Beleidsreactie op het onderzoeksrapport ‘Bouwen aan bescherming’
Seksuele intimidatie en geweld
Brief regering
Nummer: 2022D27683, datum: 2022-06-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34843-59).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Mede ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Mede ondertekenaar: C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 34843 -59 Seksuele intimidatie en geweld.
Onderdeel van zaak 2022Z13437:
- Indiener: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Medeindiener: C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
- Medeindiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- : Maatschappelijk domein (inclusief Huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties) (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-07-06 16:30: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-09-08 14:35: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-06 09:30: Extra procedurevergadering commissie VWS (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
Nr. 59 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTERS VOOR RECHTSBESCHERMING EN LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2022
Met deze brief sturen wij, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, u het onderzoeksrapport «Bouwen aan bescherming» toe om uw Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek. Hiermee is uitvoering gegeven aan het tweede deel van de motie Van Nispen, waarin is gevraagd om inzicht te geven in de opvolging van de aanbevelingen van vier onderscheiden commissies voor de aanpak van seksuele intimidatie en geweld.1 Ook geeft de Minister voor Rechtsbescherming in deze brief reactie op de uitgevoerde verkenning van mogelijkheden voor het invoeren van een meldplicht voor bestuurders van particuliere organisaties met betrekking tot situaties van seksueel misbruik binnen de eigen organisatie.
Leeswijzer
Deze beleidsreactie start met een beknopte inleiding op het uitgevoerde onderzoek. Daarna volgen – onderverdeeld naar de vier commissies – de uitkomsten van het onderzoek en een reactie hierop. Aansluitend wordt de ingegaan op de huidige (interdepartementale) aanpak seksueel geweld, de ontwikkeling van het nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, de aangestelde regeringscommissaris en de algemene noties van de Nationaal Rapporteur voor een effectieve aanpak seksueel geweld. Tot slot wordt ingegaan op de reactie op een verkenning voor het invoeren van een wettelijke meldplicht voor bestuurders van particuliere organisaties.
Aanleiding
In de afgelopen jaren hebben verschillende commissies onderzoek gedaan naar seksueel geweld. De Commissie Deetman deed in 2011 onderzoek naar seksueel geweld tegen minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. In 2012 deed Commissie Samson onderzoek naar seksueel geweld tegen kinderen in de jeugdzorg. Commissie De Vries deed in 2017 onderzoek naar seksuele intimidatie en misbruik in de sport. In 2019 deed Commissie de Winter – in navolging van Commissie Samson – onderzoek naar fysiek en psychisch geweld in de jeugdzorg.
Deze commissies deden aanbevelingen aan de overheid en aan de sectoren om seksueel geweld in de toekomst beter te voorkomen en om slachtoffers beter te ondersteunen en financieel te compenseren. Deze commissies hebben zichtbaar gemaakt dat wezenlijke veranderingen nodig zijn om toekomstig slachtofferschap te voorkomen.
In opdracht van de Ministeries van VWS en JenV onderzocht het instituut van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen in hoeverre de aanbevelingen van de vier onderzoekscommissies zijn opgevolgd.2
Opvolging van de aanbevelingen van de commissies
We zijn de onderzoekers erkentelijk voor het uitvoeren van dit belangrijke onderzoek. Het rapport toont aan dat de commissierapporten hebben geleid tot veel maatschappelijke en politieke aandacht én een beweging in gang zette tot verbetering van de bescherming van kinderen tegen seksueel geweld. De onderzoekers constateren dat een groot deel van de aanbevelingen van de onderscheiden commissies zijn overgenomen door verantwoordelijke bewindspersonen en bestuurders binnen de verschillende sectoren. Elke sector kent verschillende uitdagingen in de opvolging van de aanbevelingen. Voor sectoren waar veel met vrijwilligers wordt gewerkt is het lastiger gebleken om aanpassingen in beleid door te voeren tot op praktijkniveau, dan wanneer wordt gewerkt met beroepskrachten (die kennis en kunde hebben om verantwoordelijkheid te dragen voor een ingewikkeld en gevoelig thema als seksueel grensoverschrijdend gedrag). Daarnaast is het voor een decentrale sector (zoals de jeugdzorg) niet altijd eenvoudig om kwaliteitsnormen door te voeren in praktijk.
