[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken screeningsinterval borstkanker

Preventief gezondheidsbeleid

Brief regering

Nummer: 2022D26281, datum: 2022-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32793-611).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32793 -611 Preventief gezondheidsbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z12722:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 611 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2022

Uw Kamer is op 2 september (Kamerstuk 32 793, nr. 564) en op 17 december 2021 (Kamerstuk 32 793, nr. 579) geïnformeerd over de stand van zaken van de maatregelen, die worden genomen om het screeningsinterval bij het bevolkingsonderzoek borstkanker zo snel mogelijk weer terug te brengen naar twee jaar. Volgens de toezegging van de voormalig Staatssecretaris tijdens de begrotingsbehandeling 2021, wordt uw Kamer ieder halfjaar geïnformeerd over de voortgang van het terugbrengen van het screeningsinterval. In de brief van 17 december jl. is uw Kamer toegezegd voor de zomer 2022 opnieuw een nieuwe stand van zaken te ontvangen. Met deze brief geef ik in vulling aan die toezegging.

In november 2020 informeerde de voormalig Staatssecretaris uw Kamer over de noodzaak om het screeningsinterval van het bevolkingsonderzoek borstkanker tijdelijk te verlengen van één keer in de twee jaar naar maximaal één keer in de drie jaar (Kamerstuk 23 793, nr. 508). Door het tijdelijk verlengen van het screeningsinterval heeft Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) ruimte gekregen om nieuwe screeningsmedewerkers te werven en op te leiden. Daarnaast heeft deze verlenging ertoe geleid dat regio’s elkaar ondersteunen waardoor de grootste regionale verschillen in screeningsinterval zijn weggewerkt. Op 17 december jl. informeerde de voormalig Staatssecretaris dat de maatregelen vruchten beginnen af te werpen. Het gemiddelde interval waarop uitnodigingen voor het bevolkingsonderzoek worden gestuurd, was op dat moment 32 maanden.

Stand van zaken

Het gemiddelde uitnodigingsinterval lag in de periode van april 2021 – april 2022 op iets meer dan 32 maanden, inmiddels ligt het gemiddelde uitnodigingsinterval net onder de 32 maanden. Op basis van de prognoses die er nu zijn, komt het gemiddelde interval tussen uitnodigingen voor de rest van 2022 landelijk uit op iets meer dan 31 maanden. De verwachting is dat deze daling zich in 2023 voortzet.

In 2022 is een nieuwe groep met drieëntwintig screeningslaboranten gestart. Daarnaast wordt de opleidingscapaciteit uitgebreid met twee extra opleidingsmammografen. Hierdoor kunnen er vanaf september 2022 grotere opleidingsgroepen worden gevormd, namelijk van zesentwintig studenten per groep. Daarnaast is er meer spreiding van opleidingscapaciteit in het land mogelijk.

Na versoepeling van de laatste Covid-19 maatregelen kan sinds maart 2022 bij standplaatsen weer op 100% capaciteit gescreend worden, waardoor er meer onderzoeken uitgevoerd kunnen worden dan onder de strengere Covid-19 maatregelen. Ook is de afgelopen maanden hard gewerkt aan de samenwerking met ziekenhuizen. Inmiddels is met twee ziekenhuizen een detacheringsovereenkomst getekend en is er scholing georganiseerd. Ook is er in de regio Midden-West een ziekenhuis waarbij Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) vanaf september 2022 een unit voor zestien maanden plaatst, met zowel bezetting van screeningsmedewerkers als medewerkers uit dit ziekenhuis. Daarnaast is een aantal medewerkers in dienst gekomen van Bevolkingsonderzoek Nederland naar aanleiding van het traject «samenwerking ziekenhuizen». Ondanks deze mooie initiatieven blijkt toch dat in veel gevallen het verzilveren van de samenwerking met de ziekenhuizen lastig is. Ziekenhuizen hebben de capaciteit zelf nodig om zorg te leveren of in de praktijk blijkt dat intensieve opleidingstrajecten nodig zijn waardoor de baten niet tegen de lasten opwegen. Er wordt dus steeds zorgvuldig gekeken of het mogelijk en effectief is om ondersteuning vanuit ziekenhuizen te realiseren.

Naast de inzet van ziekenhuizen werkt BVO NL ook aan het efficiënter indelen van de landelijke routes van de mobiele units. Aan sommige units is momenteel of een te kleine of een te grote doelgroep gekoppeld. Door dit efficiënter in te delen, kunnen meer onderzoeken worden uitgevoerd met een gunstige impact op het screeningsinterval. Daarnaast wordt gewerkt aan een landelijke sturing en monitoring op uniforme en gewenste werkwijze wat betreft planning en op de inzet van extra units om flexibeler te kunnen plannen.

Ik ben tevreden met deze positieve ontwikkeling van de daling van het uitnodigingsinterval. Het streven is nog steeds dat begin 2024 cliënten weer eens per twee jaar uitgenodigd kunnen worden voor hun volgende screening. Gelet op de huidige prognose en ontwikkelingen vertrouw ik erop dat dit haalbaar is.

Ik zal de toezegging van de voormalig Staatssecretaris volgen en verwacht uw Kamer eind 2022 opnieuw te informeren over de voortgang rond het terugbrengen van het screeningsinterval.

Tot slot

In het commissiedebat Medische preventie van 7 juni jl. zijn vragen gesteld over de verbreding van de inzet van de zelfafnameset bij het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. De Staatssecretaris van VWS heeft in dit debat aangegeven een reactie hierop voor de zomer mee te nemen in één van de toegezegde brieven aan de Kamer. Vooruitlopend hierop heb ik de Kamer in het plenair debat over de wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek van 8 juni jl., een mondelinge reactie gegeven. Hierbij treft u mijn mondelinge reactie eveneens schriftelijk aan. De Gezondheidsraad heeft vorig jaar oktober geadviseerd over de verbreding van de inzet van de zelfafnameset.

Vervolgens heeft de voormalig Staatssecretaris eind vorig jaar, in reactie op dit advies, aangegeven dat de zelfafnametest breder ingezet gaat worden. Het RIVM heeft in beeld gebracht wat de mogelijkheden zijn om dit te doen en wat de gevolgen daarvan zijn. Op dit moment lopen de reguliere aanbestedingen voor het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker, waarmee duidelijk gaat worden op welke manier de verbrede inzet van de zelfafnametest vorm kan krijgen. Aan het einde van dit jaar zijn de aanbestedingen afgerond en zal ik uw Kamer hierover informeren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers