Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 36100-XVI-2)
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2021
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2022D23670, datum: 2022-06-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36100-XVI-9).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.W. Krijger, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36100 XVI-9 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2021.
Onderdeel van zaak 2022Z11567:
- Indiener: A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-06-09 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-22 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-06-30 18:30: Jaarverslag en Slotwet VWS over het jaar 2021 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
36 100 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2021
Nr. 9 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 9 juni 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 18 mei 2022 van de Algemene Rekenkamer inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 36 100 XVI, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Vraag 1
Is het in theorie mogelijk om ook in crisistijd (zoals tijdens de coronacrisis) alle uitgaven en verplichtingen rechtmatig te laten zijn?
Bij de financiële prestaties van de rijksoverheid is de norm dat Ministers ál het geld volgens de wet- en regelgeving innen en besteden. Maar waar mensen werken, kan altijd wel iets fout gaan. Daarom hanteren wij in ons verantwoordingsonderzoek een (tolerantie)grens als maatstaf. Van 99% van de ontvangsten, uitgaven en verplichtingen verwachten wij rijksbreed dat de rechtmatigheid niet ter discussie staat. Van de laatste 1% kan dat redelijkerwijs niet worden verwacht. Bij individuele begrotingshoofdstukken ligt deze tolerantiegrens overigens hoger. In crisistijd is het soms lastig om aan alle wet- en regelgeving te voldoen. In ons Verantwoordingsonderzoek 2019 verwezen wij er naar: breekt nood wet? Het volgen van regels – dus het nakomen van gemaakte afspraken – is geen vrijblijvende keuze, maar een voorwaarde voor een goed functionerende democratie. En die regels zijn niet alleen bedoeld voor de makkelijke momenten, maar ook voor crisistijd en crisismaatregelen. Voor tijden van crisis zijn er in de wet uitzonderingen opgenomen. Zo is art. 2.27 lid 2 CW ingevoerd na de financiële crisis. Dit artikel ziet er op toe dat het uitvoeren van nieuw beleid niet hoeft te wachten op goedkeuring door het parlement mits uitstel van het nieuwe beleid niet in het belang is van het Rijk en het parlement erover is geïnformeerd.
Daarnaast is bijvoorbeeld in art. 2.32 lid 1 sub c AW een uitzondering op de reguliere aanbestedingsregels opgenomen, juist om te voorzien in spoedsituaties.
Vraag 2
Is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in uw ogen nu «in control» wat het financieel beheer betreft? Met andere woorden, zijn wat u betreft in 2021 het Jaarverslag VWS en het financieel beheer van een dusdanig niveau dat een formeel «In Control Statement» (ICS), zoals in het bedrijfsleven gebruikelijk is, zou kunnen worden afgegeven?
Wij constateren dat het financieel beheer nog steeds ernstig tekort schiet. Ons oordeel luidt dan ook dat het financieel beheer van VWS in 2021 ernstig onvolkomen is. Dit betekent dat het niet op orde is.
Vraag 3
Heeft u, naar eigen oordeel, zelf voldoende middelen (geld en menskracht) om het Jaarverslag en de Slotwet van het Ministerie van VWS te beoordelen?
Het onderzoek naar de jaarverslagen en de daarin opgenomen verantwoordingsinformatie is een van de kerntaken van de Algemene Rekenkamer. Deze taak krijgt intern prioriteit bij het toedelen van mensen en middelen.
Mensen en middelen zijn per definitie beperkt. Wij maken daarom keuzes in wat we wel en niet onderzoeken. We doen dat risico-gestuurd: de meeste capaciteit gaat naar de terreinen waar we de grootste risico’s zien. Naast de inzet van eigen capaciteit, maken wij voor het beoordelen van het jaarverslagen van de departementen, waaronder VWS, ook gebruik van de werkzaamheden van de ADR.
In 2019 en 2020 hebben wij een peer review uit laten voeren door de rekenkamers van het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Canada. Zij hebben o.a. gekeken naar de kwaliteit van onze doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken en naar de kwaliteit van onze controle van financiële informatie. De internationale reviewers bevelen onder meer aan meer financiële controlewerkzaamheden en risicoanalyses uit te voeren, vanwege de onafhankelijke positie van de Algemene Rekenkamer en de wettelijke taak te oordelen over de jaarverslagen van Ministers en de rijksrekening. In reactie op deze aanbeveling van de 3 rekenkamers hebben we aangekondigd hierover overleg te voeren met de wetgever. Op 25 januari 2021 hebben we een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over de resultaten van een zogenoemde «peer review» (Kamerstuk 31 865, nr. 183). Naar aanleiding van de agendering van deze kwestie door de Algemene Rekenkamer heeft de commissie voor de Rijksuitgaven van de Tweede Kamer rapporteurs benoemd op dit dossier en afstemming gezocht met de commissie voor Financiën van de Eerste Kamer. Op 30 mei jl. hebben deze commissies een brief gestuurd aan de Minister van Financiën en de Algemene Rekenkamer over de opvolging van conclusies uit de peer review.
Vraag 4
Wanneer verwacht u dat de financiële onvolkomenheden bij het Ministerie van VWS op het gebied van financieel beheer op orde zal zijn? Kunt u naast rechtmatigheid ook iets zeggen over de doelmatigheid van de niet-rechtmatig uitgegeven middelen? Zo nee, bent u bereid daar onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Voor de beantwoording van het eerste deel van deze vraag verwijzen we naar het Ministerie van VWS.
Naar de doelmatigheid van de niet-rechtmatig uitgegeven middelen hebben wij geen specifiek onderzoek gedaan, maar vanuit ons onderzoek kunnen we er wel het volgende over zeggen. Veel van de niet-rechtmatig uitgegeven middelen zien toe op inkoopcontracten die direct gegund zijn en waarbij de dwingende spoed niet goed is onderbouwd (€ 2,4 miljard). Deze contracten zijn o.a. voor de aanschaf van zelftesten, bron- en contactonderzoek en het uitvoeren van laboratoriumonderzoek voor de coronatesten. De aanbestedingsregels, die voorschrijven dat meerdere leveranciers moeten worden benaderd, zijn bedoeld om een gelijk speelveld te creëren voor alle aanbieders, maar ook om een zo doelmatig mogelijke inkoop te bevorderen: de beste kwaliteit tegen de laagste prijs. In algemene zin is het direct gunnen van opdrachten niet bevorderlijk voor de doelmatige inzet van middelen.
Vraag 5
Wanneer verwacht u dat de financiële onvolkomenheden bij het Ministerie van VWS op het gebied van subsidiebeheer op orde zal zijn?
We kunnen geen verwachting uitspreken over de termijn waarop het subsidiebeheer op orde is. Hiervoor verwijzen we naar het Ministerie van VWS.
Vraag 6
Wanneer verwacht u dat de financiële onvolkomenheden bij het Ministerie van VWS op het gebied van informatiebeveiliging op orde zal zijn?
In ons onderzoek constateren we dat de Minister van VWS in 2021 geen substantiële voortgang heeft geboekt bij het verbeteren van de informatiebeveiliging. We kunnen geen verwachting uitspreken over de termijn waarop deze problemen zijn opgelost. Voor de beantwoording daarvan verwijzen we naar het Ministerie van VWS. Wel kunnen we hierover het volgende aangeven. Het helder vastleggen van afspraken over taken en verantwoordelijkheden en het verbeteren van het risicomanagement vergt ons inziens nog een substantiële inspanning. Positief daarbij is dat er eind 2021 en begin 2022 extra capaciteit beschikbaar kwam voor informatiebeveiliging en dat het ministerie in gesprek is met de dienstonderdelen over het overzicht van belangrijkste ICT-systemen.
De onvolkomenheid op het gebied van informatiebeveiliging is overigens niet van financiële aard.
Vraag 7
Wanneer verwacht u dat de financiële onvolkomenheden bij het Ministerie van VWS op het gebied van lifecyclemanagement op orde zal zijn?
In ons onderzoek constateren we dat in 2021 belangrijke stappen zijn gezet om het centrale inzicht in het IT-landschap te verbeteren. Wij concluderen dat de Minister van VWS substantiële voortgang heeft geboekt in het oplossen van de onvolkomenheid op lifecyclemanagement.
De CIO van het Ministerie van VWS stelt als doel om in 2023 lifecyclemanagement volledig te hebben geïmplementeerd. Deze onvolkomenheid is overigens niet van financiële aard.
Vraag 8
Wanneer verwacht u dat de financiële onvolkomenheden bij het Ministerie van VWS op het gebied van materieelbeheer op orde zal zijn?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen we naar het Ministerie van VWS.
Vraag 9
Had de Minister van VWS in 2021 een grotere vooruitgang kunnen boeken op het financieel beheer dan nu het geval is? Zo ja, wat had hij anders moeten doen om dat te bereiken?
Naar aanleiding van ons bezwaar heeft de Minister van VWS in 2021 verbeterplannen opgesteld en is gestart met de uitvoering daarvan. Of dat voortvarender had gekund is voor ons moeilijk te beoordelen, temeer het Ministerie van VWS in 2021 nog onder grote druk stond vanwege het bestrijden van de pandemie. Wij verwachten wel dat het ministerie het uitvoeren van de verbeterplannen en met name de structurele versterking van het financieel beheer met urgentie oppakt. In algemene zin kunnen we wel aangeven dat nieuwe onvolkomenheden zelden in het jaar erop al zijn opgelost. Hiervoor is bijna altijd meer tijd nodig. Daar komt bij dat in dit geval ook sprake is van een ernstige onvolkomenheid.
Vraag 10
Wat vindt u van het aantal fte’s op het departement van VWS en dan met name de toename in 2021?
Wij hebben hier geen onderzoek naar gedaan. Wel constateren we dat de toename van het aantal personen (fte) met een financiële functie in lijn ligt met het verbeterplan van het Ministerie van VWS.
Vraag 11
In het rapport van de ARK staat dat er een uitgavenstijging is van 22 procent en dat dit onder andere komt door de coronacrisis, kan er worden uitgeschreven waar de stijging van 22 procent precies vandaan komt? Welke oorzaken zijn hiervoor? Welk bedrag hoort bij welke oorzaak?
We verwijzen hiervoor naar het Jaarverslag 2021 van het Ministerie van VWS. In hoofdstuk 4 beleidsartikelen is zichtbaar dat de uitgaven voor artikel 1 «Volksgezondheid» en artikel 3 «Langdurige zorg en ondersteuning» sterk zijn gestegen ten opzichte van 2020. Voor artikel 1 komt dit inderdaad door de maatregelen van de coronacrisis. In bijlage 5 van het Jaarverslag 2021 van het Ministerie van VWS is een overzicht van coronasteunmaatregelen opgenomen. Door dit af te zetten tegen het overzicht van de coronasteunmaatregelen van het jaar ervoor (bijlage 4 van het Jaarverslag 2020 van het Ministerie van VWS), wordt duidelijk dat dit grotendeels door de testcapaciteit (toename van € 1,3 miljard), de vaccins (toename van € 0,7 miljard) en GGD’s en veiligheidsregio’s (toename van € 2,5 miljard) komt.
Voor artikel 3 heeft de stijging grotendeels betrekking op de bijdrage WLZ (toename van € 1,7 miljard) en bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK, toename van € 0,3 miljard).
Vraag 12
Kunt u aangeven waarom de indeling betreffende de financiële instrumenten, die gebaseerd is op gegevens van het Ministerie van Financiën, niet is gecontroleerd?
De indeling naar financiële instrumenten is niet (primair) ons onderzoeksobject. Het overzicht is door het Ministerie van Financiën aan ons beschikbaar gesteld. Voor het inzicht hebben wij deze figuur opgenomen in ons rapport. Wij vinden deze indeling plausibel.
Vraag 13
Hoe beoordeelt u de kennis van de Minister van VWS in 2021 over de effectiviteit van de specifieke zorgtoeslagregeling ten opzichte van 2020? Is deze nog steeds onvoldoende?
In 2020 hebben wij onderzoek gedaan naar de specifieke zorguitgaven. Dit betreft een fiscale regeling (aftrekpost). Dit is niet hetzelfde als de zorgtoeslagregeling. Onze bevinding was dat de Minister te weinig kennis heeft van de effectiviteit van de regeling specifieke zorguitgaven. Wij hebben hier in 2021 geen onderzoek naar gedaan. De Ministeries van Financiën en VWS hebben een extern onderzoeksbureau gevraagd hier nader onderzoek naar te doen.
Vraag 14
Kan worden gereflecteerd op de nut, noodzaak, effectiviteit en proportionaliteit van het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen en hulpmiddelen van 1,5 miljard euro?
Hier hebben we geen onderzoek naar gedaan.
Vraag 15
Kunt u nader toelichten waarom de financiële verantwoordingsinformatie op totaalniveau aan de eisen voldoet, terwijl tevens wordt aangegeven dat dit op veel deelonderwerpen niet het geval is?
