Kabinetsreactie op het lentepakket van het Europees Semester
Europese Raad
Brief regering
Nummer: 2022D23264, datum: 2022-06-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-20-1806).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Mede ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister van Financiën (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 20-1806 Europese Raad.
Onderdeel van zaak 2022Z11342:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Medeindiener: S.A.M. Kaag, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2022-06-16 14:16: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-21 16:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-07-07 10:15: Eurogroep/Ecofinraad (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2022-10-13 14:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1806 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2022
Op maandag 23 mei jl. heeft de Europese Commissie (de Commissie) haar voorstellen voor landspecifieke aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie (de Raad) aan de lidstaten in het kader van het Europees Semester (het Semester) gepubliceerd. Het Commissievoorstel voor de landspecifieke aanbevelingen is onderdeel van het zogenaamde lentepakket van het Semester1. Dit pakket bestaat verder onder meer uit een overkoepelende mededeling over de coördinatie van economische beleid, de landenverslagen, de uitkomsten van de jaarlijkse diepteonderzoeken naar macro-economische onevenwichtigheden en verschillende documenten in het kader van de implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP).
Het Semester is het jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten hun economisch en begrotingsbeleid coördineren. Het Semester combineert het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden, overheidsfinanciën en het bevorderen van inclusieve economische groei in Europa en goed arbeidsmarktbeleid. Nadat de Semestercyclus in de afgelopen twee jaar tijdelijk was aangepast om deze complementair te maken aan de implementatie van de Europese faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF), is in de huidige cyclus zoveel mogelijk teruggekeerd naar een volledige toepassing van het Semester. Dit werd reeds aangekondigd in de Annual Sustainable Growth Survey 2022.2
In deze brief geven wij u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een overzicht van de verschillende onderdelen van het lentepakket en een appreciatie van de door de Commissie voorgestelde landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan Nederland.
Groen en duurzaam herstel in stand houden in het licht van de toegenomen onzekerheid (horizontale mededeling)
De Commissie heeft als onderdeel van het lentepakket een overkoepelende mededeling gepubliceerd waarin het ingaat op de doelen en de context waarin het pakket bezien moet worden.
De Commissie licht ten eerste toe dat daadkrachtig optreden tijdens de coronapandemie de veerkracht van de EU heeft versterkt, wat ook onder de huidige geopolitieke en economische omstandigheden zichtbaar is. Door middel van REPowerEU3 kan de EU haar afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen versneld afbouwen door de groene transitie te versnellen. Het Semester en de RRF zijn hiervoor robuuste raamwerken om beleid te coördineren en de huidige uitdagingen te adresseren.
In het vervolg gaat de Commissie in op de economische situatie en vooruitzichten. De EU ging 2022 in met sterke economische groei in het vooruitzicht. De Russische inval in Oekraïne en de voortdurende oorlog hebben echter een negatief effect op de groeiverwachtingen door toegenomen onzekerheid en een verdere stijging van grondstofprijzen. De oorlog veroorzaakt ook nieuwe verstoringen in de wereldwijde productieketens. Ondanks de negatieve impact van de oorlog in Oekraïne blijft de verwachting dat de Europese economie in 2022 en 2023 groeit. De verlaagde groeiverwachting en de hogere inflatie zorgen wel voor nieuwe uitdagingen.
Om deze nieuwe uitdagingen te adresseren worden de RRF en REPowerEU aan het Europees Semester verbonden. Hierbij is de RRF als onderdeel van het Semester samen met REPowerEU een belangrijk instrument om EU-beleidsprioriteiten uit te voeren en nieuwe uitdagingen te adresseren. Gezien de aard van de herstelplannen die lidstaten hebben opgesteld, bevatten de huidige aanbevelingen een beperkt aantal additionele hervormings- en investeringsuitdagingen. Nederland zoekt ook aansluiting bij REPowerEU in het herstel- en veerkrachtplan (HVP), zo zijn energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen belangrijke hoekstenen van het Nederlandse plan.
De door de Commissie geïdentificeerde uitdagingen raken aan de vier dimensies voor duurzame economische ontwikkeling, namelijk energie en ecologische duurzaamheid, productiviteit, rechtvaardigheid en macro-economische stabiliteit. Deze onderwerpen worden in de landspecifieke aanbevelingen van 2022 geadresseerd. De Commissie schetst de uitdagingen als volgt:
1. Energie en ecologische duurzaamheid
De versnelde groene transitie en de afbouw van de Europese afhankelijkheid van fossiele brandstoffen dragen bij aan het halen van de klimaatdoelen van 2030. Hiervoor is het belangrijk dat publieke en private investeringen gemobiliseerd worden en bureaucratische procedures worden vereenvoudigd.
