Preview document (🔗 origineel)

---

Tweede Kamer der Staten-Generaal	2
Vergaderjaar 2021-2022

33 529 Gaswinning

Nr. 1037 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2022

In deze brief geef ik u een stand van zaken over een aantal onderwerpen gerelateerd aan de schadeafhandeling. Daarnaast bied ik u het jaarverslag van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) aan (bijlage 1).

Onderzoek naar schadeoorzaken in voormalig effectgebied IMG en peer review

Ik heb de opdracht verleend voor een onderzoek naar oorzaken van schade aan woningen in de gebieden waar het IMG, op basis van onderzoeken door TNO en TU Delft en door Deltares, heeft geconcludeerd dat dit niet door de gaswinning veroorzaakt kan zijn.¹ In het verlengde van de toezegging van mijn ambtsvoorganger om de mogelijkheden voor een gezamenlijke onderzoeksvraag te verkennen, heeft de afgelopen periode constructief overleg plaatsgevonden met bewonersvereniging Plaatselijk Belang Een/Tijdelijke Werkgroep Mijnbouwschade Een, gemeenten Noordenveld en Westerkwartier en de provincie Drenthe (alle in de omgeving van gasopslag Norg). Daarin is overeenstemming bereikt over de uitwerking van de door de bewonersvereniging verzochte peer review van de bovengenoemde onderzoeken, in opdracht van EZK. Deze peer review wordt uitgevoerd door een kleinschalig, onafhankelijk panel van wetenschappers. Ingenieursbureau Movares neemt zowel de uitvoering van het bredere onderzoek naar de oorzaak van schade aan woningen als de ondersteuning van het reviewpanel op zich. Ik vind het belangrijk dat bewoners duidelijkheid geboden wordt over wat de schade die zich voordoet in de betreffende gebieden veroorzaakt, ook rekening houdend met de mogelijkheid van cumulatieve effecten. Dit mede gelet op het belang van draagvlak voor mijnbouwactiviteiten in de regio. Ik verwacht in het najaar een beeld te hebben van de eerste uitkomsten en zal uw Kamer daar vervolgens over informeren.

Jaarrapportage Interventieteam Vastgelopen Situaties

Het Interventieteam is in juni 2021 gestart om bewoners in vastgelopen situaties te helpen met een passende maatwerkoplossing. Recent heb ik de jaarrapportage van het Interventieteam ontvangen. Deze rapportage is als bijlage (bijlage 2) te vinden bij deze brief. De jaarrapportage van het Interventieteam beslaat de periode van 1 juni 2021 tot 1 juli 2022. Het afgelopen jaar heeft het Interventieteam zelf 27 dossiers rechtstreeks in behandeling, of in behandeling gehad. Momenteel is er € 1.173.500 besteed. Ook is ongeveer € 2.500.000 gereserveerd voor de afhandeling van lopende casuïstiek. Daarnaast heeft het Interventieteam, samen met gemeenten, rond de 80 dossiers in het vizier die binnen de bestaande kaders mogelijk geen passende oplossing (dreigen te) vinden. Het delen van informatie en het hechter samenwerken tussen de betrokken organisaties is vaak al een belangrijke eerste stap in het realiseren van een oplossing. Het Interventieteam vervult in dat proces een aanjagende rol. Doordat vastgelopen situaties op de radar staan van het Interventieteam, komen zaken in beweging. De komende periode blijft het team werken om bewoners die vaak al lang wachten op een oplossing zo goed mogelijk te helpen. Ik zal de werkzaamheden van het Interventieteam nauw blijven volgen en uw Kamer naar verwachting in juni 2023 de volgende jaarrapportage toezenden.

Evaluatie Commissie Bijzondere Situaties (CBS)

Het Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen heeft de CBS geëvalueerd (bijlage 3). De onderzoekers concluderen dat het werk van de CBS zeer wordt gewaardeerd. Zij benoemen de zorgvuldigheid waarmee de CBS te werk gaat en de onafhankelijke positie als belangrijke succesfactoren. De CBS bouwde in de loop der tijd specifieke en unieke kennis en expertise op over de problematiek maar ook over passende en effectieve ondersteuning op praktisch, sociaal, medisch of financieel gebied. De onderzoekers constateren dat de commissie een groot aantal oplossingen tot stand heeft gebracht in situaties die complex waren. Dit heeft doorgaans tot tevredenheid van de betrokkenen geleid. Bij dit succes wil ik graag stilstaan en mijn grote dank uitspreken voor de inzet van de commissieleden en medewerkers van de CBS. Uit de evaluatie komt naar voren dat een dergelijk vangnet de komende jaren nodig zal blijven. De onderzoekers doen daarbij de aanbeveling de zichtbaarheid van de CBS te vergroten en goed te kijken naar de verhouding tussen het Interventieteam vastgelopen situaties en de CBS. Ik ga de aanbevelingen verder bestuderen en daar samen met de CBS, het interventieteam, de regio, het IMG en NCG mee aan de slag. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomst.

Evaluatie Tijdelijke wet Groningen

Ik vind het van belang dat de wet die als basis dient voor de onafhankelijke schadeafhandeling door het IMG, zorgvuldig wordt geëvalueerd. Zoals in maart jl. aangekondigd² wordt de Tijdelijke wet Groningen momenteel geëvalueerd door een extern onderzoeksbureau. De opdracht is verleend aan het onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF). AEF heeft mij geïnformeerd dat de evaluatie in plaats van voor de zomer in september 2022 opgeleverd wordt gezien de reikwijdte van het onderzoek, de complexiteit en de benodigde zorgvuldigheid in het te doorlopen proces. Vervolgens zal ik dit aan uw Kamer doorgeleiden.

Wet- en regelgeving bewijsvermoeden Grijpskerk

Eerder heb ik, in lijn met de motie van het lid Agnes Mulder en het lid Segers c.s. op 9 februari 2022³, aangegeven voorstander te zijn van toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden op de gasopslag Grijpskerk. Om dit te realiseren, moeten twee wetten gewijzigd worden: de Tijdelijke Wet Groningen en het Burgerlijk Wetboek. Ik werk dit momenteel uit. Parallel daaraan vraag ik het IMG en de Commissie Mijnbouwschade om de uitvoeringsconsequenties in kaart te brengen en de nodige voorbereidingen te treffen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief

---

1. Kamerstuk 33 529, nr. 882.↩︎

2. Kamerstuk 33 529, nr. 993.↩︎

3. Kamerstuk 33 529, nr. 973.↩︎