[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35687, eindtekst

Regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid)

Eindtekst

Nummer: 2022D22343, datum: 2022-06-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2020Z25633:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)




De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

31 mei 2022



	Regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid (Wet
vaststellingsprocedure staatloosheid)







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
vaststellingsprocedure staatloosheid in te stellen, gelet op het Verdrag
betreffende de status van staatlozen en het Verdrag

tot beperking der staatloosheid;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

	Voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt
onder “Onze Minister” verstaan: Onze Minister van Justitie en
Veiligheid.

Artikel 2

	1. Een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie
aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn
woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, kan bij de rechtbank Den Haag
een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het
verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een
bepaald tijdstip staatloos was.

	2. De rechtbank stelt de staatloosheid van de verzoeker vast, indien
hem niet is gebleken dat de verzoeker door enige staat, krachtens diens
wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.

Artikel 3

	1. Omtrent verzoeken als bedoeld in artikel 2 hoort de rechtbank de
Staat. In afwijking van artikel 79 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering kan de Staat zonder advocaat in

rechte optreden.

	2. Indien de verzoeker tevens een aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de
Vreemdelingenwet 2000 heeft ingediend, is een verzoek als bedoeld in
artikel 2 niet-ontvankelijk zolang de beschikking van Onze Minister op
die aanvraag nog niet onherroepelijk is.

	3. De rechtbank beslist binnen zes maanden na indiening van het
verzoek. Hij kan deze termijn verlengen met nog eens zes maanden, indien
hij dat noodzakelijk acht.

	4. Indien na de indiening van het verzoek een aanvraag voor een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de
Vreemdelingenwet 2000 wordt gedaan, houdt de rechtbank de behandeling
van de zaak aan totdat de beschikking van Onze Minister op die aanvraag
onherroepelijk is geworden. Het derde lid is niet van toepassing.

	5. Van de beschikking van de rechtbank staat uitsluitend beroep in
cassatie open.

Artikel 4

	Aan een onherroepelijk geworden beschikking van de rechtbank, gegeven
met toepassing van de artikelen 2 en 3, is elk met de uitvoering van
enige wettelijke regeling belast orgaan gebonden, zolang niet is
gebleken dat de betrokkene ten aanzien van wie de beschikking is genomen
een nationaliteit heeft verworven.

Artikel 5

	Evidente staatloosheid kan tevens op niet-judiciële wijze worden
vastgesteld, met toepassing van bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te stellen voorwaarden.

Artikel 6

	1. Onze Minister verstrekt aan de vreemdeling zonder rechtmatig
verblijf in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 een
identificatiedocument indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

	a. de vreemdeling is vastgesteld staatloos als bedoeld in artikel 4 of
5;

	b. biometrische gegevens van de vreemdeling als bedoeld in artikel 106a
van de Vreemdelingenwet zijn beschikbaar; en

	c. de vreemdeling heeft bij de indiening van zijn verzoek om
verstrekking van een identificatiedocument de bij ministeriële regeling
te bepalen leges voldaan.

	2. Onze Minister kan een model vaststellen voor het
identificatiedocument.

	3. Bij ministeriële regeling kan worden voorzien in intrekking en
vervanging van het identificatiedocument en in een verplichting tot het
inleveren van het identificatiedocument.

Artikel 7

	De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

	In artikel 107, tweede lid, onder a, wordt na “de Rijkswet op het
Nederlanderschap’ ingevoegd ‘, de Wet vaststellingsprocedure
staatloosheid’.

Artikel 8

	De Wet basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd: 

A

	Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De eerste zin van het derde lid komt te luiden: 

	Indien de nationaliteit niet kan worden vastgesteld, wordt dit gegeven
opgenomen.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Het gegeven dat betrokkene geen nationaliteit bezit wordt ontleend
aan een beschikking als bedoeld in artikel 4 van de Wet
vaststellingsprocedure staatloosheid of opgenomen met toepassing van
artikel 5 van die wet.

B

	In artikel 2.17 wordt de zinsnede ‘de artikelen 2.8 en 2.15’
vervangen door ‘de artikelen 2.8 en 2.15, eerste tot en met derde
lid’.

C

	Aan artikel 2.61 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Voor zover een besluit als bedoeld in artikel 2.60 het niet-bezitten
van enige nationaliteit

betreft, kan de betrokkene zich uitsluitend wenden tot de rechtbank Den
Haag met een verzoek als bedoeld in artikel 2 van de Wet
vaststellingsprocedure staatloosheid.

Artikel 9

	De opneming van het gegeven dat een ingeschrevene geen nationaliteit
bezit in de basisregistratie personen voorafgaande aan de
inwerkingtreding van deze wet blijft in stand bij inwerkingtreding van
deze wet en wordt beheerst door het materiële recht en procesrecht
zoals dat gold voor inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 10

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 11

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet vaststellingsprocedure
staatloosheid.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,	

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,	

 

 

 PAGE    

 PAGE   4