[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Analyse IMVO-wetgeving in de EU en in ons omringende landen

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Brief regering

Nummer: 2022D28942, datum: 2022-07-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26485-400).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 26485 -400 Maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Onderdeel van zaak 2022Z14047:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 400 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2022

Graag informeer ik uw Kamer met deze brief over Europese wetgeving op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) Tijdens het Commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 31 mei jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2501) zegde ik toe op een rij te zetten wat de bouwstenenbrief behelsde, wat de inzet in het BNC-fiche behelsde en wat in de ons omringende landen de stand van zaken is. Met deze brief beoog ik deze toezegging af te doen.

Bouwstenen

Op 5 november 2021 gingen uw Kamer de bouwstenen voor IMVO-wetgeving toe (Kamerstuk 26 485, nr. 377). Deze dienden, zoals destijds aangegeven, primair voor beïnvloeding van regelgeving in de EU. Op basis van de bouwstenen is een non-paper opgesteld dat met de Commissie is gedeeld. Hierin werd in relatie tot IMVO-wetgeving op Europees niveau ingegaan op de gewenste reikwijdte (alle grote bedrijven, het beursgenoteerd MKB, en middelgrote bedrijven in risicosectoren1), de eisen aan bedrijven (verankering in de wet van het gepaste zorgvuldigheidsproces in overeenstemming met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s)) en de inrichting van de handhaving (een nadruk op bestuursrechtelijk toezicht, met aandacht voor het concept «positief toezicht»). Verder werd naar aanleiding van de motie van het lid Voordewind (Kamerstuk 26 485, nr. 345) verzocht om opname van een wettelijke algemene zorgplicht.

In februari jl. bracht de Europese Commissie daadwerkelijk het voorstel voor een Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) uit. De Commissie stelde een andere reikwijdte voor dan die waarvoor in de bouwstenen/het non-paper gepleit was. De voorgestelde CSDDD heeft betrekking op alle zeer grote bedrijven (>500 medewerkers en > EUR 150 miljoen netto jaaromzet) en op alle grote bedrijven (> 250 medewerkers en > € 40 miljoen netto jaaromzet, waarvan minstens 50% gegenereerd in een aantal sectoren met een hoog risico op nadelige effecten). In het Commissievoorstel kwamen echter ook belangrijke elementen uit de bouwstenen terug. Zo zijn de zes stappen van gepaste zorgvuldigheid uit de OESO-richtlijnen verwerkt in de eisen aan bedrijven. In het bijzonder op het gebied van toezicht, een belangrijk aspect ter bevordering van een gelijk speelveld, is veel overeenstemming tussen de bouwstenen en het Commissievoorstel. In het voorstel worden de nationale toezichthouders bijvoorbeeld toegerust met een breed palet aan interventiemogelijkheden. Ook zijn er noties van «positief toezicht» terug te vinden in het voorstel, bijvoorbeeld in artikel 18 lid 4.2 Het voorgestelde netwerk van nationale toezichthouders komt tegemoet aan de wens van het kabinet om uniforme handhaving door de lidstaten te bevorderen.

Het non-paper en de verschillende gesprekken die met de Europese Commissie werden gevoerd, hebben niet geleid tot opname van een algemene zorgplicht in het wetgevende voorstel. Tijdens het Commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 31 mei jl. heb ik uw Kamer toegezegd opnieuw het Europees draagvlak te zullen verkennen voor een wettelijke algemene zorgplicht. Deze toezegging heb ik gestand gedaan door het gesprek aan te gaan met Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Zweden, Finland, Estland, Ierland en Tsjechië. Deze lidstaten namen geen standpunt in op een eventuele wettelijke algemene zorgplicht.

BNC-fiche

In reactie op het Commissievoorstel heeft het kabinet de Nederlandse onderhandelingsinzet over het Commissievoorstel verwoord in een BNC-fiche dat uw Kamer op 6 april jl. toeging (Kamerstuk 22 112, nr. 3393). Het kabinet heeft daarbij gekozen voor een ambitieuze inzet. Voor het kabinet is duidelijkheid voor bedrijven en mede daarom coherentie met andere EU-maatregelen van belang. Daarom wordt op Europees niveau ingezet op een bredere reikwijdte dan in het Commissievoorstel, die aansluit bij de reikwijdte van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), waarbij in lijn met het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) rekening wordt gehouden met het belang van een gelijk speelveld in de gehele EU. Op 21 juni jl. bereikten de Raad van de EU en het Europees parlement een politiek akkoord over de voorgestelde CSRD. De reikwijdte die in dit akkoord is overeengekomen komt neer op alle grote ondernemingen3 en alle beursvennootschappen, met uitzondering van micro-beursvennootschappen4.

