Reactie op verzoek commissie over een reactie op de status van de Wet wijziging auteurscontractenrecht
Auteursrechtbeleid
Brief regering
Nummer: 2022D24798, datum: 2022-06-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29838-107).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Onderdeel van kamerstukdossier 29838 -107 Auteursrechtbeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z12004:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- : Auteursrecht (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-06-21 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-29 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-07 13:45: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
29 838 Auteursrechtbeleid
Nr. 107 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juni 2022
Naar aanleiding van uw brief d.d. 18 mei 2022, bericht ik u, mede namens de Staatssecretaris van OCW, als volgt. In uw brief verzoekt u mij om een schriftelijke toelichting op de status van de Wet wijziging auteurscontractenrecht. U vraagt mij daarnaast in te gaan op de vraag of ik bereid ben een bemiddelende rol te vervullen in de discussie over het schrappen van de uitzondering voor video on demand van artikel 45d, tweede lid, van de Auteurswet.
Op 1 juli 2015 is de Wet auteurscontractenrecht in werking getreden. Die wet beschermt makers en uitvoerende kunstenaars, wanneer zij over de exploitatie van hun werken van letterkunde, wetenschap of kunst respectievelijk uitvoeringen afspraken maken met exploitanten, zoals uitgevers, fonogrammen- en filmproducenten en omroeporganisaties. Zo hebben sinds 2015 scenarioschrijvers en hoofdregisseurs die hun rechten hebben overgedragen aan de filmproducent recht op een proportionele billijke vergoeding van de eindexploitant voor het openbaar maken van het filmwerk. Die vergoedingsaanspraak is neergelegd in artikel 45d, tweede lid, van de Auteurswet. Via een schakelbepaling in de Wet op de naburige rechten is de regeling van overeenkomstige toepassing op hoofdrolacteurs. De vergoeding moet verplicht collectief (dat wil zeggen via een collectieve beheersorganisatie) worden uitgeoefend. De wettelijke vergoedingsregeling is niet op alle vormen van openbaarmaking van toepassing: de beschikbaarstelling van het filmwerk op zodanige wijze dat het filmwerk voor de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk is, ook wel aangeduid als video on demand (VOD), is nadrukkelijk van de wettelijke regeling uitgezonderd. Rodap (een samenwerkingsverband van filmproducenten, omroepen en distributeurs) enerzijds en Pam (een samenwerkingsverband van beroepsorganisaties en collectieve beheersorganisaties van scenarioschrijvers, hoofdregisseurs en acteurs) anderzijds, zijn voor de VOD-vergoeding indertijd een op vrijwillig collectief beheer gebaseerde regeling overeengekomen.
De Wet auteurscontractenrecht is in 2020, vijf jaar na de inwerkingtreding, geëvalueerd door externe en onafhankelijke onderzoekers van het Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden onder auspiciën van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De onderzoekers concluderen dat voornoemde vrijwillige regeling voor een vergoeding voor video on demand in de praktijk slecht werkt. Zij constateren dat de regeling door het stelsel van kettingbedingen administratief zeer ingewikkeld en belastend is en dat de dekking onvolledig en de naleving zeer problematisch is. Belangrijke exploitanten hebben zich aan het systeem onttrokken. De onderzoekers geven in overweging de vergoedingsaanspraak wettelijk te regelen, bijvoorbeeld door artikel 45d, tweede lid, van de Auteurswet naar bepaalde vormen van video on demand uit te breiden. Dit heeft volgens de onderzoekers tot gevolg dat een deel van vergoeding zal toekomen aan filmmakers en filmacteurs elders in de Europese Unie. Onduidelijk is volgens de onderzoekers of ook niet-EU (met name Amerikaanse) filmmakers en -acteurs op de vergoeding aanspraak kunnen maken. Omdat het hierbij gaat om interpretatie van bestaande verdragsverplichtingen kan die onduidelijkheid niet door de nationale wetgevende macht, maar alleen door de rechtsprekende macht – en uiteindelijk het Hof van Justitie van de EU – worden weggenomen. Bij brief d.d. 18 november 2020 heeft mijn ambtsvoorganger in een eerste reactie op de uitkomsten van de evaluatie aangegeven dat een aanpassing van artikel 45d, tweede lid Aw inzake VOD onderdeel zal zijn van een naar aanleiding van de evaluatie op te stellen voorontwerp van wet.
In dezelfde periode vond op 9 november 2020 een wetgevingsoverleg (Kamerstukken 35 454 en 35 317, nr. 12) met de Tweede Kamer plaats over (1) het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Kamerstuk 35 317) en (2) de Implementatiewetsvoorstel richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt (Kamerstuk 35 454). Het lid Van den Berghe (GL) c.s. heeft bij die gelegenheid een motie ingediend (Kamerstukken 35 454 en 35 317, nr. 9), waarin de regering is verzocht om de wettelijke uitzondering van video on demand van het recht op een proportionele en billijke vergoeding als bedoeld in artikel 45d, tweede lid, van de Auteurswet af te schaffen. De motie is door de Tweede Kamer breed aanvaard. Naar aanleiding van Kamervragen van het lid van het lid Ellian (VVD) over de uitvoering van de motie Van den Berge c.s. heeft mijn ambtsvoorganger eind 2021 gemeld dat het voorontwerp van wet aanstaande is (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 492).
Inmiddels is het voorontwerp van wet tot wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en enige andere wetten in verband met de verdere versterking van de positie van de maker en de uitvoerende kunstenaar bij overeenkomsten betreffende het auteursrecht en het naburig recht (Wet wijziging auteurscontractenrecht) gereed. In lijn met de uitkomst van de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht, de appreciatie daarvan door mijn ambtsvoorganger, de door uw Kamer aangenomen motie Van den Berghe (GL) c.s. en de beantwoording van de Kamervragen van het lid Ellian (VVD) over de uitvoering van die motie is in het voorontwerp een wijziging van artikel 45d, tweede lid, van de Auteurswet opgenomen. De wijziging zorgt ervoor dat filmmakers recht krijgen op een door de eindexploitant te betalen collectief beheerde proportionele en billijke vergoeding voor video on demand indien dit geschiedt tegen betaling door de leden van het publiek. Via een schakelbepaling in de Wet op de naburige rechten krijgen ook alle filmacteurs recht op deze vergoeding. De internetconsultatie over het voorontwerp is op 4 april 2022 van start gegaan en loopt tot 4 juli aanstaande.1 De commissie auteursrecht – het officiële adviesorgaan van de Minister voor Rechtsbescherming en de Staten-Generaal in geval van auteursrechtelijke vraagstukken – is om advies gevraagd over het voorontwerp en streeft ernaar daarover voor de zomer aan mij te adviseren.
Op 30 maart 2022, enkele dagen voordat het voorontwerp in consultatie ging, heeft uw Kamer een rondetafelgesprek over de Auteurswet georganiseerd. Tijdens dat gesprek is uitvoerig ingegaan op de voor- en nadelen van een wettelijke en verplicht collectief uit te oefenen vergoedingsaanspraak voor filmmakers en -acteurs. Rodap heeft tijdens de rondetafelgesprek gezegd dat het mogelijk is om nog voor de zomer werkbare afspraken met Pam en Fair2 te maken over een eerlijke vergoeding voor video on demand. Uw Kamer heeft mij gevraagd of ik bereid om tussen voornoemde partijen te bemiddelen. Het antwoord op die vraag luidt bevestigend. Partijen zijn hierover al benaderd.
Ik verwacht het wetsvoorstel deze zomer te kunnen finaliseren. Ik zal de uitkomsten van de consultatie, het advies van de commissie auteursrecht en de uitkomst van de onderhandelingen tussen Rodap enerzijds en Pam en Fair anderzijds daarbij betrekken. Naar verwachting kan het wetsvoorstel nog dit jaar aanhangig worden gemaakt bij uw Kamer. Dit geschiedt uiteraard niet dan nadat de ministerraad heeft besloten het wetsvoorstel voor advies voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State, het advies van de Afdeling advisering is ontvangen en het naar aanleiding van het advies op te stellen nader rapport gereed is. Ik zie uit naar een constructieve behandeling van het wetsvoorstel dat ertoe strekt de contractuele positie van makers en uitvoerend kunstenaars ten opzichte van de exploitanten van hun beschermde prestaties nog verder te verbeteren.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind