen (april – oktober) gesignaleerd, die optreedt vanaf het voorjaar. De maanden april en mei laten sinds 1965 in vrijwel het gehele land een significante trend naar hogere neerslagtekorten zien.
Dit jaar viel vanaf eind februari tot half mei zeer weinig neerslag. Daarna trad een verbetering op, hoewel niet in alle delen van het land gelijkmatig. Het zuidoosten en oosten van het land ontvingen minder neerslag.
Naast de neerslag zijn de aanvoer van de grote rivieren en de grondwaterstanden van belang voor de waterbeschikbaarheid. De aanvoer van de Rijn en Maas is aan de lage kant, maar op dit moment voldoende voor de watervraag uit deze rivieren. De grondwatersituatie is divers over het land en vooral in het zuiden lokaal laag.
De uitgangsituatie voor de rest van het droogteseizoen is sinds begin maart verslechterd. Dat betekent dat Nederland op dit moment gevoeliger is dan anders voor langere perioden van weinig neerslag, zeker als dit ook in de stroomgebieden van de Rijn en Maas (Duitsland, Zwitserland, België, Noordoost Frankrijk) optreedt.
Verdroging
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 22 april 2022 gevraagd om een voortgangsbrief over de aanpak van de verdroging in Nederland en het opstellen van een landelijk overzicht (verdrogingskaart). Kaartbeelden van de droogteproblematiek zijn te vinden via de online droogtemonitor van de LCW (Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling).3 Wat betreft de gevolgen is voor de risicodialogen binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie en het Deltaprogramma Zoetwater een visualisatie van effecten gemaakt.4
Voor de aanpak van droogte in stedelijk gebied zijn de gemeenten verantwoordelijk. Zij bepalen, in overleg met onder andere de waterschappen, welke maatregelen nodig en mogelijk zijn. Op basis van de aanvragen voor de impulsregeling Klimaatadaptatie (zie hieronder) kan naar verwachting eind 2023 een overzicht worden geven van droogtemaatregelen in stedelijk gebied die via deze regeling door het rijk gecofinancierd worden.
Voor de aanpak van verdroging van natuurgebieden zijn de provincies verantwoordelijk, met een rol voor het Ministerie van LNV als systeemverantwoordelijk ministerie. Ook in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) worden de wateropgaven en het hydrologisch herstel van natuurgebieden meegenomen. Conform de aanbeveling van de Beleidstafel Droogte is in de Stuurgroep Water met alle partners afgesproken dat de provincies en de water- en natuurbeheerders tijdens periodes van watertekorten gebruik maken van een kaart met kwetsbare natuurgebieden («Categorie 1 Natuur» in de verdringingsreeks). Deze gebieden zitten in de hoogste categorie van de verdringingsreeks en worden zo lang mogelijk voorzien van water om onomkeerbare schade te voorkomen. De kaart is gepubliceerd op de site van de Helpdesk Water.5
Impulsregeling Klimaatadaptatie 2021 – 2027
Het kabinet beoogt met de Impulsregeling Klimaatadaptatie de versnelling en intensivering van klimaatadaptatie door decentrale overheden financieel te ondersteunen. In 2021 heeft ongeveer de helft van de werkregio’s (27 van de 45 regio’s) een eerste officiële aanvraag ingediend. Hiermee is € 48,95 miljoen van de beschikbare € 200 miljoen aan rijksbijdragen aangevraagd en inmiddels toegekend. De piek in aanvragen wordt dit jaar verwacht.
In het kader van de Impulsregeling worden er momenteel in 101 gemeenten binnen 10 verschillende provincies klimaatadaptieve projecten uitgevoerd. De meeste maatregelen dragen bij aan het «ontstenen» en vergroenen van stedelijk gebied. Waterbeheer of het aanpassen van het watersysteem komen ook vaak voor, zoals het aanleggen van een bovengrondse waterberging of het herstellen van waterlopen.
Monitoring klimaatadaptatie in Nederland
In de Nationale Adaptatie Strategie en het Deltaprogramma wordt ingezet op de aanpassing van Nederland aan klimaatverandering. De doelstelling is om Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te hebben ingericht, conform de afspraken uit het Parijs Akkoord en de EU Klimaatwet. Monitoring is nodig om de voortgang op de realisatie van de doelstelling te volgen en eventueel bij te sturen. Dit sluit aan bij het advies uit het meest recente IPCC-rapport, waarin een integrale aanpak inclusief monitoring wordt voorgestaan.6Bovendien levert monitoring informatie op die nodig is om te kunnen voldoen aan de verplichtingen richting de EU7,8 en de VN9 om elke twee jaar te rapporteren over de voortgang op het gebied van klimaatadaptatie.
