Reactie op verzoek commissie over het interviewartikel 'Oud-privacyfunctionaris: bij de overheid heerst een cultuur van achterhouden', uit de NRC d.d. 15 juni 2022
Reikwijdte van artikel 68 Grondwet
Brief regering
Nummer: 2022D26050, datum: 2022-06-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28362-60).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 28362 -60 Reikwijdte van artikel 68 Grondwet.
Onderdeel van zaak 2022Z12596:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-06-23 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-29 12:00: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (i.v.m. plenaire overlap op donderdag 30 juni verplaatst naar woensdag 29 juni) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-09-14 10:00: Functioneren Rijksdienst (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-11-03 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
28 362 Reikwijdte van artikel 68 Grondwet
Nr. 60 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2022
In de procedurevergadering van 16 juni 2022 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij verzocht te reageren op de afzonderlijke onderdelen van het interviewartikel «Oud-privacyfunctionaris: bij de overheid heerst een cultuur van achterhouden» uit de NRC d.d. 15 juni 2022. Middels deze brief kom ik aan dit verzoek tegemoet.
Uit het artikel maak ik op dat de geïnterviewde een interview heeft gegeven omdat hij wil dat de overheid transparanter wordt. Die doelstelling deel ik. Het opener maken van de overheid is een belangrijke ambitie van het huidige kabinet. Om die reden investeert het kabinet fors in de verbetering van de informatiehuishouding en de implementatie van de Wet open overheid (Woo).
Als stelselverantwoordelijke Minister voor het openbaarheidsbeleid vind ik het essentieel dat bestuursorganen zoveel mogelijk openbaarheid betrachten bij de uitvoering van hun taken en zich daarbij houden aan bestaande wet- en regelgeving. Dit betekent dat, wanneer een document onder de reikwijdte van een verzoek om informatie op grond van de Woo valt, het document bij het bestuursorgaan berust en er geen sprake is van uitzonderingsgronden, het bestuursorgaan het document openbaar moet maken.
Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat ik hiermee geen oordeel uitspreek over de concrete casussen uit het interviewartikel. Het is immers niet aan mij om uitspraken te doen over een concreet geval dat zich afspeelt bij een ander bestuursorgaan. Bestuursorganen leggen hierover aan de eigen gekozen vertegenwoordigers verantwoording af. Een college van burgemeester en wethouders legt bijvoorbeeld verantwoording af aan de eigen gemeenteraad.
In het betreffende interviewartikel wordt gesproken over een cultuur van achterhouden. Openheid bij de uitvoering van publieke taken is een essentieel onderdeel van de democratische rechtsstaat. Het openbaar bestuur neemt besluiten, waarover verantwoording moet worden afgelegd en waar controle op kan worden uitgevoerd. Een juiste naleving van de Wet open overheid is daarbij essentieel.
In het interviewartikel wordt ook gesproken over de werklast die een verzoek om informatie met zich mee zou brengen en dat dit ten koste zou gaan van andere werkzaamheden. Het uitvoeren van een Woo-verzoek kan inderdaad veel tijd en inspanningen vragen van (een deel van) een organisatie. De uitvoeringslast van een Woo-verzoek mag, mede als gevolg van het feit dat de informatiehuishouding bij veel organisaties niet op orde is, niet onderschat worden. Tegelijkertijd mag dit geen reden zijn om een Woo-verzoek niet binnen de kaders van de wet af te handelen. Openheid is – zoals de geïnterviewde terecht aangeeft – een primaire taak van publieke organisaties en daarmee onderdeel van het reguliere werk.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot