Antwoord op vragen van het lid Piri over de steun aan een Nederlander die in Syrië gevangen zat en gemarteld is
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D28506, datum: 2022-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3343).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van zaak 2022Z05424:
- Gericht aan: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Gericht aan: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: K.P. Piri, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3343
Vragen van het lid Piri (PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over de steun aan een Nederlander die in Syrië gevangen zat en gemarteld is (ingezonden 22 maart 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 1 juli 2022)
Vraag 1
Kent u de berichten «Hoe een Arnhemmer verdween in een martelcel van Assad»1 en «burgemeester Marcouch roept om onderzoek naar martelzaak Arnhemmer: «Afgrijselijk»»2?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de zaak van de Nederlander uit Arnhem en de omschrijving van de gebeurtenissen in de genoemde berichten.
Vraag 2
Wanneer was u voor het eerst op de hoogte van de verdwijning van de genoemde Arnhemmer, zijn verblijf in een Syrische gevangenis of had u informatie dat er sprake was van marteling?
Antwoord 2
Zijn familie heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) in juli 2013 over de vermissing geïnformeerd en in juli 2016 over de vermoedelijke detentie in Syrië. De advocaat van de familie heeft in 2020 in kort geding ingebracht dat betrokkene in een Syrische gevangenis zit en daar met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid slachtoffer is geworden van ernstige mensenrechtenschendingen.
Vraag 3
Kunt u een overzicht geven van wat de Nederlandse overheid heeft ondernomen om informatie over de in de berichten genoemde Arnhemmer te verkrijgen, dan wel hem bijstand te laten verlenen of terug te laten keren?
Antwoord 3
BZ heeft sinds juli 2013 contact onderhouden met de familie en heeft vanzelfsprekend alle begrip voor de gevoelens van grote onzekerheid waarmee families in geval van een vermissing worden geconfronteerd. Conform de consulaire kaders heeft BZ, na melding van de vermissing, zijn gegevens gecontroleerd en de familie geadviseerd om tevens melding te doen bij de Nederlandse politie. Voorts heeft BZ geverifieerd of hij zich als reiziger had geregistreerd bij het ministerie en via het postennetwerk navraag gedaan bij de autoriteiten van het land van vermissing (Libanon). Deze inspanningen leverden geen informatie op. Nadat BZ in 2016 door de familie op de hoogte was gesteld van de notificatie van het Internationale Rode Kruis, dat betrokkene zich in Syrië in detentie zou bevinden, heeft het ministerie wederom onderzocht of verdere consulaire inzet mogelijk was. Dit bleek in de context van Syrië helaas niet het geval. Tegelijk acteert het Rode Kruis in individuele zaken uitsluitend op verzoek van familieleden -niet van een overheid- en communiceert daar dan ook uitsluitend over met de familie. BZ heeft dit alles aan de familie toegelicht.
Vraag 4 en 5
Is er in het verleden consulaire bijstand verleend aan Nederlanders in landen waar Nederland geen diplomatieke banden mee had? Zo ja, waarom is dat in deze zaak niet gebeurd? Zo nee, hoe kunnen Nederlanders in de toekomst dan toch worden bijgestaan?
Waarom heeft Nederland geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om via de Roemeense diplomatieke kanalen in Syrië de genoemde Arnhemmer bij te staan?
Antwoord 4 en 5
Het is het aan de overheid om per geval en per land een afweging te maken of en hoe zij consulaire bijstand levert. Het is niet ondenkbaar dat in het verleden bijstand is geleverd aan Nederlanders in landen waar de Nederlandse overheid op dat moment geen diplomatieke contacten onderhield met de overheid van dat land. Er is echter geen situatie bekend, vergelijkbaar met die van Syrië sinds 2012 en deze zaak.
Het Nederlandse beleid om geen diplomatieke contacten met de Syrische overheid aan te gaan is ingegeven door de oorlogsmisdrijven en mensenrechtenschendingen door het regime van Assad. Er waren (en zijn) slechts enkele EU-lidstaten vertegenwoordigd in Damascus en hun mogelijkheden tot het leveren van consulaire bijstand waren (en zijn) zeer beperkt. De enige mogelijkheid die de Roemeense diplomatieke kanalen desgevraagd boden was om een Note Verbale van de Nederlandse overheid aan het Syrische regime door te geleiden. Het normaliseren van relaties met het regime, als ook het benaderen van de Syrische autoriteiten via andere EU-lidstaten, zoals Roemenië, en het aanzetten van andere EU-lidstaten tot dergelijk contact stond en staat echter haaks op het Nederlandse beleid.
