Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Sylvana Simons en Van der Plas over Recht doen waar recht ontbreekt (Kamerstuk 36096-2)
Initiatiefnota van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Sylvana Simons en Van der Plas over Recht doen waar recht ontbreekt
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D24077, datum: 2022-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D24077).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.L. Nouse, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z09243:
- Indiener: P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: C.A.M. van der Plas, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: S.H. (Sylvana) Simons, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: L.A.J.M. Dassen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: F. Azarkan, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-05-18 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-05-18 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-06-09 14:00: Initiatiefnota van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Sylvana Simons en Van der Plas over Recht doen waar recht ontbreekt (36096) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-01-25 14:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-01-30 13:30: Initiatiefnota “Recht doen waar recht ontbreekt” (Kamerstuk 36096) (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-02-08 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2022D24077 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemers over Recht doen waar recht ontbreekt (Kamerstuk 36 096).
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
De adjunct-griffer van de commissie,
Nouse
Inhoudsopgave | Blz. | |
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie | 6 | |
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie | 6 | |
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie | 8 | |
Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie | 9 | |
II. | Reactie van de initiatiefnemers | 9 |
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota «Recht doen waar recht ontbreekt» van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Simons en Van der Plas. Deze leden onderkennen dat gedupeerde ouders en kinderen ongekend onrecht is aangedaan. Zij steunen alle initiatieven die bijdragen aan concrete oplossingen. Daarbij zien zij ook dat het bieden van hulp en ondersteuning aan gedupeerde ouders niet los kan worden gezien van het stelsel van uithuisplaatsingen. Zij bedanken de indieners voor de inzet voor zowel de betreffende ouders als kinderen, en in het bijzonder nu, voor het indienen van onderhavige initiatiefnota.
De leden van de VVD-fractie danken de indieners voor het geleverde werk en willen samen met hen, de regering en andere partijen optrekken om het leed voor gedupeerde ouders en kinderen zoveel als mogelijk te verzachten. Voornoemde leden stellen een aantal vragen aan de indieners over de analyse en onderbouwing van de initiatiefnota en maken van deze gelegenheid ook gebruik enkele vragen aan de regering voor te leggen.
Samenvatting
De leden van de VVD-fractie waarderen de inzet van de indieners een aantal voorstellen te doen om gedupeerde ouders zo snel mogelijk in beeld te krijgen en te helpen. Ook delen de voorgenoemde leden met de indieners dat er goede redenen zijn om scherp en kritisch de aangekondigde onderzoeken te volgen en te blijven volgen.
De leden van de VVD-fractie hechten aan een goede uitwisseling van gedachten, ideeën en voorstellen om de problemen van gedupeerde ouders op te lossen. Ook vinden zij het belangrijk dat er ruimte is voor kritische vragen over hoe het systeem van uithuisplaatsingen en ook breder in de jeugdbeschermingsketen, toekomstbestendig kan worden gemaakt. Daarbij willen deze leden uitgaan van en werken aan vertrouwen, want daarmee kunnen processen en resultaten inzichtelijker en zichtbaarder worden gemaakt en kan de regering kritisch kijken wat beter, sneller of anders kan en overgaan tot concrete actie. De indieners schrijven echter dat vanuit de regering tot en met het uitbrengen van de initiatiefnota in mei 2022 géén voorstellen en acties zijn gedaan tot oplossingen te komen met betrekking tot het helpen van gedupeerde ouders en kinderen. Ook schrijven de indieners dat het hele systeem van de jeugdzorg jarenlang niet heeft gefunctioneerd.
Deze statements worden, wat de leden van de VVD-fractie betreft, slechts in zeer beperkte mate onderbouwd en doen geen recht aan de feitelijke situatie, maar ook geen recht aan de inzet die zoveel professionals iedere dag plegen om gedupeerde gezinnen sneller te helpen, te onderzoeken hoe de jeugdbeschermingsketen kan worden verbeterd en in het belang van ons allemaal te werken aan herstel van vertrouwen van deze groep gedupeerde burgers in de overheid. Kunnen de indieners hierop reflecteren? De indieners constateren dat er een rechtstreekse koppeling bestaat tussen de problemen met de kinderopvangtoeslag en de uithuisplaatsing van kinderen. Kunnen de indieners dat onderbouwen? Op grond van welke onderzoeken is het de indieners duidelijk gebleken dat er een zeer sterke correlatie en ook causaliteit is tussen deze twee? Achten de indieners het zinvol onderzoek te verrichten naar de data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en vragen de regering of juist alle vragen hierover onderdeel zijn van het lopende onderzoek van de Inspecties Uithuisplaatsingen in het kinderopvangtoeslagschandaal?
