Het tijdelijke gedoogbesluit over gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen van het RIVM gedurende de coronacrisis in het voorjaar van 2020
Schriftelijke vragen
Nummer: 2022D22088, datum: 2022-05-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2022Z10730).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
Onderdeel van zaak 2022Z10730:
- Gericht aan: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Gericht aan: E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2022Z10730
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het tijdelijke gedoogbesluit over gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen van het RIVM gedurende de coronacrisis in het voorjaar van 2020 toen duizenden mensen in verpleeghuizen overleden aan corona en er nauwelijks persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar waren in de verpleeghuizen (ingezonden 31Â mei 2022).
Vraag 1
Herinnert u zich dat in de Outbreak Management Team (OMT)-vergadering van 14Â april 2020 een alarmerend stuk voorlag van vier hoogleraren ouderenzorg, die vroegen om ruimer gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) in verpleeghuizen?
Vraag 2
Herinnert u zich dat u toegegeven heeft dat in de periode van 1Â maart 2020 tot 14Â april 2020 maar liefst 2649 mensen in verpleeghuizen gestorven zijn aan vastgestelde of vermoedelijke corona?1
Vraag 3
Herinnert u zich dat het ministerie de volgende «verduidelijkende zin» aan het OMT-advies heeft toegevoegd: «het uit voorzorg gebruiken van PBM bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben is niet nodig en gelet op de aanhoudende schaarste aan BPM ook niet gewenst», die eigenlijk precies de andere kant op ging dan het advies van de bovengenoemde experts, maar ook van andere landen zoals de Verenigde Staten, waar het advies was om iedereen beschermende kleding te laten dragen bij ook maar een coronabesmetting?2
Vraag 4
Herinnert u zich dat de uw voorganger, nadat dus het ministerie het OMT-advies had laten aanvullen â in een richting die precies tegengesteld was aan die van experts â aan de Kamer schreef: «Ondanks het feit dat deze procedure (waaronder testen door RIVM en aanvullende RIVM-richtlijnen voor een aangepast gebruik van deze middelen) niet geheel conform de wettelijke vereisten is, heeft de Staatssecretaris van SZW, gelet op de uitzonderlijke situatie, ermee ingestemd dat deze handelwijze wordt gevolgd en dat de Inspectie SZW tijdelijk de door het RIVM gehanteerde normen en instructies voor gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen als uitgangspunt hanteert bij de invulling van haar toezichtstaken»?3
Vraag 5
Bij wie heeft het initiatief gelegen om een gedoogbesluit te nemen dat inhield dat de Inspectie SZW niet langer de Arbowet als uitgangspunt nam, maar de Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-regels?4
Vraag 6
Kunt u toelichten wat het verschil is tussen het geven van een Aanwijzing aan de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) om wetgeving tijdelijk niet te handhaven en het genoemde gedoogbesluit, wat ook leidt tot het tijdelijk hanteren van de RIVM-richtlijn door de NLA, die afwijkt van de wettelijke vereisten?
Vraag 7
Kunt u de tekst van het gedoogbesluit zelf aan de Kamer doen toekomen, tezamen met de precieze wettelijke grondslag (in gewone wetgeving of in noodwetgeving) en de wijze waarop het kenbaar gemaakt is aan de onder toezicht gestelden en de algemene bevolking?
Vraag 8
Herinnert u zich dat u vorige week aan de Kamer schreef: «In Kamerstuk 1996â1997, 25 085, nr. 2 (gedogen in Nederland) is bepaald in welke gevallen mag worden gedoogd. Zo wordt gedogen slechts aanvaardbaar geacht in (a) uitzonderingsgevallen, (b) als het wordt beperkt in omvang en/of in tijd en (c) als er controle mogelijk is op het gedoogbesluit (pagina 8 en 9 van voornoemd Kamerstuk). Aan die criteria is in dit geval voldaan»?
Vraag 9
Heeft u echt opgemerkt dat het Kamerstuk 1996â1997, 25 085, nr. 2 niet drie maar vier voorwaarden bevat, daar de relevante passage in dat Kamerstuk luidt: «Naar het oordeel van het kabinet noopt dit ertoe uitdrukkelijk grenzen aan gedogen te stellen, wil gedogen nog aanvaardbaar kunnen zijn. Gedogen is slechts aanvaardbaar:
in uitzonderingsgevallen
mits tevens beperkt in omvang en/of in tijd.
Voorts dient gedogen:
slechts expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging plaats te vinden, alsmede
aan controle te zijn onderworpen»?
Vraag 10
Kunt u aangeven hoe aan voorwaarde (c) is voldaan, namelijk waar het gedogen expliciet gemaakt is door een besluit en welke zorgvuldige kenbare belangenafweging heeft plaatsgevonden?
Vraag 11
Kunt u aangeven of het voor een burger of bedrijf ook toegestaan was om de wettelijke norm (de Arboregels) te volgen en niet de lagere norm (de RIVM-regels) voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen?