Het Commissievoorstel CSDDD verplicht ondernemingen om gepaste zorgvuldigheid toe te passen. Overeenkomstig de bouwstenen zet het kabinet in het BNC-fiche uiteen op welke punten nog een verbeterslag gemaakt kan worden in lijn met de OESO-richtlijnen en de UNGP’s. Zo beperkt het huidige voorstel, in afwijking van die internationale raamwerken, een aantal verplichtingen voor ondernemingen tot gevestigde zakelijke relaties (established business relationships) en leunt het voor een aanzienlijk deel op contractclausules. Ook zet het kabinet in lijn met de bouwstenen in op vollediger voorschriften over klachten- en herstelmechanismen in de CSDDD.

Zoals hierboven aangegeven voldoet het Commissievoorstel in grote lijnen aan de wensen die het kabinet in de bouwstenen had opgenomen op gebied van toezicht. In aanvulling op de standpunten over klimaat die al in het BNC-fiche stonden zet het kabinet nu, zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 31 mei jl., in op het integreren van klimaat(risico’s) in de artikelen over gepaste zorgvuldigheid. Ik heb dit standpunt ook bij mijn Duitse collegaminister onder de aandacht gebracht.

Stand van zaken in ons omringende landen

Ook andere landen in de EU zijn actief op het gebied van nationale IMVO-wetgeving. Zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 31 mei jl. bericht ik uw Kamer hierbij over de stand van zaken inzake nationale IMVO-wetgevingstrajecten in ons omringende landen, te weten België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Afgezien van het Verenigd Koninkrijk, dat geen lid van de EU is, hebben deze landen nog geen officiële positie ingenomen ten aanzien van de CSDDD.

België

In België is geen nationale IMVO-wetgeving van kracht. Wel is in april 2021 een parlementair initiatiefvoorstel ingediend. Dit voorstel voorziet in een verplichting voor bedrijven om, in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s, een waakzaamheidsplan te ontwikkelen, implementeren en jaarlijks te publiceren. Met een dergelijk plan dienen bedrijven de risico’s in hun keten in kaart te brengen en stappen uiteen te zetten om die risico’s aan te pakken. Het voorstel voorziet in een reikwijdte van grote bedrijven (>250 medewerkers, >EUR 43 miljoen activa of >EUR 50 miljoen omzet), inclusief grote niet-Belgische bedrijven, en van het MKB in risicosectoren en -regio’s. Ook bevat het voorstel een wettelijke, algemene IMVO-zorgplicht voor alle bedrijven. Tot slot voorziet het voorstel in zowel civielrechtelijke als bestuursrechtelijke handhaving, evenals strafrechtelijke handhaving op het niveau van de verantwoordelijke bestuurder. De Belgische Raad van State heeft in september 2021 advies uitbracht over het voorstel. Het voorstel is nog niet behandeld in het Belgische parlement.

Luxemburg

Ook Luxemburg kent geen nationale IMVO-wetgeving. In het coalitieakkoord van regering Bettel-Schneider II is wel opgenomen dat wordt bekeken of er nationale IMVO-wetgeving ingevoerd moet worden. Het voorbereidende werk daarvoor is gedaan, maar een besluit is nog niet genomen.

Duitsland

In Duitsland is op 11 juni 2021 nationale IMVO-wetgeving (Gesetz über die unternehmerischen Sorgfaltspflichten in Lieferketten, ook wel: Lieferkettengesetz) aangenomen. De wet treedt op 1 januari 2023 in werking. De Lieferkettengesetz stelt aan zeer grote bedrijven (>3000 medewerkers vanaf 2023 en >1000 medewerkers vanaf 2024), inclusief niet-Duitse bedrijven, gedetailleerde gepaste zorgvuldigheidseisen in lijn met de zes stappen van de OESO-richtlijnen. Een nationale toezichthouder ziet toe op naleving van de wet. Civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid komen niet in de wet voor.

Frankrijk

In 2018 heeft Frankrijk brede IMVO-wetgeving ingevoerd. Zeer grote Franse bedrijven (>5000 medewerkers in Frankrijk óf >10.000 medewerkers wereldwijd) vallen onder de wet. Deze bedrijven worden verplicht een waakzaamheidsplan te ontwikkelen, implementeren en publiceren. De eisen aan het waakzaamheidsplan komen overeen met de zes stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces. De wet kent civielrechtelijke handhaving.

Het Verenigd Koninkrijk

In het VK is sinds 2015 de Modern Slavery Act van kracht. Onder de wet vallen alle Britse bedrijven met een omzet van meer dan GBP 36 miljoen. Deze bedrijven worden verplicht jaarlijks een verklaring te publiceren, dat reflecteert welke stappen de onderneming heeft genomen om moderne slavernij te voorkomen. De verklaring moet worden goedgekeurd door het bestuur en op toegankelijke wijze worden gepubliceerd. Het betreft geen verplichting tot rapportage over de stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces in lijn met de OESO-richtlijnen.

Nederlandse inzet op Europees niveau

Gezien genoemde ontwikkelingen op het terrein van IMVO in de ons omringende landen is het van belang te blijven pleiten voor spoedige vaststelling van een EU-richtlijn, waarin de zorgpunten uit het Nederlandse BNC-fiche zijn verwerkt. Een Europese richtlijn draagt immers bij aan een gelijk speelveld voor bedrijven en een zo groot mogelijke impact. Daarom blijf ik mij actief inzetten voor spoedige totstandkoming van een ambitieuze EU-richtlijn.

Motie-van den Nieuwenhuijzen

Tevens maak ik graag van de gelegenheid gebruik om de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen om Europese bedrijven te informeren over het tegengaan van dwangarbeid in ketens (Kamerstuk 21501-20, nr. 1591) af te doen. Om uitvoering te geven aan deze motie heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 31 mei jl. een online seminar georganiseerd voor Europese bedrijven over dit onderwerp. Tijdens de sessie werd ingegaan op het aanstaande Commissievoorstel voor een verbod op het op de EU-markt brengen van producten gemaakt met dwangarbeid, werd besproken hoe bedrijven dwangarbeid in hun ketens kunnen herkennen en aanpakken, en werd een casus gepresenteerd over dwangarbeid in Maleisië en China. Het webinar is bijgewoond door 45 Europese deelnemers.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher


  1. Volgens de EU-richtlijn betreffende de jaarrekeningen (2013/34/EU) zijn grote ondernemingen bedrijven die voldoen aan twee van drie voorwaarden: (1) >250 medewerkers, (2) balanstotaal > EUR 20.000.000; (3) netto-omzet > EUR 40.000.000. Volgens dezelfde richtlijn moeten bedrijven die geen grote onderneming zijn aan twee van drie voorwaarden voldoen om als middelgroot bedrijf te gelden: (1) > 50 medewerkers; (2) balanstotaal > EUR 4.000.000; (3) netto-omzet > EUR 8.000.000. De richtlijn biedt lidstaten daarbij de mogelijkheid de drempelwaarden van het balanstotaal en de netto-omzet voor middelgrote bedrijven te verhogen tot balanstotaal > EUR 6.000.000 respectievelijk netto-omzet > EUR 12.000.000, waarvan Nederland gebruik heeft gemaakt.↩︎

  2. Artikel 18 lid 4 luidt: «Indien een toezichthoudende autoriteit bij de overeenkomstig de leden 1 en 2 genomen maatregelen vaststelt dat de uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen niet worden nageleefd, geeft zij de betrokken onderneming een passende termijn om corrigerende maatregelen te nemen, indien dergelijke maatregelen mogelijk zijn. (…)».↩︎

  3. Zie noot 1.↩︎

  4. Definitie volgens EU-richtlijn (2013/34/EU): micro-ondernemingen zijn bedrijven die voldoen aan twee van drie voorwaarden: (1) <10 medewerkers, (2) balanstotaal < EUR 350.000; (3) netto-omzet < EUR 700.000.↩︎