[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 1 juni 2022, over Slachtofferbeleid

Slachtofferbeleid

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2022D22884, datum: 2022-06-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33552-101).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33552 -101 Slachtofferbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z10200:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 101 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 20 juni 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 1 juni 2022 overleg gevoerd met de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming, over:

de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 16 november 2020 inzake lancering Ketenbreed Slachtofferportaal en enkele andere onderwerpen (Kamerstuk 33 552, nr. 81);

de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 16 april 2021 inzake rapport adviescollege onderzoek stelsel schadevergoeding voor slachtoffers van strafbare feiten (Kamerstuk 33 552, nr. 83);

de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 28 juni 2021 inzake verbetering afhandeling langlopende letselschadezaken (Kamerstuk 33 552, nr. 84);

de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 27 augustus 2021 inzake reactie op verzoek commissie over de uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Eerdmans c.s. over zedendelinquenten niet laten terugkeren naar hun oude woonomgeving om confrontatie met hun slachtoffers te voorkomen (Kamerstuk 33 552, nr. 85);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 september 2021 inzake reactie op het inspectierapport «Een kwetsbaar recht» (Kamerstukken 33 552 en 29 628, nr. 86);

de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 15 november 2021 inzake eindrapportage Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2018–2021 (Kamerstuk 33 552, nr. 87);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 maart 2022 inzake betrokkenheid slachtoffers bij OM-strafbeschikking (Kamerstuk 33 552, nr. 89);

de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 31 maart 2022 inzake WODC-rapport «What Works. Psychosociale dienstverlening Slachtofferhulp Nederland» (Kamerstuk 33 552, nr. 90);

de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 23 mei 2022 inzake Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022–2025 (Kamerstuk 33 552, nr. 91).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

De griffier van de commissie,
Brood

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: Tripels

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Eerdmans, Ellian, Helder, Van Meenen, Mutluer, Van Nispen, Slootweg, Sneller en Van der Staaij,

en de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Welkom bij de vergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Aan de orde is het commissiedebat over slachtofferbeleid. Ik heet de Minister en zijn ambtenaren van harte welkom. Ik heet ook de leden – mijn collega's – onze ondersteuning, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat elders volgen van harte welkom.

We hebben tot 13.00 uur de tijd. Dat is krap, want ik verwacht nog meer mensen. Dit is namelijk een belangrijk onderwerp. We hebben een spreektijd van vier minuten. Daar ga ik u streng aan houden. Ik zou willen volstaan met een zeer beperkt aantal interrupties. Laten we beginnen met twee vragen per persoon. Kunt u daarmee instemmen? Fijn.

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. We hebben het vandaag over slachtofferrechten. Dat is een onderwerp waar Nederland het internationaal gezien niet slecht doet. Dat wil niet zeggen dat wij rustig achterover kunnen leunen. Mijn uitgangspunt is namelijk dat slachtoffers te allen tijde erkenning, bescherming en ondersteuning horen te krijgen.

Het eerste onderwerp dat ik hierbij aan de orde wil stellen, is het spreekrecht van slachtoffers. In het strafproces is dat al aardig geborgd. Vanwege capaciteitsproblemen in de strafrechtketen worden strafrechtszaken echter via een OM-strafbeschikking afgehandeld. Dat is geen ideale situatie. Ik heb namelijk liever een volwaardig strafproces. Daarnaast wil ik weten wat de gevolgen hiervan zijn voor de rechten van de slachtoffers. Op het moment dat het OM een zaak door middel van een strafbeschikking zelf afdoet en besluit om een verdachte niet te dagvaarden, worden de belangen van het slachtoffer niet altijd meegewogen.

Het gaat om zaken waarbij veel slachtoffers een grote behoefte kunnen voelen om in de rechtszaal, eventueel in aanwezigheid van de verdachte, het woord te voeren, om zo erkenning te krijgen. Die mogelijkheid is er niet als het om een strafbeschikking gaat. De Nationale ombudsman heeft terecht op deze lacune in de rechten van slachtoffers gewezen. De Minister lijkt daar maar in beperkte mate gevoelig voor te zijn. Hij geeft in een reactie op de Ombudsman wel aan dat het slachtoffer beter in de gelegenheid moet worden gesteld om schriftelijk te kunnen reageren, zodat die reactie mee kan worden genomen in de hoorzitting van de verdachte. Hij geeft ook aan dat het OM het slachtoffer moet informeren over de inhoud en de voorwaarden van een strafbeschikking. Dat zal voor een deel van de slachtoffers goed genoeg zijn, maar niet voor de slachtoffers die een grote behoefte voelen om het woord te voeren. Waarom krijgt het slachtoffer niet de gelegenheid om het woord te voeren bij een OM-hoorzitting? Als het te ingewikkeld is om dat te organiseren, dan zou dat eventueel via een videoverbinding kunnen. Graag een reactie.

Voorzitter. Ik krijg daarnaast signalen van Slachtofferhulp Nederland dat het niet alle slachtoffergegevens van het OM krijgt. Het Slachtofferportaal functioneert ook niet optimaal. Kent de Minister die signalen? Waarom werkt de doorgifte van slachtoffergegevens vanuit het OM nog niet goed?

Als we het over erkenning, bescherming en ondersteuning van het slachtoffer hebben, dan denk ik ook aan mijn tweede punt: herstelbemiddeling. Herstelbemiddeling kan zowel de dader als het slachtoffer helpen. Het kan bijdragen aan het kunnen afsluiten van een vreselijke gebeurtenis. Het helpt slachtoffers bij hun rouwproces. Ook de dader kan inzicht krijgen in wat hij het slachtoffer heeft aangedaan. Hij kan ook berouw tonen. Wellicht voorkomt dat herhaling. Nu heeft mediation in het strafproces al een vaste plaats gekregen, maar herstelbemiddeling nog niet. Is de Minister het met mij eens dat herstelbemiddeling een prominentere plek verdient? Hoe gaat hij daarvoor zorgen?

Voorzitter. Mijn derde punt gaat over schadevergoeding aan slachtoffers. Vorig jaar april heeft de commissie-Donner daarover het rapport Op verhaal komen uitgebracht. Wanneer komt de Minister met een reactie daarop? Wanneer komt hij met een voorstel? Zelf ben ik voornamelijk benieuwd hoe de Minister denkt beter te borgen dat slachtoffers in staat worden gesteld om in het strafproces hun schade op de dader te kunnen verhalen. Nu hebben de rechters nog snel de nijging om dergelijke civiele vorderingen door te schuiven. Dan wordt het voor de slachtoffers vaak een moeizame weg om hun schade op de dader te verhalen.

Ten slotte, voorzitter, letselschadezaken. Mijn collega Kuiken heeft zich daar al eerder over gebogen via een motie. Wij vinden dat alle professionals die betrokken zijn bij het afhandelen van letselschadezaken onder wettelijk verankerd en onafhankelijk tuchtrecht moeten gaan vallen, zodat de kwaliteit verbetert. Ik begrijp nu dat verzekeraars onder de Wet op het financieel toezicht gaan vallen en dat het Nationaal Keurmerk Letselschade moet zorgen voor de kwaliteit. Worden alle professionals dan wel meegenomen in het tuchtrecht? Dat vraagt de motie namelijk. Voor de advocaten is er wettelijk tuchtrecht, maar hoe regelen we dat voor de schade-experts? Hoe kijkt de Minister aan tegen een beschermde titel voor schade-experts?

De voorzitter:

Ik dank u zeer. U bent precies op tijd. Dat is hartstikke mooi. De standaard is gezet. Iedereen kijkt me aan, maar ik ga vandaag streng zijn.

Het woord is aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik zou willen beginnen met slachtoffers van misdrijven. Daar moeten wij veel aandacht voor hebben. Op papier is er veel geregeld, maar in de praktijk is het voor slachtoffers vaak nog niet goed op orde. Door capaciteitsgebrek belanden aangiftes op de plank. Soms gebeurt er zelfs niets. Het duurt allemaal veel te lang. De basis is gewoon niet op orde. De strafrechtketen staat enorm onder druk. Zo wordt slachtoffers vaak geen recht gedaan. Erkent de Minister dat?

Soms worden zaken door het OM afgedaan die eigenlijk bij de rechter horen. Met deze OM-strafbeschikkingen gaat veel mis. Mevrouw Mutluer sprak daar terecht ook al over. Nog los van alle fundamentele kritiek die de SP altijd al op de strafbeschikking heeft gehad, namelijk dat er geen onafhankelijke rechter aan te pas komt en dat er vaak slordigheden in zaten, blijkt het voor slachtoffers gewoon niet goed geregeld. Volgens de Minister valt het allemaal wel mee, maar de Nationale ombudsman ziet dat echt anders. Hij trekt daarover steeds aan de bel. Dat is volgens mij terecht. Waarom kan dit niet worden opgelost?

Slachtoffers van misdrijven kunnen baat hebben bij herstel, bijvoorbeeld door mediation in het strafrecht naast de vergoeding van schade. Nu vindt mediation in het strafrecht slechts plaats op verwijzing van het OM of de rechter. Waarom wordt niet aan slachtoffers de mogelijkheid geboden om zelf te laten onderzoeken of mediation mogelijk is als het slachtoffer daar behoefte aan heeft? Zullen we hun gewoon dat recht geven? Graag een reactie van de Minister op dit voorstel. Ik wil ook graag een reactie op de constatering dat er in de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid wel bijzonder weinig aandacht is voor dit belangrijke onderwerp.

Dan kom ik op het reinigen van de plaats delict. Het is eigenlijk te gruwelijk voor woorden dat je het daarover moet hebben, maar soms wordt er een moord gepleegd en dan zijn de nabestaanden gewoon verantwoordelijk voor het reinigen van de aangetroffen woning. U kunt zich wel voorstellen in wat voor staat die woningen soms kunnen zijn. De voorbeelden zijn in ieder geval bekend. De Minister noemt dat terecht schrijnend. Hij gaat erover in gesprek. Ik wil eigenlijk dat de Minister zegt: ik ga dit hoe dan ook oplossen. De vorige Minister heeft, in antwoord op mijn Kamervragen, een jaar geleden namelijk ook al een gesprek beloofd. Ik wil dus graag dat de uitkomst van het gesprek vaststaat, namelijk dat er een oplossing komt voor deze mensen. Het is te gruwelijk voor woorden, maar we moeten het er toch over hebben. Ik wil dat de Minister dat vandaag toezegt.

Dan kom ook ik op slachtoffers van letselschade. Die zijn vaak namelijk nog eens het slachtoffer, maar dan van de verzekeraars. De afhandeling van hun zaken duurt vaak veel te lang. Dat geldt nu helaas ook voor de uitvoering van de aangenomen voorstellen van de SP, de PvdA en het CDA uit 2020. Wij willen de Gedragscode Behandeling Letselschade, de GBL, wettelijk verankerd hebben, zodat deze regels, zoals termijnen, afdwingbaar worden en dat boetes moeten worden betaald als deze regels overtreden worden. Ook hebben we een tuchtrecht voor de verzekeringssector en anderen voorgesteld. Die voorstellen zijn aangenomen, maar waar blijft de uitwerking? Krijgen we die nog dit jaar?

Ook de belangenbehartigers moeten we normeren, zeker nu we weten dat er soms betaald wordt voor persoonsgegevens uit letselschadedossiers. Samen met de heer Ellian stelde ik daar ook vragen over. Het leed van slachtoffers is namelijk niet te koop. Ellende is niet verhandelbaar. Is de Minister het ermee eens dat slachtoffers hier niet bij gebaat zijn en dat deze lelijke handel verboden moet worden?

Er zijn in Nederland groepen die doen aan het uitsluiten van mensen. Gesloten gemeenschappen brengen andere mensen soms dusdanig psychisch geweld toe dat we wat mij betreft van psychische mishandeling kunnen spreken. In andere landen, bijvoorbeeld Engeland, Ierland, Schotland en Frankrijk, zijn psychische mishandeling en manipulatie door macht al strafbaar. Waarom wil de Minister dit niet? Werkt de huidige wet eigenlijk wel voor deze mensen? Zo niet, moet er dan niet een wetswijziging komen? Wat doet de Minister eraan om slachtoffers van deze praktijken te beschermen? Gaat de Minister met de slachtoffers in gesprek? Hij weet over wie dat gaat. Gaat de Minister ook met het bestuur van de betreffende gesloten gemeenschappen in gesprek of roept hij hen bijvoorbeeld op het matje? Ik zou dat erg graag zien.

Ten slotte, voorzitter. Slachtoffers van sektes zijn in Nederland niet goed beschermd. Nederland is een walhalla voor sektes. Het klinkt hard, maar het is wat het is. De juridische instrumenten zijn onvoldoende. De internationale samenwerking is gebrekkig. Waar kunnen slachtoffers van sektes nu eigenlijk terecht? Het antwoord is: eigenlijk nergens. We hadden namelijk een meldpunt Sektesignaal, maar dat moest zo nodig worden wegbezuinigd. Dat is oerstom geweest. Een Kamermeerderheid heeft de Minister al op de vingers getikt en gevraagd om opnieuw een meldpunt op te richten. Waarom gebeurt dat niet? Wat zit hier nou achter? Houd op met het vermengen van dit vraagstuk met het onderzoek naar georganiseerd sadistisch kindermisbruik. Dat zijn echt hele andere dingen. Ik vind dus dat dit niet langer meer kan wachten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Mijn fractie was en is groot voorstander van het wetsvoorstel Uitbreiding slachtofferrechten, dat voorziet in maatregelen die bijdragen aan verdere versteviging en verankering van de positie van het slachtoffer in de gehele breedte van het Nederlands strafrecht. In dat wetsvoorstel is onder andere een verschijningsplicht opgenomen voor de voorlopig gehechte verdachte die wordt verdacht van een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf. Na meer dan veertien jaar – ik moet het toch even zeggen, want het was een initiatief van mijn collega De Roon – en vier verworpen PVV-moties is het gelukkig dan toch geregeld, en daar gaat het om. Ook wordt de kring van spreekgerechtigden uitgebreid, waar eerder al is geregeld dat slachtoffers zelfs over de strafmaat mogen spreken.

Voorzitter. Daar hoort volgens mijn fractie een ander belangrijk onderdeel bij dat er onlosmakelijk mee is verbonden en dat nog niet wordt geregeld. De erkenning van het leed van het slachtoffer is voor mijn fractie onlosmakelijk verbonden met het in het vonnis vermelden van op z'n minst één overweging van de rechter inzake hetgeen door het slachtoffer of de nabestaanden is verteld ter zitting. Als daar niets van terug te lezen is, dan is er naar mijn mening vrijwel altijd sprake van zogenoemde secundaire victimisatie. Dat moet voorkomen worden. Ik hoor dus graag wat de Minister daarvan vindt.

Voorzitter. Dat is een brug naar het tweede onderwerp: de betrokkenheid van slachtoffers bij de OM-strafbeschikking. Ernstige spreekwaardige feiten, zoals ernstige mishandeling en zedenzaken, waarbij het slachtoffer of familieleden van het overleden slachtoffer te kennen hebben gegeven van het spreekrecht gebruik te willen maken, gelden als contra-indicatie. De vergaderbel gaat, hoor ik. Zal ik even wachten?

De voorzitter:

Wat u wil.

Mevrouw Helder (PVV):

Dan ga ik gewoon door.

Als het OM kiest voor afdoening van een strafzaak met een OM-strafbeschikking, dan neemt het daarbij de wensen en de schade van het slachtoffer mee, maar mijn fractie is het daar pertinent mee oneens en wel om twee redenen. Ten eerste ondergraaft het de verschijningsplicht van de verdachte en het spreekrecht van de slachtoffers. Ten tweede is het opleggen van een gevangenisstraf niet mogelijk met een strafbeschikking. We hebben het hier over ernstige gewelds- of zedenmisdrijven. Ernstige strafbare feiten moeten gewoon door een meervoudige kamer van de rechtbank worden afgehandeld, geen uitzonderingen en al helemaal niet door het OM zelf te bepalen. Graag een reactie van de Minister op dat punt.

Dan, voorzitter, het Ketenbreed Slachtofferportaal. Dat biedt slachtoffers een centraal digitaal loket waarop zij op elk moment via één ingang informatie kunnen vinden over hun zaak. Dat is een extra dienst naast de reguliere informatievoorziening richting de slachtoffers. Het klinkt als een goedbedoeld initiatief, maar volgens mij klinkt het ook – dat vind ik wel ernstig – als het afschuiven van de verantwoordelijkheid door de politie en met name het Openbaar Ministerie bij hun taak om slachtoffers te informeren. Er zijn verhalen te over van slachtoffers die van beide organisaties, en met name het OM, niets meer te horen krijgen, ondanks hun herhaaldelijke verzoek om te horen wanneer een zitting is of iets dergelijks. Mijn vraag aan de Minister is of hij bereid is om in de gaten te houden dat slachtoffers niet naar dat slachtofferportaal worden «doorverwezen» alsof het hun eigen verantwoordelijkheid zou zijn om op de hoogte te blijven van hun zaak.

Tot slot, voorzitter, het opruimen van een plaats delict door de nabestaanden. Het kan en mag niet zo zijn dat nabestaanden dit zelf moeten doen en/of ook zelf moeten betalen. Kamerbreed hebben we al vaker gesproken over het compenseren van grondeigenaren die drugsafval op hun perceel vinden. Dit vind ik nog wel een graad erger. Je zal toch maar het bloed van je kind moeten opruimen op een plaats delict. Mijn vraag is dus: kan de Minister ervoor zorgen dat hier zo snel mogelijk een fonds voor wordt opgezet of in ieder geval iets dergelijks voor wordt geregeld, zodat ze dit in ieder geval niet meer zelf moeten betalen? Verder sluit ik aan bij datgene waar collega Van Nispen ook om vroeg, namelijk een garantie dat het geregeld wordt.

Helemaal tot slot. Ik heb al vaker gezegd dat namen van slachtoffers altijd volledig worden vermeld in de media. Ik denk niet dat de Minister daar iets aan kan doen, maar ik wil het toch noemen. Bij de naam van een verdachte, een veroordeelde verdachte zelfs, die onherroepelijk veroordeeld is, gebeurt dit niet. Een prangend voorbeeld is Volkert van der G. Kan daar een keer iets aan gedaan worden? Slachtoffers vinden het vervelend om hun naam volledig in de media te zien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, bedankt. Ik begin ook even bij het slachtofferportaal, dat vanaf 2020 in de lucht is. Ik vroeg mij af hoeveel mensen zich nu gemeld hebben op MijnSlachtofferzaak.nl. Dat is de eerste vraag.

Dan het tweede. In diezelfde brief gaat het over de confrontatie. Er wordt nu afgehouden dat er een ongewenste confrontatie plaatsvindt in de rechtszaal tussen slachtoffers en de verdachte. Maar de Raad voor de rechtspraak zegt daar een aantal dwingende woorden over, namelijk dat het niet zo lekker gaat in de praktijk. Is dat nu in de praktijk goed geregeld? Het kan namelijk heel pijnlijk zijn als een slachtoffer de dader toch ontmoet of naast de verdachte moet gaan zitten.

Dan ga ik even naar de motie-Eerdmans c.s. over de terugkeer van gewelds- en zedendelinquenten naar hun oude woonomgeving. U weet dat uw voorganger het daar, met allerlei bochten, niet mee eens was. Ik heb u daar ook over gehoord, maar nog steeds is het mij niet duidelijk waarom het kabinet dit een slecht idee vindt. Ik hoop dat de Minister erop kan reflecteren waarom die motie niet wordt uitgevoerd. Heel graag een inhoudelijk antwoord, want het is denk ik niet uit te leggen aan de slachtoffers die hun dader zien terugkeren naar de buurt, waarna ze er elke dag mee geconfronteerd worden.

Voorzitter. Het tweede is de «three strikes, you're out»-motie, onder andere ook van mij. Die is ook aangenomen in de Kamer. Wij zeggen dat daders een heel belangrijke rol spelen voor slachtoffers, zowel voor de daad maar ook daarna. Wij zeggen: wie barmhartig is voor de wolven, doet onrecht aan de schapen. Dat is een belangrijke uitspraak, die veel zegt, denk ik. Slachtoffers zijn nog eens een keer de dupe als een dader wordt bevoordeeld na de daad. De vraag is wat we doen met al die mensen die nog een kans krijgen, nog een kans krijgen en nog een kans krijgen. Ik heb plenair een keer een lijst voorgelezen van Nederlanders die nog in leven waren geweest als de dader langer gestraft was geweest. Dat zijn er echt veel, omdat ze nog een kans kregen. Ze hadden dus veel langduriger gestraft moeten worden om te voorkomen dat ze nog een keer in de fout gingen. En dan gaat het om ernstige geweldsdelicten die gepleegd zijn. Kunt u mij een update geven? U heeft mij toen gezegd: ik heb de motie niet helemaal op mijn netvlies staan. Dat kan gebeuren. U zou mij informeren voor de zomer. Dat is nog niet gebeurd. Kunt u mij updaten over de uitvoering van die motie over «three strikes, you're out»?

Voorzitter. Dan ga ik naar de nabestaanden en de schoonmaak van de huizen. Dat is een terechte vraag van de collega's. Ik ben het daar helemaal mee eens. U heeft daar weer een rapportage over aangekondigd. Ik wil ook graag weten wanneer het geregeld is.

Dan de richtlijnen over ernstig geweld. We hebben er een heel debat over gehad in de commissie, ook met mevrouw Yeşilgöz. Die zijn erg laag. Dat vond een meerderheid in de commissie ook, dacht ik. Kunt u daarop reflecteren? Vindt u bijvoorbeeld de richtlijn over seksueel kindermisbruik nog in verhouding staan tot het leed dat wordt aangericht? Zijn die OM-richtlijnen nog wel up-to-date? Graag een reflectie.

Voorzitter. Dan het punt van het schadefonds en het psychisch leed, dat mijn buurvrouw ook al heeft genoemd. Ik hoor uit de hoek van nabestaanden en slachtoffers dat men veel moeite heeft om het voor elkaar te krijgen dat die uitkering wordt toegekend. Dat komt omdat men bij het schadefonds zegt: ja, maar u hebt ook een eigen aandeel in de ellende. Dat is onbegrijpelijk. Ik kan me voorstellen dat slachtoffers en nabestaanden zeggen: maar hoezo dan? De commissie-Donner heeft gezegd dat dit moet veranderen. Ik denk dat het zo moet zijn dat er recht is voor de nabestaanden, tenzij het fonds kan aantonen dat er sprake is van verwijtbaar gedrag, verwijtbaar handelen van in dit geval de nabestaanden. Kunt u mij daar nog een reflectie op geven? Bent u het ermee eens? Heeft de commissie-Donner dit goed gezien?

Voorzitter, de tijd vliegt. Dat is ongekend. Dus ik ga hier een punt zetten. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Ik heb u niet onderbroken, maar het blijft een ongelofelijk hardnekkig gevecht met u om ... U begint elke alinea netjes met «voorzitter» maar vervolgens gaat u die voorzitter van alles vragen. U zult mij wel een schoolmeester vinden, en dat ben ik ook.

De heer Eerdmans (JA21):

Dat moet u ook zijn.

De voorzitter:

Daarom geef ik het ook niet op. Gaat u toch eens oefenen om gewoon via de voorzitter tot de Minister te spreken. Dit debat zal niet uit de hand lopen – hoewel, meneer Sneller moet nog komen – maar u weet hoe het hier ...

De heer Eerdmans (JA21):

Laat ik het zo zeggen, voorzitter: op papier is het goed geregeld. Daar staat het inderdaad, maar in de praktijk ... Maar ik ga ervan uit dat de heer Weerwind toch de antwoorden gaat geven, en niet de heer Van Meenen.

De voorzitter:

Dat lijkt me voor de kwaliteit van de beantwoording heel verstandig, maar het gevecht gaat door.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u.

De voorzitter:

Ik geef het niet op, en u hoop ik ook niet. Goed, dan geef ik het woord aan de heer Ellian van de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank, voorzitter. Er wordt de laatste tijd veel gesproken over het vertrouwen in wat wij hier doen. Ik hoop dat mensen vandaag ook naar dit commissiedebat kijken, omdat het volgens mij heel mooi laat zien dat partijen met diverse standpunten en ideologieën toch heel dicht bij elkaar kunnen staan. Want eerlijk gezegd, alle punten uit mijn betoog zijn genoemd door diverse collega's. Maar niet te vroeg juichen, want ik heb wel één ander punt.

Voorzitter. Volledigheidshalve, een aantal collega's heeft al veel gezegd over de OM-afdoening. Ik sluit me daarbij aan, in die zin dat ... Ik ben bij ZSM op werkbezoek geweest. Het OM staat in de kern – dat is misschien wel het allerbelangrijkste – voor het slachtoffer. Ik worstel er zelf ook mee: hoe kan het dat er zo veel diverse signalen komen van slachtoffers die zich toch echt onvoldoende gehoord voelen, ook omdat ze dat spreekrecht niet goed kunnen uitoefenen? Daar zijn diverse vragen over gesteld. Ik wil echt een inhoudelijk antwoord van de Minister op: wat gaan we doen? Ook omdat slachtoffers nu hun vordering benadeelde partij of de schadevergoeding niet kunnen toelichten. En als je pas op het laatste moment te horen krijgt dat je een vordering tot schadevergoeding kan instellen, schiet dat niet op. Graag een inhoudelijk antwoord dus.

Ik sluit me aan bij collega Van Nispen en mevrouw Helder over het herstelrecht. Dat is allemaal wel heel summier. Ik verwacht wel wat meer van deze Minister. Want even voor de duidelijkheid, over dat herstelrecht: ook op een zitting, als een verdachte meewerkt, kan dat gevolgen hebben voor de beoordeling van zijn handelen. Een herstelrechtelijke interventie kan een hele mooie aanvulling zijn, maar wat nu in het beleid of in ieder geval in de brief van afgelopen week opgenomen is, vind ik wel heel summier.

Voorzitter. Dan letselschade. Daar hebben diverse collega's ook wat over gezegd. Ik zou het toch iets willen preciseren. Het gaat om het ongereguleerde deel. Als het gaat om het ongereguleerde deel – ik ben zelf advocaat geweest, civielrechtelijk; dat weet u – lag de lat om bijvoorbeeld no cure, no pay te mogen doen heel hoog, en terecht. Want er is een bepaalde prikkel als het gaat om letselschade, omdat je makkelijk centen kan verdienen. Maar dat mag nooit het uitgangspunt zijn. Het uitgangspunt moet het belang van het slachtoffer, van de benadeelde, zijn. Hoe gaan we nou vat krijgen op dat ongereguleerde deel? Is de Minister bereid die kwalijke praktijken in beeld te brengen, zodat we kunnen nadenken over hoe we dat deel eventueel zouden kunnen reguleren?

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb een vraag aan collega Ellian. Ik ben zelf ook advocaat geweest, ook met veel gevallen van letselschade. Mijn grote gruwel is dat verzekeringsmaatschappijen, als het uiteindelijk echt niet anders kan omdat aansprakelijkheid erkend is, wachten met de afhandeling, met het overmaken van het geld. Ik zou graag het standpunt van de heer Ellian willen weten over het volgende. Ik vind dat er termijnen moeten komen die niet overschreden mogen worden; daarboven moet er dan maar gewoon wettelijke rente op komen. Dan doen ze het denk ik wel.

De heer Ellian (VVD):

Dank voor deze vraag. Die ziet op de andere kant van de zaak. Ik doelde op alle belangenbehartigers, die de verzekeraars in een lastige positie brengen, al wil ik het hier niet opnemen voor de verzekeraars. Ik ken genoeg gevallen – daar heeft collega Helder helemaal gelijk in – waarin het nogal lang duurt. Als je slachtoffer bent en letselschade hebt, heb je lichamelijk leed. Een beetje voortvarendheid zou daar wel geboden zijn. Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet weet of ik nu al zo ver zou willen gaan om met termijnen te gaan werken. Dat zouden we natuurlijk wel kunnen regelen in boek 6 BW. Maar uw vraag is terecht. Ik pass hem even door, in sporttermen, naar de Minister, om te kijken hoe hij kijkt naar de lange periodes die verzekeraars nemen om een schademelding, een melding van letselschade, af te handelen, en dan ook nog tot betaling over te gaan.

Ik vervolg mijn betoog.

De voorzitter:

Nou, er is nog een vraag van meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Het is meer een opmerking. Misschien wil de heer Ellian niet zo ver gaan, maar er ligt wel een aangenomen Kamermotie waarin staat dat de gedragscode voor behandeling van letselschade wettelijk verankerd zal moeten worden. Dat is juist bedoeld om die termijnen afdwingbaar te maken; als men daarbij in gebreke blijft, zouden boetes moeten worden opgelegd. Ik hoop dus dat de heer Ellian zegt dat die motie bij nader inzien wel een goed idee was. Maar los daarvan, die motie is aangenomen, dus ik reken erop dat de Minister die gaat uitvoeren.

De heer Ellian (VVD):

Voorzitter, ik moet u eerlijk zeggen dat ik niet bekend ben met deze motie. Ik weet ook niet hoe mijn fractie over deze motie gestemd heeft, maar ik ga er toch van uit dat een aangenomen motie uitgevoerd wordt door de regering. Daar hebben we geen discussie over.

De voorzitter:

Gaat u verder. U heeft nog anderhalve minuut.

De heer Ellian (VVD):

Dank. Mevrouw Helder had echt een mooi punt, namelijk dat in het strafvonnis zelden een overweging wordt gewijd aan het slachtoffer. Maar ik wil even naar de stap daarvoor: het slachtoffer krijgt het vonnis niet eens! Het slachtoffer moet bijna bedelen bij de rechtbank, met allerlei ingewikkelde motiveringen, om dat vonnis te krijgen. Daar zou mijn fractie echt graag verandering in willen zien. Daarom vraag ik de Minister: bent u bereid de wet zo aan te passen – dat hoeft trouwens niet per se; volgens mij kan je ook een werkwijze afspreken – dat het slachtoffer standaard een afschrift van het vonnis krijgt? Immers, het slachtoffer is degene jegens wie het strafbare feit gepleegd is. Graag een ...

Mevrouw Helder (PVV):

Ja, ik herken wat de heer Ellian zegt. Maar hoort daar dan ook niet bij dat, als je uiteindelijk het vonnis krijgt, er dan wel in moet staan, op z'n minst in een kleine passage, wat er met de inbreng van het slachtoffer of de nabestaande is gedaan?

De heer Ellian (VVD):

Het eerlijke antwoord is dat ik het gevoelsmatig helemaal eens ben met mevrouw Helder. Maar ik vind het wel ingewikkeld om de rechtelijke macht voor te schrijven wat ... Ik worstel daarmee, maar ik begrijp het gevoel van slachtoffers heel goed. Ze hebben spreekrecht uitgeoefend en ze zijn ter zitting aanwezig geweest, maar als ze dan het vonnis lezen, áls ze dat uiteindelijk al krijgen via een advocaat, zien ze er helemaal niets van terugkomen. Gevoelsmatig snap ik het dus helemaal, maar het eerlijke antwoord is dat ik twijfel. Soms is het volgens mij ook niet erg om te twijfelen. Ik weet niet of het verstandig is om deze verplichting op te leggen, maar misschien zou een aansporing niet misstaan om, als het kan, een overweging te wijden aan het slachtoffer.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Ellian (VVD):

Ja. Ik heb nog 45 seconden, zie ik op mijn klokje, maar ik ben er bijna doorheen. Ik sluit me aan bij collega Helder als het gaat om de privacy van de verdachte. Dat is in Nederland wel een beetje een gekke aangelegenheid aan het worden. De dader geniet vrij stevige privacy, maar slachtoffers worden heel vaak gewoon met naam en toenaam genoemd. Dat doet pijn. Dat is emotioneel. Het gaat vaak om ernstige feiten. Graag een reactie van de Minister. Kunnen we wat meer balans brengen tussen de bescherming van de privacy van de dader ten opzichte van die van het slachtoffer, dat toch veel meer bescherming zou moeten genieten?

Tot slot, voorzitter, sluit ik me van harte aan bij de collega's ten aanzien van het punt over het opruimen van de plaats delict. Het is toch bijna ondenkbaar dat je als nabestaande zo'n plaats delict zou moeten opruimen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij alle voorgaande sprekers. Juist daarom wil ik heel even uitzoomen, want D66, Boris Dittrich, was ooit initiatiefnemer van de invoering van het spreekrecht voor slachtoffers. Tegelijkertijd hebben wij in de vorige periode tegen de Wet uitbreiding slachtofferrechten gestemd in de Tweede Kamer. Als ik de stukken weer lees over de invoering van de Europese regels voor minimumrechten voor slachtoffers, het invoeren van het amendement-Van Wijngaarden, het ervoor zorgen dat het lukt om de wel aangenomen Wet uitbreiding slachtofferrechten in te voeren en de materiële invulling daarvan, dan denk ik: het is wel een hele grote stap van papier naar praktijk.

Collega's vragen: «Hoe kan het? Wanneer gaat het allemaal gebeuren? Het OM moet dat toch gewoon regelen?» Maar het OM heeft voordat deze wet aangenomen werd, de pers expres opgezocht om de politiek te waarschuwen. Een van de procureurs-generaal zei: «Het is allemaal terecht, invoelbaar en begrijpelijk, maar toch maak ik me daar zorgen om, omdat de wijzigingen niet bij te benen zijn en bijna niet uit te voeren zijn. De nieuwe regels beklijven en bezinken niet. Wetgeving moet tientallen jaren mee. Burgers moeten weten waar ze aan toe zijn. Dan moeten de regels niet te snel veranderen en organisaties moeten de tijd krijgen om zich voor te bereiden op wijzigingen.» We hebben gelukkig een lid van de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties in ons midden. Volgens mij zijn het herkenbare woorden, ook vanuit het debat dat we hebben gehad over het rapport van de commissie-Bosman.

Juist omdat we het allemaal zo belangrijk vinden, is het volgens mij heel goed dat in het coalitieakkoord het volgende staat. We gaan de rechten die nu zijn opgenomen, borgen, en zorgen dat die worden ingevoerd en ook daadwerkelijk kunnen worden uitgeoefend in de praktijk. We gaan niet weer een nieuwe kerstboom bedenken van nieuwe, extra rechten waar we allemaal heel veel bij kunnen voelen, maar we zorgen dat de rechten die er zijn – het zijn er inmiddels veertien – daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. Daarvoor wordt ook 30 miljoen structureel uitgetrokken. Maar je ziet in de individuele beoordelingen, waar een inspectierapport bij zit, hoe moeilijk het is om dat soort processen tot op de werkvloer goed op orde te krijgen. Deze Minister heeft steeds gezegd: ik ga in gesprek met de uitvoering, en ik sta voor die uitvoering. Ik hoop dat hij dat ook in dit dossier laat doorklinken, naast zijn warme hart, want daar hebben slachtoffers volgens mij echt wat aan. Door de vorige sprekers zijn talloze voorbeelden gegeven van dingen die daarin fout gaan.

De vraag daarbij is dan: welke extra sanctie zou er dan nog moeten zijn? Want ten aanzien van de rechterlijke macht vraag ik het volgende aan de Minister. Die vraag staat los van de capaciteitstekorten. Daar gaan we gelukkig ook extra in investeren, waardoor er meer ruimte is voor rechters om er daadwerkelijk zorgvuldig mee om te gaan en om te zorgen dat ze worden nageleefd. Hoe kijkt hij ertegen aan om er toch voor te zorgen dat er iets van een sanctie op staat als de slachtofferrechten worden geschonden? Er is nu namelijk geen remedy voor die rechten. Dat zou toch wel nuttig kunnen zijn om ervoor te zorgen dat ze worden nageleefd.

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u. U heeft overigens nog een halve minuut. Meneer Van Nispen heeft een vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben altijd zo vriendelijk om iemand te redden die in nood zit met de spreektijd. Ik heb een vraag over die sancties. Ik worstel daarmee. Ik vind dat zelf een sympathiek voorstel. Ik kan me voorstellen dat het organisaties ertoe aanzet om zich meer aan de regels te houden, wat uiteindelijk in het belang van slachtoffers kan zijn. Tegelijkertijd heeft de heer Sneller juist in het begin betoogd dat het niet per se aan die organisaties te wijten is en dat zij zelf gewaarschuwd hebben voor het toekennen van bepaalde rechten. Nou is de politiek toch zo geweest – volgens mij is dat terecht – dat we alleen die organisaties meer budget moeten geven en in staat moeten stellen om die rechten wel uit te oefenen. Maar zijn sancties dan een logische prikkel? Lost dat het probleem op van te weinig budget als organisaties die er niet in slagen om aan de terechte rechten te voldoen, ook nog eens financieel gekort gaan worden? Dat is mijn eigen worsteling. Ik ben benieuwd hoe de heer Sneller dat ziet.