Nederland start daarom met een nationale monitoring voor klimaatadaptatie waarbij alle relevante sectoren en onderwerpen die onder de Nationale Adaptatie Strategie en het Deltaprogramma vallen, worden meegenomen. Het PBL is in 2021 verzocht de huidige en toekomstige klimaatimpacts en -risico’s in beeld te brengen, als eerste stap richting monitoring. Het Ministerie van IenW zal het PBL op korte termijn verzoeken ook een aanvang te maken met ontwerp voor een monitoring- en evaluatiesysteem die gedurende een lange termijn bruikbaar is, als structureel onderdeel van de uitvoering en sturing van het klimaatadaptatiebeleid de komende decennia. In 2026 moet die systematiek klaar en operationeel zijn.
NK Tegelwippen
Een groot deel van het stedelijk gebied is versteend. Omdat in deze gebieden ook ongeveer 60% van het oppervlak in particulier bezit is, is de hulp van inwoners hard nodig om steden klimaatbestendig te maken. Hiervoor hebben 18 organisaties op initiatief van het Ministerie van IenW de handen ineengeslagen onder de slogan «een groener Nederland begint in je eigen tuin».10 Dit jaar is op 21 maart onder veel media aandacht het tweede landelijke NK Tegelwippen van start gegaan, dat doorloopt tot 31 oktober. In de week van 12 tot en met 18 april vond de Week van de Groene Tuin plaats, die werd geopend door de Minister voor Natuur en Stikstof. Met deze activiteiten beogen de samenwerkende organisaties bij te dragen aan klimaatadaptatie en biodiversiteit door bewustwording en het bieden van handelingsperspectief.
Rapport KNMI «Past and future sea level around the BES islands»
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 18 mei 2022 verzocht om een reactie op het KNMI rapport «Past and future sea levels around the BES islands».11 De voornaamste bevindingen van het rapport zijn dat de gemeten zeespiegelstijging in de BES regio tot dusverre ongeveer overeenkomt met de wereldwijde gemiddelde stijging en naar verwachting in de toekomst net iets sneller dan wereldwijd gemiddeld zal verlopen. De afwijking wordt rond 2100 ingeschat op centimeters. Deze conclusies zijn in lijn met eerdere IPCC rapporten en het Klimaatsignaal van het KNMI.12,13,14
Vooral in de tweede helft van deze eeuw zullen de gevolgen meer merkbaar worden. Dat betekent dat er nog enige tijd is voor goede voorbereiding. Het is daarbij van belang de factoren die relevant zijn voor de zeespiegelstijging goed in de gaten te houden. Dat is vooral het afsmelten van Antarctica. Een van de onderdelen van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging van het Ministerie van IenW is hierop gericht.
Verder zal in de KNMI Klimaatscenario’s in meer detail gekeken worden naar de klimaatverandering op de BES-eilanden, bijvoorbeeld naar zeespiegelstijging en het effect van stormen in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Met deze informatie kan de impact van klimaatverandering beter in kaart worden gebracht. Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen de uitkomsten als bouwsteen gebruiken bij besluitvorming over ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting, maar ook voor het verder verfijnen van de crisisaanpak. De klimaatscenario’s worden eind 2023 verwacht. Verder wordt verwezen naar de antwoorden op de Kamervragen over de BES-eilanden in relatie tot het IPCC rapport die het Ministerie van EZK spoedig aan de Kamer zal doen toekomen.
Illegale grondwateronttrekkingen
Vanuit het principe om water en bodem meer sturend te laten zijn voor de ruimtelijke ordening wordt ingezet op het verminderen van grondwateronttrekkingen en het stimuleren van vasthouden van water, ook door duurzaam bodembeheer.
Naar aanleiding van het toegezonden rapport met een inventarisatie van grondwateronttrekkingen15 zijn er tijdens het WGO Water van 22 november 2021 vragen gesteld over illegale grondwateronttrekkingen. Uit navraag bij de Unie van Waterschappen blijkt uit controles (peiljaar 2019) dat het gaat om enkele illegale onttrekkingen per waterschap op een totaal van bijna 15.000 onttrekkingen. Bij Wetterskip Fryslân ging het om een groter aantal kleinere onttrekkingen (< 60 m³/uur) die wel onder de meldingsplicht vallen, maar niet gemeld waren. Deze Friese eigenaren hebben de betreffende onttrekkingen inmiddels allemaal gemeld. Vanaf 2022 zullen de waterschappen in de Waterschapsspiegel jaarlijks rapporteren over de aangetroffen illegale onttrekkingen.
Daarnaast zijn de waterschappen en provincies actief bezig verbetering aan te brengen in de registratie van onttrekkingen, het in beeld brengen van de effecten van onttrekkingen en het evalueren en waar nodig bijstellen van het beleid. Daarbij geldt wel dat er onderlinge verschillen zijn in de aanpak en planning. Via het Bestuurlijk Overleg Water (voorheen Stuurgroep Water) wordt de voortgang hiervan gerapporteerd.
