Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken verbeterplan Wet inburgering 2013 en enkele zaken omtrent de Wet inburgering 2021 (Kamerstuk 32824-359)
Integratiebeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D22436, datum: 2022-06-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D22436).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit DENK kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z07648:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-04-20 14:00: Inburgering en integratie (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-04-21 13:10: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-05-17 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-06-01 14:00: Stand van zaken verbeterplan Wet inburgering 2013 en enkele zaken omtrent de Wet inburgering 2021 (32824-359) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-13 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-11-21 16:45: Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
2022D22436 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 15 april 2022 ontvangen brief inzake Stand van zaken verbeterplan Wet inburgering 2013 en enkele zaken omtrent de Wet inburgering 2021 (Kamerstuk 32 824, nr. 359).
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave | Blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VDD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 3 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie | 5 | |
II | Antwoord/Reactie van de Minister | 6 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 15 april 2022 van de Minister van sociale zaken en werkgelegenheid over de stand van zaken verbeterplan Wet inburgering 2013 en enkele zaken omtrent de Wet inburgering.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven of er al een uitkomst is van het onderzoek samen met Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), vooruitlopend op inwerkingtreding van het wetsvoorstel wijziging inburgeringswet 2013 in verband met overgangsrecht, naar de vraag of kan worden geanticipeerd op een versoepeling rond de aantoonbaar geleverde inspanningen (AGI)-ontheffing voor moeilijk leerbare jongeren. Zo nee, wanneer wordt een uitkomst verwacht? Hoe wordt daarbij voorkomen dat een versoepeling ertoe leidt dat deze kwetsbare jongeren nog minder begeleid worden in het leren van de Nederlandse taal en daardoor nog minder kans hebben op deelname op de arbeidsmarkt?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven wanneer er duidelijkheid komt over de vraag of de verlaging van het benodigde aantal examenpogingen Oriëntatie Nederlandse arbeidsmarkt (ONA) ten behoeve van verlenging van de inburgeringstermijn met terugwerkende kracht kan worden doorgevoerd.
Wanneer verwacht het kabinet de beleidsregels op te stellen voor de mogelijkheid van verlaging of nihilstelling van de boete? Het kabinet spreekt over «na verloop van tijd», maar kan dit nader geconcretiseerd worden?
Het kabinet schrijft dat de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg naar nieuwe informatie toch blijken op te leiden voor minimaal referentieniveau 2F en daarom toch zullen gelden als vrijstellend voor de inburgering. Is dat opleiden tot 2F werkelijk in alle gevallen zo? Of is het in de praktijk mogelijk om een basisberoepsgerichte leerweg diploma te halen, dan wel een kaderberoepsgerichte leerweg diploma met vrijstelling van de talige vakken? Met andere woorden: doet iedereen bij deze opleidingen ook daadwerkelijk aan het einde examen voor het taalniveau Nederlands op tenminste 2F niveau? Zo nee, hoe kan in die gevallen worden geborgd dat alsnog wordt opgeleid naar taalniveau B1?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken het kabinet voor de brief Stand van zaken verbeterplan Wet inburgering 2013 (Wi2013) en enkele zaken omtrent de Wet inburgering 2021 (Wi2021) en hebben hier met interesse kennis van genomen. Deze leden hebben begrip voor het voornemen deze brief nog te betrekken bij het commissiedebat Inburgering en Integratie van 20 april jl. maar zien zich genoodzaakt de behandeling hiervan schriftelijk te doen, omdat de termijn van ontvangt en behandeling in commissiedebat voor deze leden te kort was om hier voldoende aandacht aan te besteden. Deze leden hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de fractie van D66 lezen dat er sprake kan zijn van een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de lening bij termijnoverschrijding. Deze leden lezen dat de asielstatushouder hier zelf een aanvraag voor moet indienen. Deze leden vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat men op de hoogte is van dit recht en welke stappen door de asielstatushouder moeten worden doorlopen om daarvoor in aanmerking te komen. Tevens vragen deze leden op welke termijn een aanpassing hiervan in de wet verwacht mag worden, zodat kwijtschelding automatisch kan worden toegekend. De leden van de D66-fractie lezen dat wordt bezien hoe de asielstatushouders kunnen worden geïnformeerd over de gevolgen voor de bijstand