De heer Sneller (D66):

Twee dingen. Eén. Dank voor deze interruptie, want die geeft mij de gelegenheid om een misverstand uit de weg te ruimen. Een sanctie is niet per se een financiële straf. Die kan ook bijvoorbeeld zijn dat als het slachtoffer niet is opgeroepen, de rechtszaak op dat moment niet doorgaat. Die moet dan op een ander moment worden ingepland, zodat er daadwerkelijk gebruik kan worden gemaakt van het spreekrecht. Dat kan een vorm van een remedy zijn, zodat er wel gebruik van kan worden gemaakt. Het andere is: nee, dit is geen vervanging van de noodzakelijke investeringen in de hele keten, zodat die organisaties weer kunnen zorgen dat, zoals de SP zei, de basis op orde komt. Dat is uiteindelijk wel nodig. Het is zeker niet altijd onwil.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Sneller (D66):

Voorzitter, ik heb nog een halve minuut. Ik kom dan nog te spreken over de OM-strafbeschikking. De contra-indicatie voor het gebruik daarvan is nu ernstige spreekrechtwaardige feiten. Waarom is dat niet alle spreekrechtwaardige feiten?

Verder ben ik heel blij met de ruime aandacht voor het herstelrecht. Ik denk dat dit heel belangrijk is. In deze agenda had dat prominenter gemogen, maar we hebben daar binnenkort ook een debat over. Ik hoor graag van de Minister hoe hij buiten deze brief om daar nog meer aan wil doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Staaij van de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Iedereen is het erover eens – we horen dat vandaag ook weer in alle bijdragen – hoe ongelofelijk belangrijk het is dat slachtoffers op de juiste manier worden bijgestaan, ook om het aangedane leed te verwerken. Recht doen aan het slachtoffer betekent allereerst dat opsporing, vervolging en bestraffing van de dader op een goede manier verlopen. Ik zou vandaag vooral snelheid willen onderstrepen. Neem zedenzaken. Als het zo lang duurt voordat er daadwerkelijk sprake is van opsporing, vervolging en bestraffing, dan voegt dat zo veel leed toe voor de slachtoffers. Ik weet dat dit een veel ruimer en groter onderwerp is, maar ik wil dit toch echt beklemtonen. Het is goed dat er stappen worden gezet als het gaat om het versnellen van doorlooptijden van zedenzaken, maar hoe voorkomen we dat andere zaken daardoor in de knel komen? Wanneer is de beloofde 113 fte volledig ingevuld?

Voorzitter. Het is goed dat we vandaag ook de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid kunnen bespreken, die we hebben gekregen van het kabinet. Wij zijn het eens met de grote lijn van de plannen die daarin uiteengezet worden voor de komende tijd. Er gebeurt veel goeds, maar we zijn er nog niet. Die hoge ambities moeten allemaal wel waargemaakt kunnen worden. We zien bij de invoering van de Wet uitbreiding slachtofferrechten al hoe het in de praktijk makkelijk kan gaan haperen. Collega Sneller wees daar ook al op. Mijn vraag aan de Minister is hoe geborgd is dat de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid op tijd uitgevoerd kan worden. Ik heb nog even goed gekeken naar de bijsluiter en naar de randvoorwaarden die allemaal nodig zijn. Er zit wel heel veel in wat allemaal kan misgaan in de praktijk, waardoor het wel heel veel papier blijft. Hoe voorkomen we dat we zeggen «het is een prachtig stuk papier, maar in de praktijk wordt dit allemaal maar mondjesmaat ingevuld»? Kan de Minister nader ingaan op de randvoorwaarden?

Collega's zeiden al terecht dat er wel meer aandacht mag zijn voor het herstelrecht. Het zijn nu de slotwoorden in de bijsluiter bij de brief over slachtofferhulp. Dat verdient wel enige emancipatie naar de mening van de SGP-fractie.

Voorzitter. Ik sluit me aan bij de opmerkingen die zijn gemaakt over de privacy voor de slachtoffers. De persoonsgegevens van de slachtoffers moeten structureel beter beschermd worden.

Ik vraag de Minister om ook nog in te gaan op de verbeteringsmogelijkheden van het verhalen op daders van de schadevergoeding aan slachtoffers, zodat de dader betaalt. Te vaak blijkt dat de dader gevlucht is naar het buitenland of onder de radar van instanties blijft. De pilot dynamisch monitoren biedt de mogelijkheid op het gebied van toetsen van inkomsten en vermogens van daders, maar wij vragen ons af of dat systeem niet makkelijk te omzeilen is door geld op een derdenrekening te laten storten of op contante wijze inkomsten te ontvangen. Hoe vindt het toezicht daarop plaats, is mijn vraag. Kortom, welke verbetermogelijkheden zijn er?

Wat betreft het laatste punt zou ik me willen aansluiten bij degenen die aandacht hebben gevraagd voor de betrokkenheid van slachtoffers bij de OM-strafbeschikking. Niet voor niets zie je dat dit punt wordt gemaakt door onder meer Slachtofferhulp en dat de Nationale ombudsman hier aandacht voor heeft gevraagd. Laat ik maar ronduit zeggen dat wij de reactie van de Minister op dat punt wat te laconiek vonden, namelijk om de beleidsregels onaangepast te laten. Wij vinden dat die stemmen uit de praktijk, die zeggen «geef het slachtoffer hier meer stem in», ook gehonoreerd zouden moeten worden. Op dat punt krijg ik graag een reactie van de Minister.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Voordat ik de heer Slootweg het woord geef, wil ik in de richting van de meeluisterende ambtenaren en de Minister het volgende zeggen. De Aletta Jacobszaal is beschikbaar, dus de ambtenaren kunnen daarnaartoe. Die zaal is hier vlakbij, op de begane grond. Dat scheelt een heleboel looptijd en dus ook schorsingstijd. Ik hoop dat de boodschap overgekomen is. Dat is het geval.

Ten slotte geef ik het woord aan de heer Slootweg van het CDA.

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is best wel een uitdaging om na zo veel interessante vragen toch nog nieuwe invalshoeken te vinden. Aangezien de looptijd nu korter is ...

De voorzitter:

Er is meteen al een interruptie van de heer Van der Staaij. Hij zit er weer bovenop.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind het een leuke opening van de heer Slootweg. Fijn dat hij zegt dat er veel goede vragen gesteld zijn. Is hij het ergens niet mee eens? Denkt het CDA anders over een bepaald thema?

De heer Slootweg (CDA):

Bij zo'n afweging, meneer Van der Staaij, vind ik het altijd van belang om de repliek van de Minister mee te wegen. Ik vind wel dat ik hem daar de tijd voor moet gunnen. De vragen zelf gaan veel in een richting waar mevrouw Van Toorenburg ook al een belangrijke rol in gespeeld heeft. In die zin kan ik me daar dus alleen maar volmondig achter scharen.

De voorzitter:

Meneer Van der Staaij, bent u tevreden? Ja. Ik zal kijken of ik uw eerste termijn voortaan na de termijn van de Minister kan doen, meneer Slootweg, dan kunt u dat allemaal meewegen. Deze keer doe ik dat nog niet. Gaat uw gang.

De heer Slootweg (CDA):

Lang zijn de rechten van slachtoffers een stiefkindje geweest in het recht. De dader stond centraal. Wij zijn blij dat de Wet uitbreiding slachtofferrechten er is gekomen. Wij denken dat er daardoor meer balans is ontstaan.

Belangrijk werk wordt verricht door het Fonds Slachtofferhulp. Het fonds zorgt er bijvoorbeeld voor dat wetenschappelijk onderzoek door het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving mogelijk wordt. Maar voor dit onderzoek is wel vaak medewerking nodig, bijvoorbeeld van het Openbaar Ministerie. Dat geldt ook voor zoiets als het inzien van dossiers door slachtoffers. Vaak werkt het OM daaraan mee, maar het is nog geen vanzelfsprekendheid. Ik ben me heel goed bewust van de trias politica, maar toch zou ik de Minister willen vragen of hij op beide punten niet eens in overleg wil met het OM om te kijken of het mogelijk is om toch wat medewerking te geven voor wetenschappelijk onderzoek en voor het inzien van dossiers door slachtoffers. Ik denk namelijk dat we daardoor slachtoffers echt beter kunnen ondersteunen. Het inzien van dossiers door slachtoffers moet geregeld zijn wanneer het Wetboek van Strafvordering is gemoderniseerd. Er is dus eigenlijk een einddatum voor. Het zou wel mooi zijn als we dat kunnen vervroegen, omdat het toch vaak een praktijk is.

Voorzitter. Ruim een jaar geleden is het rapport Op verhaal komen aan ons aangeboden. De commissie-Donner heeft in dit rapport een aantal behartigenswaardige aanbevelingen opgesteld. Toenmalig Minister Dekker heeft aangegeven dat het rapport om fundamentele, budgettaire en politieke keuzes vraagt en dat het volgende kabinet aan zet is. De huidige Minister heeft aangegeven dat hij in 2022 een uitwerking verwacht. Er zijn echter een aantal zaken die deze fundamentele en budgettaire keuzes mogelijk maken. Sommige dingen zijn, denk ik, ook laaghangend fruit. Zou er bijvoorbeeld geen spoed kunnen worden gemaakt met de modernisering van het geweldscriterium? Daardoor kan een strafbaar feit als sexting onder dit criterium vallen. Kunnen wij verwachten dat in die uitwerking in 2022 ook bijvoorbeeld een apart schadevergoedingskader wordt ingevoerd? Weet de Minister al een beetje welke elementen hij mee wil nemen of neemt hij alles over? Ik wil wat meer duiding van wat hij ermee gaat doen.

Met het sneller dingen kunnen doen, komen we ook bij de doorlooptijden. Het kabinet belooft de doorlooptijden te verkorten. Om dit te bereiken, is het van belang dat pilots rond mediation worden uitgevoerd. De eerste pilot zou starten in februari, maar is uitgesteld naar september. Verwacht de Minister meer vertraging? Betekent deze vertraging ook iets voor de invoering van het nieuwe wetboek?

Voorzitter. Uit het Advocatenblad van januari blijkt dat 61% van de advocaten het roulatiesysteem dat wordt gehanteerd binnen de rechtspraak, de belangrijkste factor vindt voor de lange doorlooptijden. Een groot percentage noemt als oplossing het veelvuldiger inzetten van het instrument mediation. Het doet ons deugd dat uit de recente brieven van de Minister blijkt dat daar meer op wordt ingezet. Deelt de Minister de analyse van de advocaten dat het roulatiesysteem ervoor zorgt dat de doorlooptijden langer worden? Ziet de Minister daarom een basis om in gesprek te gaan met de rechtspraak over dat systeem? Voorzitter, ten slotte. Er bereikte ons een bericht van de Vereniging Verkeersslachtoffers. Het is zo dat als een doorrijder zich binnen een bepaalde tijd na de aanrijding bij de politie meldt, dit geen consequenties heeft voor de strafmaat. Omdat alcohol binnen een bepaalde tijd uit het bloed is verdwenen, is dit een ideale manier om het moment van aanrijding te verdonkeremanen. Hoe ziet de Minister dit? Zijn er mogelijkheden om de tijd van melden te verkorten?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Ik schors de vergadering tot 11.05 uur.

De vergadering wordt van 10.42 uur tot 11.09 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de eerste termijn van de Minister voor Rechtsbescherming. Ik geef hem graag het woord daartoe.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Laat ik allereerst de leden van deze commissie bedanken voor de vragen. U heeft mij een zeventigtal vragen gesteld, maar daarmee geeft u ook aan dat dit onderwerp bij u leeft en dat u dit onderwerp ook belangrijk acht, en dat is het ook. Dat onderstreep ik alleen maar.

Vandaag spreken we over het beleid voor slachtoffers van criminaliteit. Dat is iets wat prioriteit heeft in het beleid van mij als Minister voor Rechtsbescherming. Slachtoffers van criminaliteit kiezen er niet voor om slachtoffer te worden. Laten we duidelijk zijn: feitelijk is elk slachtoffer in Nederland er één te veel. Het is van groot belang te erkennen wat slachtoffers is overkomen en hen te ondersteunen bij hun herstel. U allen hebt hier in uw inleidingen woorden over gebezigd. Maandag 21 februari dit jaar ben ik dan ook voor de Europese Dag van het Slachtoffer op werkbezoek geweest bij Slachtofferhulp Nederland, een deskundigenorganisatie, een grote organisatie. Veel respect heb ik voor de mensen die ik daar ontmoet heb, ook hun gerichtheid op menselijke maat, ook hun deskundigheid, ook dat ze meekijken: welke trends vinden er in de samenleving plaats en hoe kunnen we daarop inspelen? Veel respect voor Slachtofferhulp Nederland. Dat gesprek was daarnaast ook constructief-kritisch. Ook zij hebben mij gewezen op tekortkomingen in de keten, waar velen ook woorden over gebezigd hebben.

Ik ben wel blij met de woorden van de heer Sneller, die een context beschreef: waar staan we? Eerder heb ik tegen de heer Eerdmans – ik spreek uiteraard via u, meneer de voorzitter – aangegeven, en tot mijn grote vreugde zag ik toen dat de heer Van der Staaij dit ook onderschreef, dat juist de uitvoeringspraktijk van belang is. Papier is geduldig, maar het gaat niet om het papier. Het gaat erom dat de mensen in Nederland die slachtoffer zijn geworden er daadwerkelijk iets van merken, dat zij het ondervinden dat we in Nederland daadwerkelijk slachtoffers centraal stellen, herkennen en zien.

Ik ga inderdaad het land in, net zoals de heer Ellian, die aangaf dat hij op werkbezoek gaat. Juist daarom kies ik ervoor om niet vanuit een ivoren toren de werkelijkheid te aanschouwen, maar daar met mijn benen in de modder te staan en te ondervinden welke vragen er daadwerkelijk leven.

Dan de uitvoering. Er werd net een omarming aan mij gevraagd om daadwerkelijk als bestuurder te blijven kijken: wat we bedenken, doen we dat dan ook en als we het doen, doen we het dan ook goed? Daarover kan ik tegen u als commissie zeggen, uiteraard via u, meneer de voorzitter, dat ik dat van het allergrootste belang vind. Ik heb mijn meerjarenagenda met u gedeeld. Ik heb daarin ook aangegeven dat ik mijn ambitie, ook uw ambitie... Die vertaal ik inderdaad, en ik luister inderdaad naar moties; ik voer ze ook uit, voordat we daar onhelderheid over krijgen. Mijn beleid bestaat uit vier hoofdthema's. Eén: versterken van de rechtspositie van het slachtoffer. Twee: verbeteren van de bescherming van slachtoffers. Drie: het herijken van het schadeverhaal van slachtoffers. Vier: een goede ondersteuning van slachtoffers. In mijn schrijven en meerjarenprogram – ik probeer dat altijd te beperken tot minder dan twintig pagina's, en ik dacht dat dat me gelukt was met een brief van tien pagina's – heb ik getracht u op een compacte maar ook concrete manier mee te nemen in wat wij voorstellen.

Aandachtspunt voor mij is een goede implementatie van de Wet uitbreiding slachtofferrechten, afgekort WUS. Die zal dan ook het komend jaar gefaseerd in werking treden. Ik noem de verbetering en uitbreiding van de werkwijze individuele beoordeling door de politie. Daarmee wordt systematisch en structureel meer aandacht gevraagd voor de potentiële kwetsbaarheid van slachtoffers. Ik noem ook het verstevigen van de informatiepositie van slachtoffers en het meewegen van hun belangen in de tenuitvoerleggingsfase, zodat een slachtoffer de bescherming kan krijgen die zij of hij nodig heeft. Ook noem ik het beter toegankelijk maken van juridische ondersteuning voor slachtoffers. Velen van u spraken daarover en wezen op tekortkomingen. Ik ga niet zeggen dat de basis al op orde is. Ik geef u aan dat de basis op orde moet komen en dat dat van mij nog veel inspanning vergt.

Ik ga nu in op de verschillende vragen die de woordvoerders hebben gesteld. Ik zal dat doen via een opbouw van thema's. Omdat velen van u spraken over de OM-strafbeschikking, wil ik daarmee starten als eerste kopje. Daarna zal ik ingaan op het thema rechtspositie, vervolgens het thema bescherming, daarna het thema schadeverhaal en dan het thema ondersteuning. Vervolgens heb ik een kopje overig, met alle vragen die ik heb samengevat.

Meneer de voorzitter. Ik ga de vragen niet herhalen die over de OM-strafbeschikking zijn gesteld, maar er zijn vragen gesteld over slachtoffers die hun rechten niet hebben kunnen uitoefenen, en dat alles in het kader van de strafbeschikking van het Openbaar Ministerie. Er wordt mij gevraagd om cijfers: in hoeveel gevallen hebben slachtoffers hun rechten niet kunnen uitoefenen? Ik kan direct stellen dat in algemene zin die cijfers er niet zijn. Wel zijn er concrete signalen vanuit de praktijk dat het niet altijd goed gaat. Daar bent u duidelijk over geweest. Ik ben daar niet blind voor. Ik vind die signalen van belang, want dan pas kan ik gaan kijken: dit zegt iets over de praktijk en dat betekent dat ik er ook iets mee moet doen. Dan spreek ik ook de ketenpartners daarop aan. Dat speelt met name in het kader van de afdoening van strafbare feiten via de OM-strafbeschikking. De Nationale ombudsman en Slachtofferhulp Nederland hebben hier tijdens mijn werkbezoek dan ook aandacht voor gevraagd. Ik weet dat er in een eerder stadium ook Kamervragen door u over zijn gesteld. Het gaat met name om het spreekrecht. Als gekozen wordt voor afdoening via een OM-strafbeschikking, dan heeft een slachtoffer geen spreekrecht. Maar ook gaat het om slachtoffers aan wie in het kader van de OM-strafbeschikking niet werd gevraagd naar hun behoefte om hun schade vergoed te krijgen, ook een aandachtspunt. Ik ben dan ook direct over die problematiek in gesprek gegaan met het Openbaar Ministerie. Ik vroeg het Openbaar Ministerie ook om meer duidelijkheid. Die gesprekken hebben plaatsgevonden in december 2021, voor mijn tijd; mijn voorganger was daar ook actief mee bezig. In februari 2022 heb ik dat stokje overgenomen. U mag weten dat ik voortdurend in gesprek ben met juist deze belangrijke ketenpartners. Ik mag weliswaar niet op hun stoel gaan zitten, maar ik geef hun wel een duidelijk maatschappelijk maar ook politiek signaal dat het anders moet.