Consequenties recente arresten grondwateronttrekkingen
In de brief van 16 november 2021 is toegezegd de Kamer te informeren over het onderzoek naar de mogelijke consequenties van een aantal recente arresten over grondwateronttrekkingen nabij natuurgebieden op de uitvoering van het grondwateronttrekkingenbeleid.16
Het onderzoek richt zich op de vraag of er voldoende rekening wordt gehouden met de (cumulatieve) effecten van onttrekkingen in natuurgebieden. Ook wordt onderzocht wat de mogelijke gevolgen zijn indien blijkt dat hier niet of onvoldoende rekening mee wordt gehouden. De verwachting is dat het onderzoek na de zomer gereed is. De Kamer zal hierover via de volgende verzamelbrief water worden geïnformeerd.
Waterveiligheid
Stabiliteit Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)
Voorafgaand aan het WGO Water van 22 november 2021 is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP).17 Hierbij zijn zorgen geuit over het feit dat veel dijkversterkingsprojecten vertragingen laten zien, waardoor de productie achterblijft bij de verwachting. De partners van de Alliantie HWBP (waterschappen en Rijkswaterstaat) hebben maatregelen gedefinieerd om tot een meer betrouwbare productie te komen.
De maatregelen zijn zowel gericht op een betere bestuurlijke sturing op en verantwoording over de projecten, als op een betere uitvoering van de projecten zelf (meer investeren in de projectaanpak, leren van elkaar, verbeteringen in het risicomanagement). Daarnaast zijn er op programmaniveau enkele maatregelen vastgesteld die de financiële stabiliteit van het HWBP ten goede komen. Deze zijn deels al ingevoerd. Ook de andere maatregelen worden in 2022 zoveel mogelijk verder geïmplementeerd. Tot slot brengen de alliantiepartners de mogelijkheden in kaart om te anticiperen op uitdagingen in de toekomst, zoals klimaatveranderingen en krapte op de arbeidsmarkt.
Naast het HWBP loopt het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma. Op 4 april jl. is de 21ste Voortgangsrapportage over dit programma naar de Kamer gestuurd. Op 11 mei jl. heeft de Kamer hier schriftelijke vragen over gesteld. De beantwoording van deze vragen ontvangt u via een separate brief.
Voortgang van het Kenniscentrum Bever
Naar aanleiding van de vraag van het lid Boswijk tijdens het WGO Water van 22 november 2021, is toegezegd de Kamer nader te informeren over het kenniscentrum Bever. Dit kenniscentrum is een initiatief van Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA), Rijkswaterstaat, ProRail, de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg en de Zoogdiervereniging. In 2021 is gestart met het opzetten van het Kenniscentrum Bever. De aankomende jaren wordt het Kenniscentrum Bever door de initiatiefnemers verder uitgebouwd tot een actief platform waar kennis over de bever verzameld en gedeeld wordt.
De herintroductie van de bever in 1988 heeft op de meeste plekken een positieve impact op de biodiversiteit gehad, maar tegelijkertijd op enkele plaatsen voor problemen gezorgd. Het doel van het Kenniscentrum Bever is daarom om door het delen van kennis en het bundelen van krachten te stimuleren dat er op een duurzame wijze samen kan worden geleefd met de bever. De verantwoordelijkheid voor de aanpak van de beverproblematiek in het water(veiligheids)systeem ligt bij de waterbeheerder (Rijkswaterstaat en de Waterschappen) en bij de provincie.
Waterkwaliteit en drinkwater
Kaderrichtlijn Water
De Stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (SGBP-en) voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor de Rijn, Maas, Eems en Schelde zijn in maart vastgesteld, als bijlage bij het Nationaal Waterprogramma18 en vervolgens gerapporteerd aan de Europese Commissie. De SGBP-en bevatten de waterkwaliteitsdoelen, de opgaven en de maatregelen voor 2022–2027 van het Rijk en de regionale waterbeheerders om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Met de uitvoering van de maatregelen voor 2022–2027 door alle bevoegde gezagen samen is een bedrag van ca. € 1,5 miljard aan overheidsuitgaven gemoeid. Zoals ook aangeven in het Beleidsprogramma IenW, zijn de belangrijkste opgaven het terugdringen van verontreinigingen vanuit de landbouw, verdere modernisering van rioolwaterzuiveringsinstallaties, het waar mogelijk natuurlijker maken van de inrichting van wateren en het beperken van verontreiniging die via beken uit bovenstroomse landen afkomstig is.
De Ex ante analyse waterkwaliteit liet eind vorig jaar zien dat met de maatregelen uit de ontwerpplannen de waterkwaliteit de komende jaren verder verbetert, maar nog niet voldoende om overal in Nederland de doelen te halen.19 Met het Coalitieakkoord is € 25 miljard extra beschikbaar gekomen voor een transitie van het landelijk gebied met het oog op vermindering van de stikstof-depositie en verbetering van de natuur. Ook is in het Coalitieakkoord € 811 miljoen euro gereserveerd additioneel ten behoeve van de KRW. Met het addendum op het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn is dit gekoppeld aan grootschalig herstel van beekdalen op zandgronden.20 De startnotitie van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) wordt binnenkort gepubliceerd en geeft een aanzet voor de uitwerking van de NPLG-kerndoelen natuur (onder andere relatie stikstof), water en klimaat tot regionale doelen en structurerende keuzes, met onder andere uitwerking op de landbouw. Die doelen en keuzes vormen de basis voor de uitwerking van brede provinciale gebiedsprogramma’s die 1 juli 2023 gereed moeten zijn. De startnotitie geeft een eerste beeld van de (ruimtelijke) implicaties van deze doelen en structurerende keuzes. Dit kan ook positief bijdragen aan verbetering van de doelen van de KRW.
De uitvoering van de maatregelen vraagt de komende jaren een stevige inzet van alle partijen. Wanneer dat lukt, verwachten we dat Nederland zoals het er nu voorstaat voldoet aan de KRW. Hoewel naar verwachting de doelen in 2027 niet voor iedere parameter zullen zijn behaald, biedt de KRW daarop een uitzonderingsmogelijkheid, mits alle maatregelen die nodig zijn om tot doelbereik te komen, zijn genomen. Maatregelen hebben tijd nodig hebben om hun effect te bereiken, zo is er tijd nodig voor planten en dieren om zich (opnieuw) te kunnen vestigen. In verband met deze zogenoemde naijl-effecten, mogen de doelen daarom later worden behaald. Eind vorig jaar is de Kamer geïnformeerd over de risico’s bij het niet halen van de doelen van de KRW.21 In 2024 zal een tussenevaluatie van de KRW worden uitgevoerd, in samenhang met het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de gebiedsplannen die worden opgesteld door de provincies in het kader van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering.
Naast een opgave in de landbouw is met de SGBP-en de komende tijd vooral inzet gepland bij de modernisering van rioolwaterzuiveringsinstallaties en het, waar mogelijk, natuurlijker maken van de inrichting van wateren. We zijn in gesprek met buurlanden over de verontreiniging die via beken uit bovenstroomse landen afkomstig is, omdat dit van invloed is op het bereiken van de doelen in Nederland. Samen willen we voorstellen doen richting de Europese Commissie over de wijze waarop we dit in de plannen van 2027 adresseren, zowel wat betreft het nemen van mogelijke aanvullende maatregelen als het inzetten van uitzonderingen van de KRW om te motiveren dat er sprake is van overmacht.22 Het Rijk en andere waterbeheerders hebben de problematiek eerder ook al met inspraakreacties op plannen van andere lidstaten aan de orde gesteld en daarnaast in de internationale commissies van Rijn, Maas, Schelde en Eems geagendeerd. Tevens is aan de Kamer het rapport met een internationale vergelijking van waternormen toegezegd. Uit deze internationale vergelijking kunnen we al concluderen dat Nederland qua normstelling voor nutriënten in de middenmoot zit.23,24 Conform een eerdere toezegging zal de Kamer in het derde kwartaal van 2022 worden geïnformeerd over hoe de normen over de gehele breedte van de KRW in Nederland en de buurlanden zich tot elkaar verhouden.
Via de motie van het lid Grinwis heeft de Kamer gevraagd om te onderzoeken hoe het beheer en onderhoud van kunstwerken gecombineerd kan worden met het beter doorlaatbaar maken voor vismigratie.25 Vispasseerbaarheid is een belangrijk thema binnen de KRW, waarbij gestreefd wordt naar een goede ecologische waterkwaliteit, met bijbehorende vissen en planten. Ook internationaal is dit een belangrijk thema. Bovenstroomse landen zijn afhankelijk van maatregelen van benedenstroomse landen, zoals Nederland. Tijdens de Rijnministersconferentie in 2020 zijn er afspraken met Frankrijk gemaakt om ook de resterende knelpunten in de Duits-Franse Bovenrijn aan te pakken. Nederland heeft met de uitvoering van het Kierbesluit, om de sluizen in de Haringvlietdam deels op een kier te zetten en daarmee vismigratie mogelijk te maken, al in 2018 uitvoering gegeven aan de afspraak om de Rijn in 2020 tot aan Basel vispasseerbaar te maken. In de SGBP-en zijn voor de periode 2022–2027 643 kunstwerken opgenomen die vispasseerbaar worden gemaakt. Gerekend vanaf 2009 zullen er tegen 2027 ruim 1500 vismigratieknelpunten hersteld zijn.
Goed beheer en onderhoud is vervolgens van belang voor een effectieve werking. Veel vispassages zijn in beheer van de waterschappen. Zij besteden op verschillende manieren aandacht aan beheer en onderhoud van vispassages. Zo worden er bijeenkomsten voor buitendienstmedewerkers georganiseerd aan het begin van de paaimigratieperiode en wordt kennis over vispassages actief geactualiseerd. Ook geven beheerders aan dat bij wateren waar de paling een van de doelsoorten is, de vormgeving en beheer en onderhoud van de vispassages daarop zoveel mogelijk wordt afgestemd. Om dit verder te stimuleren is goed beheer en onderhoud benadrukt in de SGBP-en 2022–2027.26 Daarnaast draagt het Ministerie van IenW via het project Free flow van de World Fish Migration Foundation, bij aan kennisuitwisseling over goede voorbeelden, nationaal en internationaal.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een uitspraak gedaan over de wijze waarop tijdelijke effecten van projecten op de waterkwaliteit moeten worden beoordeeld. De uitspraak wordt nader onderzocht en er wordt nagegaan hoe andere lidstaten hiermee omgaan. Gezien het tijdpad dat hiermee gemoeid is, wordt de Kamer hierover na de zomer nader geïnformeerd.
In het voorjaar zijn de nieuwe Visatlas van Nederland27 en de film «Nederland onder water» verschenen. Beide geven heel goed aan wat er in de afgelopen jaren allemaal is verbeterd met de waterkwaliteit. Er valt al veel te genieten, terwijl we nog stevig aan de slag zijn!
Munitiedepot bij Zierikzee en waterkwaliteit
Met de brief van 21 juni 2021 is de Kamer geïnformeerd over de staat van de munitie en de water- en bodemkwaliteit bij het munitiedepot bij Zierikzee.28 Deze brief is door de Kamer geagendeerd voor het Commissiedebat Defensie op 16 februari jl. In de brief stond een toezegging om de Kamer in 2022 te informeren over de uitkomsten van nader onderzoek naar de waterkwaliteit rond het munitiedepot. Dit vervolgonderzoek is inmiddels afgerond. U treft het rapport «Waterkwaliteit munitiedepot Gat van Zierikzee, de Oosterschelde, de Westerschelde en de Noordzee (Rijkswaterstaat, 2022)» als bijlage bij deze brief aan.
De volgende conclusies komen uit het vervolgonderzoek naar voren:
1. Bij eerdere meetcampagnes is er geen sprake geweest van onderschatting van de daadwerkelijke concentraties springstof en afbraakproducten als gevolg van de gehanteerde bewaar- en verwerkingsmethoden;
2. De concentratie springstof in de Oosterschelde – onder meer bij Wissenkerke – wordt waarschijnlijk beïnvloed door zowel munitiedepots in de Noordzee als het munitiedepot bij Zierikzee;
3. Op alle meetlocaties en momenten zijn de gemeten concentraties springstof en afbraakproducten daarvan dermate laag dat de waterkwaliteit en volksgezondheid niet in het geding zijn.
Rijkswaterstaat blijft de waterkwaliteit rond het munitiedepot ook in de toekomst elke 5 jaar monitoren. Tenslotte werkt Rijkswaterstaat in overleg met betrokkenen aan een beperkte aanpassing van de randen van het duik-, vis- en ankerverbod rond het munitiedepot, om te zorgen dat de afbakening ervan op nautische kaarten beter in overeenstemming is met de exacte locatie van de munitie. Ik verwacht dat dit proces in de loop van 2022 kan worden afgerond.
Gewijzigde planning voor aanpassing regelingen op punt van legionellapreventie
Eerder is aan de Kamer medegedeeld dat de wijziging van de legionellaregelgeving, in verband met de in 2021 uitgevoerde evaluatie, mee zou lopen met de wijziging van de Drinkwaterregeling en de Regeling legionellapreventie die plaatsvindt in het kader van de implementatie van de Drinkwaterrichtlijn.29 Zeer recent is vastgesteld dat het tijdspad voor de totstandkoming en inwerkingtreding van die regelingen kritiek is, en dat onnodige vertraging moet worden vermeden om de regelingen tijdig in werking te laten treden (uiterlijk 12 januari 2023).
De beide regelingen voldoen reeds aan de eisen die in de Drinkwaterrichtlijn zijn opgenomen met betrekking tot legionellapreventie. Om vertraging te voorkomen is dan ook besloten dat bij de implementatie van de Drinkwaterrichtlijn in beide regelingen geen inhoudelijke wijzigingen zullen worden doorgevoerd op het punt van legionellapreventie.
Begin 2023 zal een traject worden opgestart voor een inhoudelijke wijziging van de Drinkwaterregeling en de Regeling legionellapreventie, naar aanleiding van de evaluatie. Bijkomend voordeel daarvan is dat de uitkomsten van de nu lopende en nog op te starten onderzoeken dan kunnen worden verwerkt in de regelgeving. Naar verwachting kunnen deze wijzigingsregelingen begin 2024 in werking treden.
Gebruiksbeperkingen drinkwater in crisissituaties
Extreme droogte, verontreiniging van het oppervlaktewater waaruit drinkwater gewonnen wordt, een extreme watervraag of combinaties daarvan kunnen leiden tot een crisissituatie waarin de drinkwatervoorziening zodanig onder druk staat dat de continuïteit van de levering van drinkwater in het geding raakt. Door klimaatverandering is de kans dat deze situatie voorkomt toegenomen.