2. Productiviteit
De Commissie onderstreept het belang van een goed functionerende markt voor productiviteitsgroei, economische welvaart en convergentie. Om de werking verder te verbeteren en de productiviteitsgroei te bevorderen zijn ambitieuze hervormingen nodig gekoppeld aan investeringen. Met name investeringen in digitale technologieën en de vaardigheden van mensen zijn hiervoor van belang.
3. Rechtvaardigheid
Volgens de Commissie is de implementatie van de Europese Pijler van Sociale Rechten van belang om opwaartse sociale en economische convergentie te realiseren. De COVID-19-pandemie heeft bepaalde bevolkingsgroepen onevenredig hard geraakt en de recente stijging van de energie- en voedselprijzen treft de huishoudens met een laag inkomen het hardst. Voor het versterken van de sociale weerbaarheid is het van belang dat lidstaten hervormingen en investeringen blijven doorvoeren om werkgelegenheid, ontwikkeling van vaardigheden en een soepele arbeidsmarkttransitie te bevorderen.
4. Macro-economische stabiliteit
De Commissie geeft aan dat de coördineerde beleidsreactie de impact van de coronapandemie heeft beperkt en het economisch herstel in 2021 heeft bevorderd. Ook in 2022 zal het begrotingsbeleid in de EU expansief zijn. In het vervolg beveelt de Commissie lidstaten aan om in 2023 prudenter begrotingsbeleid te voeren maar voorbereid te zijn om aanvullende budgettaire maatregelen te nemen gezien de grote onzekerheid. Door de impact van de oorlog in Oekraïne en de grote onzekerheid en risico’s is de Commissie van mening dat de economische neergang in de EU nog niet voorbij is en stelt zij voor om de algemene ontsnappingsclausule van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) ook in 2023 nog toe te passen. De Commissie zal in het voorjaar van 2023 opnieuw oordelen of de toepassing van de clausule noodzakelijk is. Daarbij onderstreept de Commissie het belang voor lidstaten om de houdbaarheid van de publieke schuld te waarborgen.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet kan zich vinden in het oordeel van de Commissie dat de gecoördineerde actie in reactie op de coronapandemie heeft bijgedragen aan de veerkracht van de Europese Unie. Verder deelt het kabinet de opvatting van de Commissie dat de Unie wordt geconfronteerd met nieuwe uitdagingen en dat een versnelling van de groene transitie zal bijdragen aan het afbouwen van de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. Ook erkent het kabinet de negatieve impact die de Russische inval op de groeiverwachtingen van de Europese economie heeft gehad, dat de onzekerheid is toegenomen en dat de risico’s bij de vooruitzichten voornamelijk negatief zijn (de economische ontwikkelingen zullen eerder tegenvallen dan meevallen). De gevolgen van de hoge energieprijzen door de Russische inval zijn, met name voor kwetsbare huishoudens, substantieel. Daarom kan het kabinet zich vinden in de beoordeling van de Commissie dat de algemene ontsnappingsclausule voor 2023 nog van toepassing zal zijn. Hierbij is het kabinet tevreden dat de Commissie landen aanbeveelt om in 2023 prudenter beleid te voeren en het belang van schuldhoudbaarheid benadrukt. De verlenging van de ontsnappingsclausule moet in de ogen van het kabinet niet worden gezien als oproep of vrijbrief voor een brede budgettaire stimulans, maar als mogelijkheid om, daar waar dat nodig is, gerichte budgettaire maatregelen te nemen om eventuele negatieve economische ontwikkelingen te adresseren. Als de situatie het toelaat moeten landen met hoge schulden volgend jaar juist de eerste stappen zetten naar het actief verkleinen van hun begrotingstekorten.
Kabinetsreactie voorgestelde landspecifieke aanbevelingen 2022
Als onderdeel van het lentepakket heeft de Commissie haar voorstellen voor de landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten gepubliceerd, waarover de Raad besluit. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde aanbevelingen.
