Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 9 en 10 juni 2022 (Kamerstuk 32317-760)
JBZ-Raad
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D23011, datum: 2022-06-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D23011).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.L. Nouse, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z10650:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Medeindiener: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-06-02 15:10: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-03 14:00: JBZ-Raad Luxemburg van 9 en 10 juni 2022 (algemeen) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-06-08 10:00: JBZ-Raad Luxemburg van 9 en 10 juni 2022 (algemeen) (is omgezet in een schriftelijk overleg) (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-06-08 12:00: JBZ-Raad Luxemburg van 9 en 10 juni 2022 (vreemdelingen- en asielonderwerpen) (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-06-15 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-06-29 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-07-04 12:00: Informele JBZ-raad op 11 en 12 juli 2022 in Praag (algemeen) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-07-04 12:00: Informele JBZ-raad op 11 en 12 juli 2022 in Praag (vreemdelingen- en asielonderwerpen) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-07-06 12:00: Informele JBZ-raad op 11 en 12 juli 2022 in Praag (vreemdelingen- en asielonderwerpen) (is omgezet in een schriftelijk overleg op 4 juli 2022) (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-08 14:35: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2022D23011 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over de volgende stukken:
• Voorstel aanpassing mandaat Eurojust inzake bewijsverzameling internationale misdrijven (Kamerstuk 22 112, nr. 3398)
• Fiche: Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Kamerstuk 22 112, nr. 3394)
• Reactie op het BIT-advies van het Adviescollege ICT-toetsing over «Realisatie JBZ-systemen Ketenvoorzieningen» (Kamerstuk 32 317, nr. 754)
• Antwoorden op resterende vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad 3-4 maart 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 752).
• Reactie op verzoek commissie inzake de brief van de commissie Meijers over het regeerakkoord (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 138)
• Verslag van de formele JBZ-Raad van 3-4 maart 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 751)
• Verslag van de ingelaste JBZ-Raad van 28 maart 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 757)
• Geannoteerde agenda JBZ-Raad op 9 en 10 juni 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 760)
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie,
Nouse
Inhoudsopgave | Blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie | 9 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie | 10 | |
II | Antwoord / Reactie van de Minister | 11 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verslagen van de JBZ-raden, de kwartaalrapportage van het eerste kwartaal 2022 en de geannoteerde agenda van de JBZ-raad van 9 en 10 juni. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik de Minister nog enkele vragen te stellen over een aantal onderwerpen.
Digitale informatie-uitwisseling in terrorismezaken
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het streven van de Raad om de aankomende JBZ-raad een onderhandelingsmandaat te bereiken over het voorstel van 1 december. In aanvulling op de vragen die deze leden bij de vorige JBZ-raad over dit onderwerp hebben gesteld, vragen zij de Minister in hoeverre de tekst die nu voorligt tegemoet komt aan de bezwaren van Nederland en welke aanpassingen van het voorstel de Minister noodzakelijk acht om instemming te kunnen verlenen. Ook vragen deze leden welke oplossingen zijn getroffen om doublures met Europol te voorkomen. In het verlengde van de vorige vragen zijn zij ook benieuwd wat het voorstel is dat nu voorligt met betrekking tot de verplichting om biometrische gegevens te delen en onder welke voorwaarden de Minister uiteindelijk zou kunnen instemmen met deze verplichting.
Verordening terroristische online inhoud
De leden van de VVD-fractie lezen dat op 7 juni 2022 de Verordening Terroristische online inhoud (TOI-verordening) van kracht zal worden, dat op die datum de autoriteit operationeel moet zijn en de uitvoeringswet in werking moet zijn getreden. De autoriteit richt zich zowel op het tegengaan van verspreiding van terroristisch- als van kinderpornografisch online materiaal. Deze leden zien dat de Afdeling advisering van de Raad van State op 30 maart 2022 advies heeft uitgebracht over dit wetsvoorstel. Kan de Minister toelichten waarom het wetsvoorstel nog niet is ingediend en welke gevolgen er zijn in de praktijk als op 7 juni 2022 de nieuwe autoriteit nog niet operationeel is?