De voorstellen van de regering zijn ontoereikend
De leden van de VVD-fractie lezen dat het volgens de indieners nogal bizar is dat ouders, volgens de brief van de vorige regering, zelf bij de rechter verzoeken moeten gaan indienen. Zijn de indieners zich ervan bewust, dat sommige ouders eerst maximaal hun thuissituatie willen verbeteren en daarbij hulp willen ontvangen van professionals, voordat er sprake kan zijn van een succesvolle terugkeer van een kind? Het streven moet er, wat deze leden betreft, op zijn gericht dat ouders en kinderen zo snel en zorgvuldig mogelijk worden geholpen, zonder dat de ouders zelf allerlei stappen moeten zetten. Toch hebben ook zij begrip voor de complexiteit waar professionals tegenaan lopen, waarbij het soms juist in het belang van ouders is het initiatief tot het indienen van een verzoek tot terugplaatsing bij de ouders te laten, om de kans op succesvolle terugplaatsing of duurzaam herstel van contact zo groot mogelijk te maken. Hoe zien de indieners dit?
Ondersteuningsteam
De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners weinig vertrouwen stellen in het landelijk ondersteuningsteam. Het ondersteuningsteam is een verlengstuk van een Gecertificeerde Instelling, aldus de indieners. Kunnen de indieners dit toelichten? Hebben zij met het ondersteuningsteam gesproken? Hebben zij ouders gesproken die al contact hebben gehad met het ondersteuningsteam, en zo ja, hebben de indieners eventuele signalen van negatieve ervaringen van het ondersteuningsteam onder de aandacht gebracht van de regering? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners van mening zijn dat het ondersteuningsteam geen mogelijkheden heeft tot gerichte actie voor gedupeerde gezinnen en ook dat het ondersteuningsteam geen bevoegdheden heeft ook daadwerkelijk iets te betekenen voor ouders. Deze leden vragen de regering of deze kritiek ook door het ondersteuningsteam zelf wordt erkend en hoe het ondersteuningsteam in de praktijk ermee omgaat wanneer het ondersteuningsteam constateert dat ouders te traag worden geholpen door instanties. De voorgenoemde leden vragen de indieners of zij het bezwaar zien, dat een ondersteuningsteam mét doorzettingsmacht en vergaande beslissingsbevoegdheden in potentie een groot aantal bestaande wettelijke procedures en systemen op een dusdanige manier zou doorkruisen, dat ouders daardoor (nog) langer moeten wachten? Is de aanpak van de regering via het ondersteuningsteam er juist niet op gericht dat beslissingen zo snel mogelijk binnen de bestaande wettelijke kaders en verantwoordelijkheden worden genomen? Hoe zien de indieners dat in de praktijk zou moeten worden omgegaan met conflicterende beslissingen tussen bijvoorbeeld een Gecertificeerde Instelling en het ondersteuningsteam? Brengt dat niet het risico met zich mee van nog verdergaande juridisering en bureaucratisering? Voorts vragen voorgenoemde leden in dit verband hoe het meldpunt, wat de indieners voorstellen, zich verhoudt tot het ondersteuningsteam met doorzettingsmacht. Als er wat de indieners betreft zowel een nieuw meldpunt moet komen, als doorzettingsmacht voor het ondersteuningsteam, betekent dat in de praktijk dan dat er een loket bij komt, waardoor ouders onbedoeld nog vaker hun verhaal moeten vertellen?
Kosteloze rechtsbijstand
De indieners werpen in de initiatiefnota de vraag op of advocaten überhaupt overgaan tot procederen bij uithuisplaatsingszaken gezien de haalbaarheid van een zaak. Kunnen de indieners die stelling motiveren? Op grond waarvan is hen gebleken dat geen rechtshulp wordt verleend door advocaten op grond van een beperkte haalbaarheid van een zaak? Kunnen de indieners hiervan concrete voorbeelden noemen? Ook stellen de indieners dat er geen sprake is van adequate rechtsbijstand en rechtsbescherming bij het besluit tot uithuisplaatsing. Deze leden zijn benieuwd hoe adequate rechtsbijstand en rechtsbescherming volgens de indieners eruit zou moeten zien bij het besluit tot uithuisplaatsingen. Kunnen zij dat concretiseren?
Aanbevelingen
De indieners zijn van mening dat naast het onderzoek van de inspecties nog een separaat onderzoek zou moeten komen onder leiding van een hoogleraar of oud-rechter. Dat separate, nog in te stellen onderzoek, zou wat de indieners betreft op individuele basis moeten plaatsvinden om zo het causaal verband in individuele zaken te kunnen vaststellen tussen het toeslagenschandaal en de uithuisplaatsingen. De leden van de VVD-fractie vragen een nadere duiding wat hier exact de toegevoegde waarde van is ten opzichte van de aangenomen motie Omtzigt/Marijnissen (Kamerstuk 31 839, nr. 850) die Kamerbreed is gesteund. De regering is verzocht zaken met een lopende uithuisplaatsing te herzien en dit binnen een half jaar af te ronden. Wat zou wat de indieners betreft een goede taakomschrijving van deze commissie kunnen zijn en hoe zou voorkomen kunnen worden dat geen doublures optreden met lopende onderzoeken en ondersteuningstrajecten?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Simons en Van der Plas, genaamd «Recht doen waar recht ontbreekt». Deze leden onderschrijven de noodzaak voor de overheid om actie te ondernemen teneinde gedupeerden van de toeslagenaffaire te ondersteunen die tevens te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing van hun kind. Het leed voor deze ouders is onbeschrijfelijk en verdient ons aller aandacht. Deze leden waarderen het zeer dat de initiatiefnemers hun analyse en aanbevelingen delen met deze initiatiefnota en hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de analyse dat schulden als gevolg van de kinderopvangtoeslag weliswaar geen reden op zichzelf zijn voor een uithuisplaatsing, maar wel een sneeuwbaleffect kunnen hebben veroorzaakt zoals de initiatiefnemers het noemen, waarvan een uithuisplaatsing een uiteindelijke uitkomst is geweest. Suggereert het benoemen van dit effect dat deze erkenning er niet is bij de regering en/of andere partijen en waaruit vinden de initiatiefnemers dat blijken? Is het niet zo dat met de ondersteuning via kosteloze rechtsbijstand en het landelijk ondersteuningsteam, ongeacht de waardering van deze maatregelen, de regering in ieder geval verantwoordelijkheid erkent dat overheidsingrijpen mogelijk aan de basis heeft gestaan van deze uithuisplaatsingen?
De leden van de D66-fractie lezen in de stelling van de initiatiefnemers dat het toch wel de communis opinio is dat stukken van de Gecertificeerde Instellingen vaak niet voldoende concreet en op feiten gebaseerd zijn, feiten en meningen met regelmaat door elkaar lopen en de kwaliteit regelmatig ernstig te wensen overlaat. Deze leden hebben ook kennisgenomen van verschillende signalen van ouders die deze mening zijn toegedaan en de verkenning van een casus door de heer Woittiez. Deze hebben voornoemde leden serieus genomen, aan de hand daarvan bijvoorbeeld vragen gesteld over dit onderwerp en is de motie-Bergkamp (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 85) ingediend te komen tot het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek. Graag nemen voorgenoemde leden kennis van verdere onderzoeken op basis waarvan de initiatiefnemers de eerder gestelde feiten ten aanzien van het feitenonderzoek in de jeugdbescherming baseren. Op basis van hoeveel onderzochte casussen is bijvoorbeeld het aangehaalde cijfer gebaseerd van 40% van de zaken waarin niet beargumenteerd is of minder verstrekkende maatregelen ook voldoende zijn? Betreffen dit recente dossiers of zijn deze gedateerd voor het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek of zelfs voor de invoering van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen in 2015? Verder vragen de leden van de D66-fractie de initiatiefnemers om hun appreciatie van de maatregelen uit dit Actieplan Verbetering Feitenonderzoek en hoe deze maatregelen zich verhouden tot de aanbevelingen uit de initiatiefnota.
De leden van de D66-fractie herkennen de situatie dat er geen sprake is van een «equality of arms». Kunnen de initiatiefnemers reageren op de suggestie van voornoemde leden een hoorrecht op te nemen voor kinderen onder de 12 jaar en bij een uithuisplaatsing standaard een advocaat toe te wijzen aan het kind, ook als er geen conflict is tussen ouder en kind?