Hieronder wordt per sector bondig het commissieonderzoek beschreven, waarna de bevindingen van het onderzoek volgen en daaropvolgend de reactie hierop. De bevindingen van het onderzoek worden doorgeleid naar de relevante organisaties van de jeugd- en sportsector, de RKK en de VNG.
Rooms-Katholieke Kerk – Commissie Deetman
De Commissie Deetman startte in 2010 met onderzoek naar de feiten en omstandigheden van seksueel misbruik van minderjarigen die tussen 1945–2020 waren toevertrouwd aan de verantwoordelijkheid van instellingen en parochies binnen de Rooms-Katholieke Kerk (RKK). Door de inspanningen van Commissie Deetman is een goede en transparante klachtenprocedure opgezet, die ertoe heeft geleid dat een zeer groot deel van de slachtoffers erkenning, hulp en financiële genoegdoening heeft ontvangen (inclusief de Slotactie). Op basis van een representatieve enquête onder de bevolking kwam een indicatie van de omvang van seksueel misbruik binnen de RKK aan het licht.
De Commissie gaf het advies om aandacht te hebben voor slachtoffers van fysiek en psychisch geweld door hen erkenning, hulp en genoegdoening te bieden (commissie Hulp, erkenning en genoegdoening).
Uit het onderzoek blijkt dat de RKK voor vrijwel alle aanbevelingen initiatieven heeft ontplooid met als doel om (seksueel) grensoverschrijdend gedrag binnen de RKK in de toekomst te voorkomen. Zo is bijvoorbeeld met de Gedragscode Pastoraat het beleid rondom het tegengaan van seksueel misbruik in de RKK aangescherpt en breed onder de aandacht gebracht. Weliswaar zijn niet alle aanbevelingen strikt opgevolgd. Zoals de aanbeveling om het Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag onderdeel te laten uitmaken van een keten. Daarnaast is er (nog) geen toekomstbestendige opslagplaats voor archieven. Desondanks is op institutioneel en beroepsmatig niveau veel verbeterd. Het bewustzijn van de noodzaak om seksueel misbruik aan te pakken is volgens het rapport zichtbaar vergroot.
Reactie op de bevindingen
De opvolging en monitoring van de aanbevelingen door de Commissie Deetman zijn binnen de RKK goed belegd. Momenteel zijn er geen kinderen meer ondergebracht in instituten van de kerk, waardoor de opvolging van de aanbevelingen anders dient te worden gewogen dan de aanbevelingen van de andere commissies. Op verzoek van de Tweede Kamer is in het verlengde van de (afgesloten) klachtenprocedure een Afspraak m.b.t. nagekomen meldingen door de RKK geïnitieerd. Melders die niet in staat waren zich tijdig te melden kunnen alsnog via een commissie van deskundigen erkenning en een (beperkte) genoegdoening ontvangen. Jaarlijks maakt een aantal slachtoffers van deze afspraak gebruik. Het dossier seksueel misbruik binnen de RKK heeft ook laten zien dat het overleg met slachtoffers van groot belang is. Zo heeft de commissie Deetman enkele keren grote bijeenkomsten met slachtoffers georganiseerd en de organisatie-vorming bij slachtoffers gestimuleerd. In de periode 2013–2018 was er een (maandelijks) Voorzittersoverleg van de kardinaal (voorzitter bisschoppenconferentie), voorzitter KNR en voorzitter KLOKK (slachtoffers).
Sport – Commissie De Vries
Commissie De Vries heeft in 2017 de opdracht gekregen om inzicht te geven in omvang en aard van de problematiek van seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de sportwereld. De Commissie heeft aanbevelingen gedaan waarmee de koepelorganisatie NOC*NSF, sportbonden en -verenigingen de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag kunnen verbeteren.