Verordening en richtlijn digitalisering justitiële samenwerking en toegang tot het recht
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden op de vragen bij het voorstel voor een verordening en richtlijn digitalisering justitiële samenwerking en toegang tot het recht. Gelet op de importantie van het onderwerp stellen deze leden hier nog enkele vragen over, ondanks dat zij hebben gezien dat dit onderwerp niet voor de JBZ-raad van 9-10 juni 2022 is geagendeerd. Zij vragen naar de laatste stand van zaken met betrekking tot deze verordening en richtlijn en vragen wanneer wordt verwacht dat dit onderwerp weer op de JBZ-raad wordt geagendeerd.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie wanneer de verkenning naar de voorziene uitvoeringsaspecten op basis van het huidige voorstel gereed is en of deze verkenning tijdig met de Kamer kan worden gedeeld, voorafgaand aan nieuwe besprekingen in de JBZ-raad. Ook vragen zij in hoeverre de Minister optrekt met gelijkgestemde landen zoals Italië, Duitsland en Frankrijk, waar onder andere geen instemmingvereiste van verdachten is voor de toepassing van videoconferenties en ook geen zelfstandig rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing om van videoconferentie gebruik te maken.
Voorstel aanpassing mandaat Eurojust inzake bewijsverzameling internationale misdrijven
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel van de Commissie om het mandaat van Eurojust aan te passen naar aanleiding van ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht in Oekraïne. Kan de Minister nog nader en concreter toelichten hoe wordt voorkomen dat er in de praktijk doublures ontstaan tussen de taken en bevoegdheden van Eurojust en andere organisaties? Voornoemde leden vragen of bij het antwoord op deze vraag specifiek kan worden ingegaan op mogelijke doublures met Europol, het Internationaal Strafhof en het Joint Investigation Team (JIT) dat Polen, Litouwen en Oekraïne gezamenlijk hebben opgericht.
(Mogelijk) Raadsbesluit hate crime/hate speech
De leden van de VVD-fractie constateren dat bij het schriftelijk overleg over de vorige JBZ-raad een aantal vragen met betrekking tot het raadsbesluit door de Minister niet inhoudelijk kon worden beantwoord, omdat het besluit haatmisdrijven toevoegen aan artikel 83, lid 1, VWEU volgens de Minister geheel los moet worden gezien van (mogelijke) initiatieven die daarop volgen. Voornoemde leden verzoeken de Minister alsnog alle vragen die zij hebben gesteld op 28 februari 2022 over hate crimes/hate speech inhoudelijk te beantwoorden, op het moment dat er een vervolgvoorstel verschijnt voor een richtlijn. Kan de Minister dat toezeggen?
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het standpunt van de Minister dat een eventueel vervolgvoorstel ten aanzien van hate speech geen nadelige gevolgen mag hebben voor het in Nederland geldende recht op vrijheid van meningsuiting en voor andere grondrechten. In aansluiting op de vragen die deze leden hebben gesteld bij de vorige JBZ-raad, vragen zij welke argumenten in de Raad de afgelopen jaren zijn aangevoerd om haatmisdrijven niet toe te voegen aan artikel 83 lid 1 VWEU en waarin een deel van de lidstaten nu een expliciete aanleiding ziet om hatecrimes toe te voegen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat het belangrijk is om geen «kerstboom» te maken van de lijst van artikel 83 lid 1 VWEU, in de zin dat het toevoegen van misdrijven inherente inflatoire risico’s kent. Erkent de Minister dit risico en zal de Minister dit inbrengen bij discussie over het voorgenomen Raadsbesluit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie achten het van groot belang ook in Europees verband blijvend aandacht te besteden aan het bestrijden van de handel in zwaar illegaal vuurwerk. Hoe gaat de Minister de toezegging waarmaken die zij deed tijdens het commissiedebat Jaarwisseling op 12 mei 2022, om in de JBZ-raad aandacht te vragen voor politiesamenwerking of andere vormen van Europese samenwerking in de strijd tegen illegale vuurwerkhandel?