De leden van de D66-fractie lezen de aanbeveling, om de aanbevelingen uit de factsheet van professor Bruning en anderen over te nemen en uit te voeren. Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten op welke wijze aanbevelingen opgevolgd zouden moeten worden zoals het zorgen voor voldoende mogelijkheden voor stabiele plaatsingen in pleeggezinnen of welke rechtsgronden op welke manier aangepast zouden moeten worden om te zorgen voor minder spoeduithuisplaatsingen? Geldt daarbij dat minder spoeduithuisplaatsingen een doel op zich is of de verbetering van de rechtsgronden, indien overgegaan wordt tot een spoeduithuisplaatsing, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast de aanbeveling, om in plaats van het onderzoek van de inspecties, een onderzoek op individuele basis te doen om het causaal verband te kunnen aantonen. Op basis van welk aantal of aandeel van de casussen zou volgens de initiatiefnemers voldoende basis bestaan om bruikbare conclusies te kunnen trekken? Kunnen de initiatiefnemers een inschatting maken hoeveel tijd een dergelijk onderzoek zal vergen en dat afwegen tegen de noodzaak snel tot verbeteringen over te moeten gaan?
De leden van de D66-fractie lezen in de initiatiefnota de aanbeveling een extra meldpunt te creëren voor burgers om zich te melden. Daarnaast lezen zij dat veel van de ouders angstig zijn geworden voor overheidsinstanties en dat toenmalig Minister voor Rechtsbescherming niet begreep wat er in ouders omgaat als hij verwacht dat ouders zich melden bij een meldpunt vanuit de overheid. De leden van de D66-fractie hopen van harte dat er een meldpunt gecreëerd kan worden waar ouders zich veilig voelen om naartoe te kunnen gaan zodat zij geholpen kunnen worden en de overheid kennis kan nemen van de problemen met uithuisplaatsingen. Zij vragen de initiatiefnemers welke aspecten in hun visie het verschil moeten gaan vormen zodat dit overheidsmeldpunt dat zij aanbevelen wél daaraan tegemoet komt.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Sylvana Simons en Van der Plas over recht doen waar recht ontbreekt en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden danken de indieners voor deze initiatiefnota. De initiatiefnota vat de trieste staat van de jeugdzorg, jeugdbescherming en de rechtsbescherming op een duidelijke wijze samen, namelijk dat deze ernstig tekort schiet.
De leden van de PVV-fractie delen de mening van de indieners dat de voorstellen van de regering ontoereikend zijn en veel te lang op zich laten wachten. Zij herkennen het beeld wat de indieners schetsen dat ouders angstig zijn geworden voor overheidsinstanties en dat het wantrouwen groot is. Genoemde leden begrijpen deze gevoelens van ouders ook, de overheid heeft hen immers in de steek gelaten en groot onrecht aangedaan. Door het ontbreken van zorg en de ellenlange wachtlijsten zijn situaties geëscaleerd en omgang en contact met ouders vonden na de uithuisplaatsing niet of nauwelijks plaats. Biologische ouders hebben kortom geen eerlijke kans gehad.
De leden van de PVV-fractie vinden dat kinderen zoveel mogelijk en zo dicht mogelijk bij hun eigen ouders moeten blijven en uithuisplaatsing zoveel mogelijk voorkomen dient te worden. Wanneer er toch uithuisplaatsing plaatsvindt moet het uiteindelijke doel, indien dit mogelijk is, altijd hereniging met de ouders zijn. Het is niet te verkroppen dat er onvoldoende gewerkt wordt aan terugplaatsing bij de ouder(s). Contact tussen ouders en kind moet altijd blijven bestaan en gestimuleerd worden. Deze leden vinden het onbegrijpelijk dat nog steeds onduidelijk is wat er met de kinderen is gebeurd en dat er van concrete oplossingen nog steeds geen sprake is. Het leed, dat ouders is aangedaan is immens, onvoorstelbaar en niet te herstellen. Kostbare jaren zijn verloren gegaan en tot op heden is er veel te weinig voortuitgang geboekt. De indieners doen zeven aanbevelingen om vooruitgang te boeken, kunnen de indieners aangeven per aanbeveling wanneer zij de aanbeveling gerealiseerd willen zien?
Hoe kijken de indieners aan tegen het inzichtelijk maken van de wachtlijsten in het systeem, denk bijvoorbeeld aan de wachtlijst voor het doen van aanvullend onderzoek door de rechter, en hoe is dit op te lossen? De leden van de PVV-fractie vragen de indieners wat er van andere landen valt te leren met betrekking tot het doen van een volledig onderzoek (bijvoorbeeld opvoedkundig / psychologisch) voorafgaand aan een uithuisplaatsing? Hoe kijken de indieners aan tegen het meer betrekken van het netwerk of het opstellen van een familieplan (jeugdwet) bij het voorkomen van uithuisplaatsingen?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Simons en Van der Plas en spreken hun waardering uit voor de auteurs van het voorstel. Zij willen de betrokken Kamerleden, maar nadrukkelijk ook fractie- en/of Kamermedewerkers hartelijk danken voor hun werk.
