Stand van zaken over de uitvoering van de motie van het lid Koerhuis over het nemen van hernieuwbare-energiemaatregelen bij een ingrijpende renovatie niet verplichten
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Brief regering
Nummer: 2022D23279, datum: 2022-06-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32813-1051).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Onderdeel van kamerstukdossier 32813 -1051 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z11348:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-06-09 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-16 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-09-15 13:30: Klimaatakkoord gebouwde omgeving (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-09-22 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1051 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2022
Op 30 november 2021 heeft uw Kamer een motie1 van lid Koerhuis aangenomen die de regering verzoekt tot het doen van een onderzoek hoe andere lidstaten de verplichting tot een minimumwaarde hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie van gebouwen implementeren. Deze Europese verplichting vloeit voort uit de richtlijn hernieuwbare energie (REDII). Er is toegezegd een onderzoek te doen hiernaar. Via deze brief informeer ik Uw Kamer over de resultaten van dit onderzoek.
Er zijn twee uitvragen gedaan bij andere lidstaten betreffende de nationale implementatie van dit onderdeel van de REDII. Op deze uitvragen hebben in totaal 18 van de 27 lidstaten gereageerd. Deze groep geeft een beeld van de huidige stand van implementatie van dit onderdeel van de REDII in de Europese Unie (EU). Van de 18 lidstaten geven 11 lidstaten aan dat zij een minimumwaarde hernieuwbare energie bij ingrijpende renovaties van gebouwen hebben vastgesteld in de periode 2019 tot mei 2022.2 De meeste van deze lidstaten vereisen een percentage van de energievraag of warmtevraag. In een lidstaat geldt een eis op basis van een absolute hoeveelheid hernieuwbare energie uitgedrukt in kWh/m² per jaar, net als in Nederland. De minimumwaarden zijn in veel gevallen vastgesteld op kosten-optimale niveaus. In een lidstaat heeft dit er bijvoorbeeld toe geleid dat de verplichting alleen geldt voor publieke gebouwen. Verder geeft het merendeel van de 11 lidstaten aan dat er via aansluiting op een warmtenet voldaan mag worden aan de minimumwaarde hernieuwbare energie, al dan niet met aanvullende voorwaarden. Ook hebben lidstaten uitzonderingen geformuleerd gebaseerd op de nationale context, bijvoorbeeld voor cultureel erfgoed, tijdelijke gebouwen of industriegebouwen.
De overige 7 lidstaten vereisen nog geen minimumwaarde hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie van gebouwen, of het is nog onduidelijk of zij een minimumwaarde vereisen op basis van hun reactie. Twee lidstaten geven bijvoorbeeld aan dat ze energieprestatievereisten hebben opgenomen in hun nationale regelgeving voor ingrijpende renovaties van gebouwen. Deze vloeien voort uit de EPBD. Deze vereisten kunnen, onder meer, door inzet van hernieuwbare energie worden bereikt.
Tot slot is relevant om te noemen dat de Europese Commissie in juli 2021 een formele inbreukprocedure is gestart tegen de 27 lidstaten wegens te late nationale implementatie van de REDII. Dat betekent dat de Commissie van mening is dat deze lidstaten niet hebben laten weten hoe zij alle bepalingen van de REDII volledig en correct hebben omgezet. Er heeft dus nog geen inhoudelijke toetsing door de Commissie kunnen plaatsvinden van de wijze van implementatie door de lidstaten. Er kunnen dan ook nog geen conclusies worden verbonden aan de resultaten van de twee uitvragen.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
H.M. de Jonge