[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid De Hoop over een kwart van de mbo’ers dat recht heeft op een aanvullende beurs, maar deze niet aanvraagt

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2022D23954, datum: 2022-06-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3060).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z09235:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3060

Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een kwart van de mbo’ers dat recht heeft op een aanvullende beurs, maar deze niet aanvraagt (ingezonden 12 mei 2022).

Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 9 juni 2022)

Vraag 1

Hoe beoordeelt u dat het Centraal Planbureau constateert dat in 2019 ruim een kwart (26,5%) van de mbo-studenten dat recht had op een aanvullende beurs hiervan echter geen gebruik maakte en deze mbo’ers zo gemiddeld 190 euro per maand misliepen?1

Antwoord 1

Ik vind het zorgelijk dat ruim een kwart van de mbo-studenten dat voor het eerst recht had op een aanvullende beurs, daar geen gebruik van maakte. Dit is vergelijkbaar met het niet-gebruik van de aanvullende beurs onder studenten in het hoger onderwijs. Ik wil er daarom alles aan doen om het niet-gebruik af te laten nemen. In de hoofdlijnenbrief over de herinvoering van de basisbeurs2 heb ik aangegeven budget te willen reserveren voor aanpassingen in het aanvraagproces die dit niet-gebruik moeten doen dalen.

Vraag 2

Hoe verklaart u het niet gebruikmaken van de aanvullende beurs door deze doelgroep? In hoeverre is er volgens u sprake van de mogelijke verklaringen die het Centraal Planbureau noemt: onbekendheid met de aanvullende beurs, niet weten dat zij recht hebben, denken dat de aanvraagprocedure ingewikkeld is, privacyoverwegingen of stigma?

Antwoord 2

Ik ben van mening dat de mogelijke verklaringen die het CPB noemt zeker een rol kunnen spelen bij het niet-gebruik van de aanvullende beurs. Deze kwamen grotendeels ook terug in de beleidsdoorlichting over Artikel 11: Studiefinanciering.3 Uit dat onderzoek kwam het niet nodig hebben van de aanvullende beurs naar voren als meest voorkomende reden voor het niet-gebruik van de aanvullende beurs. Het feit dat het niet-gebruik van de aanvullende beurs het hoogst is onder mbo-studenten die maar op een klein bedrag aan aanvullende beurs recht hebben wijst hier mogelijk op.

Wat betreft het meespelen van privacyoverwegingen wil ik benadrukken dat ouders niet in hoeven te stemmen met het verwerken van hun inkomensgegevens. Ze worden hier wel achteraf van op de hoogte gesteld, en studenten worden daarop gewezen. Mogelijk zijn er studenten die vanwege deze reden geen aanvullende beurs aanvragen, maar uit de beleidsdoorlichting kwam dit niet naar voren als vaak voorkomende oorzaak.

Vraag 3

Welke consequenties verbindt u hieraan voor de invoering per studiejaar 2023/2024 van een basisbeurs voor alle studenten in en een inkomensafhankelijke aanvullende beurs per studiejaar 2023/2024, zoals afgesproken in het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst»?

Antwoord 3

In de hoofdlijnenbrief over de herinvoering van de basisbeurs heb ik aangegeven budget te willen reserveren voor aanpassingen in het aanvraagproces die dit niet-gebruik moeten doen dalen. Dat doe ik binnen het traject voor de herinvoering van de basisbeurs.

Vraag 4

Onderkent u dat het vanwege de kansengelijkheid voor mbo-studenten uit minder draagkrachtige milieus wenselijk is dat er bij de invoering van de nieuwe stelsel van studiefinanciering niet eenzijdig aandacht moet zijn voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, maar ook voor het beperken van bureaucratische rompslomp die bij jongeren ertoe kan leiden dat zij afzien van voorzieningen waar zij recht op hebben? Zo nee, waarom niet en op welke wijzen gaat u het niet-gebruik dan tegen? Zo ja, hoe gaat u dan gestalte geven aan deze beperking van bureaucratische rompslomp?

Antwoord 4

Bij de vormgeving van het nieuwe stelsel van studiefinanciering besteed ik veel aandacht aan de begrijpelijkheid van het aanvraagproces. Het mag niet zo zijn dat studenten voorzieningen waar ze recht op hebben mislopen, omdat ze vastlopen in het aanvraagproces. Het aanvragen van studiefinanciering verloopt voor de meeste studenten in een beperkt aantal stappen en ze hoeven weinig informatie te verstrekken. Studenten hoeven bijvoorbeeld niet zelf aan te geven hoeveel hun ouders verdienen, maar DUO stelt dat vast met inkomensgegevens van de Belastingdienst. Pas als de inkomensgegevens daar niet bekend zijn, zal DUO de ouders hiervoor benaderen.

Studenten moeten vooral aangeven van welke voorzieningen ze gebruik willen maken. Daar gaat het bij de aanvullende beurs nog veel te vaak mis. Ik ga het niet-gebruik aanpakken door bij het aanvragen van studiefinanciering in het startscherm de aanvullende beurs standaard aan te vinken. De student wordt dan doorgeleid naar het aanvraagscherm van de aanvullende beurs en kan besluiten die aan te vragen. Hierdoor zal het niet-gebruik naar verwachting substantieel afnemen.

Vraag 5

Mocht het lukken om bij rechthebbenden verbetering te brengen in de niet-aanvragen van aanvullende beurzen, wat gaat dit dan betekenen voor de hoogte van de basisbeurs, aangezien het gehele nieuwe studiefinancieringsstelsel wordt betaald uit een vaste pot geld en het niet een zogenoemde open einde regeling betreft?

Antwoord 5

In de raming van de uitgaven aan studiefinanciering is rekening gehouden met een substantiële afname van het niet-gebruik van de aanvullende beurs. Als de maatregelen voor het tegengaan van het niet-gebruik van de aanvullende beurs nog succesvoller blijken te zijn, hebben we te maken met een overschrijding van de uitgaven en een tegenvaller op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze tegenvaller mag niet worden gedekt door te korten op de beschikbare bedragen voor de basisbeurs en aanvullende beurs (deze bedragen staan wettelijk vast en daar hebben studenten recht op), maar zal betrokken worden bij de jaarlijkse besluitvorming rondom de Voorjaarsnota.


  1. Onderzoek «Niet-gebruik van de aanvullende beurs in het mbo» van het Centraal Planbureau (https://www.cpb.nl/niet-gebruik-van-de-aanvullende-beurs-in-het-mbo#).↩︎

  2. Kamerstuk 24 724, nr. 176↩︎

  3. Bijlage bij Kamerstuk 31 511, nr. 39, p. 62–63↩︎