[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Afdeling advisering Raad van State inzake het voorstel van wet van het lid Van der Lee tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales)

Voorstel van wet van het lid Van der Lee tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2022D25745, datum: 2010-06-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z02057:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W06.10.0202/III	's-Gravenhage, 11 juni 2010

Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van
25 mei 2010 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het amendement nr.11 van het lid Van Gent c.s. op het
voorstel van wet van het lid Vendrik tot wijziging van de Wet
belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de
emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales
(beperking emissies kolencentrales).

In het amendement wordt een nieuw artikel IA voorgesteld, dat strekt tot
invoering van een nieuw artikel 2.22a van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo). In dat artikel wordt voor inrichtingen voor het
opwekken van elektriciteit (elektriciteitscentrales) voorzien in
emissiegrenswaarden voor broeikasgassen. 

Elektriciteitscentrales vallen onder de zogenoemde IPPC-richtlijn, welke
richtlijn is geïmplementeerd in de Wabo. In dat kader is uitgangspunt
dat in de omgevingsvergunning emissiegrenswaarden worden gesteld voor de
emissie van onder andere broeikasgassen. Sinds de invoering van de
regeling inzake de handel in broeikasgassen, waar
elektriciteitscentrales ook onder vallen, worden ingevolge een wijziging
van artikel 9, derde lid, van de IPPC-richtlijn in de vergunning geen
emissiegrenswaarden gesteld voor de emissie van gassen die onder de
regeling voor handel in broeikasgassen vallen. Het stellen van
emissiegrenswaarden is, blijkens artikel 9, derde lid, van de
IPPC-richtlijn, uitsluitend mogelijk indien zulks noodzakelijk is om te
verzekeren dat er geen significante plaatselijke verontreiniging wordt
veroorzaakt. Het generiek stellen van emissiegrenswaarden voor
broeikasgassen voor elektriciteitscentrales komt dan ook in strijd met
de IPPC-richtlijn. Slechts met een wijziging van die richtlijn zou een
regeling als voorgesteld kunnen worden doorgevoerd.

De Vice-President van de Raad van State,

	Richtlijn nr. 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en
bestrijding van verontreiniging (PbEU L 24). 

	Richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor
de handel in broeikasgas emissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L
275). 

	In het stelsel van de Wabo is artikel 9, derde lid, van de
IPPC-richtlijn geïmplementeerd in artikel 5.12 van het Besluit
omgevingsrecht.  

	Dit is destijds voor het opstellers van het wetsvoorstel dan ook reden
geweest om deze weg niet te bewandelen (memorie van toelichting,
paragraaf 6.2; Kamerstukken II 2007/08, 31 362, nr. 3). 

	Het voorstel tot vervanging van de IPPC-richtlijn door een richtlijn
inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding
van verontreiniging) (COM 2007, 844) kan hiervoor een gelegenheid
bieden. Vooralsnog is een dergelijke wijziging in dat voorstel niet
voorzien (zie in dit verband Standpunt (EU) nr. 1/2010, van de Raad van
de Europese Unie in eerste lezing (2010/C 107 E/01). In de
kabinetsreactie op het voorstel van 20 mei 2010 (Kamerstukken II
2009/10, 31 362, nr. 10) wordt vermeld dat in het Europees Parlement
dienaangaande amendementen zijn ingediend.  

  PAGE  2 

AAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

........................................................................
...........