[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over appreciatie observaties Europese Commissie GLB-Nationaal Strategisch Plan (Kamerstuk 28625-339)

Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D28426, datum: 2022-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D28426).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z12454:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D28426 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van de Minister van 17 juni 2022 – Appreciatie observaties Europese Commissie GLB-Nationaal Strategisch Plan (Kamerstuk 28 625, nr. 339).

De voorzitter van de commissie,
Geurts

De adjunct-griffier van de commissie,
Meijer

Inhoudsopgave Blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties 6
II Antwoord / Reactie van de Minister 7

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de appreciatie van de observaties van de Europese Commissie ten aanzien van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze leden vragen de Minister allereerst wat de risico’s en potentiële gevolgen zijn wanneer niet tot goedkeuring wordt overgegaan. Wat is de uiterste datum voor goedkeuring, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister stelt begrip te hebben voor de behoefte van de Europese Commissie om meer indicatoren en doelen onderbouwd te krijgen. Deze leden vragen waarom de Minister deze indicatoren dan in het eerste voorstel niet heeft opgenomen. Ook hebben deze leden geen concreet beeld van wat dit betekent. Welke indicatoren en doelen is de Minister voornemens vast te stellen, hoe komen deze tot stand – is de sector hier bijvoorbeeld bij betrokken – en, het belangrijkste: hoe wordt deze voortgang gemeten, welke organisatie is hiervoor verantwoordelijk en heeft de Minister hiertoe een uitvoeringstoets gedaan?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister de omschakeling naar biologische landbouw nadrukkelijker zal stimuleren door eenvoudiger toegang te geven tot de ecoregeling-bijdrage «niveau goud». Wat is de financiële impact van dit voornemen en is dit voornemen niet strijdig met de bewering van de Minister dat er geen sprake zal zijn van herziening van de budgetverdeling en subsidievoorwaarden? Voorts stelt de Minister dat hij een uitbreiding van het landbouwareaal tot 5% in 2027 wil realiseren. Heeft de Minister kennisgenomen van de uitspraken van de Europese Commissie dat ook in het Farm to Fork-plan van een kwantitatieve ambitieverplichting geen sprake is? En kan hij bevestigen dat dit ook geldt voor de door hemzelf uitgesproken ambitie om in 2027 te komen tot uitbreiding van het biologisch landbouwareaal tot 5%?

Met genoegen constateren de leden van de VVD-fractie dat de Minister voornemens is zich met een investeringssubsidie te focussen op stalaanpassingen ten behoeve van biogas/groen gas op primaire bedrijven. Deze leden zien hierin een belangrijke oplossing weggelegd bij het halen van de klimaatdoelen. Is de Minister dit met hen eens? Hoeveel middelen is de Minister voornemens beschikbaar te stellen en ziet hij hiervoor ook mogelijkheden in het nog in te stellen klimaatfonds? Kent de Minister de praktijkvoorbeelden van bijvoorbeeld Mineral Valley Twente en is hij bereid om, in het kader van zijn voornemen om te komen tot meer biogas, de samenwerking te zoeken met initiatieven zoals Mineral Valley Twente?

Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag of, en zo ja welke, sectorpartijen zijn betrokken bij de totstandkoming van voorgenomen aanpassingen die zijn gedaan naar aanleiding van de opmerkingen van de Europese Commissie op het NSP.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de appreciatie van de miniser van de observaties van de Europese Commissie over het Nederlandse GLB-NSP. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen die zij aan de Minister willen voorleggen.

De leden van de D66-fractie begrijpen uit de observatiebrief van de Europese Commissie dat deze zeer kritisch was over het Nederlandse GLB-NSP, met name omdat dit geen tastbare doelen, kernprestatie-indicatoren (KPI’s) of andere resultaatindicatoren bevatte op het gebied van klimaatadaptatie en mitigatie, luchtkwaliteit, pesticidegebruik, waterkwaliteit of het management van nutriënten. In de appreciatie lezen deze leden dat om deze reden nu, met ondersteuning van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), resultaatindicatoren zullen worden ingebouwd, maar dat het hier slechts gaat om een «complicering van de monitoring», dus niet om een inhoudelijke aanpassing van het plan. Kan de Minister toelichten welke resultaatindicatoren allemaal zullen worden toegevoegd en hoe de monitoring precies zal worden gecompliceerd? Kan de Minister tevens toelichten of hij ook de meer tastbare doelen zal stellen die de Commissie ook noemde in de observatiebrief? Indien dit niet het voornemen is, kan worden toegelicht waarom niet?