en/of toeslagen. Deze leden vragen of het klopt dat de lening die uiteindelijk niet terugbetaald hoeft te worden dan volgens deze systematiek tot het verzamelinkomen wordt gerekend. Deze leden vragen waarom hiervoor is gekozen in de inburgeringswet 2013 en of dit niet ook zou moeten worden aangepast om onbedoelde inkomenseffecten voor inburgeraars die succesvol en binnen de termijn inburgeren te voorkomen. De leden van de D66-fractie vragen tevens wat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) (ECLI:NL:RVS:2022:1079) voor gevolgen heeft voor het beleid. De leden van de D66-fractie vragen zich af of de kwijtschelding of gedeeltelijke kwijtschelding nu ook daadwerkelijk beleid is aangezien het ministerie nog steeds rechtszaken hierover voert met inburgeringsplichtigen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er wederom veel wetgeving is vertraagd waardoor veel inburgeraars hier nadeel van ondervinden. Deze leden spreken uit zeer teleurgesteld te zijn hierover. Deze leden lezen dat met DUO wordt onderzocht om, vooruitlopend op de vertraagde wetgeving, een AGI-ontheffing voor moeilijk leerbare jongeren kan worden afgegeven. Deze leden onderstrepen het belang hiervan en wijzen op een eerdere motie die is ingediend ten aanzien van jongeren die praktijkonderwijs volgen. Zij vragen naar het verwachte tijdpad van deze verkenning en verzoeken hier nog voor het zomerreces over geïnformeerd te worden. De leden van de D66-fractie lezen tevens dat de gegevensdeling met gemeente over de Einde Lening Inburgeringsplicht (ELIP-)groep vertraging oploopt. Deze leden vragen of gegevensdeling met gemeenten zoals dit heeft plaatsgevonden in het kader van de toeslagenaffaire een mogelijke optie vormt om toch gegevens over de ELIP-groep met gemeenten te delen. Tevens vragen deze leden of gemeenten met ELIP-groepen niet geïnformeerd kunnen worden over de omvang van de ELIP-groep en of die gemeenten niet ook via eigen kanalen mensen kunnen benaderen. Tot slot vragen deze leden of het kabinet alles op alles zet om de gegevensdeling met gemeenten toch mogelijk te maken. Is er bijvoorbeeld contact geweest met de Autoriteit Persoonsgegevens om te zoeken naar een oplossing?
De leden van de D66-fractie lezen dat wordt afgezien van de introductie van een hardheidsclausule zodat volledig kan worden afgezien van het opleggen van een boete, omdat nihilstelling al een optie is. Deze leden vragen of de voorwaarden voor het op nihil stellen van een boete gelijk zijn aan de voorwaarden die eerder waren opgenomen voor de toepassing van de hardheidsclausule. Zo nee, wat zijn de verschillen? Tevens vragen deze leden of het opgelegd krijgen van een boete, ook al is deze op nihil gesteld, nog verdere gevolgen kan hebben. En als deze mogelijkheid al bestaat, hoe vaak is dit dan al voorgekomen? Deze leden lezen dat beleidsregels zullen worden opgesteld die kunnen worden gehanteerd bij verlaging of nihilstelling van de boete, en dat hier pas mee wordt gestart als er sprake is van casuïstiek. Deze leden begrijpen die keuze niet. De leden van de D66-fractie constateren dat er al een duidelijk doel voor ogen is wat in de wet is opgenomen. Deze leden vragen waarom in de beleidsregels niet wordt opgenomen naar welk doel wordt gestreefd en dit later verder wordt ingevuld, zodat niet de eerste gevallen geconfronteerd worden met een regelvacuüm. Tevens vragen deze leden op welke wijze beleidsregels worden vormgegeven (besluit/ministeriële regeling/anders).
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat basisberoepsgerichte leerweg en kaderberoepsgerichte leerweg ook als vrijstellende opleidingen voor de inburgeringsplicht worden aangemerkt. Deze leden zijn wel teleurgesteld dat dit niet eerder bekend was voor inburgeraars. Deze leden vragen hoe deze nieuwe informatie onder de aandacht wordt gebracht bij onderwijsinstellingen en leerlingen, en of de Minister wil terugkoppelen wat de reacties hierop waren van de onderwijsinstellingen. Zijn er bijvoorbeeld al leerlingen toch onverhoopt gestopt met de opleiding om aan hun inburgeringsplicht te voldoen en hebben leerlingen goed begrip van de betekenis van de ontheffing?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat de regering voor inburgeringsplichtigen die onder het regime van de (oude) Wet inburgering (Wi2013) moeten inburgeren enkele ongewenste hardheden wil wegnemen.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat een aangepaste hardheidsclausule alsnog is verwijderd voor de Wi2021 (en WI2013) na advies daartoe van de Raad van State. Met DUO en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is besproken om uitwerking van de ruimte die er reeds is om een boete te verlagen of op nihil te leggen in beleidsregels vast te leggen om dit in de praktijk ook te borgen. Deze beleidsregels worden pas na verloop van tijd opgesteld op basis van casussen; wordt hiermee niet een risico genomen in de tussentijd? Aan welke termijn denken het kabinet en VNG/DUO? Wanneer is duidelijk hoe dit het beste gemonitord kan worden?
De leden van de CDA-fractie hebben nog wel een aantal vragen over de te volgen onderwijsroute. Tijdens het commissiedebat op 20 april 2022 hebben de leden van de CDA-fractie aan het kabinet gevraagd om de gemeenten tijdig duidelijkheid te geven over de financiering van de onderwijsroute voor de langere termijn. Het kabinet gaf aan hierop terug te komen bij de Voorjaarsnota. Deze leden merken op dat in de Voorjaarsnota wel aandacht wordt besteed aan financiering op de korte termijn, maar dat er nog steeds geen duidelijkheid wordt gegeven over de financiering op de lange termijn. Gemeenten hebben voor de langere termijn duidelijkheid nodig om meerjarige contracten af te kunnen sluiten. Kan het kabinet deze duidelijkheid op korte termijn verschaffen, zodat gemeenten weten waar zij aan toe zijn en hiernaar kunnen handelen? En kan dat nog voor de zomer?
Ook hebben de leden van de CDA-fractie nog een vraag over een landelijk dekkend aanbod van de onderwijsroute. Voorkomen moet worden dat inburgeraars die in aanmerking komen voor de onderwijsroute tussen wal en schip vallen. Kan het kabinet aangeven binnen welke termijn er daadwerkelijk sprake is van een landelijk dekkend aanbod van de onderwijsroute? De Minister heeft in het commissiedebat op 20 april aangegeven goed te gaan kijken naar de kostprijs voor ROC’s die anders zijn dan van de private markt, dit mede naar aanleiding van vraag van deze leden of er wellicht een verband is tussen de stap van een aantal ROC’s om een rechtszaak aan te spannen tegen gemeenten inzake de kostprijs van B1 en zelfredzaamheidsroute (Z-)route en de vragen die gerezen zijn over (lage) betaling van Nederlands als Tweede Taal (NT2-)docenten via zelfstandige zonder personeel (ZZP)-constructies in de private markt. De Minister gaf aan dat prijsverschil niet alleen door salarissen verklaard kan worden. De Minister geeft aan hierop terug te komen in de voortgangsbrief inzake de onderwijsroute, maar wil de Minister dan ook op deze thematiek inzake (kostprijs) B1 en Z-route ingaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie
De leden van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van de brief inzake de stand van zaken verbeterplan Wet inburgering 2013 en enkele zaken omtrent de Wet inburgering 2021.
Deze leden delen de mening van het kabinet dat verandering van het oude inburgeringsstelsel noodzakelijk is en zien op belangrijke punten verbeteringen in het verbeterplan. Toch menen deze leden dat het verbeterplan op onderdelen onvoldoende tegemoetkomt aan de eerder gesignaleerde tekortkomingen van het oude stelsel.
De leden van de PvdA-fractie en de leden voor de GroenLinks-fractie verwijzen in dit kader naar de inbreng voor het verslag van het wetsvoorstel wijziging van de Wet inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht, waarbij de leden voor de GroenLinks-fractie vragen hebben gesteld over het verbeterplan. Deze leden kijken uit naar een spoedige beantwoording van deze vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid aangaande het verbeterplan Wi2013 en Wi2021. Zij hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de lening bij een verwijtbare termijnoverschrijding onder voorwaarden gedeeltelijk of geheel kan worden kwijtgescholden. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd hoe en aan de hand waarvan wordt bepaald welk bedrag de inburgering plichtige moet voldoen en hoe het rechtsgelijkheidsbeginsel hieromtrent wordt gewaarborgd.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af hoe wordt geborgd dat verlaging of matiging van boetes zorgvuldig en volgens het principe van rechtsgelijkheid kan worden uitgevoerd ondanks dat pas na verloop van tijd beleidsregels worden opgesteld.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben eerder hun zorgen geuit over de financiering van gemeenten voor goede uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel, en dan met name de onderwijsroute. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn ervan overtuigd dat deugdelijke uitvoering door gemeenten gerealiseerd kan worden als gemeenten duidelijkheid hebben aangaande de financiering, met name voor de lange termijn. Met lange termijn duidelijkheid kunnen gemeenten langjarige contracten afsluiten wat bijdraagt aan een efficiënt en kwalitatief hoogwaardig inburgeringsstelsel. Deze leden hebben vragen welke afspraken met gemeenten hierover worden gemaakt en welk perspectief aan gemeenten wordt geboden, zowel voor de financiering van 2023 als de periode daarna.