De beleidslijn is eigenlijk heel duidelijk. Is er sprake van een ernstig spreekrechtwaardig delict, dan is dat een contra-indicatie voor het afdoen van een OM-strafbeschikking. Velen hebben dat al gebezigd. Ook is de beleidslijn duidelijk dat een slachtoffer ook bij de OM-strafbeschikking moet worden gevraagd of zij/hij haar/zijn schade vergoed wil zien. Op basis van informatie van het Openbaar Ministerie heb ik uw Kamer in antwoord op uw eerdere Kamervragen laten weten dat het OM werkt aan het wegwerken van achterstanden bij het uitsturen van brieven aan slachtoffers, wat ze veelal handmatig doen, waarin de slachtoffers gevraagd wordt om schade te onderbouwen. Ik weet dat er door het OM concreet wordt ingezet op het verbeteren van het functioneren van het huidige ICT-systeem. Ik weet ook dat brieven worden geprioriteerd, maar ik gaf u net al aan dat dit op dit moment een handmatige activiteit is binnen het OM, want de hardware schiet tekort. Ik sprak over onvolkomenheden in het systeem.

De voorzitter:

Een ogenblik. Er is een vraag voor u van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik hoor wat de Minister zegt en ook dat hij die gesprekken aan wil gaan. Ik ken de voorbeelden van Slachtofferhulp, dat ik ook heb bezocht, dat er wensenlijsten worde ingevuld of wensen worden geformuleerd door slachtoffers. Maar voordat die bij het OM zijn, is er al een strafbeschikking geweest. Is de Minister het met mij eens dat artikel 10 van de EU-richtlijn slachtofferrechten door dit soort handelwijzen niet in acht wordt genomen? En is de Minister bereid om het spreekrecht wettelijk te waarborgen? Ik heb iets minder vertrouwen – dat is een mening – ook gelet op de enorme drukte bij het OM, dat het spreekrecht van slachtoffers goed geborgd blijft.

Minister Weerwind:

Het artikel wat u net noemde is correct. Ik sprak in mijn inleiding over een recht en u onderbouwt het met een verwijzing naar het desbetreffende artikel in het EVRM. Dat delen wij, dus dat is één. Twee: u vraagt mij om zaken wettelijk te verankeren. Ik was nog niet tot een slotsom gekomen, maar ik ga met het College van pg's nadrukkelijk in gesprek over de werkelijkheid die ik aantrof, die u ook aantreft en waar u mij ook voor op het matje roept. Dat impliceert dat ik eerst het gesprek met het College van pg's wil aangaan. Ik heb ook respect voor wat er binnen het OM gebeurt, maar ik wil wel de rechten van de slachtoffers borgen. Dat is een hoge prioriteit. Ik ga met hen het gesprek aan. Mocht dat gesprek leiden tot «meneer Weerwind, hier gaat u niet over; hier loop ik vast», dan ga ik op zoek naar zwaardere middelen. Dan kan het weleens zijn dat ik ga nadenken om het wettelijk te verankeren. Maar wel in die volgorde. Ik ben iemand die eerst kiest voor de dialoog. Dat is mijn antwoord op de interruptie van mevrouw Mutluer.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer kiest daar ook voor, geloof ik, maar nu even niet. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

U heeft mijn beantwoording versneld. Het betekent dus dat ik het gesprek aanga met het College van pg's, dus meteen met de orgelman – ik ben Amsterdammer, tenminste qua geboorte – in plaats van met anderen die in het verleden ook weleens op het orgel voorkwamen. Daarin zal ik ook duidelijk maken dat dit een belangrijk aandachtspunt is. Ik ga u op de hoogte stellen hoe die gesprekken lopen, dus ik koppel dat aan u terug. Ik weet dat er voortgangsrapportages zijn, maar gelet op de aandacht die dit heeft, ga ik u toch rondom het zomerproces, ervoor of erna, daarover informeren.

De voorzitter:

U bedoelt waarschijnlijk het zomerreces. U zei «het zomerproces», dat zal wel een beroepsdeformatie zijn maar het is het zomerreces.

Minister Weerwind:

Meneer de voorzitter, waarschijnlijk articuleer ik niet duidelijk.

De voorzitter:

Neenee.

Minister Weerwind:

Ik zei in mijn hoofd «zomerreces».

De voorzitter:

We zoeken het terug, maar gaat u verder.

Minister Weerwind:

Goed. Ik kan nog een paar dingen zeggen. In mijn gesprekken met het OM zal ik altijd zeggen dat ik het van belang vind dat er altijd een uitvraag plaatsvindt of een slachtoffer behoefte heeft aan een schadevergoeding. Ik wijs ze erop dat dat bij ernstige spreekrechtwaardige delicten altijd gevraagd moet worden of het slachtoffer gebruik wil maken van haar of zijn spreekrecht. Zo ja, dan afdoening via dagvaarding. Ik wil uw Kamer nogmaals toezeggen dat ik de zorgen van uw Kamer over de positie van het slachtoffer in de procedure van de OM-strafbeschikking zal delen met het College van pg's. Ik zal het College verder vragen om hierover een duidelijk standpunt in te nemen.

Tot zover mijn inleiding en meteen dit aandachtspunt, voorzitter. Mag ik door naar het volgende kopje?

Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over het thema rechtspositie. Ja, we hebben de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet. Op 20 april 2021 heeft de Eerste Kamer de Wet uitbreiding slachtofferrechten aangenomen. Ik gaf net aan dat de wet gefaseerd wordt geïmplementeerd. Extra aandacht wordt besteed aan hetgeen de uitvoerende partners nodig hebben om deze wet tot uitvoering te kunnen brengen. Het past ook bij mijn ambitie om niet weer nieuwe rechten te introduceren, maar juist de bestaande slachtofferrechten goed tot uitvoering te brengen. In mijn gesprekken met de ketenpartners kent men mijn ambitie hierin. Ik merk dat dat ook bij hen in goede aarde valt, maar nu moeten we niet blijven praten, nu moeten we doen.

Enkelen van u noemden mijn houding zelfs «laconiek». Dat is het niet. Nogmaals, ik neem de signalen van de ketenpartners uit de samenleving meer dan serieus. Dat zijn SHN en de Nationale ombudsman, die ik ook vanmiddag weer spreek. Daarin neem ik dit soort punten mee en dan luister ik om te horen hoe we vanuit de praktijk de afspraken die we gemaakt hebben kunnen verbeteren.

Over capaciteitsproblemen bij het OM zijn een paar vragen gesteld. Het OM heeft twee moeilijke jaren achter de rug. Dan praat ik over de COVID-19-pandemie, want de naweeën daarvan voelt het OM wel degelijk. Daarom moet je het niet eerst zoeken in personeelscapaciteit. Ik ben het wel met het Kamerlid Van Nispen eens dat personeel in de strafrechtketen schaars is, maar ik weet dat het OM er alles aan doet om de kwaliteit van het werk op peil te krijgen en te houden.

Daarnaast kennen velen van u het regeerakkoord. U weet dan ook dat we 200 miljoen hebben vrijgemaakt om juist die strafrechtketen te verbeteren op verschillende plekken. Daarover ben ik ook in gesprek met alle ketenpartners.

Dan is er een vraag gesteld over de modernisering van het geweldscriterium maar ook, door Kamerlid Slootweg, over de wet seksuele misdrijven. Laat ik vooropstellen dat de voorstellen van de commissie-Donner nader worden uitgewerkt. Die nieuwe zedenwet heeft gevolgen voor de praktijk van het schadefonds, net als overigens de uitwerking van de adviezen van de commissie-Donner. We zijn momenteel ook bezig met het wegen van opties voor uitkeringen aan slachtoffers van zedendelicten, zodat die ook aansluiten bij de praktijk. Uw kernvraag is eigenlijk welke instantie het nu gaat uitvoeren en uitkeert. Ik bekijk of besluitvorming over modernisering van het geweldscriterium naar voren kan worden gehaald. Ik wil ook graag dat dat parallel loopt met de inwerkingtreding van de wet seksuele misdrijven. Ik verwacht dat de wet het najaar richting de Tweede Kamer gaat. Ik zit nu wel even op de stoel van mijn collega, de Minister van Justitie en Veiligheid, maar we werken samen in één departement.

De voorzitter:

De heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Heeft de Minister over de schadevergoeding gezegd wat hij wilde zeggen of komt dat zo nog terug?

Minister Weerwind:

Ik ga daar later op in, meneer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Het komt nog. Dan wacht ik even.

De voorzitter:

Dan zal ik deze niet noteren als een interruptie. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Ik kom bij het verstrekken van het vonnis aan het slachtoffer. Enkele leden hebben gevraagd hoe het kan dat het slachtoffer vaak het vonnis zelf niet ontvangt. Ik was even verbaasd en ik heb het zojuist ook nagevraagd. Het vonnis moet eigenlijk altijd aan het slachtoffer of aan de advocaat van het slachtoffer verstrekt worden. Dat is een taak van het Openbaar Ministerie. Ik geloof dat het OM daar de zogenaamde slachtoffercoördinatoren voor heeft en die zijn zelfs versterkt met 40 fte. Ik heb goed gehoord wat u daarover zegt. In de toekomst – want we zijn ermee bezig en de doelstelling is om dat in het eerste kwartaal van 2023 geregeld te hebben – is dit een taak die het CJIB uitvoert. Op het moment dat het CJIB die taak gaat uitvoeren, valt het onder mijn verantwoordelijkheid. Soms krijg ik een erfenis uit het verleden. Dit is een taak die naar mij toe wordt geschoven. U mag dan ook verwachten dat ik heel scherp zal kijken naar de procesgang daaromtrent. Ik wil bij deze overgang ook weten waar we staan, een soort van nulmeting, en hoe we in toekomst daarmee omgaan.

De heer Ellian (VVD):

Ik moet een interruptie of een vraag opofferen. Dit gaat eerlijk gezegd mijn verstand te boven, want het CJIB kan alleen betrokken zijn als er een uitvoering van de schadevergoedingsmaatregel aan de orde is. Maar het punt dat ik maakte, is dat het slachtoffer nou juist in alle gevallen automatisch een afschrift van het vonnis zou moeten krijgen. Immers, het slachtoffer is degene jegens wie het strafbare feit is gepleegd. Niet elk slachtoffer heeft een advocaat. Slachtoffers laten zich vaak bijstaan door Slachtofferhulp. Ik hoorde de Minister zeggen dat dat via het Openbaar Ministerie of het CJIB gaat, maar waar ik naartoe wilde, is of we niet met elkaar kunnen regelen dat het slachtoffer in alle gevallen een afschrift van het vonnis krijgt. Dat lijkt mij eerlijk gezegd een primaire taak van de rechtspraak. Immers, zij maken het vonnis op.

Minister Weerwind:

Ik ben het eigenlijk met de heer Ellian eens. Dit is ook al zo geregeld. Dit is een staande werkelijkheid. Alleen moet het dan wel in de praktijk gebeuren. U geeft mij duidelijke signalen dat het in de praktijk niet gebeurt. Dat leidt er bij mij toe dat ik die vraag ook ga stellen.

De voorzitter:

Misschien is het goed – ja, dat was ook precies mijn vraag, maar die bespaar ik u – dat we dan even kijken in welke vorm dat gaat gebeuren.

Minister Weerwind:

Om deze Kamer niet te overvallen met te veel papier, waar u, zoals ik heb begrepen, ook niet op gesteld bent, zal ik dit meenemen in de voortgangsrapportages die eraan komen. Daarin zal ik er duidelijk over uitweiden.

De voorzitter:

Ik zie hier geknik. Gaat u verder. Heel goed.

Minister Weerwind:

Dan is mij de vraag gesteld: erkent u dat slachtoffers geen recht wordt gedaan? Ik dacht dat de vraag van het Kamerlid Van Nispen kwam. De afgelopen tien jaar hebben slachtoffers een betere positie en meer rechten gekregen. Ik zie dat als een goede ontwikkeling, maar nogmaals, ook ik merk dat het in de praktijk niet altijd naar behoren werkt. U heeft in mijn Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022–2025 kunnen zien dat ik het accent juist op de uitvoering leg. De signalen die u mij geeft, zijn duidelijk. Dat betekent dat ik naar de context kijk. Ik haal ook weer het verhaal aan dat de heer Sneller vertelde. Dat is de werkelijkheid waarin ik sta. Maar ik vind wel: afspraak is afspraak. Die moeten ze nakomen. Ik wil daar progressie in zien, niet anders.

Ik wil ze ergens toch ook in bescherming nemen. Ik zie dat de politie nu heel actief bezig is met het verbeteren van de individuele beoordeling. Ik zie dat het OM werkt aan een verbeterplan voor slachtofferrechten. Ik waardeer dat. Maar tegelijkertijd hebben ze ook professionele partners. We hebben de slachtoffers centraal staan. Daar gaat het over. Dat is niet alleen de verantwoordelijkheid van mij, maar ook van de keten. Daar spreek ik ze op aan. Het is en-en.

Meneer de voorzitter. Ik ben ingegaan op de motivering van de strafvonnissen. Nee, daar ben ik niet op ingegaan. Ik zal mevrouw Helder wat meer recht doen. In de eindrapportage Meerjarenagenda Slachtofferbeleid heb ik uiteengezet op welke wijze ik invulling heb gegeven aan de motie van het lid Helder. Binnen de rechtspraak is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het schrijven van leesbare vonnissen en het zorgdragen voor een heldere motivering. Daarnaast moet de rechter ook nu al alle relevante belangen in ogenschouw nemen, waaronder die van het slachtoffer. Als de rechter sterk afwijkt van de eis van het Openbaar Ministerie, zal de rechter dat moeten motiveren in het vonnis. In de praktijk wordt vaak al specifiek ingegaan op delen uit de verklaring van slachtoffers of nabestaanden. Ik hoor uw signaal. Ik kan niet anders dan met uw signaal teruggaan naar de Raad voor de rechtspraak om het signaal over te brengen en hier aandacht voor te vragen.

Voorzitter, tot zover het kopje rechtspositie.

Ik ga naar de bescherming van slachtoffers. Die bescherming kan zowel slaan op de bescherming van gegevens van slachtoffers in een strafdossier als op de bescherming van lijf en leden, fysiek. Ook hier kies ik voor verbetering van het bestaande instrumentarium en het steken van energie in een goede uitvoering. Daar moeten we het nodige voor doen.

We hebben een inspectierapport ontvangen over de inzet van het instrument van de individuele beoordeling. Dat zou ervoor moeten zorgen dat er structurele aandacht is voor kwetsbare slachtoffers. Dat rapport geeft bij mij reden tot zorg over de uitvoering. Ik weet dat er aan verbetering wordt gewerkt. Ik heb daar kond van gedaan in de Meerjarenagenda, maar ik wil nu iets dieper ingaan op de verschillende vragen die hierover gesteld zijn.

Ik start met de vragen van het Kamerlid Van Nispen. Er wordt mij om snelheid gevraagd, om vaart. Vanuit uw positie begrijp ik dat zeer. Ik ben niet een man die procesantwoorden wil geven of vertragingstechnieken wil inbouwen, integendeel. Maar als ik deze Kamer iets toezeg, wil ik het ook kunnen doen. Vergeef me dus dat ik af en toe echt kijk naar de praktijk: wat kan ik oppakken en uitvoeren? Maar ik wil u wel meenemen in de verbeterslagen. Ik wil u ook laten zien dat het daadwerkelijk landt.

Ik weet dat de Minister van Justitie en Veiligheid haar standpunt over de inrichting van een meldpunt aan uw kenbaar zal maken, nadat de commissie-Hendriks in dit najaar een eindrapport oplevert. Met dit rapport en het rapport van het Landelijk Expertisecentrum Bijzondere Zedenzaken, dat vanuit het WODC in het najaar verschijnt, krijgt u een integraal beeld. Daarmee kan nut en noodzaak van een eventueel meldpunt worden gewogen. Dat is conform de motie-Van Nispen/Van Wijngaarden. Wanneer slachtoffers in gesloten gemeenschappen strafbare praktijken meemaken, kunnen ze altijd aangifte doen bij de politie. Ik kijk ook naar Slachtofferhulp Nederland. Zij kunnen begeleiding bieden. Zij kunnen deze slachtoffers ook ondersteunen en faciliteren. Slachtoffers kunnen met hun zorgvragen natuurlijk ook terecht bij de huisarts.

Sprekend over gesloten gemeenschappen, kom ik bij het begrip uitsluiting of shunning, zoals ik het lees. Het uitsluiten van ex-leden van een gesloten gemeenschap kan grote gevolgen hebben voor betrokkenen. Daar sluit ik mijn ogen niet voor. Ik herinner mij dat ik daar uitputtend over heb gesproken met iemand uit een gesloten gemeenschap die daarover een boek heeft geschreven. Ik neem die problematiek serieus. De schadelijke praktijken die samenhangen met shunning, kunnen mogelijk ook via het civiele recht of het strafrecht worden aangepakt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan psychisch geweld, psychische mishandeling, het opzettelijk benadelen van de gezondheid, dwang, bedreiging, smaad, laster of het aanzetten tot haat of zelfs discriminatie en opruiing. Ik heb begrepen dat het comité tegen shunning aangifte heeft gedaan. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bezien of het tot een strafzaak komt. Ik kan niet op die stoel gaan zitten.