De Beleidstafel Droogte heeft in 2019 aanbevolen om de mogelijkheden voor gebruiksbeperkingen van drinkwater in crisissituaties naar aanleiding van langdurige droogte en hitte te verkennen. De verkenning is uitgevoerd en geeft aan dat er wellicht een aanpassing van de Drinkwaterwet nodig is om in het hoogste urgentieniveau niet-essentiële toepassingen van drinkwater te kunnen beperken30. Uit de verkenning blijkt ook dat de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van eventuele wetgeving nog nadere aandacht vragen. Deze verkenning zal samen met de betrokken partijen uitgewerkt worden. Na het zomerreces wordt de Kamer over de resultaten hiervan geïnformeerd.
Europese Richtlijnen
De Europese Commissie is voortvarend bezig met de opvolging van de acties uit de Europese Green Deal en het Zero Pollution Action Plan. Naar verwachting verschijnt 20 juli 2022 een voorstel voor de herziening van de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater.31 De Europese Commissie wil inzetten op een ambitieuze herziening. Aanscherping van reductie-eisen van stikstof en fosfaat bij rioolwaterzuiveringsinstallaties en aanvullende zuivering van opkomende stoffen, zoals medicijnresten, zijn daar onderdeel van. Dit in samenhang met andere uitdagingen, zoals CO2-reductie.
In september 2022 worden voorstellen tot wijziging van de richtlijn prioritaire stoffen32 en de grondwaterrichtlijn33 verwacht. Opname van enkele geneesmiddelen en PFAS wordt door de Commissie onderzocht. Daarnaast is de evaluatie van de zwemwaterrichtlijn34 gestart, waarvoor in 2023 herzieningen voor blauwalgen en de monitoringsfrequentie worden verwacht. Nederland heeft op 18 januari 2022 op de publieke consultatie gereageerd. De reactie is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Drinkwater Caribisch Nederland
Het Ministerie van IenW zet zich in Caribisch Nederland in voor de toegang tot drinkwater. Het voornemen is om, in lijn met het coalitieakkoord, alle drie de eilanden structureel te blijven ondersteunen in het verlagen van hun drinkwatertarieven ten opzichte van hun hoge kostprijs. Mede omdat het aantal aansluitingen is gestegen, is het daarvoor benodigde bedrag ook gestegen. Het Rijk moest steeds jaarlijks bekijken hoe hoog de financiële bijdrage kon zijn, wat tot onzekerheid leidde bij de nutsbedrijven.
In de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van IenW heeft de Kamer een voorstel ontvangen dat de middelen voor het verlagen van de drinkwatertarieven structureel regelt. Deels vanuit het budget van het Coalitieakkoord en deels vanuit de begroting van het Ministerie van IenW. De Kamer is in november geïnformeerd over het onderzoek naar een duurzame financiële exploitatie van de drinkwatervoorziening, waarin ook de verwachtte groei in aansluitingen is meegenomen.35 Dit onderzoek vormt de basis voor de begrote middelen. Het subsidiebedrag zal hiermee ook worden gemaximeerd, wat betekent dat de bijdrage per aansluiting afhankelijk is van het aantal aansluitingen.
Ter bevordering van de toegankelijkheid van drinkwater ontvangt Stuco, het nutsbedrijf van Sint Eustatius, in de periode 2021 tot en met 2023 in totaal circa € 4,5 miljoen om het drinkwaternet uit te breiden en robuuster te maken. WEB, het nutsbedrijf van Bonaire, heeft € 450.000,– ontvangen voor investeringen in hun drinkwaterfaciliteit. Hiermee heeft WEB eind 2021 de waterproductie geheel in eigen handen genomen. Tot slot is eind 2021 op Saba de drinkwaterbottelfabriek geopend. Daardoor kan het eiland nu zelf drinkwater produceren. Met het voorjaarsnotabesluit zal Saba subsidie ontvangen voor het verlagen van de prijzen.
De Kamer heeft op 13 mei vragen gesteld naar aanleiding van de voorliggende wetswijziging van de Wet elektriciteit en drinkwater BES, de Wet VROM BES en de Wet FIN BES. De antwoorden hierop zullen separaat aan de Kamer worden verzonden.
Afvalwater en marien milieu Caribisch Nederland
Voor afvalwater en het mariene milieu vormt het Natuur- en Milieubeleidsplan (NMBP) het beleidskader. Om meer inzicht te krijgen in het mariene milieu rond de BES-eilanden en de impact van beheersmaatregelen, wordt gewerkt aan een monitoringsprogramma voor de zeewaterkwaliteit. Rijkswaterstaat voert dit uit en werkt daarvoor samen met diverse lokale partijen. Het programma moet in 2024 geïmplementeerd zijn.
Op Bonaire werken het Openbaar Lichaam Bonaire en WEB samen met lokale partijen36 en Rijkswaterstaat aan een pilotproject met demo installaties om afvalwater niet meer centraal te zuiveren, maar op meerdere locaties. Dit decentraal zuiveren heeft de voorkeur omdat uitbreiding van het rioolnet over het hele eiland niet doelmatig is. Ook wordt ingezet op hergebruik van het gezuiverde effluent om zo in te spelen op waterschaarste. Daarnaast ontvangt Bonaire dit jaar € 500.000,– extra voor de exploitatie van de RWZI, wat voor 2022 neerkomt op in totaal € 2 miljoen subsidie. Zelf voert het Openbaar Lichaam per 2023 een afvalwaterheffing in, waarbij de lasten met name bij de restaurants en hotels neerkomen die de grootste vervuilers zijn. Daarnaast is het de bedoelding dat het «vervuiler betaalt» principe wordt toegepast door de toerist te belasten middels een hogere natuur- en toeristenbelasting. Het rapport «Exploitatiebegroting voor de Business Unit Afvalwater WEB Bonaire», dat de Kamer hierbij ontvangt, vormt het uitgangspunt voor de benodigde opbrengst per financieringsstroom.
Tot slot, met de afvalwatervisies die Bonaire en Sint Eustatius naar verwachting eind 2022 opleveren wordt richting gegeven aan de benodigde afvalwater management projecten voor de verbetering van de (mariene) waterkwaliteit. Het Kabinet zal de eilanden daarbij financieel ondersteunen via het NMBP budget. Daarnaast wordt met het Openbaar Lichaam Bonaire gesproken over projecten die al in de komende jaren kunnen worden uitgevoerd, zoals het vergroten van de zuiveringscapaciteit van de Riool- en Afvalwaterzuiveringsinstallaties en het aansluiten van extra huishoudens op het rioolnet. Ook daarvoor is NMBP budget beschikbaar. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van de leden Tjeerd de Groot en Diertens, die de regering verzoekt de BES eilanden te ondersteunen met het vergroten van de effectiviteit van het afvalwaterbeheer.37
Noordzee en grote wateren
Programma Noordzee en Noordzee Overleg
Op 18 maart is het Programma Noordzee 2022–2027 als bijlage bij het Nationaal Waterprogramma 2022–2027 vastgesteld.38 Hierin is onder andere de aanwijzing van windenergiegebieden passend bij de kabinetsambitie voor duurzame energie voor 2030 geregeld. Het Noordzee Overleg, waarin stakeholders samen met het Rijk op consensus gericht overleg voeren over de uitvoering van het Noordzee Akkoord39 en aspecten van de ruimtelijke ordening op de Noordzee, is daarbij nauw betrokken. Als bijlage bij deze brief treft u, in lijn met de motie van de leden Remco Dijkstra en De Groot, de voortgangsrapportage van de voorzitter van het Noordzee Overleg aan.40 Hierin rapporteert de voorzitter onder andere over de deelname van de visserijsector aan het overleg, over de voortgang met het kennisprogramma Monitoring Onderzoek Natuurversterking Soortenbescherming en over het Programma Noordzee 2022–2027.
Zandwinstrategie IJsselmeergebied
De druk op de grondstoffenwinning in het IJsselmeergebied neemt toe omdat de mogelijkheden voor grondstoffenwinning op andere plekken afneemt. Dit komt bijvoorbeeld omdat bodemdaling in de Waddenzee moet worden tegengegaan of omdat zand uit de Noordzee een beperkte gebruikstoepassing kent en daarom gereserveerd wordt voor kustversterking. In het IJsselmeergebied is behoefte aan nieuwe winningsmogelijkheden. Tegelijkertijd lopen de komende vijf jaar meerdere ontgrondingsvergunningen buiten het IJsselmeergebied af en vermindert het aantal nog te verdiepen vaargeulen.
Daarom stelt het Ministerie van IenW in samenwerking met regionale overheden en andere stakeholders een zandwinstrategie op voor het IJsselmeergebied richting 2050. De strategie vormt een onderdeel van de Uitvoerings-, kennis- en innovatieagenda 2021–2026 van de Agenda IJsselmeergebied 2050. Met de strategie wordt duidelijkheid geboden over drie aspecten:
1. Waar en hoeveel zandwinning plaats kan vinden, op een verantwoorde manier en in combinatie met belangrijke functies van het IJsselmeergebied;
2. Hoe bijgedragen kan worden aan de afbouw van het gebruik van fossiele brandstoffen bij zandwinning en transport;
3. Hoe zandwinning kan bijdragen aan de gebiedsdoelen (zoals verbetering van waterkwaliteit, of kostenvermindering van beheer).
Overig
Waterschapsbelastingen
In de brief van 16 november 2021 is gemeld dat over de voorstellen voor de waterschapsbelastingen nog gesprekken liepen tussen belanghebbenden.41 In het WGO van 22 november 2021 is mondeling aangegeven dat in deze gesprekken een werkbaar compromis is bereikt: het verschil van inzicht over de wenselijkheid van één specifiek voorstel zal expliciet aan de orde worden gesteld in de internetconsultatie.