In het rapport wordt geconstateerd dat op landelijk niveau de aanbevelingen grotendeels zijn opgevolgd. Zo is bestaand beleid aangescherpt, nieuw beleid gevormd en zijn regelingen getroffen. Zoals de meldplicht voor bestuurders en begeleiders van sportverenigingen bij (vermoedens van) seksuele intimidatie. Ook is er een beter opvolgingssysteem voor meldingen ingevoerd, een mogelijkheid om laagdrempelig te kunnen melden en het Vertrouwenspunt Sport is omgevormd naar het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN). De onderzoekers constateren dat nog niet op alle niveaus een open sportcultuur is waarin seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar is, maar dat daartoe wel belangrijke stappen zijn gezet. Uit het rapport blijkt dat het seksueel grensoverschrijdend gedrag nog een ingewikkeld thema is voor sportverenigingen om op te pakken, mede vanwege het gegeven dat de sport voornamelijk leunt op vrijwilligers. De opvolging van de aanbevelingen in de praktijk van sportbonden en -verenigingen is wisselend. Landelijk ontwikkeld beleid werkt niet altijd door via de autonome sportbonden naar de -verenigingen. De aandacht voor dit onderwerp in de praktijk en op verenigingsniveau is wisselend volgens het rapport.
Reactie op de bevindingen
In de sportsector zijn goede stappen gezet, maar we zijn er nog niet. Er is meer aandacht nodig op lokaal niveau van sportverenigingen. Via het Sportakkoord wordt ingezet op het stimuleren van een positieve sportcultuur waarin geen plek is voor seksuele intimidatie en misbruik. Daarnaast worden de aanbevelingen van «Ongelijke leggers» naar aanleiding van het grensoverschrijdend gedrag in de gym- en turnsport geïmplementeerd. Ook heeft Movisie een handreiking opgesteld voor het stellen van normen voor overschrijdend gedrag voor sportverenigingen en gemeenten. Naast deze acties is de Minister voor Langdurige Zorg en Sport in overleg met betrokken partijen over wat nog meer nodig is om een veilige sport te creëren, want grensoverschrijdend gedrag in de sport komt nog te vaak voor en behoeft continue de aandacht.
Jeugdzorg – Commissies Samson en De Winter
De Commissie Samson deed in 2012 onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen zijn geplaatst. Na dit onderzoek gaven slachtoffers aan dat zij naast seksueel geweld ook vaak te maken hebben gehad met psychisch of fysiek geweld. Commissie De Winter deed vervolgens onderzoek naar alle vormen van geweld tegen kinderen in de jeugdzorg. Dit leidde tot aanbevelingen om erkenning en herstel te bieden aan slachtoffers van geweld dat in het verleden plaatsvond en om geweld in de jeugdzorg in de toekomst te voorkomen.
Het rapport benoemt dat de aanbevelingen van Commissie Samson en De Winter een grote agenderende werking hebben gehad in de jeugdzorg om te zorgen voor betere bescherming tegen seksueel geweld en andere vormen van geweld. De onderzoekers constateren dat het Rijk en brancheorganisaties in goed overleg zijn getreden met lotgenotenorganisaties en cliëntorganisaties over verbeteringen in de jeugdzorg. Op institutioneel niveau vindt men elkaar. Gezamenlijke ambities zijn geformuleerd die de kwaliteit en veiligheid in de jeugdzorg moeten vergroten. Deze ambities vertalen zich nog niet altijd tot concrete afspraken over de gezamenlijke doelen, een gedeeld beeld van hoe die verbeteringen eruit moeten zien en wat nodig is om de gewenste verbeteringen tot uitvoering te brengen. In het rapport wordt geconstateerd dat de verantwoordelijkheden binnen het jeugdzorgstelsel op verschillende plekken zijn belegd en het is niet altijd duidelijk is wie regie houdt en aanspreekbaar is op resultaten. Bovendien leidt dit ertoe dat de «harde», op relatief korte termijn realiseerbare zaken worden opgepakt en in sommige gevallen onderwerpen die een langere adem en meer samenwerking nodig hebben (zoals kleinere groepsgroottes, garantie van meer contact tussen kind en jeugdbeschermer) niet met voldoende urgentie en regie worden opgepakt.