Ook om meer te horen over de gevolgen van shunning, zal er een gesprek plaatsvinden tussen leden van het comité en vakambtenaren van het departement. Ik heb het WODC verder gevraagd om in de zomer van 2022 een onderzoek naar uitsluiting van ex-leden door gesloten gemeenschappen te starten. Ik kijk ook naar de wetgeving en de praktijk, niet alleen in Nederland maar ook in andere landen. Ik ben afhankelijk van het WODC voor wanneer het onderzoek gereed is, maar dat zal zeker in 2023 zijn. Laat ik daar helder over zijn. Ik zal de onderzoekers nadrukkelijk vragen om in gesprek te gaan met de vertegenwoordigers, ook van de Jehova's getuigen, zodat ook hun standpunt wordt meegenomen in het onderzoek. Aan de hand van de resultaten van het WODC-onderzoek zal ik het kabinet vragen om te bekijken wat we nog meer kunnen doen: wat kunnen we doen om slachtoffers van shunning te helpen? Een eventuele wenselijkheid van strafbaarstelling zal ik dan pas wegen. Ik wacht de resultaten van het onderzoek af. Dan zal ik kijken wat de vervolgstappen zijn die u van mij mag verwachten in dezen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank voor de beantwoording. Ik begrijp wat de Minister zegt: mogelijk hebben deze mensen iets aan het civiele recht of aan het strafrecht. Dat zullen we moeten afwachten. Er komt ook een onderzoek. Dat is dan over meer dan een jaar gereed, en dan wordt er nog eens nagedacht of er wel of niet een wettelijke strafbaarstelling moet komen van dit soort walgelijke praktijken – want dáár hebben we het over. Deze mensen zijn verstoten. Ze worden gewoon met de nek aangekeken, alsof ze er niet zijn. Ze zijn sociaal doodverklaard. Ik snap de aanpak van de Minister, maar tegelijkertijd heeft het voor mij wel iets ongemakkelijks. Je zult namelijk maar zo'n slachtoffer zijn en vandaag te horen krijgen: mogelijk heeft u iets aan de huidige wet, maar als dat niet zo is, dan gaan we over een jaar naar een onderzoek kijken en nadenken over of we de wet moeten wijzigen. Concreet is de vraag aan de Minister dus: wat hebben slachtoffers daar vandaag de dag aan? Dat wil ik toch bij de Minister neerleggen. Wat kan de Minister nu voor slachtoffers betekenen?

Minister Weerwind:

Ik ben zelf van mening dat ze wat aan de huidige wet- en regelgeving hebben. En ik wil dit punt nogmaals onder de aandacht brengen bij het Openbaar Ministerie en zeker in een gesprek met het College van pg's – het wordt een volle agenda – waar ik dit punt onder de aandacht zal brengen. En ik zal ook vragen: klopt het, zie ik het goed, zie ik het scherp en houdt u mij eens op de hoogte hoe het verloopt. Natuurlijk heeft ieder z'n eigen verantwoordelijkheid, maar ik ga toch vragen om geïnformeerd te worden.

De voorzitter:

Ja? Meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik wil eigenlijk niet nog mijn tweede laatste vraag ...

De voorzitter:

Nee, nee, nee.

De heer Van Nispen (SP):

... maar ik stel dit puur als procesvraag. Kunnen we over dat gesprek ook geïnformeerd worden en daarbij ook precies de onderzoeksreikwijdte van het WODC-onderzoek?

Minister Weerwind:

In de voortgangsrapportage neem ik mee: het onderzoeksrapport omdat ik dat eigenlijk in de zomer wil opstarten, want ik heb haast. Ik wil tempo maken. Dus dan krijgt u – ik kijk even – midden in de zomer of vlak na de zomer van mij te horen hoe de onderzoeksopdracht eruitziet. Voldoe ik daarmee aan de wens van het Kamerlid Van Nispen, meneer de voorzitter?

De voorzitter:

Ja, het gaat ook over het gesprek met het OM. Als u dat ook meeneemt, dan is de heer Van Nispen voorlopig weer tevreden.

Minister Weerwind:

Dat neem ik nadrukkelijk mee in de voortgangsrapportage. Ik geef u aan hoe dat verloopt. Maar u helpt mij dan ook. Ik zie het ook als een steun in de rug van de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Dank u wel. Dan kom ik bij het woonverbod. Ik heb daar eerder met het Kamerlid Eerdmans over gesproken. Meneer Eerdmans, ik kan u nu verzekeren – in uw richting natuurlijk via de voorzitter – dat ik uw motie heb bestudeerd. Laat ik dat vooropstellen. U hoorde mij eerder zeggen dat ik geen aanleiding zie om een woonverbod in te voeren. Ik zei immers in een eerdere bespreking dat het Nederlandse stelsel al verschillende varianten van een woonverbod kent. Ik denk dan maar aan een locatieverbod als bijzondere voorwaarde bij bijvoorbeeld een voorwaardelijke veroordeling of bij de voorwaardelijke invrijheidstelling. Daarbij geldt sinds de inwerkingtreding van de Wet langdurig toezicht dat de proeftijd telkens kan worden verlengd waarmee het locatieverbod voor de tijd van die verlenging kan blijven gelden. Maar er moet dan wel sprake zijn van een recidiverisico of ernstig belastend gedrag jegens het slachtoffer. Daarnaast kan sinds de Wet langdurig toezicht een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd. In het kader van deze zelfstandige maatregel kan een verhuisplicht of een verbod om zich in een bepaald gebied te vestigen als bijzondere voorwaarde worden opgelegd.

Ik heb een vergelijking getrokken naar aanleiding van uw eerdere opmerking tussen het Nederlandse systeem en het Belgische systeem. Ik herinner mij dat het Kamerlid Eerdmans aangaf dat het Nederlandse systeem wat dat betreft achterloopt. We zouden daar een goed voorbeeld aan kunnen nemen en ik ben altijd in voor best practices. Maar ik constateer dat het Nederlandse systeem meer mogelijkheden biedt voor de duur van het woonverbod. Ook de reikwijdte van de Nederlandse wetgeving is ruimer. Voor alle zeden-, alle zware geweldsmisdrijven in Nederland ten opzichte van zedenmisdrijven en minderjarige slachtoffers in België is het veel ruimer hoe wij dat geregeld hebben.

Dan kom ik tot mijn slotsom. Gelet op deze mogelijkheden en de vergelijking met België ben ik van mening dat ons huidige systeem voldoende mogelijkheden biedt om daders uit de woonomgeving van slachtoffers te weren. Ik kijk naar de evaluatie van de Wet langdurig toezicht met het oog op borging van slachtofferrechten of het ook daadwerkelijk in de praktijk goed werkt. Ik heb u toegezegd dat ik u in het najaar vóór de begrotingsbehandeling in november dit jaar daarover ook weer informeer. Constateer ik tekortkomingen? Dan ben ik echt bereid om te bewegen en actie te ondernemen.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik zal mijn best gaan doen. De Minister zegt dat hij bereid is om tekortkomingen in te zien. Het gaat mij om de garantie. Het gaat puur om het feit dat de huidige praktijk toch een verlenging van een locatieverbod is, zoals u zelf ook zei. Het hangt af van de recidivedreiging. Bij slachtoffers gaat het erom: ben ik verzekerd van het niet hoeven ontmoeten van de dader, de moordenaar van mijn kind, als die dader, die moordenaar, weer bij mij in de gemeente komt wonen? Daar gaat het over. Ik heb België genoemd, maar het gaat meer om de vaststelling. Moeten we de wet niet zo wijzigen dat het niet gaat om een tijdelijke verbanning of een verbanning die afhankelijk is gesteld van risico's, maar juist om de zekerheid voor slachtoffers, nabestaanden: ik ga de moordenaar van mijn kind niet meer ontmoeten, tenzij ik dat zelf zou willen? Die ongewilde confrontatie is zó pijnlijk en zó ingrijpend. Dat noemen we dan «secundaire victimisatie». Maar dat is het wel voor slachtoffers en nabestaanden. Dus toch even die principiële vraag: vindt u niet dat slachtoffers en nabestaanden daarin geholpen zouden moeten worden? Geen confrontatie met moordenaars na de straf.

Minister Weerwind:

Ik waardeer de uitleg die de heer Eerdmans geeft. Ik heb net aangegeven dat het eindeloos verlengd kan worden. Maar meneer Eerdmans treft mij als hij zegt: ik wil geen confrontatie tussen het slachtoffer of de nabestaanden van het slachtoffer en de dader. Ik kan niets voor honderd procent uitsluiten. U kunt dat ook niet. Wereldwijd kunnen we dat niet. Tegelijkertijd ben en blijf ik van mening dat de Nederlandse wet- en regelgeving dit goed geborgd heeft. U zegt dat het verbeterd kan worden. Daarom wilt u het verankeren in de wet. Ik denk dat, als een dader zijn straf heeft uitgezeten, het zaak is dat hij weer in de samenleving ontvangen kan worden en weer kan starten. Maar ik wil mijn ogen niet sluiten voor de pijnlijke confrontatie waarover u spreekt, vanuit de optiek van het slachtoffer. Dan zoek ik naar een goede balans. Laat mij onderzoeken en in kaart brengen of de verlenging goed werkt, goed functioneert, in de praktijk. Doet die dat niet, dan wil ik bij u terugkomen om te kijken of we zaken moeten verankeren. Maar laten we niet meteen zaken wettelijk verankeren en dicht proberen te timmeren.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Ik kom op de «three strikes and you're out»-benadering. Laat ik vooropstellen dat ik wederom het WODC heb gevraagd om onderzoek hiernaar te doen en om te werken aan een startnotitie. Ik weet dat de laatste voorbereidende vragen worden uitgewerkt. Wanneer spreek je van recidive? Wat zijn ernstige geweldsmisdrijven? Het moet gewoon duidelijk zijn. Ik doel op een goede en concrete begripsomschrijving. Rondom de zomer van 2022 zal ik de Kamer per brief informeren over de uitvoering en planning van het onderzoek.

Zowel Kamerlid Van der Staaij als Kamerlid Ellian hebben mij gevraagd naar de privacy van slachtoffers. Ik ben mij bewust van de knelpunten op het gebied van privacy van slachtoffers in het strafproces. Het amendement-Van Wijngaarden in de Wet uitbreiding slachtofferrechten wijzigt artikel 149a van het Wetboek van Strafvordering en bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur in bepaalde gevallen bepaalde gegevens in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer niet in het procesdossier worden opgenomen. Samen met de politie, het Openbaar Ministerie en Slachtofferhulp Nederland heb ik het afgelopen – wat is het? – halfjaar gewerkt aan het bepalen van de reikwijdte en de impact van het amendement. In de voortgangsrapportage wil ik duidelijk zijn over wat dat betekent. Ik vind het namelijk buitengewoon complex en lastig, omdat het over meerdere ketenpartners gaat. Maar ik wil wel dat de bescherming van de persoonsgegevens van het slachtoffer goed geborgd is. Als de rechter dat nodig heeft om een vonnis te kunnen uitspreken, hoe zorg je er dan voor dat de contactgegevens van het slachtoffer echt veilig zijn? Ik weet – ik kijk even naar rechts – dat een slachtoffer andere adresgegevens kan doorgeven. Dat heet domiciliekeuze, zo hoor ik nu; ik word geholpen door advocaten. Dat is een keuze. Maar werkt het ook in de praktijk? U hoort mij continu teruggaan naar de praktijk.

Er is mij ook gevraagd om een reflectie te geven op de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor strafvordering seksueel misbruik van minderjarigen. Dit valt onder de portefeuille van mijn collega de Minister van Justitie en Veiligheid. Ik weet dat tijdens het tweeminutendebat Seksueel geweld en kindermisbruik van 14 april met uw Kamer besproken is dat het Openbaar Ministerie die richtlijn gaat evalueren. De Minister heeft over het belang gesproken. Ze heeft het ook geduid in de overlegvergadering die zij had met het Openbaar Ministerie, alles in lijn met de motie-Stoffer/Van der Staaij, die op 14 april is aangenomen. Daar geeft zij uitvoering aan. Ik weet dat het nu van belang is dat de evaluatie wordt afgewacht. Van mijn collega heb ik begrepen dat u voor de zomer geïnformeerd wordt over de afdoening van de genoemde motie.

Dan privacy in de media. Dat is een geweldig punt. Ik mocht een opening doen tijdens een congres over slachtoffers. Toen heb ik nadrukkelijk over die privacy gesproken. Ik ben ook blij dat dit punt aan de orde wordt gebracht. Ten aanzien van de privacy van slachtoffers in de media heb ik gekozen – die inleidende woorden heb ik toen ook gebezigd op dat congres – voor een bewustwordingstraject. Dat is dan ook uitgevoerd door Fonds Slachtofferhulp. Fonds Slachtofferhulp heeft meerdere activiteiten georganiseerd, u welbekend. Journalisten, wetenschappers, ervaringsdeskundigen en slachtofferadvocaten zijn met elkaar het gesprek aangegaan. Dat leidt weliswaar tot waardevolle inzichten over de rol van de pers bij de bescherming van de privacy van slachtoffers. 22 februari, de Europese Dag van het Slachtoffer, is ook afgesloten met een onlinesymposium over privacy in de media. Ik kan alleen maar hopen dat die geleerde lessen en aanbevelingen leiden tot een houding, een houding en een verantwoordelijkheid die de media ook moeten nemen. Het is belangrijk om met alle betrokkenen het gesprek te blijven voeren over privacy van slachtoffers in berichtgeving, maar ook om de ervaringen van slachtoffers en nabestaanden te betrekken van hoe een misdrijf dat een bepaalde familie jaren geleden is aangedaan, door een actualiteit, door namen te noemen of te refereren aan dat verleden weer helemaal tot leven komt, nadrukkelijk. Vanuit hier, vanuit deze commissie, spreek ik media erop aan om zich daarvan bewust te zijn. Ik omarm uw vraag. Ik zal dat ook continu blijven doen en bezigen waar ik kan.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoor de Minister zeggen dat hij hoopt dat het leidt tot een veranderende houding. Dat hoop ik ook, maar ik vroeg dit ook al toen we nog in debat waren over slachtofferzaken met Staatssecretaris Teeven, dus het duurt al een hele tijd. Nog altijd wordt er in de media gewoon de volledige naam van slachtoffers gebruikt. Hoop doet leven, zegt men. Ik weet dat de Minister zijn best doet, maar ik wil toch een iets strengere houding aannemen. We hoeven het niet in de wet vast te leggen, maar kunnen we hier niet ietsjes meer inzet op plegen dan alleen maar hopen dat het leidt tot een veranderende houding? Misschien kan het een beetje geturfd worden en kan het aan de orde komen in een voortgangsgesprek, want zoals het nu gaat, leidt het helemaal niet tot zelfreinigend vermogen bij de media. Daar gaat de Minister niet over, maar toch vind ik dit te weinig.

Minister Weerwind:

Dank voor deze uitdaging die het Kamerlid Helder mij geeft. Ik weet dat hier aandacht voor is op de School voor Journalistiek, maar dat zijn incoming journalisten. Ik ga het gesprek aan met mijn collega, de Staatssecretaris van OCW, waar het mediabeleid onder valt. Zij zal ongetwijfeld met zekere regelmaat met hoofdredacteuren van de media spreken. Ik zal haar vragen om dit onderwerp nadrukkelijk op de agenda te plaatsen, en dat met hen te bespreken in de geest zoals wij erover denken en praten met elkaar. Laat ik daar dan ook kond van doen. Dat komt vervolgens weer terug in de voortgangsrapportages. Zo kunnen we elkaar volgen en scherp houden.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Helder knikken. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Dan de vraag of slachtoffervoorzienig in de rechtbank in de praktijk goed geregeld is, zodat een slachtoffer een dader daar niet hoeft tegen te komen. Binnen elke zittingszaal is vooraf een vastgestelde plek gecreëerd waar slachtoffers kunnen plaatsnemen. Die is zo gepositioneerd dat ongewenste confrontaties kunnen worden vermeden. Bodes, rechters en officieren van justitie zijn op de hoogte van deze plek voor het slachtoffer.

Voorzitter. Met uw permissie wil ik doorgaan met het thema schadeverhaal. Het is van groot belang dat slachtoffers de schade als gevolg van een strafbaar feit kunnen verhalen op hun dader. Dat is belangrijk voor zowel materieel als immaterieel herstel van slachtoffers. Het is ook een vorm van erkenning. Het uitgangspunt voor schade als gevolg van een strafbaar feit blijft om zo veel mogelijk schade op een dader te kunnen verhalen. Het stelsel van voorzieningen dat hiervoor moet zorgen, is aan onderhoud, aan herijking toe. Het rapport van het adviescollege onder leiding van Piet Hein Donner is daar duidelijk over. De voorstellen die in het rapport van het adviescollege worden gedaan, worden nu doorberekend op uitvoerbaarheid en financiële impact. Ik verwacht dat ik aan het einde van het jaar op basis van deze doorrekening met een integrale inhoudelijke beleidsreactie kan komen op deze voorstellen. Laat ik duidelijk zijn. Ik besef dat de aanbevelingen van de commissie-Donner op onderdelen verstrekkend zijn. Ik weet ook dat ze fors verweven zijn en in onderlinge samenhang bezien moeten worden. Ik betrek de ketenpartners dan ook nadrukkelijk bij een stuk uitwerking van de verschillende voorstellen. Ik kan erover uitweiden, maar laat ik het hierbij houden.

Over de Wet seksuele misdrijven en modernisering van het geweldscriterium heb ik mijns inziens al iets opgemerkt.

De heer Eerdmans stelde een vraag over het Schadefonds Geweldsmisdrijven en psychisch leed. Samen met betrokken ketenpartners worden de voorstellen van de commissie-Donner uitgewerkt, zo heb ik net aangegeven. De gevolgen voor slachtoffers door uitvoeringsorganisaties en de benodigde kosten worden in beeld gebracht. Dat is allemaal ten behoeve van echt goede politieke besluitvorming. Het voorstel nabestaanden minder snel een tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven te onthouden vanwege een eigen aandeel van het slachtoffer van een levensdelict neem ik daarbij heel nadrukkelijk in beschouwing. Ik verwacht dat ik eind 2022 een beleidsreactie naar de Tweede Kamer kan en wil sturen. Als ik nu al op de inhoud vooruitloop, overspeel ik mijn hand. Ik heb het nu in de tijd geplaatst en ik heb een toezegging gedaan.

Dan de beschermde titel van schade-experts. Waarom heeft het kabinet niet voorzien in tuchtrecht voor alle professionals in de letselschadebranche? Ik dacht dat die vraag afkomstig was van Kamerlid Mutluer. Wettelijk tuchtrecht is alleen mogelijk voor een eenduidige beroepsgroep. Je moet wel een gezamenlijk normenkader hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan de advocaten. Je ziet dat een diverse groep professionals is betrokken bij de afwikkeling van letselschade: advocaten, medisch adviseurs, arbeidsdeskundigen enzovoort, enzovoort. Eén wettelijk tuchtrecht voor alle professionals is niet mogelijk. Daarbij geldt dat veel van de professionals in de letselschadebranche al zijn onderworpen aan tuchtrecht van hun eigen beroepsgroep. Ik noemde net al de advocaten, maar ik kan ook de registerexperts noemen. Voor beroepsregulering moet je ook bepalen wie de schade-expert is. Ik besef dat het hele register iets vrijwilligs is. Ik kan daar flink over uitweiden en ik kan aanhalen wat de Universiteit Utrecht daarover heeft opgemerkt, maar laat ik het volgende vooropstellen. Ik stel uw Kamer nadrukkelijk het volgende voor. Ik zie dat steeds meer beroepsgroepen zich aansluiten bij het keurmerk dat we bedacht hebben sinds 1 januari 2021, het Nationaal Keurmerk Letselschade. Ik zie dat de professionals zich committeren aan die geldende kwaliteitseisen, maar natuurlijk ook aan het tuchtrecht binnen hun eigen beroepsgroep. Voordat ik als overheid continu alles probeer te vatten in regels en procedures, heb ik gekozen voor de weg van zelfregulering. Die zelfregulering wil ik hier ook op loslaten, maar ik wil wel zien welke beroepsgroepen zich nog niet hebben aangesloten en wat hun argumenten en redenen daarvoor zijn. Ik wil dat nadrukkelijk monitoren. Ik wil de barometer medio 2023 hebben. Dan wil ik weten hoe het gaat, waar we staan en hoe het loopt. Dan wil ik een keuze maken of ik door moet pakken ja of nee en welke middelen dan voorhanden zijn. Zo wil ik hiermee omgaan.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer heeft daar een vraag over.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Allereerst dank. Ik wist even niet waar de Minister naartoe wilde gaan met deze vraag. Als je het Nationaal Keurmerk Letselschade hebt, garandeert dat niet dat je als slachtoffer te maken hebt met een schade-expert die onder het tuchtrecht valt. U wilt het monitoren. Ik ben benieuwd hoe u dat wilt gaan doen, want dat lijkt mij best wel een ingewikkelde zaak. Ik neem aan dat u dat terugkoppelt via de voortgangsrapportage. De volgende stap zou naar mijn beleving zijn dat je het echt anders organiseert als het niet goed geregeld kan worden, wat ik overigens een gemiste kans zou vinden, omdat het een hiaat is.

Minister Weerwind:

Ik wil die keten heel scherp in beeld hebben. Welke beroepsgroepen zijn hier met name bij betrokken en welke beroepsgroepen hebben zich nog niet aangesloten bij dat Nationaal Keurmerk Letselschade? Dan wil ik daarmee in gesprek gaan om te weten wat de argumenten daarvoor zijn. Ik kies voor de dialoog. Als ik die argumenten niet sterk genoeg vind en ze wel een belangrijke actor zijn binnen de hele letselschadeketen, dan moet ik dat constateren en dan koppel ik dat terug in de voortgangsrapportage. Tegelijkertijd vraag ik dan mijn ambtelijke functionarissen en deskundigen om mij te adviseren over welke stappen ik dan kan ondernemen, hoe ik zaken zou kunnen verankeren en welke middelen voor mij beschikbaar zijn. Zo probeer ik de zaak scherp te volgen, mevrouw Mutluer.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Dan een vraag over de uitvoering van de motie over de verankering Gedragscode Behandeling Letselschade. De Minister van Financiën heeft aangegeven dat de verankering van de Gedragscode Behandeling Letselschade samen met de verankering van het tuchtrecht onderdeel wordt van de reguliere wijzigingscyclus op het terrein van de financiële markten. Wat ik begrepen heb is dat de consultatie van de wijzigingswet met de verankering van het tuchtrecht in april dit jaar gestart is. De verankering van de Gedragscode Behandeling Letselschade vindt dan ook plaats in lagere regelgeving. De Minister van Financiën streeft ernaar de verankering van de Gedragscode Behandeling Letselschade en de verankering van het tuchtrecht uiterlijk 1 januari 2024 af te ronden.

Voorzitter. In welk opzicht heeft een slachtoffer baat bij het betalen voor dossiers bij letselschadezaken? Om vraag en aanbod van juridische diensten goed op elkaar te laten aansluiten is het onder omstandigheden mogelijk dat een beloning wordt toegekend of ontvangen voor het verkrijgen of doorverwijzen van opdrachten. Uitgangspunt is dat een letselschadeslachtoffer een vrije keuze heeft en uiteindelijk terechtkomt bij de meest geschikte belangenbehartiger. Bij het verkopen van data van slachtoffers, van gegevens van slachtoffers, moet voldaan worden aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dat betekent dat slachtoffers in de regel toestemming moeten geven voor het verstrekken van hun gegevens aan anderen.

Voorzitter. De heer Ellian stelde mij ook de vraag hoe wij vat krijgen op het ongereguleerde deel. Ik ben daar net op ingegaan; ik weet niet of mijn antwoord afdoende is of dat de heer Ellian meer aanvullende informatie wenst. Ik ga een poging doen. Het Nationaal Keurmerk Letselschade is dan een overkoepelend kwaliteitskeurmerk voor alle professionals in de branche. Voor slachtoffers dient dit keurmerk als waarborg voor kwalitatief goede bijstand. Het is op 1 januari 2021 gestart. Ja, steeds meer organisaties en belangenbehartigers sluiten zich bij het keurmerk aan. Hoe meer bekendheid het keurmerk krijgt, hoe meer slachtoffers gebruik zullen maken van belangenbehartigers die bij het keurmerk zijn aangesloten. Hiermee wordt het voor belangenbehartigers mijns inziens steeds aantrekkelijker om keurmerkhouder te worden en te voldoen aan de gestelde eisen. Ik heb u net voorgesteld om dat keurmerk zijn waarde eerst in de praktijk te laten bewijzen. Zie ik aanleiding om nu onderzoek te doen naar misstanden? Veel professionals in de letselschadebranche voldoen aan de geldende kwaliteitseisen. Ze zijn ook onderworpen aan het tuchtrecht van hun beroepsgroep. Bovendien blijkt uit onderzoek van de Universiteit Utrecht naar langlopende letselschadezaken uit 2020 dat slachtoffers ook aangeven dat ze in algemene zin tevreden zijn over hun belangenbehartiger. Ik weeg dat mee. Dat wil niet zeggen dat dat altijd goed gaat; laat ik dat vooropstellen. Maar ook blijkt uit dit onderzoek dat belangenbehartigers de lange duur van schadeafhandeling doorgaans niet veroorzaken. Daar liggen andere redenen aan ten grondslag. Ik neem dat mee. Tot zover mijn opmerkingen over dit onderwerp.

Voorzitter. Ook zijn er vragen gesteld door de heer Van der Staaij over de toetsing van het eigen vermogen. Is dat niet makkelijk te omzeilen? En hoe vindt daar toezicht op plaats? Samen met de betrokken ketenpartners zijn we bezig met de voorstellen van de commissie-Donner, die daar ook betrekking op hebben. De beleidsreactie volgt eind 2022 en komt vervolgens naar de Kamer. Dit onderwerp, de toetsing van inkomen en vermogen, neem ik daarin mee.

Voorzitter. Dan ben ik bij het thema schadeverhaal. Neem me niet kwalijk, het thema ondersteuning van slachtoffers. Organisaties zoals Slachtofferhulp Nederland en het Schadefonds Geweldsmisdrijven, de slachtoffercoördinatoren van het OM, familierechercheurs van politie maar ook vele, vele anderen die ik nu niet noem, zetten zich er dagelijks voor in om slachtoffers van criminaliteit te ondersteunen: bij het doen van aangifte, bij het uitoefenen van spreekrecht et cetera. Soms heeft die ondersteuning de vorm van psychosociale ondersteuning. Soms zeggen slachtoffers: nee, ik heb de behoefte aan juridische ondersteuning. Maar ik wijs ook naar extra kwetsbare slachtoffers. Denk bijvoorbeeld aan slachtoffers van seksueel geweld. Die kunnen ook specialistische hulp krijgen bij het Centrum Seksueel Geweld. Ik heb u verteld hoe ik daarmee omga in mijn meerjarenagenda. U hebt mij bijna allemaal gevraagd: hoe ga je om met nabestaanden die worden geconfronteerd met de reiniging van een vervuilde woning? Het is niet alleen schrijnend; ik vind het ook ernstig. Ik wil een eenduidige landelijke werkwijze. Dit moet geregeld worden. Dat ga ik doen. Ik ga dat uitvoeren. Wat ik zeg, wil ik wel nakomen, dus geeft u mij tot eind 2022 om dat te regelen en daar kond van te doen in uw richting. Daar moeten we helder over zijn. Het is pittig voor mij, want ik ben ook weer afhankelijk van anderen om dit op alle punten landelijk dekkend te maken. Maar ik vind gewoon dat het geregeld moet worden. Dus op dit punt mag u actie van mij verwachten.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat dit heel positief is. Dus de Minister zegt: dit gaat geregeld worden. Bedoelt hij daarmee dat nabestaanden voortaan de vervuilde woning niet zelf hoeven te reinigen dan wel zelf opdraaien voor de kosten? Is dat het punt waarvan de Minister nu zegt: dat ga ik oplossen, want dat vind ik dusdanig schrijnend dat daar een oplossing voor komt? Heb ik dat goed begrepen? Ik wil niet rupsje-nooit-genoeg zijn, maar ik vind dit wel dusdanig belangrijk dat ik denk: moet dat nou echt tot het eind van dit jaar wachten en zou dat ook niet iets eerder kunnen?

Minister Weerwind:

Ik wil dat het altijd gebeurt, dat het goed gebeurt en dat ik ook weet dat dit in de praktijk plaatsvindt. Ik had het liefste dat het al een halfjaar geleden was gebeurd. Maar voordat ik mijn hand overspeel: ik wil dit goed geregeld hebben en daar neem ik de tijd voor. Ik moet namelijk bekijken hoe ik dit ga betalen en hoe ik zorg voor een landelijk dekkend netwerk, en dat het snel gebeurt zodat er niet weken of maanden tussen liggen. Dus ja, ik zei: eind van dit jaar.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Weerwind:

De aanlevering van slachtoffergegevens aan Slachtofferhulp Nederland. Ik ben meer dan bekend met de problematiek. Tijdens het werkbezoek is met mij daarover gesproken. Een gedeeltelijke oplossing is al gevonden in de verruiming van de aanlevering van slachtoffergegevens door de politie aan Slachtofferhulp Nederland. De oplossing is erin gelegen dat slachtoffers van meer categorieën misdrijven door de politie nu naar Slachtofferhulp Nederland worden doorgeleid. Ook kijk ik samen met de politie hoe de verruiming van die doorgifte van slachtoffergegevens nu in de praktijk plaatsvindt. Ik verwacht die concrete informatie-uitwisseling tussen politie en Slachtofferhulp Nederland dit jaar te blijven volgen. Dit jaar moet dit gewoon geregeld zijn. Ik weet dat de privacy wet- en regelgeving hier ook een rol in speelt. Dat maakt het moeilijk. Ik heb dus niet alleen mijn privacyjuristen binnen het departement hiernaar gevraagd, maar ik vraag ook de Autoriteit Persoonsgegevens al aan de voorkant om hierover mee te denken en mee te praten zodat we het goed doen en dit geregeld is. Dit is namelijk echt een heikel punt.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik heb geen recht op een vraag, maar ik wil wel antwoord op de vraag die ik eerder heb gesteld.

De voorzitter:

Ga uw gang maar.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Het ging met name om de doorgifte van de gegevens vanuit het OM en niet zozeer vanuit de politie. Want die prop bij de politie, volgens mij komen ze daar wel uit, maar is het meer een principekwestie van het OM als het gaat om bepaalde gegevens. Zo hoor ik het tenminste; ik weet niet of de Minister dat herkent. Dus wilt u die vraag ook beantwoorden, die ik eerder heb gesteld?

Minister Weerwind:

Ik sprak over de politie en inderdaad ging uw vraag over het Openbaar Ministerie. Ik moet dit echt meenemen in het gesprek dat ik voer met het College van procureurs-generaal. Laat mij u dan toezeggen om na de zomer, als dat gesprek heeft plaatsgevonden, schriftelijk te laten weten hoe dat gesprek is verlopen en welke afspraken ik heb kunnen maken, of waar ik tegenaan gelopen ben.

De voorzitter:

Komt dat ook weer in de voortgangsrapportage?

Minister Weerwind:

Nee, ik zal het gewoon even via een briefje doen, denk ik. Dan is dit urgente punt van tafel. Ik denk dat het Kamerlid Mutluer een punt heeft.

Er is mij ook gevraagd hoeveel slachtoffers het slachtofferportaal hebben geraadpleegd. In 2021 waren dat er zo'n 65.000 tot 70.000, is mij verteld. Het slachtofferportaal is die extra onlinevoorziening waar slachtoffers gebruik van kunnen maken. Het blijft een taak van politie en OM om slachtoffers goed te informeren; laat ik daar helder over zijn. Wil men daar geen gebruik van maken, dan zijn er altijd andere manieren waarop ze geïnformeerd kunnen worden. Dat kan via een gesprek, via de telefoon of per post. Ik vind wel dat die informatie-uitwisseling goed moet plaatsvinden. Die zorg deel ik met u.

Meneer de voorzitter, tot zover het onderwerp ondersteuning. Er zijn nog wat overige punten. Herstelrecht. Onlangs heb ik een werkbezoek gebracht aan de rechtbank Den Haag. Aldaar heb ik intensief kennisgemaakt met herstelrecht en met mediation. Ik kan u aangeven dat ik de waardevolle kanten daarvan gezien heb, waardoor mijn intentie is om het gebruik ervan te stimuleren. Ik besef dat ik op 22 juni met u in debat ga over arbitrage, mediation en herstelrecht. Over herstelbemiddeling is mij zelfs gevraagd: verdient dit niet een prominentere plek? Als ik dat vind, hoe ga ik daar dan voor zorgen? Ik kijk naar artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering. Volgens mij ligt er al een wettelijke basis voor herstelbemiddeling. Maar het gaat nu om de praktijk. Papier is geduldig. Hoe zorg je ervoor dat het een prominentere plek krijgt? Ik stel voor dat we in het commissiedebat de diepte ingaan daarover, met de praktijkervaringen die ik heb opgedaan rond dit onderwerp.

Meneer de voorzitter. Kamerlid Van Nispen heeft ook gevraagd naar mediation in strafzaken. Het initiatief ligt bij het Openbaar Ministerie of de rechter. Hij vroeg mij of slachtoffers of de verdachten hierom vragen. Ziet de Minister mogelijkheden om dat te bevorderen? Zo heb ik de opmerking begrepen. Bij mediation in strafzaken is het altijd de officier van justitie of de rechter die ernaar verwijst. Het laat natuurlijk onverlet dat slachtoffers en verdachten altijd kenbaar kunnen maken dat ze gebruik willen maken van een herstelrechtvoorziening tijdens het strafrechtproces. Dan moet de rechter of de ovj daar daadwerkelijk rekening mee houden. Wanneer de officier van justitie of de rechter besluit om niet naar de mediation te verwijzen, of zelfs als partijen afzien van mediation in strafzaken, kan men altijd terecht bij Perspectief Herstelbemiddeling. Dader en slachtoffer moeten wel willen. Daar worden ze dan geholpen door een bemiddelaar. Die ondersteunt hen dan bij het gesprek.

U hoorde mij net aangeven dat ik een groot voorstander ben van zo'n herstelgesprek. Want ik mocht meekijken in de praktijk. Ik merkte dat het zowel voor de dader als voor het slachtoffer ongelofelijk veel rust geeft, zodat een slachtoffer weer in een straat durft te komen waar de dader woont, of omdat bepaalde vooroordelen wegvallen doordat het slachtoffer de dader anders ontmoet. Het heeft voor twee kanten een ongekende helende werking. Ik ben daar dus groot voorstander van.

Het Advocatenblad en vragen over het roulatiesysteem. Ik kan u verzekeren – dat zeg ik in antwoord op Kamerlid Slootweg – dat ik die geluiden vanuit de rechtspraak niet heb ontvangen. Ook ik heb het gelezen. Ik besef dat de rechtspraak onafhankelijk is in hoe rechters over rechtsgebieden heen worden ingezet. Daar ga ik niet over. Maar ik neem dit punt wel mee in mijn reguliere gesprek met de Raad voor de rechtspraak. Als dat echt een zorgpunt is, dan laat ik dat netjes terugkomen in de voortgangsrapportage. Anders wordt die heel dik, met alles wat ik binnenkrijg.

Kamerlid Van der Staaij heeft opmerkingen geplaatst over de doorlooptijden. Hij vroeg me: hoe kunnen we voorkomen dat met het versnellen van doorlooptijden bij zedenzaken andere zaken in de knel komen? Lange doorlooptijden dragen over het algemeen niet bij aan de kwaliteit van opsporingsonderzoek. Ik weet dat de werkdruk onder zedenrechercheurs hoog is; dat weet ik ook uit mijn vorige functie. Maar vanwege het grote aantal meldingen en de toegenomen complexiteit van zaken die binnenkomen, is het niet reëel om te denken dat alle meldingen direct opgepakt kunnen worden of dat achterstanden direct kunnen worden weggewerkt. Er is een onderscheid, want spoedzaken worden altijd direct opgepakt.

Ik ben het met u eens: het is niet alleen de uitbreiding van politiecapaciteit, maar we zien ook bijvoorbeeld de toenemende complexiteit van onderzoeken. Dat is ook een aandachtspunt waardoor zaken veel meer tijd en aandacht vragen. Ik denk bijvoorbeeld aan hele jonge slachtoffers. Dan is er acuut gevaar, recidiverisico. Ik heb over het oppakken van al die zaken in de hele keten eerder met u gesproken en van gedachten gewisseld. Ik vind het van groot belang dat slachtoffers van zedenzaken serieus worden bejegend en op de juiste wijze, adequaat, worden geholpen. Daarom is er de afgelopen jaren extra in geïnvesteerd, u welbekend. Ik geloof dat dat 15 miljoen was, zoals de motie-Klaver vroeg, voor de versterking van de behandeling van zedenzaken. Ik ga niet verder op dit onderwerp in, want anders ga ik ver buiten de beschouwing van dit agendapunt.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank voor de reactie van de Minister. Het is goed dat hij dit toelicht, maar eigenlijk is mijn vraag: wil hij ook wel vanuit slachtofferperspectief blijven drukken en oog houden voor die doorlooptijden? Het is heel goed al die acties die we vandaag bespreken, maar je hoort zo vaak terug dat het voor de genoegdoening van slachtoffers ook ongelofelijk belangrijk is dat die zaak niet eindeloos voortsleept. Dat staat ook echt te werken. Volgens mij hoef ik de Minister daar niet van te overtuigen. Daarom heb ik de vraag of hij daar ook vanuit het slachtofferperspectief wil blijven drukken en oog wil houden voor die doorlooptijden en hoe die verder versneld kunnen worden.

Minister Weerwind:

Ja, dat doe ik. Dat doe ik samen met mijn collega, de Minister van Justitie en Veiligheid. Dat doe ik ook omdat ik vind dat het slachtoffer helderheid moet krijgen hoe er gevonnist wordt. Ik vind echter ook dat de verdachte recht heeft om helderheid te krijgen en een vonnis te krijgen. Dus het is en-en voor mij. En dan kijk ik ook naar de Nederlandse samenleving. Die behoort ook die duidelijkheid te hebben. Dus u hoort mij praten over de drie partijen.

Meneer de voorzitter. Dan kijk ik naar de laatste vragen die mij gesteld zijn. Ik ben ingegaan op de Wet uitbreiding slachtofferrechten. Ik ga niet in herhaling vallen.

Dan kom ik op de doorrijder. Als een doorrijder zich na een bepaalde tijd meldt, heeft het geen consequentie voor de strafmaat. Uiteraard kan de strafmaat alleen maar gebaseerd worden op geconstateerde strafbare feiten. Dat moge duidelijk zijn. Ik verwacht ook dat de politie zo slim is om gewoon puur te kijken en dat ze zich zal inspannen om een doorrijder na een ongeval zo snel mogelijk op te sporen. Dat gebeurt ook in de praktijk. Dat lees ik en dat merk ik. Dan kan alcohol in het bloed bijtijds worden geconstateerd. Stel dat dat niet lukt, dan blijft de politie toch afhankelijk van vrijwillige melding door de doorrijder. En dat heeft invloed op het alcoholpercentage dat je wel of niet aantreft in het bloed. Dus u beschrijft een werkelijkheid die ik alleen met u constateer. Ik denk dat de politie ook zal moeten doorvragen in haar onderzoek. Ik kan niet dieper op de zaak ingaan op dit moment. Daar ontbreekt het mij aan de kennis en kunde. Als u daarop zegt «het is echt een urgent punt en dit komt heel veel voor», dan ga ik dit gewoon meenemen en dan ga ik even zoeken naar de wegen. Dan ga ik ook met de politie in conclaaf om aanvullende informatie in te winnen hoe vaak dit voorkomt en hoe we er in de praktijk mee omgaan.

De heer Slootweg (CDA):

Ik ben in ieder geval wel heel erg blij met de opstelling van de Minister. In de sense of urgency: in de afgelopen dagen zijn er in Brabant alleen al vier gevallen geweest van mensen die zijn doorgereden. Dan kan je niet nagaan of er ten slotte toch alcohol in het spel was. Het lijkt dus gewoon te lonen om dan maar te denken: nou ja, ik rijd maar door want als ik me dan wel binnen bepaalde tijd meld, dan is in ieder geval de alcohol verdwenen en dan heeft dat geen effect op de strafmaat. Dus er lijkt een soortement prikkel te ontstaan die we volgens mij met z'n allen ongewenst zouden moeten vinden in plaats van dat je bij een ongeval gewoon stil blijft staan. Dan denk je toch maar: laat ik die paar uur proberen te pikken. Ik heb hier ook geen pasklaar antwoord op, maar op het moment dat ik zo'n signaal krijg, dan vind ik het toch wel belangrijk. Dan zie je ook altijd de afweging: breng je het naar voren? Maar als het in een weekend in Brabant gewoon al vier keer gebeurt, dan lijkt me daar toch wel iets van een sense of urgency in te zitten.

Minister Weerwind:

Meneer Slootweg pakt de actualiteit. Ik weet dat ik naar mijn collega, de Minister van Justitie en Veiligheid, moet kijken. Laten we het zo afspreken: ik ga dit punt echt bij haar neerleggen. U heeft gelijk. Ik moest even terugdenken aan dit weekeinde waarin er inderdaad meerdere gevallen zijn. Ik betwist het cijfer vier niet. Het is al ernstig op zich. Laten we dat vooropstellen. Ik ga echt vragen hoe we hier in de praktijk mee omgaan en wat we hieraan kunnen doen. Zo ga ik die urgentie van uw vraag meegeven aan mijn collega.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Helder nog op dit punt of een ander punt?

Mevrouw Helder (PVV):

Dit punt, voorzitter. Ik heb bewust gewacht tot collega Slootweg de vraag had gesteld. Hij heeft dit punt tenslotte opgebracht. Maar het is gewoon een hele rare figuur, want doorrijden na een ongeval is gewoon obstructie. Dat is ook strafbaar: artikel 7 Wegenverkeerswet. Maar er staat een uitzondering. In artikel 184 Wegenverkeerswet, staat gewoon: bij overtreding van artikel 7 is strafvervolging tegen de in dat artikel bedoelde overtreder uitgesloten, als hij zich binnen twaalf uur na het verkeersongeval en voordat hij is aangehouden of verhoord, vrijwillig meldt. Dat is een rare figuur. Ik bedoel: als je van doodslag verdacht wordt en je denkt «verrek, laat ik me toch maar melden», dan gebeurt er niks. Maar bij dit wel. Ik vind dus echt wel dat de Minister hier actie kan en mag ondernemen. Mijn fractie zou daar tenminste groot voorstander van zijn. Wat ons betreft gaat dat hele artikel gewoon weg. Doorrijden na een ongeval is gewoon strafbaar en dat moet je gewoon vervolgen.

De voorzitter:

De Minister. Er is geen vraag gesteld, maar u kunt er wel op reageren als dat een aanvulling is van wat u net zei.

Minister Weerwind:

Ik heb een toezegging gedaan aan de heer Slootweg. Ik hoor de opdracht die ik helder meekrijg voor mijn collega. Aan beide heb ik niks toe te voegen.

De voorzitter:

Goed. Wordt ongetwijfeld vervolgd. Dat heeft hier altijd een dubbele betekenis. Dat gezegd hebbende, komen wij toe aan een tweede termijn als daar behoefte aan is, maar dat denk ik wel. Ik zou zeggen spreektijd anderhalve minuut. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik worstel nog een beetje met het antwoord van de Minister over het spreekrecht van slachtoffers. Als dat hoorrecht letterlijk in artikel 10 van de EU-richtlijn staat, dan kun je daar niet omheen. Ik snap dat wij eerst gesprekken willen voeren met de procureurs-generaal, met het OM, maar ik ben bang dat dit gaat leiden tot willekeur en dat we daarmee niet altijd garanties kunnen bieden dat het spreekrecht van slachtoffers wordt gehonoreerd. Misschien ga ik daar een tweeminutendebat over aanvragen. Nee, dat doe ik hierbij, dan is dat ook gebeurd. Ik begrijp dus niet volledig waarom we niet nu al duidelijk aangeven: jongens, dit is gewoon een recht en dat gaan wij op een ordentelijke, goede manier borgen. Ik ben namelijk bang voor met name de willekeur van het OM, dat veel zaken met een strafbeschikking afdoet of seponeert. Daarmee kunnen we die erkenning, waar ook deze Minister achter staat, gewoon niet borgen.

En het tweede, voorzitter...

De voorzitter:

De heer Sneller heeft een interruptie.

De heer Sneller (D66):

Ook omdat er een motie wordt aangekondigd, vind ik het belangrijk om dat even goed te begrijpen. Er is een aanwijzing van het College van procureurs-generaal over die contra-indicaties. De PvdA zegt eigenlijk: de Minister moet die aanwijzing wijzigen, want in gesprek gaan om dat te bewerkstelligen is onvoldoende. Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Even richting mijn collega: ik weet dat het OM zelfstandige bevoegdheden heeft. Waar ik naar op zoek ben, is het in de wet verankeren van het spreekrecht, zoals dat ook door de Europese wet- en regelgeving wordt benoemd. Daar ben ik naar op zoek. Dat hoor ik niet. Ik hoor wel de Minister zeggen: ik ga het gesprek voeren en ik ga kijken hoever ik kom; als het nodig is, kan ik nog een zwaarder middel toepassen. Ik zeg nu al: ik heb nog niet helemaal het vertrouwen dat het spreekrecht of hoorrecht daarmee gegarandeerd is, dus ik ben op zoek naar enige wettelijke verankering. Daar ga ik over nadenken als het gaat over de motie.

De voorzitter:

Helder. U had nog een tweede punt.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ja, ik had nog een tweede punt. Misschien heb ik dat van de Minister nog niet voldoende begrepen. Dat gaat met name om die schadevergoeding aan slachtoffers, omdat nu bijna twee derde van de vorderingen van slachtoffers in het strafproces niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat vind ik best veel. Als je het hebt over erkenning, bescherming en het helpen van slachtoffers om met hun rouwproces aan de slag te gaan, dan vind ik het belangrijk dat die schadevergoeding ook in het strafproces wordt geregeld. Ik wil daar gewoon een wat concreter en steviger antwoord van de Minister op.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Nispen, SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik vind het accent op de uitvoering terecht. We kunnen hier namelijk nog zo veel mooie, warme woorden spreken over slachtofferbeleid, maar daar hebben slachtoffers niks aan als de praktijk nog steeds zo is – en die is helaas zo – dat zaken van mensen die aangifte doen vaak niet in behandeling genomen kunnen worden door de politie of het Openbaar Ministerie, of op de plank blijven liggen. Daarbij moet de basis echt nog op orde gebracht in de komende jaren. Ik blijf de Minister op dat punt kritisch volgen.

Ik ben wel heel blij met de duidelijke toezegging over het reinigen van de plaats delict. De Minister gaat nu verder dan in zijn eerdere brief en ook dan wat de vorige Minister in antwoord op mijn Kamervragen schreef. Hier mogen nabestaanden natuurlijk nooit voor opdraaien. Ik vind het dus heel goed dat de Minister dat nu toezegt en dat hij daar werk van gaat maken.

Over het herstelrecht en mediation in het strafrecht hoor ik wel heel veel warme woorden, maar in de praktijk zit dit nog onvoldoende ingebakken in de uitvoering. Daarom heb ik hier vandaag voorgesteld om slachtoffers het recht te geven om te laten onderzoeken of mediation mogelijk en wenselijk is in bepaalde situaties, en niet slechts op verwijzing van het OM of de rechter mogelijk is. Ik hoop echt dat de Minister daar nog serieus op kan ingaan.

Het antwoord op het punt van de uitsluiting en het sociaal doodverklaren heeft mij niet geheel gerustgesteld. Ik denk vooral: hoe hebben mensen die hier het slachtoffer van zijn hiernaar geluisterd? Zij hoorden dat ze mogelijk een beroep kunnen doen op de huidige wet en dat er anders een onderzoek komt waar ze over een jaar... Et cetera. Ik snap de zorgvuldigheid van de Minister – die merk ik wel op – maar misschien kan hij ook overwegen om zelf het bestuur van die gesloten gemeenschap op het matje te roepen en daarmee in gesprek te gaan. Misschien zou dat nog helemaal niet zo gek zijn.

Ten slotte. Ik ben geheel niet tevreden over het antwoord over de sektes. Waar kunnen slachtoffers van sektes nou terecht? Dit is het antwoord dat ik al jaren hoor: we hebben het meldpunt wel wegbezuinigd, maar mensen kunnen naar de politie. Maar dat is nou het probleem. Die discussie hebben we hier al jaren. Er is ook een motie over ingediend: kom nou snel terug met dat meldpunt. Sektesignaal was waardevol en kostte nauwelijks geld. Ik snap echt nog steeds niet waarom dat nou koste wat kost moest verdwijnen en waarom de motie die zegt dat dat teruggebracht moet worden, zo'n punt waar slachtoffers en hun dierbaren zich kunnen melden, niet uitgevoerd wordt. En vermeng dat niet met het onderzoek dat loopt, want dat is echt iets heel anders. Dat heeft er echt niks mee te maken. Dus schuif dat niet op de lange baan. Misschien moet de andere Minister het doen – het maakt mij niet uit – maar regel dit.

De voorzitter:

Mevrouw Helder, PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de uitgebreide antwoorden en vele toezeggingen. Dank ook voor de gesprekken die hij gaat voeren. Het worden er heel wat.

Ik ben in ieder geval blij dat hij het gesprek gaat voeren met de Raad voor de rechtspraak over de vraag of er een passage in het vonnis kan worden opgenomen omtrent hetgeen het slachtoffer ter zitting heeft gezegd. Mijn vraag is nog: komt dat ook in de voortgangsrapportage? Die overstijgt zeker het aantal van tien pagina's; dat weten we nu al.

Mijn fractie blijft pertinent tegenstander van de OM-strafbeschikking bij ernstig geweld en zedenmisdrijven, om drie redenen. Het is in strijd met de verschijningsplicht van de verdachte en met het spreekrecht van het slachtoffer, en er is geen gevangenisstraf mogelijk. Dat is bij deze misdrijven wat mijn fractie betreft altijd de enige juiste straf, maar dat terzijde.

Tot slot, het afschrift van het vonnis naar het slachtoffer sturen. Het vonnis kan je als advocaat afhalen bij de griffie. Het wordt ook gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Dan moet het toch een kleine stap zijn bij de gerechtelijke instanties om dat gewoon naar het slachtoffer te sturen of naar diens vertegenwoordiger?

Dat is het enige wat ik nog op te merken had in tweede termijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Eerdmans, JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister. Een aantal vragen zijn duidelijk beantwoord. Er zijn volgens mij twee toezeggingen aan mij gedaan, over «three strikes and you're out» en iets inzake het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Ik had zelf ook een vraag over het reinigen. De collega's zijn er heel blij mee, maar het aantal gevallen waarin dit gebeurt is enorm klein, neem ik aan. Misschien kan de Minister daar nog iets over zeggen. We kunnen dit toch gewoon vanaf nu regelen? Ik denk dan aan zo'n bebloede kamer. Of hebben we het over allerlei huis-tuin-en-keukenongelukjes, om het zo maar te zeggen? Wij gaan natuurlijk uit van de zware delicten, waarbij slachtoffers zeer getraumatiseerd zijn en waarbij dan ook nog het huis moet worden opgeruimd. U heeft het over een landelijk netwerk. Laten we gewoon zeggen: die categorie wordt gewoon geregeld. Collega Van Nispen vroeg dat. Het lijkt me dat u dat wat harder kan toezeggen dan dat er eind van het jaar wordt besloten of we dat in welke vorm dan ook gaan doen. Of heb ik dat verkeerd begrepen? Ik zou dat graag iets strakker beantwoord willen hebben.

U heeft volgens mij nog niet gereageerd op de richtlijnen. Ik sprak over de strafvorderingsrichtlijnen en dat er enorme verschillen zijn, met name bij seksueel kindermisbruik, tussen de richtlijnen die door het OM gebruikt worden en de maxima in de strafwetgeving. Daar komt de oplegging van de rechter nog bij, die daar ook nog eens onder gaat zitten. Daar zit dus een enorme afstand tussen. Ik wil daar eigenlijk gewoon een reflectie op krijgen: hoe ziet u dat in de praktijk? Komt dat tegemoet aan de wensen van de maatschappij?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Ellian, VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik bedank de Minister voor de uitgebreide beantwoording. Daarbij merk ik wel op dat die volgende voortgangsrapportage een stevig pak papier wordt. Op zich is dat een prettig vooruitzicht, maar ik wil de Minister wel meegeven dat het dan ook wel van belang is dat er keuzes gemaakt worden. Het moet voor de Kamer duidelijk worden wat de regering op welk onderwerp voornemens is te doen of niet te doen. Anders blijven we met elkaar praten in observaties, maar juist bij de positie van het slachtoffer gaat het erg om het maken van keuzes. We moeten richting kiezen.

Voorzitter. Dan de zelfregulering van letselschadebehandelaars. Ik ben daarbij gewoon niet tevreden met het antwoord. Ik taxeer dat gewoon anders dan de Minister. Er is een deel waarop de Minister onmogelijk zicht kan hebben, omdat het een ongereguleerd deel is. Het gaat mij om dat deel. Ik heb het meegemaakt. Dat zijn, met alle respect, gewoon beunhazen. Ik kan het niet anders verwoorden. Ze verkopen dossiers. Ze behartigen het belang van hun cliënt niet goed. Het gaat om letselschade. Ik wil hem dus nogmaals vragen of hij bereid is om die kwalijke praktijken te onderzoeken.

Tot slot, voorzitter, de schadevergoeding voor het slachtoffer. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering komt eraan. Daarin is het ook weer zeer matig geregeld. Ik wil u, als een van de trekkers van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, toch uitdagen. Het ligt nu bij de regering, om een advies van de Raad van State te verwerken. Kijkt u daarbij alstublieft goed naar die schadevergoedingsmogelijkheid, want anders voorzie ik dat de Kamer daar stevig op gaat amenderen.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Meneer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):

Ook voor mij dank voor de beantwoording. Ik heb de toezeggingen voor de voortgangsrapportage toch iets anders gehoord dan collega Ellian, namelijk wel degelijk met richting, maar ik begrijp dat er alleen gewoon een hele bak werk ligt om de uitvoering te regelen en dat daar inderdaad voor deze Minister een lange lijst met to do's ligt. Ik had nog één vraag gesteld over de remedies of de sancties voor naleving van die slachtofferrechten binnen het proces. Ik had daarop nog even de reflectie gemist. De Minister heeft in zijn brief, in zijn meerjarenagenda, inderdaad weinig woorden gewijd aan herstelrecht, terwijl hij daar wel gepassioneerd over spreekt en ook andere dingen in het vooruitzicht stelt. Misschien kan hij nog toelichten waarom het dan op deze manier in die meerjarenagenda staat of dat er iets anders achter schuilgaat.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Van der Staaij, SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank aan de Minister voor de uitvoerige beantwoording. Ik wil nogmaals beklemtonen dat de snelheid in de hele strafrechtketen essentieel is, dus bij opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging. Daar zullen we in andere debatten ook op terugkomen. Voor de genoegdoening voor slachtoffers is en blijft dat natuurlijk wel essentieel. Dat is een punt dat de heer Van Nispen ook maakte. Ook vanuit dat perspectief zullen we daar aandacht aan blijven geven.

Goed dat we vandaag ook samenhangend konden spreken over de verschillende acties als de versterking van rechtsposities, de bescherming van slachtoffers en het schadeverhaal. Dat waardeert mijn fractie ook; die samenhang helpt juist ook om goed oog te hebben voor wat in de praktijk echt gaat helpen voor de slachtoffers. Mijn concrete vraag in de tweede termijn is dan wel: wat is precies de frequentie en het moment van de voortgangsrapportages? Er wordt wel over gesproken dat die er komen, maar niet wanneer die dan komen en dat is, denk ik, ook voor de voorbereiding van de Kamer van belang.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Slootweg, CDA.

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil de Minister bedanken. Ik wil ook eigenlijk collega Helder bedanken als het gaat om de typische artikelen. Dan ziet u dat ik in ieder geval geen achtergrond heb in een advocatenpraktijk, dus dat is erg behulpzaam. De antwoorden en de inzet die ik bij deze Minister zie om dit soort dingen op te pakken en te regelen, waardeer ik heel erg. Hij gaat soms over dingen en daarbij is hij afhankelijk – zo werkt dat gewoon in de trias politica – van een onafhankelijke rechtspraak, maar ik merk wel dat er iemand met grote motivatie zit om dit aan te pakken en de positie van slachtoffers te verstevigen.

Een ander belangrijk punt waar het CDA altijd voor opgekomen is, is mediation. Daar heb ik het antwoord misschien dan toch niet volledig begrepen. Ik heb begrepen dat de pilot die er zou zijn en die ook betrekking heeft op de verkorting van de doorlooptijden, vertraagd is van februari naar september. Daarbij was eigenlijk ook de vraag of dat nog verdere gevolgen heeft, ook – en daarin troffen de woorden van de Minister me – omdat mediation natuurlijk ook een onderdeel kan zijn van heling en van het goede gesprek. En ondanks alle last kan dat soms ook echt ontzettend behulpzaam zijn bij de slachtoffers om het gewoon een plek te gaan geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de Minister. Heeft u nog behoefte aan een korte schorsing?

Minister Weerwind:

Nee, ik ga mijn best doen, ook gelet op de tijdspanne.

De voorzitter:

Ja, het woord is aan de Minister voor Rechtsbescherming.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Ik hoor de zorg van het Kamerlid Mutluer. Het is al wettelijk verankerd in artikel 51 Wetboek van Strafvordering, u welbekend. U hoorde mij ook aangeven dat ik het College van pg's hier nadrukkelijk ga vragen om een dialoog. Ik heb u ook verteld hoe ik dat terugkoppel; ik ben daar concreet over geweest. Die lijn houd ik vast en daar wijs ik ze op. Het is niet alleen Europees, maar ook nationaal goed geborgd. Dat was uw eerste vraag. Op de schadevergoeding kom ik zo terug. Ik heb een pak papier hier liggen.

Ik ga naar het Kamerlid Van Nispen. Dank voor het begrip dat u heeft en waarvan u ook zegt: zorg dat de uitvoering op orde is en ik zal u achtervolgen tot de poorten van de hemel en de hel dat je de basis op orde hebt. Dat is terecht.

Dan hoor ik u ook zeggen dat u mijn harde toezegging hebt gehoord over de reiniging van een plaats delict, in de richting van Eerdmans. Ik begrijp dat u zegt: regel het gewoon, doe het gewoon. Maar ik praat ook over suïcides in dit land. Daar kijk ik ook naar en ik vind dat ik het ook daarvoor moet oppakken, want daar zijn ook familieleden die komen en dan kan het huis een grote chaos zijn. Dat probeer ik dus ook goed te reinigen en een invulling te geven. Ik probeer wel te bekijken voor welke zaken ik het huis allemaal wil reinigen; hoe pak ik dat goed op en hoe organiseer ik het? Dus ik hou even vast aan het eind van het jaar. Lukt het mij om het in september gereed te hebben, dan meld ik u dat, maar als ik u nu toezeg «dan en dan» en ik kan het niet nakomen, moet ik bij u terugkomen. Ik vraag deze Kamer dus om geduld. U geeft mij mee: zorg voor een goede uitvoering, Weerwind. Geef mij die tijd dan alstublieft.

De voorzitter:

Meneer van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik begrijp de opmerking van de heer Eerdmans, maar ik snap ook wat de Minister zegt. Dit moet natuurlijk zorgvuldig. Maar stel nou, in de zomer vindt een afschuwelijke moord plaats en er doet zich precies die situatie voor waar wij op doelen. Er doet zich zo'n nare schrijnende situatie voor. Kan de Minister dan wel toezeggen dat voor zo'n evident schrijnende zaak alles op alles wordt gezet zodat dat dan wordt opgelost?

Minister Weerwind:

Volmondig antwoord: ja, dat wil ik doen en dat zal ik doen.

De voorzitter:

Nou, gaat u verder.

Minister Weerwind:

Ik kijk even snel. Dan gaan we hier maar even naartoe.

Twee derde van de schade is niet toegekend, hoorde ik van het Kamerlid Mutluer. Dat schijnt ook daadwerkelijk te kloppen en dat is die herijking van Donner, via die aparte schade, dus daar vindt al de nodige actie op plaats. Daar ben ik op ingegaan.

De sektes. Waar kunnen slachtoffers eigenlijk terecht? Daarbij heb ik ook aangegeven in mijn antwoord – dacht ik, maar misschien ben ik niet helder geweest – dat in het najaar de commissie-Hendriks met voorstellen komt en dan willen we dat opnemen.

Dan de vraag over de grote rol van slachtoffers bij verwijzing naar mediation in strafzaken. Uit mijn hoofd zeg ik dat de heer Sneller die vraag stelde. Waarom heb ik zo weinig tekst besteed aan herstelrecht? Ik zeg daarop, via u, meneer de voorzitter, dat ik mediator ben. Ik heb de opleiding ooit gevolgd bij The Lime Tree. Ik zal ook toegeven dat ik er niet helemaal objectief naar kan kijken, maar toen ik bij de rechtbank was, zag ik hoe fantastisch het werkt. Daarnaast heb ik de diverse mediationverenigingen ontvangen en heb ik die ook gezien. Ik heb ook slachtoffers gesproken. En met de kennis daarvan is in mijn hart nog meer het vuur omhooggekomen. Daarom zei ik: dit moeten we goed laten landen; hier moeten we aandacht aan besteden. Dit is goed voor het slachtoffer en voor de dader. En u hoorde mij ook de Nederlandse samenleving daarbij betrekken. Daarom wil ik het ook gaan borgen. Geeft u mij even de kans om te groeien in deze portefeuille. Laat ik dat zo vooropstellen.

Dan is er ook ... Ik ga nu even van links naar rechts. Ik hoorde Kamerlid Van Nispen praten over het sociaal doodverklaren en de ernst van uitsluiting. Ik heb u net aangegeven dat er wel degelijk door mijn ambtelijk functionaris wordt gesproken met slachtoffers van die sektes. U geeft mij aan: ga ook met het bestuur spreken. Er zijn diverse groepen die we dan maar onder de noemer plaatsen van sektes. Bij sommige heb ik gewoon gemerkt hoe zij mijn ambtsvoorganger ook bejegend hebben in dezen. Ik leer daarvan en ik kijk daarnaar. Met die lessen nodig ik sommige wel uit om met mij in gesprek te gaan en andere niet. Ook als er een onafhankelijk rapport ligt en het wetenschappelijk goed verankerd is, verwacht ik dat we dat kunnen publiceren en dat we er helder over kunnen communiceren. Ik merk dat sommige partijen daar dan allerlei stokken voor steken en het zwaar gaan juridiseren. Dat betreur ik ten zeerste. Ik zoek mijn gesprekspartners dus met zorg, want ik wil wel serieus worden genomen als Minister in dit land. Zeker bij zo'n onderwerp in de richting van de slachtoffers van sektes, wil ik dat je die verantwoordelijkheid neemt als bestuur van een organisatie die daaronder genoemd wordt.

Dan kijk ik naar mevrouw Helder. U gaf aan dat ik die gesprekken continu ook voer met de Raad voor de rechtspraak. U vroeg mij of ik dat punt wil meenemen. Natuurlijk neem ik dat punt mee. Ik heb die reguliere gesprekken en juist in die reguliere gesprekken wordt mijn agenda gevuld door zaken die ik in commissiedebatten meeneem. Dat is niet extra, dat is gewoon de inhoud van mijn agenda, door u ook mede gegeven.

De voorzitter:

Een ogenblik. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

De vraag was of dat ook z'n weerslag vindt in de voortgangsrapportage die naar de Kamer komt.

Minister Weerwind:

Zeker, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, gaat u verder.

Minister Weerwind:

Dan kijk ik nog even naar wat ik hier heb liggen. In de richting van Kamerlid Ellian, over het onderzoek naar dat ongereguleerde deel van de letselschade, val ik in herhaling. Medio 2023 wil ik gewoon de barometer erin en wil ik weten waar ik sta. Wat is niet ongereguleerd? Wie zijn dat? En als u, zeker met uw praktijkervaring, mij de cowboys kan aanwijzen die hier profijt van hebben, dan geeft u mij wat meer focus en wat meer richting om dit vraagstuk op te pakken. Ik hou nu vast aan het eerder door mij gegeven antwoord in dezen.

Meneer Eerdmans, u sprak over de strafvordering en de richtlijnen bij seksueel misbruik. Is dit te laag? U vroeg mijn reflectie daarop. Het College van pg's is dat aan het evalueren. Samen met mijn collega voer ik periodiek gesprekken met hen. Dit is een onderwerp van gesprek. Hoe moet ik dit zien? Hoe moet ik dit inschatten? Hoe moet de samenleving dit zien? Dit is essentiële informatie, niet alleen voor uw gemoedsrust, voor die van mij of voor die van de Nederlandse samenleving. Die informatie hoort in een voortgangsrapportage thuis en die komt twee keer per jaar, zo zeg ik tegen de heer Van der Staaij. In het voorjaar en in het najaar kom ik altijd met een voortgangsrapportage.

Een vraag van het Kamerlid Van Nispen heeft niet geleid tot geruststelling. Ik ben ingegaan op de sekteslachtoffers en het meldpunt. Ik hoor u. Ik leer van het verleden. Ik kan nu heel makkelijk zeggen dat we toen te weinig aanmeldingen hadden waardoor we zijn gestopt met het meldpunt, maar het gaat om wat er nu nodig is. Het gaat niet om wat er gisteren nodig was, maar om wat er nu nodig is. Ik blijf bij de lijn van het antwoord dat ik eerder aan u heb gegeven. Hoe komen we ze tegemoet? Hoe kunnen we ze helpen? Ik ga nu eerst het gesprek voeren met de slachtoffers. Ik zal kijken of de reguliere wegen voldoende zijn. Als die absoluut niet voldoende zijn, dan verwacht ik een duidelijk signaal terug van de ambtelijke organisatie en dan ga ik ook met u in gesprek om te kijken hoe ik dat als Minister kan oppakken.

De heer Van Nispen (SP):

We gaan er niet helemaal uitkomen, maar ik wil wel nog een tip geven aan de Minister. Ik wil hem vragen om niet alleen te praten met slachtoffers van sektes – dat ligt voor de hand – maar ook met experts die in het verleden veel slachtoffers hebben bijgestaan en met mensen bij de politie. Nu is de politieorganisatie de plaats waar slachtoffers van sektes zich kunnen melden. Mij bereiken signalen dat daar mensen met de beste bedoelingen zitten, maar dat zij niet over alle vereiste kennis beschikken. Die mensen zeggen juist: er zou weer een meldpunt moeten komen. Is de Minister bereid om met experts en de politie in gesprek te gaan hierover?

Minister Weerwind:

Ik heb u sowieso al toegezegd dat er in het WODC-onderzoek nadrukkelijk gesproken zal worden met experts en ervaringsdeskundigen. Het is voor mij van belang om dat rapport en dat onderzoek te hebben. Ga ik zelf die gesprekken voeren? Ik heb net aangegeven dat ik mijn ambtelijk functionaris zal vragen om daar parallel de juiste aandacht aan te besteden. Tot zover mijn reactie op de woorden van de heer Van Nispen.

De voorzitter:

De heer Van Nispen, tot slot.

De heer Van Nispen (SP):

Excuus, maar nu lopen er meerdere zaken door elkaar. We hebben het vraagstuk van uitsluiting en sociaal doodverklaren, er loopt een WODC-onderzoek en de Minister gaat met slachtoffers in gesprek. Aan de andere kant hebben we het bredere probleem van sektes. Het meldpunt is zeer tegen de zin in van een meerderheid van de Kamer wegbezuinigd. Het is nu niet op de juiste plek belegd, namelijk bij de politie. Ik wil dat de Minister zich daar opnieuw in gaat verdiepen en dat hij niet gaat wachten op de commissie-Hendriks, die pas ergens eind november een onderzoek over een geheel ander onderwerp presenteert. Ik snap niet hoe het ministerie ooit heeft bedacht om die twee zaken met elkaar te vermengen. Wat betreft het probleem van sektes in brede zin en de vraag waar slachtoffers terechtkunnen: het zou heel goed zijn als de Minister in gesprek gaat met slachtoffers, met experts en met mensen bij de politie, die ons erop wijzen dat we op dit moment een groot probleem hebben in Nederland.

Minister Weerwind:

Meneer Van Nispen, zo zeg ik via de voorzitter, hoort dat ik vanuit de praktijk en de menselijke maat redeneer, en wijst mij daar ook op. U vraagt mij ook: ga kijken, breng het in kaart en kijk vervolgens of zo'n meldpunt wel of geen nut heeft, of het wel of niet intelligent was om het in het verleden weg te bezuinigen. Ik wil dat gesprek aangaan. Ik weet dat het WODC dit doet, maar om een gelijke gesprekspartner van u te kunnen zijn op dit dossier zal ik het gesprek aangaan.

De voorzitter:

Gaat u verder. Of was dit het?

Minister Weerwind:

Voorzitter, ik kijk nog even of ik...

De voorzitter:

Mevrouw Helder heeft nog een vraag. Zullen we eerst even de beantwoording afmaken?

Mevrouw Helder (PVV):

Het sluit hierop aan.

De voorzitter:

Het sluit hierop aan. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Het was weliswaar niet mijn punt, maar ik wil het punt van collega Van Nispen wel ondersteunen. Wij steunen die motie ook. Sektesignaal heeft een meerwaarde, want daar zitten de deskundigen. Dat voorkomt versnippering. Als politiewoordvoerder draag ik het een warm hart toe dat de politie zich bezighoudt met de primaire taken en iets heel kleins bij Sektesignaal laat, juist vanwege de deskundigheid die daar al zat.

De voorzitter:

Goed. Dat is een aanmoediging om de toezegging van de Minister uit te voeren. Ik denk niet dat daarop nog een antwoord nodig is. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Er is een vraag gesteld over mediation. Er is een pilot vanuit de innovatiewet, die recentelijk is behandeld in de Tweede Kamer. Die moet nu nog behandeld worden in de Eerste Kamer. Daar zit de vertraging. Er kan pas daarna mee worden gestart.

Er is door de heer Sneller gevraagd om meer aandacht voor herstelrecht. Mijns inziens ben ik daarop ingegaan.

Het naleven van de sancties, remedies en slachtofferrechten. Ik kies nu voor het steunen van de uitvoering. Ik kijk daar nu naar, opdat die geoptimaliseerd wordt. Ga ik meteen over op een strafregime? Dat is een volgende stap, maar ik sluit het niet uit als ik zie dat men zich er niet aan wil houden.

Nietig verklaren. Ik kijk naar het belang van het slachtoffer. Ik wil voor het slachtoffer vaart houden in de procesgang. Ik heb de dialoog dus geopend in het eerste jaar van mijn ambtstermijn. Die voer ik, maar loop ik tegen muren aan, dan besef ik dat ik zwaardere middelen moet inzetten.

Tot zover, meneer de voorzitter.

De heer Sneller (D66):

Dat ik niet misverstaan word. Het gaat niet om sancties voor die hele organisatie. Het gaat erom dat de top van de organisatie binnen het functioneren van het stelsel ervoor zorgt dat die slachtofferrechten daadwerkelijk geborgd worden. Dat is de idee daarachter. Ik snap heel goed dat de Minister dit zegt en ik begrijp de volgorde ook, maar om het denken niet stil te laten staan, is dat volgens mij wel de denkrichting. Je moet het slachtoffer juist de mogelijkheid geven om dit soort rechten daadwerkelijk in te roepen en daadwerkelijk te kunnen laten uitoefenen.

Minister Weerwind:

Ik deel met het Kamerlid Sneller dat dat de hoogste prioriteit is. Dat wordt ook mijn boodschap aan het OM en het College van pg's. Daarvandaan redeneer ik. Dat is mijn uitgangspunt en vervolgens zal ik hun ook aangeven wat ik hier vandaag heb opgehaald en hoe de Kamer hierover denkt. Ik zal dus aangeven dat de Kamer mij zelfs vraagt om te denken aan verdergaande stappen om de positie van het slachtoffer in de keten te versterken.

De heer Ellian (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik had nog een onbeantwoorde vraag. Ik heb de Minister namelijk gevraagd de schadevergoeding, oftewel de vordering benadeelde partij, in het nieuwe Wetboek van Strafvordering op te nemen. Als we stappen willen maken moet het daar gebeuren en de eerste voortekenen stemmen mij dan niet heel erg vrolijk. Ik zou daar graag nog een reactie op krijgen van de Minister.

Minister Weerwind:

Ik heb het Kamerlid Ellian aangegeven dat ik het meepak bij die hele evaluatie en bij mijn beleidsreactie op de commissie-Donner. Ik heb dit signaal ook eerder van de heer Ellian gehoord en wat dat betreft is hij dus wel consequent. Dit is een punt van aandacht en zorg van hem, en het is niet aan dovemansoren gezegd.

De voorzitter:

Goed. Mooi. Ik zie een commissie... Nou ja, voorlopig zijn we weer even... En dat komt onder andere door een enorme serie toezeggingen. Die serie is zelfs zo groot dat we het niet helemaal hebben kunnen bijhouden. Ik ga u daar nu niet mee vermoeien, want dan krijgen we weer een hele discussie. De Griffie zal een volledige en correcte lijst van de toezeggingen maken. We zullen daarover met het ministerie en uiteraard ook met de leden overleggen.

Voorts constateer ik dat er een tweeminutendebat is aangevraagd met als eerste spreker mevrouw Mutluer.

Dat gezegd hebbend komen we aan het einde van het debat. Ik dank de Minister en zijn ambtenaren. Ik dank de leden en onze onvolprezen ondersteuning, in alle denkbare gedaanten. En ik dank de mensen op de publieke tribune. Ik ben dan altijd benieuwd: wie zijn die mensen? Wellicht zijn het fans van een van de leden. Ik ga het zo eens even aan u vragen. Tot slot dank ik de mensen die ons thuis hebben gevolgd. Ik wens u allen nog een goede dag!

Sluiting 12.43 uur.