Nederland adresseert veel van de landspecifieke aanbevelingen in het kabinetsbeleid, waaronder middels het HVP. Zo investeert het kabinet fors in digitalisering en klimaat en hervormt het nader op het gebied van belastingplanning, arbeidsmarkt, woningmarkt en digitale vaardigheden. Nederland stuurt medio juli een ambitieus en stevig HVP in dat, naast de aanbevelingen in 2019 en 2020, mede ingaat op de landspecifieke aanbevelingen van 2022. Het landenrapport van 2022 voor Nederland is positief over de huidige aanpak van belastingontwijking. Als gevolg heeft Nederland in 2022, in tegenstelling tot voorgaande jaren, geen aanbeveling op het gebied van de aanpak van agressieve belastingplanning.
Commissievoorstel voor aanbevelingen van de Raad aan Nederland
1a. begrotingsbeleid en publieke investeringen
De Commissie beveelt Nederland aan om in 2023 de uitgavengroei in lijn te houden met de economische groei, waarbij het begrotingsbeleid in 2023 als geheel neutraal is. Verder stelt de Commissie dat er sprake is van aanzienlijke onzekerheid waarbij de hoge energieprijzen en vluchtelingen uit Oekraïne de overheid voor nieuwe uitdagingen stellen. De Commissie geeft aan dat lidstaten voorbereid moeten zijn om aanvullende maatregelen te kunnen nemen indien dat noodzakelijk is. Ook beveelt de Commissie aan om de investeringen in de groene en digitale transitie en energiezekerheid te intensiveren, en daarbij gebruik te maken van de verschillende beschikbare Europese fondsen. Verder beveelt de Commissie aan om na 2023 begrotingsbeleid te voeren dat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange termijn waarborgt.
Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde aanbevelingen op het gebied van begrotingsbeleid voor Nederland. Het kabinet kan zich vinden in de vaststelling van de Commissie dat er sprake is van grote onzekerheid en nieuwe uitdagingen. Daarnaast erkent Nederland het belang van de groene en digitale transitie en van energiezekerheid, waaraan het klimaat- en transitiefonds, het Nationaal Groeifonds en het Nederlandse herstel- en veerkrachtplan een aanzienlijke bijdrage zullen leveren. Het kabinet acht het positief dat de Commissie wederom het belang van prudent begrotingsbeleid op de middellange termijn benoemt.
1b. woningmarkt
Nederland wordt door de Commissie aangespoord om verstoringen op de woningmarkt tegen te gaan, onder meer door het verder ontwikkelen van de private huursector en het vergroten van het woningaanbod. Deze oproep sluit aan bij de ambities van het kabinet. Het kabinet zet in op het verbeteren van de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van huur- en koopwoningen en de kwaliteit van wonen. Om het woningtekort tegen te gaan zijn er tot 2030 ongeveer 900 000 woningen extra nodig. Dat betekent dat het kabinet ernaar streeft de woningbouw te versnellen tot ongeveer 100 000 woningen per jaar. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat ten minste twee derde van de woningen betaalbare huurwoningen en koopwoningen tot de grens van de Nationale Hypotheekgarantie zijn. Tevens worden de verstoringen op de woningmarkt verminderd doordat de verhuurdersheffing wordt afgeschaft, de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning wordt geschrapt én door de leegwaarderatio af te schaffen, waardoor de belasting van het rendement op verhuurde woningen in box 3 meer zal gaan aansluiten bij de praktijk. Dit in aanloop naar het nieuwe stelsel box 3 «werkelijk rendement». Door de aanvangshuren in het middenhuursegment te reguleren zet het kabinet stappen om de betaalbaarheid voor middeninkomens te vergroten. Daarbij kijkt het kabinet ook naar de gevolgen van regulering op het aanbod van middenhuurwoningen en hoe het voor institutionele beleggers aantrekkelijk blijft om te investeren in deze woningen.
1c. pensioenen
De Commissie roept Nederland op tot de implementatie van de hervorming van het pensioenstelsel waarover in 2019 en 2020 een akkoord is bereikt. Deze oproep sluit aan bij de ambities van het kabinet. De tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel wordt hervormd om eerder perspectief te bieden op een koopkrachtig pensioen en om het stelsel transparanter en persoonlijker in te richten. Ook zal het nieuwe pensioenstelsel beter aansluiten bij de veranderende arbeidsmarkt. Deelnemers gaan pensioen opbouwen via een premieregeling. De pensioenpremie staat centraal en het premiepercentage wordt voor alle deelnemers aan een pensioenregeling gelijk. Voor alle contracten geldt dat de deelnemers een opbouw krijgen die past bij de betaalde premie en het behaalde rendement. Er wordt niet langer een belofte over de hoogte van de uitkering gedaan, de premie is de arbeidsvoorwaardelijke toezegging. Wel wordt periodiek op basis van een uniforme scenarioset bezien of de toegezegde premie toereikend is voor de geformuleerde pensioendoelstelling. Hiertoe is in maart een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstuk 36 067). Het kabinet heeft de ambitie om dit wetsvoorstel per 2023 in werking te laten treden.