Reactie op de bevindingen
Het onderwerp geweld in de jeugdzorg heeft de afgelopen jaren – mede door beide commissies – meer aandacht gekregen dan voorheen. De erkennings-maatregelen die door de commissie zijn aanbevolen zijn opgepakt en in sommige gevallen al afgerond. Zo zijn er excuses aangeboden aan slachtoffers, is er een website ontworpen en hebben slachtoffers de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming aan te vragen. Er zijn ook verschillende stappen gezet om geweld in de jeugdzorg terug te dringen. Zo is er bijvoorbeeld geld beschikbaar gesteld om de transitie naar kleinschalige voorzieningen te ondersteunen en te versnellen en om de groepsgroottes te verkleinen.
Recent is een onderzoek uitgevoerd door AEF «Veilig zijn en veilig voelen: Onderzoek veiligheidsbeleving jeugdhulp met verblijf».3 Daarbij is ook gekeken naar de mate waarin jongeren in aanraking komen met fysiek of verbaal geweld. Ook dit onderzoek laat zien dat nog het nodige moet gebeuren om te zorgen dat jongeren zich zowel veilig voelen én veilig zijn. Wij hebben toegezegd dit onderzoek over circa twee jaar opnieuw uit te laten voeren om goed zicht te blijven houden op de veiligheidsbeleving binnen de jeugdzorg. Het onderzoek van AEF kan als nulmeting dienen.
In bredere zin wordt met alle betrokken partijen gewerkt aan kwaliteitsverbetering en vergroten van effectiviteit in de jeugdzorg. Dit is ook een belangrijk onderwerp in de Hervormingsagenda Jeugd, waar het Rijk samen met gemeenten, zorgprofessionals, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties invulling aan geeft.
De (interdepartementale) aanpak van seksueel geweld
Dit kabinet streeft ernaar om te werken aan een samenleving waarin mensen zich veilig voelen en beschermd zijn tegen elke vorm van seksueel geweld of seksueel grensoverschrijdend gedrag. Seksueel geweld of grensoverschrijdend gedrag, in welke vorm dan ook, tast de veiligheid aan van het individu en vertaalt zich vaak in ernstige problematiek bij slachtoffers. Problematiek die ook op latere leeftijd nog steeds kan leiden tot uitval in werk en op sociaal vlak. Dat kent een hoge prijs. In de eerste plaats voor de slachtoffers zelf. Daarnaast ook hun (nabije) omgeving en voor de samenleving. Dat seksueel geweld (nog steeds) in de hele samenleving voorkomt is een ernstig. Vooral omdat het in vele domeinen aanwezig is en zowel volwassenen als kinderen overkomt.
Omdat seksueel geweld overal kan voorkomen vraagt de aanpak om een integrale benadering. Sinds 2020 wordt daarom door het Rijk interdepartementaal samen gewerkt aan de aanpak van deze problematiek. De concrete activiteiten waaraan gezamenlijk wordt gewerkt, zijn in 2020 met uw Kamer gedeeld.4 In deze aanpak staan drie pijlers centraal:
1. Het voorkomen van dader- en slachtofferschap;
2. Versterken van tijdige signalering;
3. Het stoppen en duurzaam oplossen van seksueel geweld.
Via deze pijlers wordt gewerkt aan een meer integrale en effectieve aanpak van seksueel geweld.
Nationaal actieplan, regeringscommissaris, de Nationaal Rapporteur en algemene noties
Het rapport stelt dat de sleutel tot een integrale, effectieve aanpak van het probleem seksueel geweld vraagt om een sector overstijgende aanpak. Wij erkennen dat de aanpak van seksueel geweld een extra impuls nodig heeft en dat om deze complexe, wijdverbreide problematiek te voorkomen en bestrijden een fundamentele verandering nodig is, zowel qua wetgeving,5 beleidsuitvoering als in de samenleving. Dit komt naar voren in het rapport. Daarom wordt onder regie van de Minister van OCW en de Minister van SZW toegewerkt naar een meerjarig nationaal actieplan tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Voor het zomerreces ontvangt uw Kamer de inhoudelijke de contouren van dit actieplan. In het plan zal aandacht zijn voor preventie, signalering, zorg en behandeling van zowel slachtoffers als daders/plegers. De lancering van het nationaal actieplan staat gepland voor het najaar 2022.
Daarnaast is per 4 april 2022 een regeringscommissaris seksueel grens-overschrijdend gedrag en seksueel geweld aangesteld; Mariëtte Hamer.6 Zij zal gevraagd en ongevraagd advies geven aan het kabinet ten aanzien van de nationale aanpak. Ook zal de regeringscommissaris actief bijdragen aan bewustwording en een veilige cultuur, want seksueel grensoverschrijdend gedrag kan overal voorkomen. Hiervoor moet onder meer de cultuur van genderstereotypering en machtsmisbruik die leidt tot seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, worden doorbroken.
Met de aanstelling van de regeringscommissaris en een nationaal actieplan, zijn de eerste stappen gezet tot een sterker gecoördineerde aanpak die bijdraagt aan de implementatie van de aanbevelingen door de onderscheiden commissies.
Als het gaat om het onderzoeken of de aanpak goed werkt, leveren de monitors van de Nationaal Rapporteur naar de aard en omvang van seksueel geweld tegen kinderen een belangrijke bijdrage. Zowel met de slachtoffermonitor als de dadermonitor op dit thema. Aanvullend hierop is de prevalentiemonitor Huiselijke Geweld en Seksueel Geweld, waarin de aard en mate van het voorkomen van deze geweldsvormen in Nederland wordt weergegeven. Wij zullen deze monitors dan ook blijven benutten om de aanpak verder aan te scherpen.
In het uitvoerige rapport «Bouwen aan bescherming» wordt, in een beschouwend onderdeel, relevante inzichten en noties meegegeven aan het kabinet voor het effectief bestrijden van seksueel geweld. Zo wordt het kabinet geadviseerd om te investeren in heldere rollen en verantwoordelijkheidsverdeling met betrekking tot de aanpak van seksueel geweld, te zorgen voor een stevige kennispositie en periodiek inzicht in (de ontwikkeling van) prevalentie, het zoeken van verbinding met de uitvoering en het blijvend in contact staan met slachtoffers.
Deze noties zouden moeten zorgen voor momenten van evaluatie. Op basis hiervan kan het kabinet het proces van leren en verder verbeteren in gang zetten, aldus het rapport.
We zien de noties van de NR voor een integrale en effectieve aanpak van seksueel geweld dan ook in een bredere context, los van de sector waarbinnen het geweld plaatsvindt. Deze noties nemen wij serieus, nemen deze mee in het meerjarig Nationaal Actieplan voor de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.
Meldplicht seksueel misbruik particuliere organisaties
De ambtsvoorganger van de Minister voor Rechtsbescherming heeft toegezegd een verkenning te laten uitvoeren naar een wettelijke meldplicht voor bestuurders van particuliere organisaties, toegespitst op signalen van seksueel kindermisbruik door beroepskrachten of vrijwilligers binnen de eigen organisatie. In 2021 werd gemeld dat met het verschijnen van rapport ter uitvoering van de motie Van Nispen, uw Kamer zou worden bericht over deze ambtelijke verkenning.7 De uitkomsten van deze verkenning, in samenhang met het rapport «Bouwen aan bescherming», geven geen aanleiding tot het invoeren van een meldplicht voor bestuurders van particuliere organisaties. Hieronder volgt nadere toelichting.
Wij hechten veel waarde hecht aan het recht van slachtoffers (dan wel hun ouders) om de zorg en hulp te ontvangen die bij hen past na het meemaken van seksueel misbruik. Slachtoffers kunnen hiervoor bij diverse organisaties terecht, waaronder het Centrum Seksueel Geweld (CSG) en Slachtofferhulp Nederland (SHN).8 Het van bovenaf opleggen van een wettelijke meldplicht voor bestuurders van particuliere organisaties zou betekenen dat (wetenschap van) seksueel misbruik altijd gemeld moet gaan worden bij een externe organisatie (zoals de politie of Veilig Thuis), hetgeen indruist tegen het fundamentele zelfbeschikkingsrecht van volwassen slachtoffers. Dit terwijl het voor herstel van slachtoffers juist van belang is om regie te houden over hulpvraag en melding.
Uit de verkenning bleek bovendien dat verenigingen, kerkgenootschappen en stichtingen vaak al preventiebeleid hebben doorgevoerd en maatregelen hebben getroffen om slachtoffers te ondersteunen bij hun hulpvraag. Meldingen worden in samenspraak met het slachtoffer doorgeleid naar de politie, en/of via het tuchtrecht beoordeeld. Een wettelijke meldplicht zou deze processen doorkruisen. Daarnaast is geconcludeerd dat bestuurders van lokale kerken, sport- en hobbyclubs niet altijd de juiste informatiepositie hebben om seksueel misbruik binnen de kerk, vereniging of organisatie te signaleren. Misbruiksituaties vinden vaak plaats wanneer direct contact is tussen begeleider en pupil, zonder dat de omgeving hier weet van heeft. Een wettelijke meldplicht zorgt er niet voor dat signalen van misbruik sneller bij een bestuurder terechtkomen. Daarbij ontbreekt het aan een stelsel van toezicht voor particuliere organisaties, waardoor handhaving van een meldplicht niet mogelijk is. De regeling zou tot slot voor onevenredig veel extra administratieve lasten zorgen bij kerken, organisaties en verenigingen. Daarom wordt het invoeren van een wettelijke meldplicht niet proportioneel geacht. Een beweging van binnenuit, met effectieve instrumenten,9 is naar ons oordeel dan ook het meest kansrijk om recht te doen aan de positie van slachtoffers en het voorkomen van seksueel misbruik.
De actualiteiten rondom Ajax en The Voice hebben bovendien laten zien dat het bespreekbaar maken van seksueel geweld leidt tot een verhoogde meldingsbereidheid bij slachtoffers. Zo hebben de politie en diverse slachtofferorganisaties (zoals CSG, CVSN) een toename gezien in het aantal meldingen van seksueel geweld in de eerste maanden van 2022, ten opzichte van de maanden daarvoor. Daarom onderstrepen wij nogmaals het belang van de aanstelling van een regeringscommissaris en het actieplan, waarmee wordt ingezet op een cultuurverandering omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Jehova’s Getuigen
Dit laat onverlet dat de situatie bij de Gemeenschap van de Jehova’s Getuigen, die aanleiding vormde voor de verkenning van de meldplicht, de voortdurende aandacht heeft en zal hebben van dit kabinet. De zorgelijke situatie binnen deze gemeenschap kan echter geen reden zijn voor de invoering van een wettelijke meldplicht voor alle particuliere organisaties. De Minister voor Rechtsbescherming blijft ten aanzien van de Jehova’s Getuigen daarom inzetten op onderzoek, slachtofferhulp en communicatie gericht op slachtoffers en hun omgeving.
Het is helaas niet mogelijk gebleken om een verkenning uit te voeren naar de omvang van kindermishandeling gerelateerd aan geloof of ideologie in Nederland, zoals aangekondigd door mijn ambtsvoorganger in augustus 2020. Hierover heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer recent geïnformeerd.10 In 2019 deed de Universiteit Utrecht onderzoek naar seksueel misbruik en aangiftebereidheid binnen de gemeenschap van Jehova’s getuigen.11 Om een actueel beeld te krijgen van de situatie is het WODC gevraagd om het onderzoek te herhalen. Daarnaast is het meldpunt «Verbreek de Stilte» bij Slachtofferhulp Nederland (SHN) uitgebreid met expertise van slachtoffers van seksueel misbruik uit gesloten gemeenschappen. Met het meldpunt is een laagdrempelige voorziening gecreëerd waar slachtoffers hulp en ondersteuning kunnen krijgen. De Stichting Reclaimed Voices heeft bijgedragen aan het ontwikkelen van het meldpunt door de inzet van hun specifieke expertise. Daarnaast zullen zij tevens voor de kennisacademie van SHN expertise aandragen over het onderwerp.12 Tevens heeft SHN het bestuur van de Jehova's Getuigen en alle Koninkrijkzalen schriftelijk benaderd, waarbij het aanbod is gedaan emotionele, praktische en juridische ondersteuning te bieden aan slachtoffers, waaronder slachtoffers van seksueel misbruik. Tot slot zijn de resultaten van het onderzoek naar aangiftebereidheid en seksueel misbruik uit 2019 binnen de gemeenschap van Jehova's Getuigen13 onder de aandacht gebracht bij relevante partijen, met het oog op extra waakzaamheid voor slachtoffers van seksueel misbruik binnen de Jehova’s gemeenschap.
