[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie om de herziene planning van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2022D24724, datum: 2022-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-1049).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1049 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2022Z11973:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

31 066 Belastingdienst

Nr. 1049 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2022

De commissie heeft verzocht om het document waarin de planning van UHT staat beschreven, waarover in de media berichten zijn verschenen, toegezonden te krijgen. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Het document bevat een voorstel om de website aan te passen met als doel om de doorlooptijden die vermeld zijn op de website van UHT te updaten en van een uitgebreidere toelichting te voorzien. Het kabinet vindt het van groot belang om realistische doorlooptijden met een goede uitleg te publiceren vanuit het oogpunt van transparantie en om te voorzien in de informatiebehoefte van ouders. Deze planning wordt periodiek geüpdate. Dit document bevat een prognose van de planning bij een verder ongewijzigd proces. Dit betekent dat de maatregelen uit de herijking en eventuele andere verbeteringen niet zijn verwerkt in deze planning. In dit document wordt vermeld dat voor ouders met een aanmelddatum in het vierde kwartaal van 2021 en 2022 de integrale behandeling volgens deze planning in 2025 of 2026 zal plaatsvinden. Het document bevat daarnaast een toelichting op deze planning. Ouders die het betreft krijgen vanzelfsprekend wel binnen 6 maanden een eerste toets en bij gebleken gedupeerdheid het forfaitaire bedrag van € 30.000, voorts worden hun publieke schulden kwijtgescholden, worden betalingsachterstanden op private schulden overgenomen en krijgen zij brede ondersteuning op de vijf leefgebieden (financiën, wonen, zorg, gezin en werk).

In de bijlage vindt u het betreffende document. Voor uw beeld, het document is een interne conceptnotitie voor een ambtelijke bespreking. Het was nog niet met mij gedeeld en besproken voor de berichtgeving hierover. Ik bezie hoe ik ouders het beste over de planning kan informeren als de gesprekken hierover zijn afgerond.

Op 3 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over verbeteringen in het herstelproces na herijking aanpak hersteloperatie kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 31 066, nr. 1027). Daarin is ook ingegaan op mogelijke versnelling. Zoals aangegeven in deze brief is versnelling naar verwachting helaas enkel mogelijk voor specifieke oudergroepen, er zijn in de herijking geen oplossingen gevonden die het herstelproces fundamenteel sneller maken. Naar aanleiding van de herijking, de geplande opschaling parlementaire autorisatie van de 1e suppletoire begroting 2022 van het Ministerie van Financiën, maakt UHT een herziene planning voor beoordelingen voor de tweede helft van 2022 en verder.1 In de 12e Voortgangsrapportage die na de zomer aan de Kamer wordt verzonden wordt u hierover geïnformeerd.

Tot slot wil ik benadrukken dat het kabinet ook na de herijking met voortdurende urgentie met ouders en betrokken organisaties blijft zoeken naar manieren om het herstelproces te verbeteren en te versnellen, zowel binnen als buiten bestaande kaders. Zo kijken we naar een grotere rol voor PZB-ers en zoeken we naar manieren om knelpunten, bijvoorbeeld ten aanzien van dossiers en het bezwaarproces, die een voortvarende behandeling in de weg staan op te lossen. Ook hierover blijf ik uw Kamer informeren.

De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries


  1. Kamerstuk 31 066, nr. 1026↩︎