[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Rapport Klantperspectief Wajong 2020 van Netherlands Labour Authority (NLA)

Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Brief regering

Nummer: 2022D22048, datum: 2022-05-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26448-680).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 26448 -680 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI).

Onderdeel van zaak 2022Z10722:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 680 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2022

Hiermee bied ik u een onderzoeksrapport van de Nederlandse Arbeidsinspectie (Netherlands Labour Authority – NLA) aan1. Het rapport geeft inzicht in de ervaringen van Wajong-gerechtigden met de dienstverlening van UWV. Met deze brief schets ik de hoofdlijnen uit het rapport en geef ik mijn reactie op de bevindingen.

De Arbeidsinspectie onderzoekt periodiek hoe uitkeringsgerechtigden de dienstverlening van UWV ervaren en waarderen. Ik vind het van groot belang om het perspectief van uitkeringsgerechtigden mee te nemen in het ontwikkelen van beleid. In eerder onderzoek uit 2018 concludeerde de Arbeidsinspectie dat uitkeringsgerechtigden zelf van mening zijn dat persoonlijke aandacht en begeleiding de kans op werkhervatting daadwerkelijk vergroot.2 In 2018 is UWV begonnen met het intensiveren van de dienstverlening aan Wajongers. De regering heeft daarna met ingang van 2019 structureel jaarlijks € 40 miljoen ingezet voor het versterken van de persoonlijke dienstverlening van WGA- en Wajong-gerechtigden.3 Het huidige rapport heeft Wajongers in 2020 bevraagd, tijdens de coronacrisis, nog voor het ingaan van de Wet vereenvoudiging Wajong en het vrijmaken van structureel extra geld vanaf 2022 voor verbeteringen van de dienstverlening naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire. Het is belangrijk de uitkomsten in deze context te zien.

Ik ben verheugd dat Wajongers op veel onderdelen positiever zijn dan bij de vorige meting in 2018. Zij zijn positiever over de duidelijkheid van de ontvangen informatie, de wijze waarop UWV hen bejegent, de mate van contact en de mate waarin ondersteuning zinvol, voldoende en tijdig wordt bevonden. Het is goed om te zien dat deze verbeteringen samenvallen met de extra inspanningen en het budget dat vanaf 2019 structureel beschikbaar is gekomen voor een intensivering van de dienstverlening.

Aandachtspunten zijn er ten aanzien van de toegankelijkheid van re-integratieondersteuning. Een minderheid vindt dat UWV voldoende rekening houdt met haar specifieke ondersteuningsbehoefte. Hierin herken ik een behoefte aan maatwerk. Daar is in toenemende mate aandacht voor in de begeleiding van Wajongers. Concrete hulpvormen als werkervaringsplaatsen, re-integratiediensten, trainingen en cursussen worden door Wajong-gerechtigden als kansverhogend voor werk beschouwd.

Wajongers zijn ook gevraagd naar concrete verbeterpunten in de dienstverlening. Zij zouden vaker persoonlijke gesprekken of mogelijkheden tot maatwerk willen hebben. Daarnaast is er behoefte aan een vast contactpersoon, vereenvoudigde communicatie en voorlichting over de financiële consequenties. Deze bevindingen komen in grote lijnen overeen met de eerste resultaten uit deelonderzoeken die in het kader van evaluatie van de Wajongdienstverlening worden gedaan. Een van de terugkerende thema’s is de behoefte van Wajongers aan laagdrempelig contact met UWV. Het blijkt dat deze doelgroep moeite heeft met de complexiteit van de organisatie waardoor het soms moeilijk is om hulp te vragen. In het kader van de sinds 2022 toegekende extra gelden ter verbetering van de dienstverlening is UWV al bezig met initiatieven om de communicatie te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de cliënt UWV meer ervaart als één organisatie. Ik heb UWV gevraagd daarbij nu al aandacht te besteden aan de knelpunten die, ook uit dit rapport, naar voren komen in het contact met Wajongers en inzicht te geven in de gemaakte verbeterslagen.

Een ander veel aangedragen aandachtspunt is de systematiek van verrekening van inkomsten. Wajongers vinden die te moeilijk te doorgronden. Met de Wet vereenvoudiging Wajong is er per 1 januari 2021 een nieuwe geharmoniseerde inkomensregeling geïntroduceerd. Deze vervangt alle verschillende oude inkomensregelingen die inkomensverrekening ingewikkelder maakten. Nu wordt van elke euro die een Wajonger verdient standaard 70% verrekend met de uitkering. De berekening van het bruto totaalinkomen (inkomen plus uitkering) is daarmee op papier eenvoudiger. Dit jaar start het ministerie met kwalitatief onderzoek naar de vereenvoudigingsaspecten van de Wajong. Een onderdeel van dit onderzoek is de vraag of de Wajonger de geharmoniseerde inkomensregeling als een vereenvoudiging ervaart. Daarnaast zal uit een volgende meting van het de Arbeidsinspectie naar het klantperspectief Wajong blijken of Wajongers de financiële gevolgen van werk hierdoor beter kunnen overzien.

Begin 2023 komt er een syntheserapport beschikbaar over de verschillende onderzoeken naar de Wajong-dienstverlening. De synthese beschouwt de bevindingen en aanbevelingen uit verschillende deelonderzoeken in samenhang zodat er integraal naar verbeteringen gekeken kan worden. In het opstellen van het syntheserapport worden de resultaten van het rapport naar het Klantperspectief Wajong 2020 ook meegenomen.

Ik heb UWV gevraagd op basis van de synthese van deze onderzoeken de dienstverlening aan Wajongers, indien nodig, verder door te ontwikkelen.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten


  1. Zie bijlage↩︎

  2. Kamerstuk 26 448, nr. 626.↩︎

  3. Kamerstuk 33 566, nr. 102.↩︎