2. cohesiebeleid
In de tweede aanbeveling wordt Nederland, net als veel andere lidstaten, opgeroepen om de onderhandelingen met de Europese Commissie over de cohesiebeleidprogramma’s voor de periode 2021–2027 snel af te ronden en vervolgens te implementeren. Nederland heeft de programma’s voor de cohesiebeleidsfondsen in eerste versie reeds ingediend. Voor enkele programma’s zijn de onderhandelingen met de Europese Commissie in een afrondende fase, en voor sommige programma’s verlopen de onderhandelingen trager dan gehoopt. Nederland zal met de Europese Commissie bezien hoe we tot een zo snel mogelijke implementatie van de programma’s kunnen komen.
3a. arbeidsmarkt: positie zzp’ers, schijnzelfstandigheid en verminderen prikkels voor flexibele en tijdelijke contracten
Net als vorige jaren beveelt de Commissie aan adequate sociale bescherming voor zzp’ers te bevorderen en schijnzelfstandigheid aan te pakken. Dit jaar wordt ook gevraagd de prikkels te verminderen om flexibele of tijdelijke contracten te gebruiken. Het kabinet herkent zich in deze aanbevelingen en ze sluiten aan op ambities in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en het HVP, namelijk het verkleinen van verschillen tussen vaste en flexibele contracten, het bieden van zekerheid en helderheid voor zelfstandigen en betere publiekrechtelijke handhaving tegen schijnzelfstandigheid. Het kabinet verkleint de fiscale verschillen tussen werknemers en zelfstandigen om een gelijker speelveld te creëren. De verschillende maatregelen gericht op een gelijker speelveld zorgen ervoor dat de regels rondom werk voor wat betreft werknemers en zelfstandigen gelijker worden en de prikkels in de regelgeving (stapsgewijs) meer gebalanceerd worden. De prikkel om als, of met een schijnzelfstandige te werken, neemt daardoor af. Ook komt er een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, waarbij het kabinet betaalbaarheid, uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid als belangrijke randvoorwaarden hanteert. Het kabinet werkt deze ambities op dit moment uit in samenspraak met sociale partners en uitvoerders, en stuurt de hoofdlijnen van deze uitwerking voor de zomer naar uw Kamer. Bij deze uitwerking is zorgvuldigheid nodig vanwege de inhoudelijke samenhang en balans tussen contractvormen. Maatregelen die één contractvorm raken, kunnen onbedoelde gevolgen hebben voor andere contractvormen: het zogenoemde waterbedeffect. Aanpassingen moeten dus in samenhang met elkaar worden bezien.
3b. arbeidsmarkt: aanpakken tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden, omscholing en bijscholing.
Het kabinet herkent deze uitdaging en kan zich vinden in de aanbeveling. De arbeidsmarkt is op dit moment krap. Die krapte kent verschillende oorzaken: zo is een deel conjunctureel, en hangt ook een deel samen met het coronasteunbeleid. Die krapte biedt kansen, bijvoorbeeld aan mensen die nu aan de kant staan of een minder sterke positie op de arbeidsmarkt hebben. Ook kan de krapte leiden tot een verbeterde positie van de werknemer, bijvoorbeeld als werkgevers het loon of secundaire arbeidsvoorwaarden verbeteren om de juiste mensen aan te trekken. Tegelijkertijd kan de krapte het lastiger maken om de juiste mensen te vinden voor de aanpak van grote maatschappelijke opgaven. In reactie op de motie van de leden Paternotte en Pieter Heerma wordt een aanpak uitgewerkt met betrekking tot generieke krapte, en krapte specifiek in de zorgsector, het onderwijs, de bouw, de kinderopvang en beroepen die nodig zijn voor de klimaat-, energie- en digitale transitie. In het coalitieakkoord is de uitbreiding van de arbeidsmarktinfrastructuur opgenomen om de overgang van werk-naar-werk en van uitkering-naar-werk te stimuleren. Onderdeel hiervan zijn instrumenten voor om- en bijscholing die de overstap naar tekortberoepen ondersteunen. Opgedane ervaringen met de regionale mobiliteitsteams tijdens de coronacrisis worden hierbij betrokken. Hiermee moet de overstap naar een ander (tekort)beroep eerder en makkelijker gemaakt worden.
Het kabinet verbetert daarnaast, als onderdeel van het aanvalsplan Groene en Digitale Banen van het Ministerie van EZK, de subsidieregeling voor omscholing richting kansrijke beroepen in de ICT en techniek. Het kabinet ondersteunt via het Ministerie van EZK ook de instroom van meer vrouwen in de ICT-sector, onder meer door een taskforce van het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet stelt daarnaast budget beschikbaar voor de verhoging van de lonen in het primair onderwijs.
In het kader van curriculumvernieuwing in het primair en secundair onderwijs zal dit kabinet meer aandacht geven aan digitale vaardigheden. Vanuit het Nationaal Groeifonds kan in de komende jaren substantieel worden bijgedragen aan versterking van het digitaal onderwijs in het primair, het hoger onderwijs en het mbo, en aan publiek-private samenwerking tussen het beroepsonderwijs en bedrijfsleven.
Om extra mensen uit het onbenut arbeidspotentieel in 2022 aan te spreken is er onder andere het actieplan «Dichterbij dan je denkt» om mensen die nu langs de kant staan naar werk of een leerwerktraject te begeleiden. In het actieplan geeft het kabinet extra aandacht aan vier beproefde wervingsroutes (Open Hiring, leerwerktrajecten (waaronder praktijkleren in het mbo), functiecreatie en innovatieve manieren van matching) in een landelijke campagne die bekendheid en vindbaarheid van de dienstverlening genereert voor zowel werkzoekenden als werkgevers.
Het CBS heeft becijferd dat 505.000 deeltijdwerkers meer uren willen werken en daarvoor direct beschikbaar zijn. Het bevorderen van meer uren of voltijds werken kan een belangrijke bijdrage leveren aan het adresseren van de krapte op de arbeidsmarkt. Daarom zet het kabinet in op het makkelijker maken voor werknemers en werkgevers om banen te combineren, voor ouders om arbeid en zorgtaken te combineren en het financieel aantrekkelijk te maken om (meer uren) te werken. Naast de generieke plannen van het kabinet worden in de zorg en het onderwijs acties ondernomen om drempels bij meer uren werken weg te nemen. Ook spoort het kabinet werkgevers aan om te kijken naar de groep onderbenutte deeltijders binnen het eigen personeelsbestand.
Het kabinet is in 2018 van start gegaan met het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) om de arbeidsmarktkansen en -posities van Nederlanders met een migratieachtergrond te verbeteren. De afgelopen jaren is onderzocht wat een effectieve aanpak is bij het begeleiden van mensen met een migratieachtergrond vanuit de bijstand naar werk, bij het creëren van leerwerktrajecten in tekortsectoren en bij het komen tot gelijkwaardige kansen bij werving, selectie, behoud en doorstroom bij werkgevers. Koepels van gemeenten en het onderwijs, sociale partners, ministeries, UWV, maatschappelijke organisaties en de uitzendbranche hebben samen een werkagenda opgesteld en werken samen om de lessen in de praktijk toe te passen en te verspreiden. Nederland zet ook met het ESF+ programma in op het aan het werk helpen van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie en specifiek mensen met een migratieachtergrond. Uw Kamer ontvangt op korte termijn een brief over arbeidsmarktkrapte.
