[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36137 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake wijziging van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 in verband met de Wet implementatie EETS-richtlijn en enkele technische aanpassingen

Wijziging van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 in verband met de Wet implementatie EETS-richtlijn en enkele technische aanpassingen

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2022D25834, datum: 2022-06-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOCX), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z12506:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W17.22.0019/IV 's-Gravenhage, 4 mei 2022

...................................................................................

Bij Kabinetsmissive van 18 februari 2022, no.2022000313, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 in verband met de Wet implementatie EETS-richtlijn en enkele technische aanpassingen, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot aanpassing van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 (Wet TTH) naar aanleiding van de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/5201 (EETS-richtlijn) en een uitspraak van de Hoge Raad over het gebruik van technische hulpmiddelen voor de registratie van motorrijtuigen.2

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de onduidelijkheid over wie verplicht is tot het betalen van het toltarief aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel wenselijk.

Op grond van het voorstel wordt bij algemene maatregel van bestuur aangewezen welke persoon verplicht is om van rechtswege aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat het toltarief te betalen.3 De voorgestelde wijzigingen van “wie” naar “welke persoon” betreft volgens de regering een technische wijziging waarbij beter wordt aangesloten bij de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht.4 De Afdeling merkt op dat met voorstel geen duidelijkheid wordt geboden op wetsniveau wie concreet verplicht is het toltarief aan de minister te betalen.

Zowel het toltarief voor de Blankenburgverbinding als het toltarief voor de ViA15 is een heffing die ziet op het gebruik van delen van de openbare weg in Nederland. Deze heffing dient te worden aangemerkt als “andere heffing van het Rijk” in de zin van artikel 104, tweede volzin, van de Grondwet.5 Op grond van dat artikel moeten heffingen van het Rijk bij wet worden geregeld.6 Delegatie van regelgevende bevoegdheid dient hierbij met terughoudendheid te worden betracht.7 Verder is delegatie niet toegestaan ten aanzien van onder meer de elementen van de kring van belastingplichtigen, de basis van het tarief, de belastinggrondslag.8

In lijn met het genoemde uitgangspunt en het beginsel van rechtszekerheid, dient op wetsniveau zoveel mogelijk duidelijkheid te worden geboden over wie verplicht is tot het betalen van het toltarief aan de minister.9

Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het wetsvoorstel aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.


De vice-president van de Raad van State,


  1. Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie, PbEU 2019, L 91.↩︎

  2. Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:286.↩︎

  3. Artikel I, onderdeel E, voorstel (gewijzigd artikel 7 Wet TTH).↩︎

  4. Artikelsgewijze toelichting, Onderdeel E.↩︎

  5. Zie ook het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State van 4 november 2020 over de Wet vrachtwagenheffing, W17.20.0219/IV, Kamerstukken II 2020/21, 35910, nr. 4 en het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State van 16 oktober 2000 over de Wet bereikbaarheid en mobiliteit, W09.00.0285/V, Kamerstukken II 2000/01, 27552, A.↩︎

  6. Op grond van artikel 104 van de Grondwet worden belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld. Heffingen zijn rechten, tarieven en leges.↩︎

  7. Zie artikel 104 van de Grondwet en aanwijzing 2.20 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving.↩︎

  8. Kamerstukken II 1978/79, 15575, nrs. 1–5, p. 4–5.↩︎

  9. Zie ook artikel 2, eerste lid, Wet vrachtwagenheffing.↩︎