De formulering op pagina 12 roept wellicht enige verwarring op. Hier staat dat de financiële verantwoordingsinformatie op totaalniveau aan de eisen voldoet, met uitzondering van de deelonderwerpen waar dat niet voor geldt. Wij beoordelen of de financiële verantwoordingsinformatie van de totale verantwoording voldoet aan de gestelde eisen (rekening houdend met de tolerantiegrens). Daarbij zijn er ook deelonderwerpen die wel aan de eisen voldoen. Concreet voldoet het volgende wel aan de gestelde eisen:
– rechtmatigheid van de saldibalans;
– betrouwbaarheid en ordelijkheid van de verplichtingen;
– betrouwbaarheid en ordelijkheid van de samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen;
– betrouwbaarheid en ordelijkheid van de saldibalans;
– betrouwbaarheid en ordelijkheid van de afgerekende voorschotten.
Op de andere deelonderwerpen die we expliciet noemen in het rapport wordt de tolerantiegrens overschreden en voldoet de verantwoording dus niet aan de gestelde eisen. Het beeld op pagina 13 maakt dit duidelijk.
Vraag 16
Hoe vaak is in totaal een beroep gedaan op «dwingende spoed» bij de aanbesteding door VWS in 2021? Hoe vaak is dit beroep voldoende onderbouwd naar uw oordeel? Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de contracten in 2021 (soort contract, bedrijf dat gecontracteerd is, financiële omvang van het contract, et cetera) waarbij een beroep is gedaan door het Ministerie van VWS op «dwingende spoed»?
Ons verantwoordingsonderzoek is conform de International Standards of Supreme Audit Institutions risicogericht ingestoken. Dit betekent dat wij ons bijvoorbeeld richten op de » verplichtingen en uitgaven waarbij het meeste kans bestaat op fouten en onzekerheden die hoger zijn dan de tolerantiegrens (zie vraag 1). We controleren dan ook niet alles, maar voeren veelal een steekproef of een deelwaarneming uit. Daarom hebben wij geen beschikking over het door u gevraagde overzicht. We verwijzen u daarvoor naar het Ministerie van VWS.
Vraag 17
Kunt u aangeven of de onzekerheid van 241,8 miljoen euro op de uitbetaling van zorgtoeslag te maken kan hebben met onvoldoende kennis waarover werd gesproken in het verantwoordingsonderzoek van 2020?
In 2020 constateerden wij dat het ministerie te weinig kennis had van de effectiviteit van de regeling specifieke zorguitgaven. Dit betreft een fiscale regeling (aftrekpost). Dit is niet hetzelfde als de zorgtoeslag waarover de genoemde onzekerheid gaat.
Vraag 18
De Rijksbrede overbruggingsovereenkomsten voor adviesdiensten zijn onrechtmatig verlengd, is de procedure nu geborgd en aangepast?
Het Ministerie van VWS maakt gebruik van de rijksbrede overbruggingsovereenkomsten voor adviesdiensten Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) is categoriemanager voor deze inkoopcategorie en is destijds een Europese aanbesteding gestart om nieuwe rijksbrede raamovereenkomsten af te sluiten ingaand per 1 januari 2020. Omdat bij deze aanbesteding bezwaren op de gunningsbeslissing zijn gemaakt, die volgens het Ministerie van I&W en de landsadvocaat terecht zijn, is besloten de aanbesteding opnieuw te doen. Voor de tussenliggende periode heeft het Ministerie van I&W de eerder bestaande raamovereenkomsten verlengd met overbruggingsovereenkomsten. Dat is echter niet toegestaan, omdat er geen opties tot rechtmatige verlenging van de overeenkomsten bestonden. In 2020 en 2021 zijn de verplichtingen die zijn aangegaan onder deze overbruggingsovereenkomsten, dan ook onrechtmatig.
De nieuwe aanbesteding wordt nu door de HIS (Haagse Inkoopsamenwerking) gedaan vanwege de expertise van de HIS. De huidige planning is dat de nieuwe raamovereenkomsten ingaan op 1 augustus 2022. In ons verantwoordingsonderzoek over 2022 zullen wij de rechtmatigheid van de nieuwe aanbesteding onderzoeken.
Vraag 19
Op welke manier is artikel 2.27 lid 2 van de Comptabiliteitswet 2016 niet nageleefd?
De Minister mag pas verplichtingen aangaan of uitgaven doen als hij daartoe door het parlement is geautoriseerd, middels een goedgekeurde (suppletoire) begroting. Artikel 2.27 lid 2 CW biedt de mogelijkheid om al voor autorisatie te starten met de uitvoering van nieuw beleid, mits hij het parlement hierover vooraf informeert. Deze uitzondering op de regel is bedoeld voor situaties waarin spoed is vereist. De Minister heeft het parlement niet tijdig geïnformeerd over onder andere de uitvoering van enkele nieuwe coronamaatregelen.
Vraag 20
Waarom zijn de «rijksbrede overbruggingsovereenkomsten» onrechtmatig verlengd? Zijn de aanbestedingsregels wellicht niet gevolgd? Indien dat het geval is, waarom zijn in dit geval de aanbestedingsregels niet gevolgd?
We verwijzen hiervoor naar het antwoord op vraag 18. Omdat er nog geen nieuwe raamovereenkomsten waren, maar er wel behoefte was aan adviesdiensten, zijn de overeenkomst toch (onrechtmatig) verlengd.
Vraag 21
Is er in 2021 met betrekking tot het financieel beheer, waarover u evenals over 2020 opnieuw een ernstige onvolkomenheid signaleert, een voldoende krachtige opgaande lijn ingezet?
Naar aanleiding van ons bezwaar in april 2021 heeft de Minister van VWS in mei 2021 een verbeterplan opgesteld. Doel van het plan is om op korte termijn het financieel beheer van de coronacrisis-uitgaven te verbeteren. Het Ministerie van VWS heeft in 2021 zelf inzicht gekregen in het financieel beheer van de coronagelden. Dit is een verbetering ten opzichte van 2020. Daarnaast heeft de Minister het parlement veel vaker tijdig geïnformeerd over nieuwe coronamaatregelen. Ook heeft het ministerie geïnvesteerd in nieuw personeel met een financiële functie. Voor de langere termijn is structurele borging van dit beheer het doel. Aan structurele borging van het financieel beheer is de Minister van VWS aan het einde van 2021 niet meer toegekomen. Het Ministerie van VWS heeft namelijk, ook onder druk van de opleving van de coronapandemie, de focus moeten leggen op het opleveren van de financiële verantwoording 2021. Het risico bestaat dat wanneer de coronacrisis voorbij is, de aandacht voor het financieel beheer bij het departement verslapt. Om een voldoende krachtige lijn door te zetten is het daarom essentieel dat het project Structurele borging met urgentie wordt uitgevoerd.
Vraag 22
Waarom lukt het het Ministerie van VWS volgens u maar niet om het subsidiebeheer te verbeteren, ondanks het feit dat dit al jaren een punt van aandacht is?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen we naar het Ministerie van VWS.
Vraag 23
Waarom is er in het afgelopen jaar geen ontwikkeling aangetoond in het oplossen van de onvolkomenheid met betrekking tot subsidiebeheer en informatiebeveiliging? Hoeveel jaren achtereen belooft het Ministerie van VWS nu beterschap in het financiële beheer? Waarom wordt dit volgens u niet opgelost?
Voor het gebrek aan voortgang in het oplossen van de onvolkomenheid subsidiebeheer verwijzen we naar het Ministerie van VWS.
Het gebrek aan voortgang in het oplossen van de onvolkomenheid informatiebeveiliging is met name te verklaren door de beperkte capaciteit op informatiebeveiliging.
Vraag 24
Wat zijn volgens u de gevolgen geweest voor de problemen in het financieel beheer door de tijdelijke stopzetting bij project Structurele borging? Hoeveel fouten en onzekerheden hadden voorkomen kunnen worden als dit project niet was stopgezet?
Bij de projecten Herstel en Kraan dicht gaat het om het herstellen van de onzekerheden en bevindingen uit 2020 en de eerste maanden van 2021, nieuwe onrechtmatigheden voorkomen en zeker stellen dat de financiële administratie een getrouw beeld weergeeft.
Bij het project Structurele borging heeft als doel om het financieel beheer structureel te versterken. Daarbij gaat het er met name om de fouten en onzekerheden in de toekomst te verminderen. Het tijdelijk stopzetten van het project Structurele borging eind 2021 heeft daarom geen grote invloed op de fouten en onzekerheden in 2021. Mocht echter met het structureel versterken van het financieel beheer onvoldoende tempo worden gemaakt, dan heeft dit wel invloed op de fouten en onzekerheden in komende jaren.
Vraag 25
Er is vaak, tegen de regels in, «direct gegund»; had het Ministerie van VWS, wat u betreft, wellicht wel voor een versneld aanbestedingstraject (dus niet-Europees aanbesteden) kunnen kiezen? Waarom is daar niet voor gekozen?
Een versneld aanbestedingstraject is een mogelijkheid bij een urgente situatie (art 2.74 AW 2012). Een van onze bevindingen omtrent het direct gunnen is, dat het Ministerie van VWS onvoldoende heeft onderbouwd waarom gebruikt gemaakt wordt van dwingende spoed (art 2.32 AW 2012) en of aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. Een van de voorwaarden is dat moet worden onderbouwd dat de termijnen van de openbare procedure, de niet-openbare procedure of de mededingingsprocedure met onderhandeling wegens dwingende spoed niet in acht kunnen worden genomen (waaronder ook de versnelde procedure valt). Indien een dergelijk onderbouwing ontbreekt, valt niet te beoordelen of de versnelde procedure terecht terzijde is geschoven.
Vraag 26
Wat is uw standpunt over de manier waarop het Ministerie van VWS heeft gehandeld bij het uitvoeren van sneltesten op aanvraag van werkgevers, waarbij het ministerie de facturen betaalt? Had dit op een andere manier gekund zodat het aantal uitgevoerde tests ook daadwerkelijk controleerbaar was geweest?
Een complicerende factor hier is dat de prestaties niet bij het Ministerie van VWS plaatsvinden, maar bij werkgevers. Prestaties zijn dan moeilijker door het ministerie vast te stellen. Daarom is het nog belangrijker om vooraf bij de contractvorming met de leverancier goede afspraken te maken.
Vraag 27
Kunt u aangeven hoe groot het risico volgens u is dat de aandacht voor het financieel beheer verslapt wanneer de coronacrisis voorbij is?
Het is een reëel risico, maar of dit zich voordoet ligt in handen van de Minister. We verwijzen hiervoor naar het Ministerie van VWS.
Vraag 28
Is het gegeven dat de Minister van VWS eind 2021 het verbeteren van de structurele borging van het financieel beheer moest staken omdat de financiële verantwoording over dat jaar moest worden opgeleverd, volgens u exemplarisch voor het gebrek aan grip van het Ministerie van VWS op het financieel beheer?
De tijdelijke stopzetting begin december 2021 van het project Structurele borging werd veroorzaakt doordat de coronadirecties (Dienst Testen en Programmadirectie COVID-19) te zwaar belast waren door de golf aan nieuwe coronabesmettingen. De Minister heeft ervoor gekozen de beschikbare capaciteit in te zetten om een getrouw beeld te kunnen schetsen in het jaarverslag over 2021.
Vraag 29
Voorziet het project Structurele borging (van het financieel beheer) in een instrumentarium, dashboard of ijkpunten ten behoeve van de Kamer, zodat zij de voortgang van de verdere ontwikkeling overzichtelijk aan de hand van kernindicatoren kan beoordelen?
Hiervoor verwijzen we naar het Ministerie van VWS en daarnaast de Kamerbrief voortgang financieel beheer Ministerie van VWS die op 12 mei 2022 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 185).
Vraag 30
Wat verstaat u onder «tijdig» wanneer het spreekt over het tijdig herstarten van het project Structurele borging? Wanneer is het tijdig en wanneer is het eigenlijk al te laat?
Met tijdig bedoelen wij meteen na opstellen van het jaarverslag 2021.
Vraag 31
Een keten is zo sterk als de zwakste schakel, ook met betrekking tot het voorkomen van hacks; waarom moet de Minister in gesprek met concernonderdelen over een overzicht van ict-systemen en waarom kan hij dat niet eisen? Wat hindert hierin?
De Minister kan dit wel eisen. Het CIO Besluit (artikel 8, lid 2) draagt op dat de dienstonderdelen van het ministerie de departementale Chief Information Security Officer (CISO) gevraagd en ongevraagd de informatie verstrekken die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taken. Het benodigde overzicht is overigens niet alleen een lijst met systemen, maar moet ook informatie bevatten over bijvoorbeeld de laatst uitgevoerde risicoanalyses en pentesten per systeem. Allemaal informatie die de decentrale concernonderdelen kunnen opleveren vanuit hun eigen risicomanagementprocessen. Gesprek kan bijdragen aan betere afstemming van de centrale en decentrale processen.
Vraag 32
Het gebrek aan voortgang in het informatiebeveiligingsbeleid is grotendeels te verklaren door de beperkte capaciteit op informatiebeveiliging, wat is volgens u de andere verklaring hiervoor?
Tot augustus 2021 was er een vacature voor de functie van Chief Information Security Officer (CISO) concern voor het kerndepartement. In die tijd werd de functie waargenomen door iemand die ook andere werkzaamheden had. Toen de vacature in augustus was vervuld, waren er ook andere werkzaamheden, zoals rond de coronagerelateerde apps.
Dat het Ministerie van VWS zo afhankelijk was van een persoon/vacature kwam omdat het ministerie in vergelijking met andere rijksorganisaties centraal weinig functies had ingericht ten behoeve van informatiebeveiliging. Pas aan het einde van jaar zijn er meer functies ingericht: een beleidsondersteuner en plaatsvervangend CISO concern.
Vraag 33
Hoe groot acht u de kans op een grootschalige hack waarbij een grote hoeveelheid vertrouwelijke gegevens van het Ministerie van VWS door hackers kan worden buitgemaakt?
Hoe groot de kans dat cybercriminelen of statelijke actoren toeslaan exact is, kan niemand zeggen. Het voorbeeld van de aanval op het Belgische Ministerie van Binnenlandse Zaken in ons rapport laat zien hoe reëel deze dreiging in Europese landen is. Veiligheidsdiensten waarschuwen openlijk dat kwaadwillenden actief zoeken naar kwetsbaarheden om deze te misbruiken voor hacks. Ons onderzoek naar informatiebeveiliging is erop gericht te onderzoeken of de Minister de risico’s in voldoende mate beheerst. Het Ministerie van VWS geeft aan bezig te zijn met vroegtijdig opsporen van kwetsbaarheden in ICT-systemen («Kamerbrief reactie op bericht over supertool voor analyse kwetsbaarheden» (Kamerstukken 25 295 en 26 643, nr. 1703)). Wij hebben hier geen nader onderzoek naar gedaan.
Vraag 34
Hoe kan het dat er op het gebied voor materieel beheer een nieuwe onvolkomenheid is, terwijl er in 2020 ook al persoonlijke beschermingsmiddelen, beademingsapparatuur, testen, vaccins en laboratoriummaterialen werden beheerd? Was het beheer hiervan in 2020 wel op orde?
De omvang van goederen was in 2020 relatief beperkt. Er waren nog geen vaccins, er waren nog weinig testen en de persoonlijke beschermingsmiddelen werden door Mediq (LCH) ingekocht. Het belang is in 2021 toegenomen, waardoor wij risicogericht het materieelbeheer diepgaander in ons onderzoek hebben betrokken.
Vraag 35
Kunt u aangeven of door het ontbreken van centraal toezicht er onnodige inkopen zijn gedaan door het Ministerie van VWS? Zo ja, hoeveel extra kosten heeft dit dan met zich meegebracht?
Hier hebben wij geen onderzoek naar gedaan.
Vraag 36
Kunt u er een schatting van geven wat de financiële omvang is van de goederen waar het Ministerie van VWS geen «centraal inzicht» in heeft?
Dit hebben wij niet betrokken in ons onderzoek.
Vraag 37
Wanneer is er wel een geïntegreerd inkoopsysteem? Welke andere ministeries hebben dat wel? Waarom wordt onderzocht of het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich aan kan sluiten bij andere ministeries? Waarom gebeurt dat niet gewoon?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen we naar het Ministerie van VWS.
Vraag 38
Voldoen alle zorgaanbieders volgens u aan de norm voor informatiebeveiliging voor de zorg (NEN 7510)? Wie controleert dat? Waarom gaat men niet op slot als men er niet aan voldoet?
De Regeling «gebruik burgerservicenummer in de zorg» verplicht zorgaanbieders bij het verwerken van gegevens te voldoen aan de NEN 7510. De Algemene Rekenkamer weet niet of alle zorgaanbieders aan deze verplichting voldoen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet hierop toe.
In ons onderzoek naar de CoronaCheck-app constateerden we dat GGD GHOR en GGD’en niet aantoonbaar aan de NEN 7510 voldeden. Dit was wel de eis die VWS stelde aan de commerciële testaanbieders. Wanneer de commerciële testaanbieders hier niet aan voldeden, dienden ze een zelfverklaring in te vullen en een audit datum te overleggen ten behoeve van het verkrijgen van de NEN 7510 certificering.
De IGJ melde in december 2021 na 22 inspectiebezoeken aan ziekenhuizen tussen september 2017 en oktober 2021: «De meerderheid van de bezochte ziekenhuizen bleek op het moment van het inspectiebezoek niet aantoonbaar te voldoen aan de wettelijke norm voor informatiebeveiliging (NEN 7510).» (IGJ-publicatie «Professionele digitale zorg vraagt van ziekenhuizen steeds opnieuw evalueren en verbeteren»).
De IGJ kan sancties opleggen aan zorgaanbieders wanneer zij niet voldoen aan wettelijke normen. Voor de vraag welke dat zijn en hoe deze worden toegepast verwijzen we u naar het Ministerie van VWS.
Vraag 39
Heeft u ook gekeken naar de effectiviteit van de verschillende Gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) programma’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de conclusies?
Nee. We hebben de toegankelijkheid en niet de effectiviteit van de GLI onderzocht.
Reden daarvan is dat de controle op effectiviteit van verzekerde zorg al geregeld is binnen het zorgstelsel. Het Zorginstituut Nederland is beheerder van het pakket van verzekerde zorg en stelt voorwaarden aan zorg die wordt vergoed uit het basispakket, zodat deze passend en effectief is en tegen een redelijke prijs wordt geleverd. Ook bij de GLI heeft het Zorginstituut dit gedaan. Om vergoed te worden uit het basispakket moet een specifiek GLI-programma door het RIVM erkend worden als uitvoerbare, en kwalitatief goede en effectieve leefstijlinterventie. Daarnaast stelt Zorgverzekeraars Nederland vast, zo nodig in overleg met het Zorginstituut Nederland, of het specifieke programma past binnen de kaders die het Zorginstituut Nederland heeft vastgesteld voor te vergoeden GLI-zorg. Op de website van het Loket Gezond Leven is meer te lezen over dit erkenningstraject van leefstijlinterventies in het algemeen en ook over de 4 erkende GLI’s: CooL, SLIMMER, Beweegkuur en Samen Sportief in Beweging.
Nadat de interventies eenmaal in het basispakket opgenomen zijn, houdt het onderzoek naar effectiviteit niet op. Het RIVM publiceert sinds de start van de GLI elk half jaar cijfers in openbare factsheets. De afgelopen jaren ging het om cijfers over het aantal deelnemers en hun achtergrondkenmerken. In 2022 zal het RIVM starten met publiceren van de resultaten van het leefstijlprogramma, op basis van het GLI-register. Dit bevat onder meer gegevens over de werkzaamheid en effectiviteit van de GLI, bijvoorbeeld gewichtsverlies, middelomvang en kwaliteit van leven. Het RIVM onderzoekt daarbij of er verschil in effecten is tussen verschillende GLI-programma’s en tussen verschillende groepen deelnemers
Vraag 40
Hoe kan volgens u de AVG minder belemmerend zijn bij het uitwisselen van gegevens voor het monitoren van zoönosen?
De AVG heeft tot doel de privacy van burgers te beschermen door de mogelijkheid om persoonsgegevens te delen sterk te beperken. In sommige situaties kan dit de dienstverlening aan burgers of het nemen van maatregelen (zoals die tegen zoönose) in de weg staan. Er moet in die situaties een afweging worden gemaakt tussen het belang van privacybescherming en het belang van de te nemen maatregelen. Een logisch moment daarvoor is een volgende evaluatie van de AVG. Om tegen die tijd hierin afwegingen te kunnen maken is het zinvol om te weten in welke situaties dit voorkomt. U kunt de Ministers verzoeken om bij te houden in welke situaties maatregelen niet kunnen worden getroffen vanwege strijdigheid met de AVG. Dan kunnen de Ministers en Tweede Kamer deze informatie meenemen wanneer de AVG geëvalueerd wordt.
Vraag 41
Is er in 2021 met betrekking tot het financieel beheer, waarover de Algemene Rekenkamer net als over 2020 opnieuw een ernstige onvolkomenheid signaleert, een voldoende krachtige opgaande lijn ingezet?
We verwijzen hiervoor naar het antwoord op vraag 21.