BZ ontraadt in het reisadvies voor Syrië sinds 2012 alle reizen naar Syrië en waarschuwt Nederlanders ervoor dat de overheid geen consulaire bijstand in Syrië kan verlenen. Het ministerie betreurt de vermissing van betrokkene en de gevolgen voor de familie.
Vraag 6
Is het waar dat het Openbaar Ministerie het belang ziet van deze zaak om die te gebruiken bij een strafzaak tegen het Assad-regime, omdat het pas rechtsmacht heeft als het slachtoffer Nederlands is? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Antwoord 6
De strafbaarstelling van misdrijven als oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en foltering is geregeld in de Wet Internationale Misdrijven. Artikel 2 van die wet regelt de rechtsmacht: het Openbaar Ministerie kan vervolging instellen wanneer, kort gezegd, de verdachte of het slachtoffer de Nederlandse nationaliteit heeft óf wanneer de verdachte zich op Nederlands grondgebied bevindt. Bij de keuze om al dan niet een strafzaak te beginnen spelen meer factoren mee dan enkel de vraag of er rechtsmacht is. Zo zal de kans dat er tot een bewijsbare zaak gekomen kan worden ook meegewogen worden, net als de aannemelijkheid dat er ooit een verdachte voor de rechter verschijnt. Op de inzet van het Openbaar Ministerie op individuele zaken kan ik niet nader ingaan.
Vraag 7
Is het waar dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken «hoopt de casus van de Arnhemmer te kunnen opnemen in Nederlandse aansprakelijkstelling van de Syrische staat voor foltering» en dat «bewijzen over een Nederlands slachtoffer [...] Nederlands positie in dit proces [kunnen] versterken»? Zo ja, begrijpt u dan de reactie van de familie waaruit blijkt dat zij weinig begrip tonen voor het feit dat het kabinet naar hun mening eerder te weinig heeft gedaan met deze casus? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Antwoord 7
Nee, dat is niet juist: het ministerie heeft de mogelijkheden in het licht van de aansprakelijkstelling als opties aan de familie voorgelegd.3 De casus van de Arnhemmer zou deze aansprakelijkstelling feitelijk en juridisch verder kunnen onderbouwen, maar het opnemen van zijn zaak is niet noodzakelijk voor een succesvolle effectuering ervan. Het kabinet volgt de familie in haar keuze om deze casus al dan niet te laten gebruiken om de aansprakelijkstelling nader te onderbouwen. Het door Nederland (en sinds 3 maart 2021 ook Canada) ingezette proces wordt ongeacht de beslissing van de familie voortgezet. De optie om deze casus met de bij dit proces betrokken internationale organisaties te delen is eveneens aan de familie voorgelegd, omdat het eventueel nadere informatie over het lot van hun naaste zou kunnen opleveren. Het ministerie begrijpt de positie van de familie en respecteert haar keuzes in dezen.
Vraag 8
Deelt u dan de mening dat het van belang is voor zowel zijn familie als ook vanwege het eventueel vervolgen van het Syrische regime, dat alle informatie over het lot van de Arnhemmer achterhaald wordt? Zo ja, wat gaat er gebeuren om deze informatie alsnog te achterhalen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het lot van betrokkene, zoals beschreven in het NRC-artikel, is onmenselijk. De situatie in Syrië was en is ook nog steeds schrijnend. Nederland blijft zich dan ook volop inzetten op het aansprakelijk stellen van Syrië voor de schendingen van de mensenrechten. Er is binnen de kaders van consulaire bijstand momenteel helaas geen mogelijkheid tot het achterhalen van informatie over het lot van de Arnhemmer of enig ander handelingsperspectief in deze zaak. Wij leven mee met de familie en volgen hun besluit om de casus van hun naaste al dan niet aan de aansprakelijkstelling toe voegen en met betrokken organisaties te delen.