Op dit moment is er een wetsvoorstel in voorbereiding dat naar verwachting in de zomer van 2022 wordt opengesteld voor internetconsultatie. Uiteraard zal er hierbij rekening worden gehouden met de vakantieperiode. In dit wetsvoorstel worden waar mogelijk aanbevelingen uit de rapporten over flexibilisering42 en toekomstbestendigheid43 meegenomen.
Voorbereiding besluitvorming art. III Deltawet
Op 9 november 2021 is de Kamer per brief geïnformeerd over de evaluatie van artikel III Deltawet.44 Daarbij is toegezegd u in de eerste helft van 2022 nader te informeren over het al dan niet in gewijzigde vorm laten voortbestaan van artikel III Deltawet. De besluitvorming hierover neemt meer tijd in beslag dan aanvankelijk gedacht en wordt momenteel voorbereid in overleg met de partijen die betrokken waren bij de evaluatie. Over de voortgang wordt u geïnformeerd via de volgende verzamelbrief water.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Kamerstukken 35 925 XII, nr. 106.↩︎
https://cdn.knmi.nl/knmi/asc/klimaatsignaal21/KNMI_Klimaatsignaal21.pdf↩︎
https://waterberichtgeving.rws.nl/owb/droogtemonitor↩︎
https://klimaatadaptatienederland.nl/testmap-live/droogtevisualisatie/↩︎
https://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/handboek-water/thema-s/watertekort/verdringingsreeks/↩︎
IPCC, 2022: Climate Change 2022: Impacts, Adaptation, and Vulnerability. Contribution of Working Group II to the Sixth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change: https://www.ipcc.ch/report/ar6/wg2/↩︎
Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees parlement en de Raad van 30 juni 2021 («Europese klimaatwet»)↩︎
Mededeling van de Europese Commissie: de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, COM/2021/82 final.↩︎
Het Parijs Akkoord, 2015: https://unfccc.int/sites/default/files/english_paris_agreement.pdf↩︎
Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO), IVN Natuureducatie, Koninklijke Vereniging voor Hoveniers en Groenvoorziening (VHG), Ministerie van IenW, NL Greenlabel, Ons Water, Samen Klimaatbestendig, Tuinbranche Nederland, Groene Huisvesters, Stichting Steenbreek, Milieu Centraal, Groene Stad, De Tuinen van Appeltern, Algemeen Verbond van Volkstuindersverenigingen in Nederland, Groei & Bloei, De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren en Vogelbescherming Nederland↩︎
https://cdn.knmi.nl/knmi/pdf/bibliotheek/knmipubTR/TR397.pdf↩︎
Special Report on the Ocean and Cryosphere in a Changing Climate: https://www.ipcc.ch/srocc/↩︎
Rapport van IPCC werkgroep 1, augustus 2021 AR6 Climate Change 2021, The Physical Science Basis: https://www.ipcc.ch/report/sixth-assessment-report-working-group-i/↩︎
https://cdn.knmi.nl/knmi/asc/klimaatsignaal21/KNMI_Klimaatsignaal21.pdf↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 27 625, nr. 527.↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 557.↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 557.↩︎
Kamerstuk 35 325, nr. 5.↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 555.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 437.↩︎
Kamerstuk 27 625, nr.555.↩︎
https://circabc.europa.eu/sd/a/49b021b3–5d8e-4b4d-946d-4754d1ae0573/NaturalConditionsinrelationtoWFDexemptions.pdf↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2021/22, 1569.↩︎
A comparison of European freshwater nutrient boundaries: A report to ECOSTAT, October 2015:https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0048969719338380?via%253Dihub#s0170.↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 548.↩︎
Kamerstuk 35 325, nr. 5.↩︎
https://www.ravon.nl/Portals/2/Bestanden/Publicaties/Tijdschrift/RAVON2021023004005.pdf↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 106.↩︎
Kamerstuk 26 442, nrs. 60 en 61.↩︎
Zie bijlage↩︎
Richtlijn 1991/271/EEG↩︎
Richtlijn 2008/105/EG↩︎
Richtlijn 2006/118/EG↩︎
Richtlijn 2006/7/EG↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 557.↩︎
WNF-NL, Stinapa, Fundashon Mariadal en Water Alliance.↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 514.↩︎
Kamerstuk 35 325, nr. 5.↩︎
Kamerstuk 33 450, nr. 64.↩︎
Kamerstuk 33 450, nr. 107.↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 557.↩︎
http://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/11/16/bijlage-4-onderzoek-wendbaarder-belastingstelsel-waterschappen (bijlage bij Kamerstuk 27 625, nr. 557)↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/11/16/bijlage-3-eindrapport-naar-een-toekomstbestendige-financiering-van-het-waterbeheer (bijlage bij Kamerstuk 27 625, nr. 557)↩︎
Kamerstuk 34 513, nr. 3.↩︎