Kopgroepontbijt terrorisme
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het feit dat ministers van België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje, Zweden en de EU zullen bespreken hoe de verschillende landen omgaan met (de dreiging van) uitreizigers en het belang van vervolging en berechting. Is de Minister bereid daarin ook te verkennen hoe, in gevallen waarin vrouwelijke uitreizigers waarvan de rechter in Nederland dreigt de zaak te zullen beëindigen, die vrouwen samen met hun kinderen in samenwerking met deze landen gerepatrieerd zouden kunnen worden? Is zij eveneens bereid te verkennen hoe samengewerkt kan worden om Nederlandse weeskinderen te repatriëren?
Besluit haatzaaien-haatmisdrijven toevoegen aan Verdrag als EU-misdrijf: nieuwe poging
De leden van de D66-fractie onderschrijven het initiatief van de Europese Commissie voor een wetgevende procedure om de lijst van EU-misdrijven uit te breiden met haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven. Deze leden vinden de vrijheid van meningsuiting een groot goed, maar achten het van belang dat deze nooit gebruikt wordt als excuus of rechtvaardiging voor haatzaaiende uitlatingen. Met de directeur van het EU-grondrechtenagentschap Michael O» Flaherty zijn zij van mening dat er dan grenzen moeten worden gesteld aan deze vrijheid. Deze leden begrijpen dat het tijdens de vorige JBZ-Raad niet gelukt is om een akkoord te bereiken. Zij betreuren dat. Zij lezen evenwel ook dat het Voorzitterschap tijdens deze Raad een nieuwe poging zal wagen. Kan de Minister aangegeven hoe kansrijk zij deze poging acht? Mocht zij deze kans niet groot achten, wat wordt dan haar houding ten aanzien van de lidstaten die kritisch zijn?
Toetreding EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM): voortgangsverslag
De leden van de D66-fractie lezen dat er sinds 202 meerdere onderhandelingsronden zijn geweest tussen de EU en de Raad van Europa (RvE). Op enkele thema’s (baskets) is voortgang geboekt, maar dat geldt niet voor alle thema’s, waaronder het Gemeenschappelijk Buitenland – en Veiligheidsbeleid (GVBV). Het kabinet heeft aangegeven voorstander te zijn van een spoedige toetreding van de EU tot het EVRM. Deze leden onderschrijven dat en achten het daarom opportuun dat de onderhandelingen op alle thema’s vorderingen boeken. Deze leden vragen de Minister in hoeverre zij de ingeslagen weg, waarbij er hoofdzakelijk wordt onderhandeld over technische onderwerpen, de juiste acht om het toetredingsproces spoedig te voltooien. Op welke termijn verwacht de Minister dat er concrete stappen kunnen worden gezet op dit dossier?
Reactie op verzoek commissie inzake de brief van de commissie Meijers over het regeerakkoord
De leden van de D66-fractie lezen in de reactie van de Minister dat zij de mediavrijheid en pluriformiteit in de Europese Unie van belang acht. In dat kader stippen zij de Conceptrichtlijn verbod SLAPP-litigation (Strategic Lawsuits Against Public Participation) aan. Deze leden stellen zich op het standpunt dat het voeren van strategische rechtszaken tegen publieke inspraak, tegen kritische journalisten of mensenrechtenactivisten om hen er van te weerhouden hun belangrijke werk te doen, de EU-waarden en het rechtssysteem ondermijnen. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting zijn fundamentele rechten, en de toegang tot informatie voor burgers is een onmisbaar element voor een gezonde democratie. Deze leden zijn dan ook groot voorstander van de conceptrichtlijn om deze praktijk aan te pakken en achten het van het grootste belang dat de Minister een voortrekkersrol neemt om tot instemming te kunnen komen binnen de Raad. Kan de Minister uiteenzetten hoe zij het wetgevingsproces voor de conceptrichtlijn zal bevorderen? Kan de Minister uiteenzetten hoe zij, ondanks invloeden van lidstaten die de persvrijheid minder hoog in het vaandel hebben staan, zal bepleiten dat het huidige voorstel niet afgezwakt mag worden? Althans, in ieder geval met betrekking tot de belangrijkste minimale standaarden zoals de mogelijkheid tot een vroegtijdige niet-ontvankelijkheidsverklaring, omkering van de bewijslast, de mogelijkheid dat derde partijen zich in een procedure kunnen voegen (waardoor de verweerder, bijvoorbeeld een journalist, een sterkere positie heeft), regels om «forum shopping» tegen te gaan en de mogelijkheid tot schadevergoeding. Binnen welke tijdsspanne voorziet de Minister instemming en implementatie van de richtlijn? De richtlijn geldt op dit moment alleen voor grensoverschrijdende zaken, maar de bijbehorende Recommendation schrijft voor dat deze regels ook voor nationale zaken zou moeten gelden. Hoe zal de Minister zich inzetten om te zorgen dat deze Recommendation ook daadwerkelijk wordt geïmplementeerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben diverse vragen over de thema’s die de JBZ-raad aangaan. Tevens hebben deze leden enkele vragen over diverse EU-voorstellen op het terrein van de JBZ-raad.
Voorstel aanpassing mandaat Eurojust inzake bewijsverzameling internationale misdrijven
De leden van de SP-fractie onderschrijven het voorkomen van straffeloosheid in Nederland, Europese lidstaten en derde landen. Vooral bij ernstige misdrijven zoals genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven is het cruciaal dat de daders bestraft worden. Dat de Europese Commissie ambities heeft om die straffeloosheid te bestrijden en zelfs de samenwerking met het Internationaal Strafhof aan te gaan wordt verwelkomd door deze leden.
Desondanks hebben deze leden toch diverse vragen over het voorstel van de Europese Commissie (EC).
De leden van de SP-fractie lezen in het voorstel dat het mandaat van Eurojust fors wordt uitgebreid. Hebben deze leden goed begrepen dat Eurojust voorheen alleen een coördinerende taak had wanneer minstens twee lidstaten een strafrechtelijk onderzoek hadden lopen naar zogenaamde Eurocrimes en dat Eurojust door dit voorstel voortaan ook zelfstandig bewijsmateriaal mag gaan verzamelen, analyseren, bewaren en delen? Klopt het dat deze bevoegdheden zeer strak zijn beperkt tot vervolging van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven of laat het voorstel ook enige ruimte over om het nieuwe mandaat op andere misdrijven toe te passen? Is het vernieuwde mandaat om voortaan ook geluidsopnamen, video- en satellietbeelden en foto’s te verwerken alleen beperkt tot genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven of ziet dit ook toe op de zogenaamde Eurocrimes? Is het correct dat er een nieuwe technische faciliteit ontwikkeld moet worden om uitvoering te geven aan dit nieuwe mandaat? Kan de Minister een stand van zaken geven van het voorstel?
De leden van de SP-fractie zijn ook benieuwd naar de overweging voor alternatieven. Waarom werkt de route via een zogenaamde Joint Investigation Team (JIT) niet, waar toch goede ervaringen mee zijn, zoals bijvoorbeeld rondom het neerhalen van de MH17? Waarom is er niet voor gekozen het werken via JIT’s laagdrempeliger en effectiever te maken?
Deze leden spreken in het bijzonder hun bezorgdheid uit over de grondslag voor het verwerken van (persoons)gegevens. In het voorstel wordt er gesproken over «an automated data management and storage facility outside the case management system». Kan de Minister toelichten wat hiermee wordt bedoeld en waarom dit nodig is? Deze leden vragen waarom deze route is gekozen. In de brief van de Minister, ter vervanging van het gebruikelijke BNC-fiche, van 3 mei geeft de Minister aan dat zij geen voorstander is van een Eurojust die zelfstandig opsporingshandelingen gaat verrichten of ruwe informatie zou analyseren en dat zij met die inachtneming kan instemmen met het voorstel. Maar is het niet zo dat het voorstel van de EC juist behelst dat Eurojust zelfstandig een strafrechtelijk onderzoek gaat uitvoeren naar internationale misdrijven? Hoe kan de Minister dan toch tot een positief oordeel over de uitbreiding van dit mandaat komen? Deze leden bekruipt vaker het gevoel dat de EC crises aangrijpt om (vergaande) bevoegdheden te centraliseren. Kan de Minister uitleggen of daar hier ook sprake is en haar antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie zijn ook nieuwsgierig naar de gekozen procedure. Waarom is deze zeer ongebruikelijke procedure gevolgd voor een dergelijk ingrijpend voorstel? Hoe meent de Minister dat met deze procedure tegemoet is gekomen aan de controlerende taak van de Tweede Kamer?
Europese plannen ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het voorstel van de EC om online kinderporno te bestrijden. Deze leden onderschrijven het bestrijden van het maken en verspreiden van kinderporno. Toch moet ook de Europese bestrijding van kinderporno proportioneel en effectief zijn. Daarom hebben zij diverse vragen. Zij beseffen echter dat het BNC-fiche er nog niet is en spreken hun hoop uit dat het er snel alsnog zal komen. Immers, hoe sneller Nederland een standpunt inneemt hoe makkelijker het is om de besluitvorming te beïnvloeden.
De leden van de SP-fractie willen daarom alvast meegeven om in het BNC-fiche in te gaan op de volgende zaken. In welke mate het internet gefilterd gaat worden in de zoektocht naar kinderporno en hoe de toepassing van kunstmatige intelligentie daarin verwerkt gaat worden. Welke lessen heeft Nederland geleerd voor wat betreft kunstmatige intelligentie en hoe worden deze betrokken bij de beoordeling van dit voorstel? Hoe gaat voorkomen worden dat materiaal dat geen kinderporno is toch offline wordt gehaald en daarmee een inbreuk maakt op de vrijheid van meningsuiting? Hopelijk kan de Minister deze thema’s terug laten komen in het fiche.
Richtlijn aanpak geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de EU-richtlijn om seksueel en huiselijk geweld te bestrijden. Hoewel deze leden het bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld volledig onderschrijven hebben zij diverse vragen rondom de subsidiariteit van het beginsel. Kan de Minister toelichten wat de meerwaarde is van dergelijke gedetailleerde en ingrijpende minimumvoorschriften ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en de strafbaarstelling van de diverse delicten die in de richtlijn worden beschreven? Waarom zou het niet aan de lidstaten zijn om zelf te bekijken hoe en op welke wijze, passend bij de eigen juridische normen en uitvoering, passende bescherming wordt geboden waarbij deze leden zeker van mening zijn dat een zeker minimum of een passende bodem aan bescherming geboden is?
De leden van de SP-fractie vragen sinds wanneer het bijvoorbeeld de bevoegdheid van de EU is om iets te regelen met betrekking tot de hoogte van het eigen risico in de zorg. Waarom zou vanuit een Europese richtlijn dringend opgelegd moeten worden aan lidstaten dat slachtoffers hulp moeten krijgen en hun gegevens gedeeld mogen worden, ook als zij daar géén toestemming voor geven?
Dit vragen de leden van de SP-fractie vooral omdat ze in het BNC-fiche lezen dat de Minister positief is over de subsidiariteit van het voorstel. Dat verbaast. De Minister legt in haar toelichting de nadruk op de grensoverschrijdende aard van computercriminaliteit. Maar deelt de Minister de mening van deze leden dat het voorstel veel verder gaat dan het bestrijden van computercriminaliteit zoals in dit geval het openbaar maken van beeldmateriaal van seksuele aard? Kan de Minister daarom toelichten waarom het oordeel dan toch positief is over het gehele voorstel, waar niet de voorwaarde aan zit dat het om grensoverschrijdende situaties moet gaan? Waarom zet dit de deur niet open om voor alle misdrijven op Europees niveau strafbaar te stellen aan de hand van minimumvoorschriften?