3c. Het versterken van de mogelijkheden tot om- en bijscholing, met name voor kwetsbaren en inactieven
Onderdeel van de aanbeveling op het terrein van de arbeidsmarkt is dat Nederland in moet zetten op het versterken van de mogelijkheden voor om- en bijscholing, met name voor mensen «in de marge» van de arbeidsmarkt en inactieven. Omdat er in Nederland veel door werknemers, werkgevers en sociale partners zelf wordt geïnvesteerd in scholing, richt het overheidsbeleid zich met name op doelen en doelgroepen waarvoor extra stimulering voor een leven lang ontwikkelen (LLO) nodig is. In het coalitieakkoord wordt vier keer € 125 miljoen uitgetrokken voor permanente scholing via leerrechten. De uitwerking hiervan volgt rond de zomer in een aparte kamerbrief Actieplan LLO. Ook is in het coalitieakkoord opgenomen de overgang van mensen met een uitkering naar werk te stimuleren, onder andere door instrumenten voor om- en bijscholing die de overstap naar tekortberoepen ondersteunen. Hier raken scholingsinitiatieven aan de aanpak van krapte. Instrumenten om om- en bijscholing te versterken zijn het scholingsbudget voor mensen met een WW-uitkering en het project LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden, met opleidingsprogramma’s waarin het verwerven van taalvaardigheid wordt gecombineerd met het verwerven van beroepsvaardigheden. Daarnaast zet het kabinet in op een goede dienstverlening, waarbij mensen met vragen over werk en leren altijd goed geholpen worden. In de afgelopen jaren is hier al goede ervaring mee opgedaan via de Leerwerkloketten en de regionale mobiliteitsteams (RMT’s). Met de «stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen» wordt de leercultuur in het mkb gestimuleerd, een doelgroep waar deelname aan leren en ontwikkelen fors achterblijft in vergelijking met grootbedrijven. In maart van dit jaar is een openbaar individueel leer- en ontwikkelingsbudget (STAP-budget) geïntroduceerd, samen met beleid dat gericht is op het adviseren van lager geschoolden over ontwikkelmogelijkheden. Tot slot heeft de Nederlandse overheid ook het programma «Tel mee met Taal» voortgezet om de basisvaardigheden (taal, rekenen, digitaal) bij volwassenen te verbeteren en de overgang van laaggeletterdheid naar digitale vaardigheden te versnellen.
4a. verminderen afhankelijkheid fossiele brandstoffen
Het kabinet onderstreept de aanbeveling van de Commissie om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. De Commissie heeft op 18 mei jl. het REPowerEU-plan gepresenteerd, en hierin aangegeven deze afhankelijkheid te willen afbouwen door middel van energiebesparing, diversificatie van energiebronnen, versnelde uitrol van hernieuwbare energie en het verminderen van het verbruik van fossiele energie in de gebouwde omgeving, industrie en de elektriciteitssector.
Nederland erkent de doelstellingen van de Commissie om afhankelijkheden van Rusland te verkleinen door de energietransitie te versnellen. In het coalitieakkoord is reeds aangekondigd dat het kabinet het aanbod van hernieuwbare energiebronnen stimuleert, door in te zetten op extra wind op zee, zon-op-dak, aardwarmte, groen gas en aquathermie. Daarnaast wordt de productie en import van waterstof opgeschaald. Ook zet het kabinet de benodigde stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales, omdat kernenergie in de energiemix een aanvulling kan zijn op zon, wind en geothermie en kan worden ingezet voor de productie van waterstof. Tegelijkertijd maakt dit ons minder afhankelijk van de import van gas. Daarnaast zet het kabinet in op energiebesparing, onder meer via het langjarig Nationaal Isolatieprogramma, normering en positieve prikkels om de verduurzaming van woningen met een slechte isolatie te bevorderen, het gebruik van hybride warmtepompen te versnellen en in te zetten op de realisatie van duurzame warmtenetten.
Het kabinet investeert daarnaast in duurzame mobiliteit. Zo kondigde het kabinet in september 2021 onder meer een extra investering van € 600 miljoen aan om emissievrije voertuigen voor het mkb te stimuleren (Kamerstuk 35 925, nr. 1). In maart 2022 zijn er nieuwe maatregelen ingevoerd om investeringen in emissievrije vrachtwagens en emissievrije mobiele werktuigen te stimuleren (€ 270 miljoen voor de periode 2022–2030). Om knelpunten op het spoor te verminderen wordt onder andere ingezet op langere treinen. Om dit te faciliteren zijn er investeringen in het spoornetwerk nodig. Dit gebeurt in fases. Er staat een aantal projecten op de planning zoals aanpassingen op het emplacement Waalhaven Zuid en Moerdijk. ProRail heeft in 2019 een studie afgerond waarin is aangegeven welke maatregelen nog meer noodzakelijk zijn op de Ten-T corridors. Als vervolg op deze studie brengt ProRail nu in kaart welke maatregelen prioriteit hebben (uitrolstrategie). De resultaten van deze studie en besluitvorming daarvoor verwachten we in het eerste kwartaal van 2023.
Nederland zet in op samenhang van het REPowerEU voorstel met het Fit-For-55 pakket van de Commissie. Daarbij hoopt Nederland de onderhandelingen rondom Fit-For-55 snel af te ronden met behoud van ambitie en diversificatie van geïmporteerde energiebronnen.
