Reactie op het verzoek van het id Ephraim, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 19 april 2022, over het noodrecht n.a.v. het ongevraagde advies van de Raad van State ‘Van noodwet tot crisisrecht’
Beleidsplan Crisisbeheersing
Brief regering
Nummer: 2022D21924, datum: 2022-05-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29668-67).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van kamerstukdossier 29668 -67 Beleidsplan Crisisbeheersing .
Onderdeel van zaak 2022Z10659:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- : Dertigledendebat over de modernisering van het staatsnoodrecht (Plenair debat (dertigledendebat)), TK
- 2022-06-07 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-15 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-09-08 10:00: Staats- en bestuursrecht (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-09-15 13:05: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
29 668 Beleidsplan Crisisbeheersing
Nr. 67 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2022
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 19 april 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 74, Regeling van werkzaamheden) heeft het lid Ephraim (Groep Van Haga) het kabinet verzocht om een reactie op het ongevraagd advies van de Raad van State «Van noodwet naar crisisrecht».1 Op 17 februari 2022 hebben ook diverse leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal vragen gesteld over dit advies van de Raad van State. In mijn brief van 18 mei jl. ga ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nader in op deze vragen van de Eerste Kamer (Kamerstukken 29 668 en 26 956 en 35 526, C). Een afschrift van de brief aan de Eerste Kamer ontvangt u bijgaand ter kennisneming. Daarnaast geef ik uw Kamer in deze brief tevens mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een korte schets geven van het voorgestelde proces ten aanzien van de modernisering van het staatsnoodrecht.
Modernisering van het (staats)nood- en crisisrecht
De coronacrisis en de crisis met betrekking tot de opvang van ontheemden uit Oekraïne hebben nogmaals laten zien hoe belangrijk het is om als overheid in geval van nood terug te kunnen vallen op de inzet van noodbevoegdheden om een (dreigende) crisis zo effectief mogelijk te kunnen bestrijden. Het nood- en crisisrecht moet daarom goed aansluiten bij huidige en toekomstige dreigingen, maar ook inzetbaar zijn in situaties die wij ons nu nog niet goed kunnen voorstellen. Met de modernisering van het staatsnoodrecht, maar ook met de uitwerking van de aanbevelingen uit de evaluatie Wet veiligheidsregio’s, wil het kabinet ervoor zorgen dat Nederland beter in staat is een grote verscheidenheid aan crises adequaat te beheersen. Ik ben daarom blij met het ongevraagd advies van de Raad van State «Van noodwet tot crisisrecht». Dit advies geeft goede handvatten bij het nadenken over de inrichting van het nood- en crisisrecht. Hierbij zal ook nog eens goed gekeken worden naar de eerder geformuleerde voornemens uit de kabinetsreactie uit 2018.2
Het geheel van nood- en crisiswetgeving is zeer omvangrijk. Bij de modernisering van het (staats)noodrecht en crisisrecht acht ik het daarom – in lijn met het advies van de Raad van State – noodzakelijk om fasering en prioritering aan te brengen. Om te voorkomen dat wetgeving los van algemene uitgangspunten en beginselen van noodrecht tot stand komt, is het kabinet voornemens om allereerst een kader te ontwikkelen met algemene uitgangspunten voor de inrichting van het nood- en crisisrecht. Dit kader kan een leidraad bieden bij de verdere uitwerking en gedachtevorming over de toewijzing van noodbevoegdheden aan generieke of specifieke wetgeving. Het kader dient daarbij ook in te gaan op de wijze waarop bepaalde bevoegdheden in werking kunnen worden gesteld en wat de betrokkenheid van het parlement hierbij is. Hiermee wordt een zekere mate van consistentie geborgd in de gefaseerde uitwerking. De adviezen uit het ongevraagd advies van de Raad van State zullen bij de totstandkoming van het kader worden meegenomen. Ik verwacht dat dit kader spoedig na de zomer van 2022 gereed zal zijn. Ik zal uw Kamer hier tegen die tijd over informeren.
Tot slot merk ik voor de volledigheid op dat in dit traject ook aandacht zal zijn voor aanbevelingen uit de evaluatie Wet veiligheidsregio’s3. Het is de ambitie van het kabinet om te komen tot een toekomstbestendig, samenhangend en goed functionerend stelsel voor crisisbeheersing. De inrichting van het stelsel crisisbeheersing en brandweerzorg en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden worden uitgewerkt in het meerjarige programma Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg, dat door mijn ministerie is ingericht om invulling te geven aan de ambitie van het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de evaluatie Wet veiligheidsregio’s.4 De modernisering van het staatsnoodrecht zal daarom in nauwe samenhang met dit programma worden opgepakt.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius