Het informeren van de Kamer
Schriftelijke vragen
Nummer: 2022D26960, datum: 2022-06-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2022Z13070).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M. Westerveld, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: L. Bromet, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van zaak 2022Z13070:
- Gericht aan: M. Rutte, minister-president
- Indiener: E.M. Westerveld, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: L. Bromet, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2022Z13070
Vragen van de leden Westerveld en Bromet (beiden GroenLinks) aan de Minister-President over het informeren van de Kamer (ingezonden 24 juni 2022).
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden van 20 juni jl. op onze schriftelijke vragen van 3 juni 2022 over het informeren van de Kamer?1
Vraag 2
Kunt u toelichten waarom niet iedere vraag inhoudelijk is beantwoord? Kunt u zich voorstellen dat door de zeer summiere beantwoording van de gestelde vragen over de grondwettelijke informatiepositie van de Kamer de indruk kan worden gewekt dat de regering de zorgen uit het parlement over de tijdige en volledige informatie niet serieus neemt?
Vraag 3
Wilt u vraag 3 «Hoe vindt u dat het sinds de beantwoording van genoemde schriftelijke vragen is gegaan met het naleven van werkafspraken tussen kabinet en Kamer over de wijze van informeren van de Kamer?» alsnog inhoudelijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Wilt u vraag 5 «Kunt u zich voorstellen dat Kamerleden hun werk niet goed kunnen doen, wanneer zij moeten reageren op berichtgeving in de media terwijl de informatie nog niet aan de Kamer is gezonden?» alsnog inhoudelijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Wilt u vraag 6 «Deelt u de mening dat het feit dat een bewindspersoon graag in de media wil optreden (bijvoorbeeld interview in een krant of een optreden in een televisie-uitzending) over een kabinetsplan het niet rechtvaardigt dat media voordat een kabinetsplan naar de Kamer wordt gestuurd, van het kabinetsplan (onder embargo) op de hoogte worden gesteld? Zo nee, waarom acht u een mediaoptreden en/of het onder embargo naar de media sturen van een kabinetsplan belangrijker dat het tijdig informeren van de Kamer? En op welke wijze acht u dit passen binnen de werkafspraken met de Tweede Kamer?» alsnog inhoudelijk beantwoorden?
Vraag 6
Wat bedoelt u precies met «zo snel als redelijkerwijs mogelijk» in uw antwoord op vraag 2 van 20 juni jl.? Kunt u dit nader concretiseren aan de hand van voorbeelden? Deelt u de mening dat wanneer bewindspersonen (onder embargo) media kunnen informeren, het redelijkerwijs ook mogelijk moet zijn om diezelfde informatie ten minste op hetzelfde moment aan de Kamer te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden zonder te verwijzen naar antwoorden op voorgaande vragen? Zo nee, waarom niet?
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3203↩︎