De leden van de D66-fractie lezen in de observatiebrief van de Europese Commissie tevens een stevige en uitgebreide kritiek op de aanpak van Nederland om de biologische sector te ondersteunen. Deze leden zijn verheugd dat de Minister heeft besloten op basis van de motie van de leden Tjeerd de Groot en Boswijk (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1300) de ambities op te schroeven, maar zien graag meer toelichting op hoe de miniser ingaat op een aantal kritiekpunten van de Commissie. Met name de kritiek dat het plan het niet aantrekkelijk maakt of geen overtuigende prikkels bevat om over te stappen op biologische landbouw, omdat hier geen specifieke interventies voor zijn ingezet, behoeft volgens deze leden een nadere reactie van de Minister. Waarom wil de Minister naast het nationale actieplan biologische productie en consumptie, niet ook breder inzetten op het inbouwen van prikkels in het NSP, als dit een specifieke aanbeveling van de Commissie is?

De leden van de D66-fractie begrijpen ook uit de observatiebrief dat de Commissie betreurt dat de in het plan geïdentificeerde behoeften niet waren gekoppeld aan specifieke actieprogramma’s die op grond van de Kaderrichtlijn Water (KRW) of de Nitraatrichtlijn zijn opgesteld. Dit vooral omdat, volgens de vertaalde woorden van de Commissie, landbouw voor de grootste druk blijft zorgen en voorkomen moet worden dat habitats achteruitgaan en soorten op de locaties worden verstoord. Hierover lezen deze leden niets terug in de appreciatiebrief. Kan hier alsnog op worden gereageerd? Kan bijvoorbeeld worden toegelicht hoe wordt gezorgd dat met I73.2 (niet-productieve investeringen voor landbouwbedrijven), zoals aangegeven als zorg in punt 252, de KRW-vereisten ten aanzien van niet achteruitgang wel worden nageleefd?

De leden van de D66-fractie merken op dat de Commissie ook meer interventies miste op het gebied van dierenwelzijn. In de appreciatiebrief lijkt vooral de openstelling van de diergebonden ecoregeling hier de reactie op te zijn, alsmede de monitoringssystematiek. Denkt de Minister hiermee voldoende tegemoet te komen aan de kritiek van de Commissie, vooral aangezien het in het geval van de ecoregeling nog om een pilot gaat? Worden er aan de Commissie ook termijnen meegegeven over wanneer de diergebonden ecoregeling in werking zou moeten treden en zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat de monitoringssystematiek op dierenwelzijn er concreet uitzien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor het schriftelijk overleg Appreciatie observaties Europese Commissie GLB-Nationaal Strategisch Plan d.d. 1 juli 2022 en hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de voorliggende plannen mogelijk pas in november worden goedgekeurd door de Europese Commissie. De aanmelddata voor boeren lopen echter van 15 oktober tot en met 30 november. Mogelijk is het nationale voorstel dan nog niet goedgekeurd. Hoe realistisch is dit scenario en wat is de oplossing hiervoor?

De leden van de CDA-fractie menen dat op een aantal punten duidelijkheid gewenst is. Kan de Minister aangeven of het niet voldoen aan de conditionaliteit betekent dat je niet meer mee mag doen aan de eco-regeling en het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb)? En ten aanzien van Goede Landbouw en Milieu Condities (GLMC)-4 vragen deze leden of de bufferstrook meetelt als beweidingsruimte. En vallen droge sloten ook onder de conditionaliteiten voor GLMC-4? Graag een reactie van de Minister. Ook het verzoek aan de Minister om tijdelijk grasland en agrarisch natuurmengsel als rustgewas aan te merken. En kan de Minister aangeven of hennep, vlas en groenbemester meetellen in de 4% «niet-productief bouwland» onder GLMC-8? Kan de Minister daarnaast aangeven of er derogatie over gewasrotatie komt, aangezien boeren nu al bezig zijn met het bouwplan voor volgend jaar? Is de Minister bereid om de gewasrotatie pas vanaf 2023 te laten gelden in plaats van 2022?

De leden van de CDA-fractie concluderen dat steriele insectenbestrijding pas in 2024 van kracht gaat. Is de Minister bereid om dit per 2023 van kracht te laten gaan?

De leden van de CDA-fractie stellen dat in het huidige voorstel te weinig kansen zijn voor telers van blijvende gewassen. Is de Minister het met deze leden eens dat het ook voor deze telers mogelijk moet zijn om in 2023 mee te doen aan de eco-regeling? En is de Minister bereid om niet-kerende grondbewerking en precisielandbouwtechnieken volgend jaar al aan te merken als eco-activiteit?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waar het geld voor de verdere financiering van vestigingssteun, naast de koppeling van de inkomenssteun (top-up) voor jonge boeren, vandaan gaat komen aangezien er in het NSP maar een beperkt bedrag voor beschikbaar is gemaakt.

Tot slot stellen de leden van de CDA-fractie de vraag aan de Minister of de staatssteuntoets omzeild kan worden door nationaal geld toe te voegen aan tweede pijler van het GLB. Graag een toelichting van de Minister.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer teleurgesteld in de houding van de Minister met betrekking tot het nieuwe GLB. Deze leden constateren dat de Minister poogt de Europese landbouwsubsidies zo veel als mogelijk gelijk te houden aan hoe deze de voorgaande decennia waren, ondanks dat de wereld in rap tempo verandert. Zelfs de Europese Commissie, die met zijn neoliberale beleid bepaald geen voorloper is op het gebied van duurzaamheid, heeft de afgelopen jaren de Green Deal en de Farm to Fork-strategie gepresenteerd, waarin eindelijk doelen zijn gesteld om ook de landbouw te vergroenen. In ons eigen land wordt sinds kort de natuurcrisis serieus genomen en worden op korte termijn stevige maatregelen genomen om de stikstofuitstoot fors te verminderen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien dat het conservatieve GLB-NSP daar schril bij afsteekt. Er lijken wel twee parallelle werelden te ontstaan in de landbouw: één waarin boeren een pijnlijke maar eerlijke boodschap wordt verteld dat de landbouw voor een rigoureuze transitie staat, en één die boeren zo veel als mogelijk blijft subsidiëren in hun huidige verdienmodel – zij het met een groen verflaagje eroverheen.

Maar vooral de houding van de Minister vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie storend. De Minister windt er geen doekjes om dat hij simpelweg zo veel mogelijk kiest voor de belangen van intensieve boeren met het huidige gangbare verdienmodel, in plaats van de subsidies zo veel mogelijk gericht in te zetten voor de nodige transitie die toekomstperspectief biedt. Zo schrijft de Minister dat hij de kritiek van de Europese Commissie begrijpelijk vindt, omdat «het gaat om een eerste openingsbod in een onderhandelingsproces». Kan de Minister verduidelijken wat hij daarmee bedoelt? Ziet de Minister het GLB als een onderhandeling, waarbij de Europese Commissie zo veel mogelijk (ecologische en sociale) duurzaamheid terug wil zien voor de verstrekte subsidies, en waarbij de Minister het geld onder zo min mogelijk voorwaarden bij de boeren terecht wil laten komen? Dit beeld wekt de Minister namelijk en dit vinden deze leden erg verontrustend.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen de Minister voor een laatste keer op om méér ecologische voorwaarden te verbinden aan de landbouwsubsidies en meer budget over te hevelen van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) naar het Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) voor de transitie naar duurzame landbouw. We leven in een tijd waarin de klimaatcrisis steeds zichtbaarder wordt (waar boeren zelf vaak als eerste slachtoffer van zijn) en de natuurcrisis zo uit de hand is gelopen dat drastische veranderingen in de landbouw onontkoombaar zijn. Veel veehouders zullen moeten stoppen en de blijvers zullen mee moeten gaan in de transitie naar natuur-inclusieve kringlooplandbouw, binnen de kaders van de nieuwe Wet Dieren. Ook de akkerbouwers moeten drastisch veranderen om natuur en klimaat niet langer te schaden met landbouwgif en (kunst)mest. Het blijven subsidiëren van gangbare landbouwbedrijven, zonder hier strenge verduurzamingeisen aan te stellen, steunt deze transitie niet, maar rijdt het in de wielen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen de Minister op om de onzekerheid en zorgen van boeren over hun toekomst weg te nemen door hen te faciliteren in de omslag naar een duurzaam verdienmodel met toekomstperspectief, en niet door te pappen en nathouden met subsidies die een failliet systeem in stand houden. Graag ontvangen deze leden hier een reactie op.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat in de tweede praktijkproef meer dan de helft van de deelnemers aangaf dat ze niet deel kunnen of willen nemen aan de toen voorliggende ecoregeling. Deze leden maken zich daar zorgen over. Op welke wijze wil de Minister ervoor gaan zorgen dat meer agrarische ondernemers ook in 2023 mee gaan doen? De Minister schrijft dat hij de puntentoekenning en de vergoeding van activiteiten in de ecoregeling wil actualiseren en optimaliseren. Waar denkt hij daarbij aan? Verwacht hij hiermee de meeste boeren over de streep te kunnen trekken?