Kan de Minister toelichten welke alternatieven de EC heeft overwogen om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te bestrijden en waarom die niet de voorkeur genieten van de EC en daarbij tevens aangeven welke route de voorkeur van de Minister geniet?
Intra-Europese overlevering van verdachten en veroordeelden
De leden van de SP-fractie grijpen ook dit overleg aan om aandacht te vragen voor het vraagstuk van overlevering van verdachten tussen lidstaten. De afbrokkeling van de rechtsstaat in sommige lidstaten leidt tot zorgen over dit middel bij deze leden. Kan de Minister bevestigen dat het aantal weigeringen van overleveringsverzoeken de afgelopen jaren drastisch is afgenomen? Is er een causaal verband vast te stellen tussen het aantal weigeringen van overleveringsverzoeken en de herziening van de Overleveringswet vorig jaar?
De leden van de SP-fractie zijn met name geïnteresseerd in het strenge toetsingskader. Deze leden vroegen hier eerder al veelvuldig aandacht voor. Kan de Minister daarom reageren op het artikel «De scherpe randen van het overleveringsrecht» in Mr. Online van 17 mei 2022? Erkent de Minister de spanning tussen rechtsbescherming van personen aan de ene kant en het systeem van Europese Aanhoudingsbevelen aan de andere kant? Wat ziet de Minister in het voorstel om de Internationale Rechtshulp Kamer (IRK) de bevoegdheid te geven een uitvaardigende lidstaat te verzoeken een minder ingrijpend middel in te zetten? Is de Minister bereid daarvoor te gaan pleiten bij de Europese collega’s en om tevens de drempels van de Europese Toezichtsmaatregel en het Europees Onderzoeksbevel tegen het licht te houden? Hoe kijkt de Minister aan tegen het pleidooi om bagatel-EAB’s uit te zonderen?
In het verlengde hiervan hebben de leden van de SP-fractie ook een vraag over de Wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging (WETS)-procedure met Polen. Klopt het dat Polen voorwaardelijke invrijheidsstellingen niet (meer) uitvoert, zoals bij de inwerkingtreding van de WETS het beeld was van de Nederlandse regering en wat betekent dit voor de straf van Poolse verdachten die in het kader van de WETS hun strafrestant in Polen mogen uitzitten? Is er hier in de praktijk niet alsnog sprake van strafverzwaring?
Toetreding van EU tot het EVRM
De leden van de SP-fractie zijn uitgesproken voorstander van toetreding van de EU tot het EVRM omdat het de mensenrechten en het naleveren ervan bevordert. Kan de Minister de nieuwste stand van zaken schetsen na de onderhandelingsronde van 10 tot en met 13 mei in Straatsburg? Wat kan de Minister doen om voortgang te maken?
Afbreuk van de rechtsstaat en het coronaherstelfonds
De leden van de SP-fractie blijven onverminderd bezorgd over de afbraak van de rechtsstaat in de Europese Unie. Recent springen met name de onderhandelingen tussen Polen en de EC over het coronaherstelfonds in het oog. Op 1 mei wisten de partijen een akkoord te bereiken. Deze leden vrezen dat de EC is gevallen voor een cosmetische ingreep in de Poolse rechtsstaat. Erkent de Minister dat er hier sprake is van een puur cosmetische ingreep en dat het de onafhankelijkheid van Poolse rechters niet tot een acceptabel niveau brengt? Is het inderdaad zo dat in feite dezelfde rechters de disciplinaire Kamer blijven vormen?1 Klopt het bovendien dat de voorgestelde wijzigingen nog door Poolse senaat behandeld moet worden? Welke consequenties verbindt de Minister aan de uitblijvende verbetering van de rechtsstaat in Polen voor de toegang tot het coronaherstelfonds? Is de Minister bereid Polen de toegang tot het coronaherstelfonds te ontzeggen in overeenstemming met gelijkgezinde lidstaten? Kan de Minister het antwoord toelichten?
Prüm II verordening
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de Raad een gezamenlijke positie over de Prüm-II verordening in lijkt te gaan nemen. Kan de Minister toelichten hoe aan het werken met persoonsgegevens voldoende waarborgen worden gesteld en of de Minister niet vreest dat deze verordening een disproportionele inbreuk op de privacy van inwoners vormt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding op het algemene deel van de JBZ-raad. Zij hebben enkele specifieke vragen ten aanzien van het door het voorzitterschap beoogde principebesluit inzake haatzaaien. Deze leden vragen ter inleiding of de Minister de antwoorden van dit schriftelijk overleg uiterlijk maandag 6 juni aan de Kamer wil doen toekomen, zodat voldoende gelegenheid bestaat voor eventuele vervolgstappen in aanloop naar de Raad.
Hate crime en speech
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister het principebesluit inzake artikel 83, lid 1, VWEU los wil zien van de verdere uitwerking. Deze leden begrijpen deze stellingname voor zover het de procedurele kaders betreft, aangezien de uitwerking pas gerealiseerd kan worden nadat het principebesluit genomen is. Inhoudelijk gezien kunnen deze leden de opstelling van de Minister echter niet volgen. Hoe kan de Minister inhoudelijk een positief oordeel geven over noodzaak, subsidiariteit en proportionaliteit als er geen begin van zicht is op hoe uitwerking vorm zal krijgen? Zij constateren dat tot op heden in de stukken rond dit principebesluit volstaan wordt met de constatering dat sprake is van een forse toename van online haatzaaien en de open deur dat online haatzaaien een grensoverschrijdend aspect heeft, maar dat volstrekt onduidelijk blijft welke praktische verbeteringen te verwachten zijn van het principebesluit. Ten overvloede merken deze leden hierbij nog op dat het huidige instrumentarium in Nederland en andere lidstaten volgens het kabinet voldoet. Kan de Minister in hoofdlijnen schetsen op welke concrete punten de aanpak in de EU belemmerd wordt en welke specifieke oplossingen als gevolg van het principebesluit tot substantiële versterking van de aanpak van haatzaaien gaan leiden? Waarom is juist deze ongebruikelijke uitbreiding van de strafrechtelijke route nodig, terwijl voor het tegengaan van online verspreiding toch meer verwacht kan worden van EU-plannen inzake de verantwoordelijkheid van internetplatforms en -bedrijven?
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister meer zicht kan bieden op de verhoudingen in de Raad ten aanzien van het principebesluit. In de stukken wordt gesproken van een aantal landen dat bezwaren heeft tegen het principebesluit, al dan niet om inhoudelijke redenen. Daarbij benoemt het kabinet enkel het thema LHBTI, terwijl het principebesluit ook ziet op andere groepen die te lijden hebben onder haatzaaien. Waarom deze beperking? Moeten deze leden uit het verslag opmaken dat de bezwaren zich concentreren op het onderwerp LHBTI? Kan de Minister aangeven welke lidstaten om welke redenen terughoudend zijn?
De lezen van de SGP-fractie wijzen op de eerdere opmerkingen van het kabinet dat er binnen de EU problemen zouden zijn om tot een gezamenlijke definitie te komen op seksuele gerichtheid en LHBTI+. Daarbij werd ook vermeld dat Nederland expliciet heeft opgeroepen gezamenlijk te komen tot een definitie met oog voor de verschillen in de Europese samenlevingen. Kan de Minister toelichten wat precies met deze opmerkingen is bedoeld in het kader van het principebesluit? Is de bedoeling om bij het principebesluit en de uitwerking ervan tot een aanpak te komen die past bij de uiteenlopende culturen en overtuigingen in de verschillende lidstaten? En aan welke alternatieven denkt de Minister als deze routes niet slagen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
I. Justitie
Gegevensbescherming in het kader van handelsovereenkomsten
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de Minister in de Raad zal benadrukken dat een nieuw adequaatheidsbesluit alleen tot stand mag komen als ten volle aan de uitspraak van het EU-Hof in de Schrems-II zaak tegemoet wordt gekomen. Wat betekent dat concreet voor het huidige voorstel dat voorligt? Welke aanpassingen moeten er volgens de Minister aan het voorstel worden gedaan? Moeten er buiten het voorstel ook aanpassingen worden gedaan aan bestaande juridische kaders? Zo ja, welke?
