Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij Koninkrijksrelaties en het BES fonds
Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2021
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2022D23333, datum: 2022-06-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36100-IV-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.A.M. Meijers, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36100 IV-5 Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2021.
Onderdeel van zaak 2022Z11361:
- Indiener: A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2022-06-08 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-15 16:00: Algemene Rekenkamer over verantwoordingsonderzoek KR 2021 (Geannuleerd) (Technische briefing), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2022-07-04 10:00: Jaarverslag en slotwet 2021 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2022-07-06 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
36 100 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2021
Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 7 juni 2022
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 18 mei 2022 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij Koninkrijksrelaties en het BES fonds (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Paul
De griffier van de commissie,
Meijers
Vraag 1
Wat wordt bedoeld met een exit strategie? Wat is het minimale wat in een exit strategie geregeld zou moeten worden?
Bij ons onderzoek naar de bestuurlijke interventie op Sint-Eustatius bevelen we aan om te werken aan een «exitstrategie» (zie blz. 29). We hebben in ons onderzoek geconstateerd dat de Staatssecretaris van BZK een gedetailleerde routekaart heeft gemaakt voor de periode terug naar een zelfstandig eigen bestuur op het eiland. Dit betreft het plan met 4 fasen en 12 stappen (zie blz. 27–28), waar tot aan 2024/25 aan gewerkt wordt.
Het lijkt ons daarom goed om – voortbouwend op deze plannen – ook alvast vooruit te kijken naar een realistische wijze van samenwerking met een nieuw te vormen eilandbestuur op Sint-Eustatius na de bestuurlijke interventie vanaf medio 2025. Wat heeft het openbaar lichaam dan nodig om het gewenste duurzaam stabiele bestuur te kunnen voeren? En hoe kan de Nederlandse rijksoverheid daarin voorzien? Een exit-strategie zou in ieder geval een duidelijk antwoord op deze vragen moeten bevatten.
Vraag 2
Op basis waarvan is geconcludeerd dat er te weinig oog is voor kleinschaligheid en uitvoeringscapaciteit van het bestuur op Sint Eustatius? Zijn er onnodige eisen gesteld en waar had meer hulp geboden moeten worden?
Sint-Eustatius is een klein eiland, het bestuur van het openbaar lichaam heeft een beperkte bestuurskracht. Het is met 21 km2 half zo groot als Schiermonnikoog en heeft met 3.600 inwoners ongeveer 4 keer zo veel inwoners als Schiermonnikoog. In de praktijk betekent dat dat je niet alles tegelijk kan doen. In ons onderzoek hebben we geconstateerd dat hard gewerkt wordt aan veel taken.
Achter het traject met 4 fasen en 12 stappen gaat een wereld schuil aan verbeteringen aan de bestuurlijke en de ambtelijke organisatie. De Staatssecretaris van BZK heeft 12 criteria geformuleerd om deze verbeteringen te beoordelen. Elk criterium bestaat uit een niveau «op orde» en een hoger niveau «duurzaam in staat om zelf taken te vervullen».
Wij vinden de criteria veelomvattend en gedetailleerd. Een criterium over het ambtelijk apparaat vereist bijvoorbeeld een personeels-en-organisatieplan en een organisatiebesluit waarin werkoverleggen zijn vastgelegd (zie blz. 27). Een ander voorbeeld is dat het openbaar lichaam Sint-Eustatius nu een eigen lokale rekenkamer heeft. Ter vergelijking, 20 jaar na de dualisering van het lokaal bestuur heeft nog lang niet elke Europees Nederlandse gemeente een goed functionerende lokale rekenkamer.
We stellen niet dat er sprake is van onnodige eisen. Wel zien we dat de bestuurlijke lat hoog ligt. Gelet op de beperkte bestuurskracht van Sint-Eustatius is hulp vanuit de rijksoverheid in de uitvoering daarvan wenselijk. Dat krijgt het eiland in ieder geval gedurende het verbeterprogramma tot 2024/25.