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties hebben eerder aandacht gevraagd voor de beperkte mogelijkheden voor akkerbouwers in de ecoregeling. Deze leden lezen dat de Minister pas in 2024 extra opties voor de akkerbouw (precisielandbouw, niet-kerende grondbewerking, biologische ongediertenbestrijding) in de ecoregeling wil opnemen. Zij willen erop wijzen dat in het verslag van het tweede praktijkonderzoek wordt aangegeven dat het de vraag is of boeren die in 2023 afhaken bij de ecoregeling in 2024 en verder nog wel zullen deelnemen, omdat ze dan mogelijk kiezen voor intensivering en herhaaldelijk wijzigen van de bedrijfsvoering lastig is. Deelt de Minister deze zorg? Hoe gaat hij dit voorkomen? Wil hij één of meer van de genoemde opties alsnog voor 2023 opnemen in de ecoregeling, zoals ook gesuggereerd in de tweede praktijkproef («overweeg een transitiejaar voor activiteiten die moeilijk te monitoren zijn»)? Wil de Minister de controleerbare toepassing van ruige mest opnemen in de ecoregeling voor 2023 evenals verruiming van de mogelijkheden voor toepassing van vanggewassen en groenbemesters?

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat het op dit moment voor akkerbouwers simpelweg niet betaalbaar is om mee te doen met de ecoregeling, zo blijkt uit de tweede praktijkproef, omdat de kosten hoger zijn dan de baten. Hoe gaat de Minister deze disbalans verbeteren? Of nog beter, kan de Minister de ecoregeling inzetten om van goed landschapsbeheer een verdienmodel te maken in plaats van een onkostenvergoeding? Zo nee, wat staat daaraan op dit moment in de weg?

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat in de tweede praktijkproef erop wordt gewezen dat het samenspel tussen conditionaliteit, het ANLb en de ecoregeling voor ondernemers een puzzel is en averechtse effecten met zich mee kan brengen. Kun je nog wel aanspraak maken op de ecoregeling als je niet helemaal voldoet aan de conditionaliteit? Hoe worden averechtse effecten, zoals genoemd in de tweede praktijkproef, voorkomen? Het is zo complex dat een deel van de subsidie opgaat aan adviseurs. Dit draagt niet bij aan het terugverdienen van de genomen maatregelen. Hoe kan de Minister zorgen voor vereenvoudiging, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties hebben begrepen, mede op basis van de tweede praktijkproef, dat de ecoregeling weinig mogelijkheden biedt voor telers van vaste gewassen, bijvoorbeeld in de fruitteelt. Deelt de Minister deze analyse? Wordt gekeken naar meer opties voor telers van vaste gewassen?

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat alleen melkvee in aanmerking komt voor de eco-activiteit verlengde weidegang. Deze leden horen graag of dit ook voor vleesvee toegepast kan worden, waarbij via de borgingssystematiek van het keurmerk Beter Leven deze weidegang aangetoond kan worden.

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties maken uit de tweede praktijkproef op dat het voor akkerbouwers in open landschappen lastig is om te voldoen aan GLMC-8, het uit productie nemen van 4% van het bouwland. Daarbij komt dat het uit productie nemen van landbouwgrond wringt met de opgave wat betreft de internationale voedselzekerheid in het licht van de Oekraïnecrisis. Deze leden hebben in dit verband twee vragen. Wil de Minister zich aansluiten bij de oproep van veel lidstaten richting de Europese Commissie om GLMC-8 uit te stellen, dan wel te herzien? Wil de Minister ruimte bieden voor 3% uit productie nemen bij de teelt van vanggewassen/groenbemesters, zodat geen sprake meer is van een nationale kop bovenop de Europese GLMC 8?

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties constateren dat onderzoek leert dat gebruik van zeewier bij voeding van melkvee meer dan 50% reductie van de methaanuitstoot op kan leveren. Ziet de Minister de potentie hiervan? Kan dit meegenomen worden in het Nationaal Strategisch Plan? Welke mogelijkheden ziet de Minister om gebruik van zeewier in koeienvoer en proefprojecten hieromtrent via het Nationaal Strategisch Programma en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid te stimuleren?

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties zien dat het verbouwen van meer eiwitgewassen voor menselijke consumptie in Nederland een ambitie van de Minister is in lijn met de eiwittransitie, maar dat er onvoldoende steun is vanuit markt of overheid voor akkerbouwers om die overstap daadwerkelijk te maken. Welke ruimte kan de Minister in de ecoregeling vinden om ook op dit vlak de transitie naar duurzame landbouw én consumptie te ondersteunen?

De leden van de SGP-, CU- en BBB-fracties willen erop wijzen dat recent een motie is aangenomen voor het ontwikkelen van een systeem voor koolstofcertificaten voor het telen van vezelgewassen voor bouwmaterialen (motie van het lid Tjeerd de Groot c.s., Kamerstuk 33 576, nr. 291). Wil de Minister naast deze marktgedreven methode ook ruimte binnen het NSP creëren voor de stimulering van teelt van vezelgewassen voor bouwmaterialen?

II Antwoord / Reactie van de Minister