Mogelijk Raadsbesluit hate crime/hate speech
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Minister ervoor waakt dat vervolgwetgeving geen nadelige gevolgen heeft voor het in Nederland geldende recht op vrijheid van meningsuiting en voor andere grondrechten. Hoe interpreteert de Minister het in Nederland geldende recht op vrijheid van meningsuiting. Is dat beperkt tot de rechten in de Grondwet of worden daar ook rechten uit internationale verdragen zoals het EVRM en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie bedoeld? Welke potentiële nadelige gevolgen ziet de Minister, mede gelet op het feit dat hate speech en hate crime ook nu al verboden zijn in Nederland?
Raadsconclusies kinderrechtenstrategie
De leden van de Volt-fractie constateren dat Nederland het belang van kwetsbare groepen zoals LHBTI-kinderen heeft benadrukt door een verwijzing naar beleid dat genderinclusief is. Nu blijkt dat twee lidstaten niet konden instemmen met de ontwerpconclusies vanwege andere interpretaties van het begrip gender. Inmiddels verwacht de Minister dat alle lidstaten kunnen instemmen. Is de verwijzing naar beleid dat genderinclusief is uit de ontwerpbesluiten gehaald? Zijn de rechten van deze kwetsbare groep nu wel voldoende geborgd? Zal de Minister ook instemmen indien dit niet het geval is?
II. Binnenlandse zaken
Oekraïne; voortgang 10-puntenplan
De leden van de Volt-fractie vragen waaruit de personele en materiële capaciteit van Frontex in Estland en aan de grens tussen Moldavië en Roemenië bestaat. Waar wordt de capaciteit voor ingezet? En welke inspanningen gaat de Minister leveren om tegemoet te komen aan het belang dat lidstaten waar nodig financiële steun krijgen voor de opvang van ontheemden? De Minister geeft aan het 10-puntenplan te steunen en dat het houvast heeft geboden. Zijn er onderdelen van het plan die de Minister minder geslaagd vindt? Gaat zij daarop acteren?
Versterking samenwerking CT-autoriteiten
De leden van de Volt-fractie lezen dat binnen de Counter Terrorism Group (CTG) de afzonderlijke veiligheidsdiensten samenwerken op het gebied van terrorismebestrijding. Tegelijkertijd is nationale veiligheid een nationale aangelegenheid. Kan de Minister onderzoeken, aan de hand van de presentatie, welke onderdelen van het veiligheidsbeleid beter op EU-niveau aangepakt kunnen worden? Zijn er aanwijzingen dat bepaalde onderdelen van het nationale veiligheidsbeleid niet beter in EU-verband kunnen worden aangepakt? Graag een toelichting.
Strijd tegen radicalisering
De leden van de Volt-fractie vragen aan de Minister of Nederland onderdeel van de RAN-werkgroep (Radicalisation Awareness Network) is die het onderwerp ongewenste financiering uitwerkt? Zo ja, wat is de Nederlandse inzet in de RAN-werkgroep? Kan de Minister terugkoppelen wat het Voorzitterschap op dit traject heeft toegelicht en hoe daar door de Minister op is gereageerd?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Politico, Poland’s parliament partially rolls back judicial changes to get EU cash, 26 mei 2022, https://www.politico.eu/article/poland-parliament-partially-rolls-back-judicial-changes-rule-of-law-eu-recovery-funds/↩︎