Implementatie Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
De Commissie heeft dit jaar een omnibus 126(3)-rapport opgesteld voor achttien lidstaten. Een 126(3)- rapport, genoemd naar het relevante artikel in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), wordt opgesteld indien een lidstaat de criteria voor het begrotingstekort (maximaal 3% bbp) en de overheidsschuld (maximaal 60% bbp, tenzij deze in voldoende mate afneemt) overschrijdt of dreigt te overschrijden. In deze rapporten beoordeelt de Commissie op basis van een overkoepelende analyse of sprake is van een buitensporig tekort.
Bij het opstellen van dit rapport heeft de Commissie expliciet rekening gehouden met de macro-economische en budgettaire impact van de COVID-19-pandemie. Daarnaast neemt de Commissie de huidige geopolitieke situatie en de ongekende onzekerheid die daarmee gepaard gaat in ogenschouw. Op basis van de onzekerheid en de neerwaartse risico’s vindt de Commissie het niet gepast om buitensporigtekortprocedures te openen. De Commissie zal de overheidsfinanciën van lidstaten opnieuw bekijken bij de beoordeling van de ontwerpbegrotingen voor 2023, als onderdeel van het herfstpakket dit najaar.
De Commissie concludeert dat de 3%-tekortnorm door 17 lidstaten niet is behaald. De overschrijdingen van de tekortnorm zijn te verklaren door de verhoogde publieke uitgaven als gevolg van de economische neergang ingegeven door de coronapandemie. De Commissie stelt dat het gecoördineerde budgettaire beleid van lidstaten cruciaal is geweest om het economisch herstel op gang te brengen. De schuldnorm is door vijf landen niet behaald, na het in acht nemen van alle relevante factoren. Verder stelt de Commissie dat het behalen van het schuldafbouwcriterium in deze tijd een te zware budgettaire aanpassing met zich meebrengt, die economische groei zou schaden. Daardoor is het voor lidstaten, in deze uitzonderlijke omstandigheden, in de ogen van de Commissie niet nodig dit criterium na te streven. Voor 2022 stelt de Commissie dat lidstaten maatregelen nemen om de socio-economische impact van hogere energieprijzen te mitigeren, en humanitaire hulp bieden aan vluchtelingen uit Oekraïne. De genomen maatregelen dragen bij aan hogere verwachte begrotingstekorten.
In het geval van Roemenië, dat als enige lidstaat reeds in een buitensporigtekortprocedure zit, gebaseerd op ontwikkelingen van vóór de pandemie, adviseert de Raad in haar aanbeveling van juni 2021 om het buitensporig begrotingstekort ten laatste in 2024 teruggebracht te hebben. Voor 2021 komen het Roemeense overheidstekort en de budgettaire inspanning overeen met de aanbevelingen van de Raad. De Commissie is daarom van mening dat op dit moment geen verdere stappen in de buitensporigtekortprocedure van Roemenië nodig zijn.
Het kabinet verwelkomt het omnibus 126(3)-rapport van de Commissie. Het kabinet erkent de buitengewone omstandigheden en de onzekerheid waar lidstaten op dit moment mee te maken hebben. Door deze onzekerheid en de neerwaartse risico’s is het van belang dat lidstaten voldoende handelingsperspectief hebben om begrotingsmaatregelen te nemen om kwetsbare groepen te beschermen en om investeringen te beschermen. Het niet openen van buitensporigtekortprocedures past bij de aanhoudende onzekerheid. Evenwel blijft het van belang dat lidstaten de schuldhoudbaarheid op middellange termijn waarborgen. Het kabinet kan zich vinden in het voorstel dat voor Roemenië momenteel geen verdere stappen in de buitensporigtekortprocedure nodig zijn.
Macro-economische onevenwichtighedenprocedure
De Commissie heeft in de diepteonderzoeken voor tien lidstaten (Duitsland, Spanje, Frankrijk, Portugal, Roemenië, Zweden, Nederland, Griekenland, Italië en Cyprus) macro-economische onevenwichtigheden vastgesteld. De Commissie kwam in haar onderzoeken naar mogelijke onevenwichtigheden in de economieën van Ierland en Kroatië tot de conclusie dat hier niet langer sprake van is. Van de tien lidstaten waarvoor de Commissie heeft vastgesteld dat er sprake is van macro-economische onevenwichtigheden ondervinden Cyprus, Griekenland en Italië buitensporige onevenwichtigheden.
