Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2022D23994, datum: 2022-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36100-XV-8).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit DENK kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36100 XV-8 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021.
Onderdeel van zaak 2022Z11712:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-06-16 14:16: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-28 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-06-29 10:00: Jaarverslag en Slotwet ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en rapport resultaten verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer 2021 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-09-08 14:35: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
36 100 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2021
Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 juni 2022
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de brief van 18 mei 2022 van de Algemene Rekenkamer inzake het rapport het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 36 100 XV, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Vraag 1
Deelt het kabinet dat het fijn is dat het jaarverslag in zulke duidelijke taal geschreven is?
Antwoord 1
Het kabinet vindt het belangrijk dat de begrotings- en verantwoordingsstukken duidelijk, begrijpelijk en toegankelijk zijn. De constatering dat het jaarverslag in zulke duidelijke taal geschreven is, stemt dan ook tevreden. We werken er hard aan om de leesbaarheid en toegankelijkheid steeds verder te verbeteren. Naast het begrijpelijker maken van teksten, doen we dit bijvoorbeeld door visualisaties van de uitgaven aan te bieden op de website rijksfinancien.nl.
Vraag 2
De rekenkamer geeft complimenten aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) als het gaat om financiële huishouding, waarom doet het Ministerie van SZW het zoveel beter dan bijvoorbeeld het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Economische Zaken en Klimaat?
Antwoord 2
Sinds maart 2020 heeft de uitbraak van het coronavirus een grote impact gehad op onze maatschappij. Om de gevolgen van de coronacrisis zoveel mogelijk te beperken heeft het kabinet diverse maatregelen genomen. Departementen hebben hiervoor in korte tijd diverse noodregelingen opgezet om bedrijven en werknemers en gemeenten en inwoners zo goed mogelijk te helpen. De aard en opzet van deze regelingen verschillen echter wezenlijk van elkaar. Om die reden zijn deze regelingen en de impact op de financiële huishouding moeilijk vergelijkbaar. Uitgangspunt van de Ministers van SZW, VWS en EZK is echter te allen tijde geweest om de middelen rechtmatig te besteden. Wij zijn in elk geval verheugd met het compliment van de Algemene Rekenkamer over de wijze waarop SZW de uitgaven en inkomsten over 2021 verantwoord heeft. Samen met UWV en gemeenten is vanuit het departement veel aandacht geweest voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast is in samenwerking met de Nederlandse Beroepsvereniging Accountants (NBA) een speciaal accountantsprotocol ontwikkeld voor de NOW. Gedurende het proces hebben wij ook regelmatig uw Kamer en de controleurs geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de regelingen. Ook is hier de reflectie over opgezocht en is de feedback zoveel mogelijk verwerkt bij latere aanpassingen. De vaststellingen voor de NOW en de afrekening van de voorschotten met gemeenten voor de Tozo zijn echter nog niet afgerond en lopen nog minstens door tot en met de verantwoording van 2024.
Vraag 3
Kan uitgebreid worden toegelicht welke uitgaven en verplichtingen op artikel 98 zijn gedaan?