Vraag 12
Heeft de Inspectie SZW gehandhaafd op een wijze dat alleen de RIVM-regels gevolgd mochten worden of stond de Inspectie ook toe dat de Arboregels gevolgd werden? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Vraag 13
Op basis van welke wetenschappelijke onderbouwing is voor de richtlijn gekozen (in plaats van voor de Arbowet), die Inspectie SZW vanaf 15 april hanteert en waarover de Minister voor Medische Zorg op 22 september 2020 het volgende schreef: «De uitgangspunten die op verzoek heeft opgesteld zijn gebaseerd op de stand van wetenschap en worden geschreven door een groep van deskundigen. De betrokken inspecties, IGJ en iSZW, toetsen deze richtlijnen niet»?5
Vraag 14
Waren die twee inspecties wel goed op de hoogte van hetgeen waarop ze tijdelijk handhaafden?
Vraag 15
In hoeverre kwamen de professionele opvattingen van het RIVM en de NLA overeen als het gaat om het gedoogbesluit en waar weken deze af?
Vraag 16
In hoeverre zijn de gedoogcriteria voor persoonlijke beschermingsmiddelen uniform gehandhaafd door de NLA en in hoeverre heeft de NLA extra bevoegdheden gekregen om te inspecteren/handhaven op dit besluit?
Vraag 17
Is het u opgevallen dat de NLA in haar jaarverslag rapporteert dat er bijna 6.000 corona gerelateerde meldingen zijn binnengekomen tot 8Â november 2020, waarvan 15% onvoldoende kan beschikken over persoonlijke beschermingsmiddelen?
Vraag 18
Zijn er bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ook dergelijke meldingen binnengekomen? Zo ja, van welke aard en hoe is daarop gereageerd?
Vraag 19
Voldeed de werkgever destijds aan zijn zorgplicht als hij de RIVM-richtlijnen volgde (en niet de Arbowet)?
Vraag 20
Waarom stuurde de Staatssecretaris van SZW pas op 4Â mei een brief aan de Inspectie met toestemming om de RIVM-normen te gebruiken, terwijl de tijdelijke situatie met betrekking tot het gedoogbesluit per 15Â april inging? Was er voor 4Â mei ook al ingestemd met de handhavingsnorm en zo ja, op welke wijze?
Vraag 21
Wat was wettelijk gezien de handhavingsnorm tussen 15Â april 2020 en 4Â mei 2020?
Vraag 22
Hebben de heravaluaties plaatsgevonden waarover in de brief van 4Â mei staat dat de situatie elke twee weken geherevalueerd moest worden, te starten in de week van 26Â april? Kunt u aangeven op welke data die hebben plaatsgevonden en wat van elk daarvan het resultaat was?
Vraag 23
Heeft de Inspectie een formeel verzoek gedaan aan de regering voor andere handhavingsnormen? Zo ja, kunt u dat verzoek openbaar maken?
Vraag 24
Kunt u een nauwkeurige tijdlijn geven van welke wettelijke richtlijnen er van kracht waren op het gebied van persoonlijke beschermingsmaterialen in verpleeghuizen in de periode 1Â januari 2020 â 31Â december 2021 en welke handhavingsnormen? Kunt u in de tijdlijn verwijzen naar de teksten van beleidsbesluiten?
Vraag 25
Heeft u geĂŻntervenieerd in handhaving door de Inspectie (NLA), gezien het feit dat Buurtzorg openlijk door u een reprimande kreeg voor het ter beschikking stellen, terwijl de NLA moest handhaven op ruimere normen?
Vraag 26
Kunt u toelichten hoeveel en welke Aanwijzingen en/of gedoogbesluiten er verder zijn gegeven vanuit het Ministerie van VWS en Ministerie van SZW aan de inspecties IGJ en NLA in het kader van corona?
Vraag 27
Zou u de kern van de globale aandachtspunten die betrekking hadden op het mededingings-, aanbestedings- en staatssteunrecht over het centraliseren van de PBM kunnen toelichten en wat er van op papier gezet is aan de Kamer doen toekomen (het gaat om de adviezen waarnaar u in de Kamervragen van 23Â mei refereert)?
Vraag 28
Heeft u gezien dat het jaarverslag van de Inspectie SZW de volgende zin bevat: «In maart 2020 zorgt de coronacrisis voor een acute en onzekere situatie die leidt tot zeer ingrijpende maatregelen en aanwijzingen vanuit het kabinet. De precieze relatie tussen de overheidsmaatregelen en de Arbo regels was niet gelijk duidelijk»?
Vraag 29
Kunt u een lijst aan de Kamer doen toekomen van alle aanwijzingen die de regering in 2020 aan de Inspectie SZW heeft gegeven?
Vraag 30
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk binnen drie weken beantwoorden?
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021â2022, nr. 2868â©ïž
NOS, 11 februari 2022, «Het aangepaste OMT-advies 14 april 2020, van mail tot mail» (https://nos.nl/nieuwsuur/collectie/13889/artikel/2416821-het-aangepaste-omt-advies-14-april-2020-van-mail-tot-mail).â©ïž
Kamerstuk 25Â 295, nr. 249.â©ïž
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2021â2022, nr. 2834.â©ïž
Kamerstuk 25Â 295, nr. 564.â©ïž