In het Alert Mechanism Report (AMR), gepubliceerd in november 2021, werd geconcludeerd dat de Commissie een diepteonderzoek zou gaan uitvoeren naar mogelijke onevenwichtigheden in de Nederlandse economie die verband houden met het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans en de hoge private schulden. Uit het diepteonderzoek blijkt dat deze kwetsbaarheden blijven bestaan. Het Nederlandse overschot op de lopende rekening is in 2021 toegenomen tot 9,5% van het bbp ten opzichte van 7,8% van het bbp in 2020. De private schuld als percentage van het bbp daalde in 2021 tot 229% van het bbp, tegenover 235% van het bbp in 2020, maar blijft volgens de Commissie te hoog.
Gelet op het feit dat het overschot op de lopende rekening in belangrijke mate wordt veroorzaakt door structurele kenmerken van de Nederlandse economie voert Nederland geen expliciet beleid ten aanzien van de lopende rekening. Niettemin hebben de door het kabinet aangekondigde uitgaven, waaronder de fondsen, mogelijk een drukkend effect op het overschot op de lopende rekening.
Het kabinet erkent dat de private schulden in Nederland relatief hoog zijn en heeft daarom in het coalitieakkoord aanvullende maatregelen aangekondigd die de schulden van huishoudens kunnen verlagen. Dit betreft met name maatregelen op de woningmarkt, zoals het opschroeven van de bouw van nieuwe woningen, het verder doorvoeren van een vorm van opkoopbescherming, afschaffing van de verhuurdersheffing en het schrappen van de verruimde schenkingsvrijstelling bij de aankoop van een eigen woning.
Vervolgproces
De landspecifieke aanbevelingen zullen, waar relevant in gewijzigde vorm, ter goedkeuring voorliggen in de Ecofinraad van 17 juni, waarna ze worden bekrachtigd tijdens de Europese Raad van 23-24 juni. Het is de bedoeling dat de aanbevelingen vervolgens officieel worden aangenomen tijdens de Ecofinraad van 12 juli.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Bijlage: Commissievoorstel voor aanbevelingen van de Raad aan Nederland.
BEVEELT AAN DAT NEDERLAND IN 2022 en 2023 de volgende actie onderneemt:
1. In 2023 ervoor zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Klaar staan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Meer overheidsinvesteringen voor de groene en digitale transitie en voor energiezekerheid, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, REPowerEU en andere EU-fondsen. Voor de periode na 2023 een begrotingsbeleid voeren dat gericht is op het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties op middellange termijn. De bevoordeling van schulden van huishoudens en de verstoringen op de woningmarkt terugdringen, onder meer door de ontwikkeling van de particuliere huursector te bevorderen en maatregelen te nemen om het woningaanbod te vergroten. De in 2019 en 2020 overeengekomen hervorming van het pensioenstelsel vaststellen en uitvoeren.
2. De onderhandelingen met de Commissie over de programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid voor de periode 2021–2027 snel afronden om van start te kunnen gaan met de uitvoering ervan.
3. Adequate sociale bescherming voor zelfstandigen zonder personeel bevorderen, schijnzelfstandigheid aanpakken en prikkels om gebruik te maken van flexibele of tijdelijke contracten verminderen. Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aanpakken, met name in de gezondheidszorg, het onderwijs, digitale en technische banen en de bouw, onder meer door het onderbenutte arbeidspotentieel door het hoge aandeel deeltijdwerk en de lagere arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond aan te boren. Bij- en omscholing verbeteren, met name voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en inactieven.
4. De algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door een snellere uitrol van hernieuwbare energie, met name door aanvullende investeringen in netwerkinfrastructuur te stimuleren en vergunningsprocedures verder te stroomlijnen, de energie-efficiëntie (met name van gebouwen) te verbeteren en investeringen in duurzaam vervoer en duurzame landbouw te versnellen.
Voorjaarspakket Europees Semester (europa.eu)↩︎
de Annual Sustainable Growth Survey is onderdeel van het herfstpakket van het Europees Semester. Zie Kamerstuk 21 501–20, nr. 1758.↩︎
REPowerEU (europa.eu) De Kamer zal namens de Minister voor Klimaat en Energie een integrale appreciatie van het REPowerEU-plan ontvangen. Van de Minister van Financiën volgt ook een brief over de financiële onderdelen van het plan.↩︎