Antwoord 3
De uitgaven en verplichtingen op artikel 98 hebben betrekking op een aantal onderdelen. De grootste posten betreffen:
– uitvoeringskosten van de SZW-unit van de Rijksdienst Caribisch Nederland. Het gaat om salariskosten van het personeel, huisvesting en ICT. (€ 7,1 miljoen)
– bijdrage aan het CBS voor het leveren van beleidsstatistieken en het doen van onderzoek. Dit varieert van basisinformatie tot aanvullende onderzoeken. Een voorbeeld is de Bijstandsuitkeringenstatistiek uitgevoerd door CBS die informatie bevat over zowel het aantal bijstands(gerelateerde) uitkeringen als het aantal personen met een bijstands(gerelateerde) uitkering. (€ 4,1 miljoen)
– onderzoek ten behoeve van SZW op diverse terreinen door andere partijen dan CBS. Het gaat onder andere om onderzoeken op het terrein van armoede en schulden, beschut werk, gedragsexperimenten en de participatiewet. (€ 3,3 miljoen)
– subsidie aan de VNG voor de ondersteuning van de landelijke structuur van interventieteams, gegevensuitwisseling W&I. (€ 2,4 miljoen)
– kosten voor beheer en hosting van het ICT-systeem dat SZW gebruikt voor de uitvoering van Europese subsidieregelingen en maatregelen uit het noodpakket. (€ 0,8 miljoen)
– het Ministerie van Financiën voert als certificeringsautoriteit voor het Ministerie van SZW controlewerkzaamheden uit op de uitgaven die SZW doet op de Europese subsidieregelingen (ESF). (€ 0,7 miljoen).
– uitvoeren van het programma Toekomst Gegevensuitwisseling Werk en Inkomen (TWI) om burgers in staat te stellen via de dienstverlening van UWV, de SVB, gemeenten en andere partijen om meer regie te nemen op hun eigen leefsituatie en gegevens. (€ 0,6 miljoen)
– voorlichtingsactiviteiten. Dit betreft kosten voor het maken van overkoepelende communicatie-activiteiten, intern en extern SZW. Het gaat onder meer om het SZW-personeelsblad, onderzoeken (omgevingsanalyse, focusgroepen, gedragsinzichten) en het organiseren van persbriefings voor media, videoproducties, fotografie en webredactie. (€ 0,6 miljoen).
Vraag 4
Wat zijn de te verwachte kosten om de IT-systemen voor processen van uitkeringenverstrekking bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN)-unit SZW te verbeteren?
Antwoord 4
De voor de komende periode (2022 tot en met 2025) geraamde kosten in verband met het ICT-verbetertraject van de RCN-unit SZW bedragen totaal USD 12 miljoen. Dit is omgerekend volgens de koersverhouding eind mei 2022 circa € 11 miljoen. Deze middelen zijn verwerkt in de 1e suppletoire begroting SZW 2022 (Kamerstuk 36 120 XV, nr. 2).
Vraag 5
Is de organisatievorm van het inlichtingenbureau passend in het huidige Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) stelsel?
Antwoord 5
Het Inlichtingenbureau is een private stichting met een wettelijke taak. Deze taak is opgenomen in de Wet Structuur uitvoeringorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI).
Op dit moment vindt er een bredere verkenning plaats van het stelsel van gegevensuitwisseling en wordt ook de governance van het IB bekeken. Daarbij is, mede in het licht van de motie van Kamerlid van Kent, ook aandacht voor de organisatievorm van het IB.
Vraag 6
Vind het kabinet het wenselijk dat de kamer geen budgetrecht heeft bij premiegelden?
Antwoord 6
Dat de Kamer geen formeel budgetrecht heeft over de premiegefinancierde uitgaven is een gevolg van het karakter van deze uitgaven. De premiegefinancierde uitgaven worden namelijk niet direct door de Minister van SZW vanaf haar begroting gedaan. In plaats daarvan worden uitkeringen betaald door de beheerders van de sociale fondsen, SVB en UWV. De Kamer heeft alleen formeel budgetrecht over de uitgaven van het Rijk zelf, maar niet over de uitgaven van bijvoorbeeld gemeenten en provincies of de sociale fondsen. Dat kan ook niet, want formeel budgetrecht over deze uitgaven zou betekenen dat er een maximum aan uitgaven is dat niet mag worden overschreden. Dat spoort niet met het idee dat een uitkering wordt verstrekt als iemand voldoet aan de voorwaarden, ongeacht of daar genoeg geld of budget voor is geraamd.
Hoewel de Minister van SZW geen directe invloed heeft op premiegefinancierde uitgaven vallen ze wel onder haar verantwoordelijkheid. De Minister is immers verantwoordelijk voor het hele stelsel van sociale zekerheid en voor de uitvoering daarvan door UWV en SVB. De geraamde uitgaven worden begrensd doordat deze vallen onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Als er moet worden bezuinigd, of als er nieuw beleid gemaakt wordt, dan vergt dat wijzigingen in de wet- en regelgeving waarbij de Kamer een rol heeft als medewetgever. De Kamer kan uiteraard ook zelf de socialezekerheidswetten wijzigen, en daarmee invloed uitoefenen op de (geraamde) uitgaven. De premiegefinancierde uitgaven en de wijzigingen daarin worden toegelicht in elke reguliere (suppletoire) begroting en het jaarverslag. Er is dus weliswaar geen sprake van formeel budgetrecht, maar wel van materieel budgetrecht. Het budgetrecht van de Kamer is dus in overeenstemming met de verantwoordelijkheden van de Minister.
Vraag 7
Wat is de reden dat de strategische risico's die het Inlichtingenbureau elk kwartaal in kaart brengt, niet wordt gedeeld met het ministerie?
Antwoord 7
De kwartaalrapportage die het IB opstelt, betreft een intern document dat is gericht aan het eigen bestuur. Het Inlichtingenbureau en het Ministerie van SZW hebben een Planning en Control-cyclus waarbij het IB op meerdere momenten in het jaar verantwoording aflegt aan het ministerie. De strategische risico’s komen hier in terug. In de reactiebrief van het Ministerie van SZW op het jaarverslag van het IB over 2021 wordt het verzoek gedaan om in de volgende verslagen naast het benoemen van de risico’s ook aan te geven welke mitigerende maatregelen er worden genomen door het IB. Daarnaast is via een gesprekscyclus veel contact tussen de medewerkers van het IB en de ambtenaren van het ministerie waarbij deze strategische risico’s worden besproken.
Vraag 8
Op welke manier kan er actief informatie worden aangeboden door het Inlichtingenbureau om niet-gebruik terug te dringen?
Vraag 9
Wat is de reden voor terughoudendheid bij signalen van het Inlichtingenbureau (IB) voor het terugdringen van niet-gebruik?
Antwoord 8 en 9
Het Inlichtingenbureau kan op dit moment niet zonder aanvraag informatie aanbieden om niet-gebruik terug te dringen. Volgens de huidige regelgeving is het in beginsel niet mogelijk om gegevens te verwerken zonder dat er eerst een aanvraag wordt gedaan door een belanghebbende. Wel wordt een brede verkenning gedaan naar manieren om niet-gebruik terug te dringen. Hierbij wordt in kaart gebracht wat er aan wetswijzigingen wenselijk en nodig is om in zijn algemeenheid een meer proactieve dienstverlening mogelijk te maken in de sociale zekerheid. Specifiek voor het IB geldt dat er verkenningen zijn naar deze proactieve dienstverlening op het gebied van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Hierbij wordt uiteraard ook rekening gehouden met de randvoorwaarden die onder meer door de AVG worden gesteld aan gegevensverwerkingen, zoals doelmatigheid en proportionaliteit.
Vraag 10
Op welke manier zou inzichtelijk kunnen worden gemaakt waar de IB-signalen voor gebruikt worden bij gemeenten, zowel voor dienstverlening als voor fraudebestrijding?
Antwoord 10
Het Ministerie van SZW, het IB en de VNG hebben nauw contact over hoe er in het algemeen opvolging wordt gegeven aan samenloopsignalen die door het IB met gemeenten gedeeld worden. Onder meer naar aanleiding van het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer, is aan het IB gevraagd of zij meer zicht kunnen geven op het gebruik van samenloopsignalen door gemeenten. Omdat de opvolging uiteindelijk bij de gemeenten zelf ligt, zijn SZW, IB en VNG met elkaar in gesprek over de manier waarop dit vorm gegeven kan worden.