De leden van de SP-fractie onderschrijven de analyse dat de regering er tot op heden niet in is geslaagd recht te doen aan de gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal en de uithuisplaatsingen. Om recht te doen aan de gedupeerden en in het bijzonder de 1.675 kinderen die uit huis zijn geplaatst moet er snel actie komen. Het is positief dat de indieners hiertoe een aanzet geven. Tegelijk is het een schande dat de uitvoerende macht hier geen prioriteit aan lijkt te geven.
De leden van de SP-fractie lezen steeds dat de regering erg terughoudend is met het terugplaatsen van kinderen bij uithuisplaatsingen in relatie tot het toeslagenschandaal. Hoewel deze leden van mening zijn dat zorgvuldigheid in het belang van het kind altijd voorop moet staan, valt het hen ook op dat de regering daarbij vaak het argument gebruikt dat sprake is van een stapeling van problemen. Kunnen de indieners toelichten hoe zij deze kwalificatie van de regering duiden? Delen de indieners de analyse dat de regering deze stapeling eerder presenteert als een voldongen feit dan als iets waar door overheidsingrijpen iets aan veranderd kan worden? Zou het niet beter zijn wanneer de digitale keuze tussen kind wel of niet thuis, veel meer gekeken wordt naar tussenopties, inclusief het op korte termijn fors verbeteren van de thuisomstandigheden?
De leden van de SP-fractie lezen dat conform aanbeveling drie het ondersteuningsteam uitgebreid zou moeten worden met professionals en doorzettingsmacht moet krijgen. De indieners zijn namelijk van mening dat er geen behoefte is aan een team dat slechts ouders kan aanhoren en dat die gesprekken nergens toe leiden. Deze leden vragen de indieners dit toe te lichten. Wat zouden de doelen van dit team moeten zijn? Aan wie rapporteer het team? Waarom moet hiervoor een nieuw team worden opgericht? Is er geen bestaande instantie die deze taak op zich zou kunnen nemen? Is het haalbaar met een nieuw team tot snelle afwikkeling van de uithuisplaatsingen te komen, uiteraard met behoud van waarborgen?
De leden van de SP-fractie onderschrijven de wens van een reflectie door de rechtspraak zelf. Delen de indieners de mening dat deze reflectie eigenlijk door de rechterlijke macht zelf ingegeven zou moeten worden en dat het teleurstellend is dat de Kamer hier formeel om moet vragen? Juist gezien de kwaliteit van de reflectie op de kinderopvangtoeslagenschandaal. Hebben de indieners eerder al contact opgenomen met de rechtspraak om deze wens over te brengen?
De leden van de SP-fractie lezen in aanbeveling vijf van de indieners dat er een meldpunt moet komen waar ouders zich tot kunnen wenden. Om te voorkomen dat dit meldpunt ook slechts een praatpaal wordt stellen de indieners voor om de melder extra rechtsbescherming toe te kennen. Kunnen de indieners dit toelichten? Aan wat voor rechtsbescherming denken zij? Wie mogen zich allemaal bij het meldpunt melden?
De leden van de SP-fractie lezen dat de indieners stellen dat bij een herbeoordeling van een rechtsbeschermingsmaatregel jeugdbeschermers persoonlijk aansprakelijk zouden zijn. Kunnen de indieners dit toelichten en wat de mogelijke gevolgen van deze aansprakelijkheid zijn? Deze leden onderschrijven het voorstel van de indieners dat het ondersteuningsteam doorzettingsmacht moet krijgen. In eerdere debatten hebben deze leden daarom al eens de suggestie gedaan om (kinder)rechters deel uit te laten maken van dit team. Verwachten de indieners dat wanneer de rechterlijke macht onderdeel uitmaakt van het ondersteuningsteam die doorzettingsmacht beter geborgd is? Kunnen de indieners dit toelichten?
De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de organisaties waar de mensen in het Ondersteuningsteam vandaan komen. Dit zijn vaak dezelfde organisaties die mee hebben geholpen, of in ieder geval niet voorkomen hebben, aan het ontstaan van het toeslagenschandaal. In het voorstel van de indieners wordt daar niet over gesproken. Kunnen de indieners ingaan op dit punt, ook gelet op het feit dat dit mede aan de basis ligt van het wantrouwen dat ouders hebben richting het ondersteuningsteam.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken de indieners voor de initiatiefnota. Veel van de beschreven problemen rondom uithuisplaatsingen zijn zaken die deze leden ook al jaren aankaarten. Het is triest dat door te weinig urgentie bij vorige kabinetten op dit onderwerp, deze toeslagenouders naast al het onrecht wat hun al is aangedaan, ook met dit falende systeem te maken kregen. De voornoemde leden hebben nog enkele vragen aan de indieners over twee aanbevelingen.
Aanbevelingen
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag over aanbeveling twee. Hier stellen de indieners dat er onafhankelijk onderzoek moet komen. Niet alleen op systeemniveau, maar ook op individuele basis. De voorgenoemde leden zijn benieuwd naar hoe de indieners dit praktisch willen inrichten. Moeten alle zaken afzonderlijk bekeken worden of een deel van de zaken? Zijn de indieners niet bang dat het hierdoor langer gaat duren voordat er antwoorden en resultaten komen? Hoe ziet het team eruit dat deze individuele zaken moet bekijken? Is het privacy-technisch mogelijk alle gegevens van individuele zaken in te zien?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vragen over aanbeveling drie waarin de indieners pleiten voor een speciale commissie met verschillende professionals waaronder rechters, advocaten, pedagogen, psychologen, orthopedagogen en andere professionals die bevoegdheden en doorzettingsmacht krijgen om daadwerkelijk een nieuwe situatie te kunnen afdwingen. De voorgenoemde leden zijn benieuwd of de indieners deze commissie zien als een aanvulling op het ondersteuningsteam of als vervanging? Het ondersteuningsteam is pas recent bezig, hoe weten de indieners nu al zeker dat het ondersteuningsteam niet nuttig gaat zijn voor ouders? Misschien zijn er ook ouders voor wie het ondersteuningsteam wel een helpende hand kan bieden bij verschillende problemen in hun leven? De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat deze commissie bevoegdheden moet krijgen om tot een herbeoordeling te komen. Toch moet ook deze commissie met de herbeoordeling nog langs de rechter via snelrecht, zo lezen de voornoemde leden. Dan ligt de uiteindelijk herbeoordeling
toch nog steeds bij de rechter, net zoals het nu geregeld is? Waar zit het aspect van doorzettingsmacht dan bij deze commissie? Of beoordelen de rechters in de commissie ook zelf de zaken? Zo ja, is dat wettelijk mogelijk?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tenslotte erg benieuwd naar de kabinetsreactie op de initiatiefnota en zullen tijdens de behandeling ook vele vragen hebben aan de regering.
6. Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden Omtzigt, Arib, Azarkan, Dassen, Simons en Van der Plas over «Recht doen waar recht Ontbreekt». Dit lid ondersteunt de aanbevelingen in de initiatiefnota volledig en acht deze cruciaal voor de rechtstatelijke functies van onze overheid. Onder de noemer voorkomen is beter dan genezen is dit lid blij met de voorstellen die inzetten op preventie en tijdige aanwezigheid van professionals om te voorkomen dat wij in een situatie van uithuisplaatsing terechtkomen. Wel is dit lid van mening dat preventie niet enkel door overheidsinstanties kan gebeuren: de beste preventie zijn sterke gezinnen, een gezonde economie en een overheid die haar burgers niet in het nauw drijft. Dit is niet alleen een taak van de Tweede Kamer, maar eentje van de hele samenleving.
Aanbeveling twee is daarnaast cruciaal voor het vertrouwen van de samenleving in de waarheidsvinding in dit dossier en valt goed samen met recente voorstellen om de eigenstandige onderzoekskracht van de Kamer te versterken. Bij aanbeveling vijf vindt dit lid van de BBB-fractie het belangrijk de boodschap te versterken die vraagt om daadwerkelijke actiemogelijkheden voor een meldpunt. In onze huidige overheid zijn er te veel instanties waar de burger zich kan melden met een probleem, waarbij na een vriendelijke glimlach hun zaak in een dossierkast verdwijnt. Deze ombudsinstanties en meldpunten moeten de middelen krijgen ook daadwerkelijk wat te doen voor de mensen die besluiten hun gevoelige problemen te delen. Dit lid ondersteunt de beslispunten en hoopt dat de regering bereid is de aanbevelingen over te nemen.