De resultaten van het WODC-herhaalonderzoek zullen eveneens worden gedeeld met relevante partijen, zodat zij alert zijn op signalen van seksueel misbruik. Denk hierbij aan Slachtofferhulp Nederland, de politie, GGD en de onderwijsinspectie.
Tot slot
Om seksueel geweld te voorkomen en te bestrijden zetten we in op verschillende sporen. De uitdaging van ons beleid is om seksueel geweld te voorkomen en bestrijden en dit om te zetten naar concrete acties die daadwerkelijk bijdragen aan het voorkomen en reduceren van deze problematiek. Het voorkomen van slachtoffer- en daderschap begint bij ouders en hun opvoeding over seksueel gedrag, maar ook de voorlichting via school en aandacht hiervoor bij sportactiviteiten en maatschappelijke aandacht. Gezamenlijk zijn we verantwoordelijk. Het begint door erover te praten, de dialoog en het maatschappelijk debat te voeren over wensen en grenzen op dit gebied. De aanpak van deze complexe, wijdverbreide problematiek behoeft een langdurige aanpak die op verschillende niveaus wordt verankerd. Dat is een ingewikkelde opgave die blijvende aandacht vraagt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
C. Helder
Kamerstuk 34 843, nr. 32.↩︎
Dit onderzoek kon niet aan de wens «te rapporteren over de bereikte effecten» voldoen vanwege het ontbreken van prevalentie-data van seksueel geweld binnen deze sectoren en omdat het onderzoek startte ná implementatie en opvolging van de aanbevelingen.↩︎
Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 243.↩︎
Kamerstuk 34 843, nr. 45.↩︎
Het wetsvoorstel seksuele misdrijven ligt momenteel voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State.↩︎
Kamerstuk 34 843, nr. 53.↩︎
Kamerstuk 28 345, nr. 255.↩︎
Het Centrum Seksueel Geweld (CSG) begeleidt o.a. slachtoffers die recent met seksueel geweld te maken hebben gehad. Slachtoffers die langer geleden te maken hebben gehad met seksueel geweld kunnen ook via de eigen huisarts of Veilig Thuis worden doorgeleid naar specialistische zorg of hulp zoeken via Slachtofferhulp Nederland (SHN). Slachtoffers kiezen in samenspraak met de hulpverlener vervolgens de hulp die past bij hun persoonlijke wensen, behoeften en achtergrond. Dit kan bijvoorbeeld de hulp van een slachtofferadvocaat betreffen of specialistische zorg. Ook kan er behoefte zijn aan een traject met herstelbemiddeling of mediation.↩︎
Bijvoorbeeld het screenen van personeel vrijwilligers via de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), het opstellen van gedragsregels en het aanstellen van een vertrouwenspersoon.↩︎
Kamerstuk 31 015, nr. 240.↩︎
K. van den Bos e.a. Seksueel misbruik en aangiftebereidheid binnen de gemeenschap van Jehova’s getuigen. Sexual abuse and willingness to report within the Jehova's Witness comunity» (Utrecht, 2019).↩︎
Reclaimed Voices zet zich in voor verandering in het beleid rond seksueel misbruik in de organisatie van Jehova’s Getuigen, goede hulp en erkenning voor slachtoffers en een veiliger leefomgeving voor kinderen. De stichting bestaat hoofdzakelijk uit ex-jehova’s getuigen.↩︎
K. van den Bos e.a. Seksueel misbruik en aangiftebereidheid binnen de gemeenschap van Jehova’s getuigen. Sexual abuse and willingness to report within the Jehova's Witness comunity» (Utrecht, 2019).↩︎