Zomerbrief Maatwerk
Industriebeleid
Brief regering
Nummer: 2022D30684, datum: 2022-07-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29826-148).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 29826 -148 Industriebeleid.
Onderdeel van zaak 2022Z14884:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-09-07 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-13 16:30: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-09-29 12:00: Zomerbrief Maatwerk (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-11-09 13:30: Verduurzaming Industrie (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-12-15 13:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
29 826 Industriebeleid
Nr. 148 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2022
Nederland moet verduurzamen en daarmee liggen er ook voor de industrie grote kansen en uitdagingen. We hebben de industrie hard nodig omdat ze essentiële producten maakt, zoals voedingsmiddelen, medicijnen, auto’s en meubels. Deze productie houden we graag in eigen hand. Een ambitieuze verduurzamingsagenda met bijbehorende instrumenten is dus cruciaal om te verzekeren dat de industrie een positieve bijdrage blijft leveren aan onze maatschappij. In het Coalitieakkoord zijn de nationale verduurzamingsambities aangescherpt. Ook van onze industrie wordt meer verwacht.
Investeringen in de industrie kosten vaak jaren voordat ze gerealiseerd zijn. Zes tot zeven jaar doorlooptijd is gangbaar. Nieuwe machines en installaties in de industrie blijven vaak tientallen jaren in bedrijf. De uitdaging is groot: in de komende paar jaar zullen de investeringsbeslissingen moeten worden genomen om aan de doelstellingen van 2030 te voldoen. De keuzes zullen zo moeten worden gemaakt dat ze zicht bieden op het bereiken van de ambitie voor een CO2-neutrale en circulaire productie in 2050 zonder verontreiniging van lucht, water en bodem en met zo min mogelijk hinder voor omwonenden. Ook voor de industrie geldt dat tijdens de verbouwing de verkoop door moet gaan. Met andere woorden: in de transitie blijven we veel producten nodig hebben – soms ook fossiele – omdat er nog geen alternatieven zijn. Zo is diesel bijvoorbeeld op termijn te vervangen door elektriciteit en waterstof, maar voorlopig nog cruciaal voor de logistiek.
Om in de komende jaren de beslissingen te kunnen nemen over de nodige grote investeringen moeten bedrijven ook zekerheden hebben vanuit de (publieke) omgeving: is de energie infrastructuur er op tijd, zijn de vergunningen er op tijd, komt men in aanmerking voor financiële ondersteuning en onder welke condities? In de publieke context hebben deze onderwerpen hun eigen ritmiek en processen. De processen van bedrijfszijde en publieke zijde lopen niet altijd synchroon en er zijn soms obstakels in wet- en regelgeving. Hierdoor dreigen noodzakelijke beslissingen over investeringen in verduurzaming niet op tijd te worden genomen. Deze investeringen vergen zowel op technisch, juridisch als financieel vlak binnen de bedrijven de benodigde voorbereidings- en besluitvormingstijd. Men zal moeten aansluiten bij reguliere zogenaamde turnarounds (grote onderhouds- en vernieuwingsinvesteringen). Bij de meeste bedrijven zal voor 2030 nog maximaal één grote turnaround plaatsvinden. Om dit voor elkaar te krijgen is snelle en onconventionele actie nodig. De maatwerkaanpak beoogt door obstakels en vertragende factoren weg te nemen, de onzekerheden voor bedrijven te verminderen. De besluitvorming over en realisatie van CO2-reductieprojecten en grondstoffenreductie kan zo op tijd gebeuren.
De overheid wil bedrijven graag ondersteunen om hun verduurzamingsopgave in Nederland te realiseren, ook op de langere termijn. In mijn brief over Verduurzaming van de industrie d.d. 5 april 20211 heb ik aangegeven met de 20 grootste industriële uitstoters vorm te willen geven aan het implementeren van fundamenteel nieuwe, duurzame technologieën die leiden tot substantiële CO2-reductie. Ik start nu met deze 20 bedrijven: het is niet uitgesloten dat in een latere fase de maatwerkaanpak ook op andere bedrijven kan worden toegepast. Met de in het Coalitieakkoord afgesproken maatwerkaanpak wil ik erop inzetten dat industriële bedrijven in Nederland actief blijven én dat tegelijkertijd het additionele CO2-reductie potentieel van de industrie maximaal wordt benut. Ik wil de verduurzaming versnellen en tegelijkertijd de impact van de industrie op de leefomgeving, waar nodig, verbeteren. De maatwerkaanpak in samenhang met de andere instrumenten voor verduurzaming van de industrie is voor mij een belangrijk instrument om de in het Coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) afgesproken reductieopgave voor de industrie in 2030 te realiseren.
In deze brief geef ik, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, aan hoe het kabinet de maatwerkafspraken met de grootste industriële uitstoters wil realiseren. In deze brief staat het beleidskader voor de maatwerkaanpak centraal. Ik zal ook ingaan op de stand van zaken van de gesprekken met Tata Steel Nederland (TSN), als voorloper op de maatwerkaanpak.
Maatwerk voor bedrijven die in Nederland een stap extra willen zetten
We dagen bedrijven uit zelf met ambitieuze verduurzamingsplannen te komen die het mogelijk maken hun activiteiten nu en in de toekomst in Nederland te blijven ontwikkelen. Bedrijven waar ik maatwerkafspraken mee zal maken committeren zich voor nu en de lange termijn aan Nederland. Een gezond verdienmodel is belangrijk zodat bedrijven in Nederland willen blijven investeren en produceren. Verduurzaming van de nu nog grootste uitstoters werkt door in alle andere delen van de Nederlandse economie. Aangezien het kabinet het gebruik van fossiele grondstoffen wil terugdringen, is het belangrijk dat bedrijven in de maatwerkaanpak verder kijken dan 2030. Zo kunnen wij daadwerkelijk stappen zetten richting een klimaatneutrale en circulaire industrie in 2050. Bedrijven kunnen daarom met de overheid in gesprek gaan over maatwerk wanneer zij een ambitieus plan hebben om voor 2030 significante CO2-reductie te behalen en tegelijkertijd een visie hebben op hun lange termijn verduurzaming en hierover afspraken willen maken. Reductie van emissies in de keten speelt hierbij een belangrijke rol.
Indien een bedrijf fors bijdraagt aan de Nederlandse CO2-uitstoot maar tot 2030 aantoonbaar beperkte opties heeft om te verduurzamen, dient het bedrijf een plan te hebben voor een ingrijpende aanpassing van het productieproces richting CO2-neutraliteit in 2040/2050 om in aanmerking te komen voor maatwerk. Bedrijven die een visie hebben op grootschalige reductie door toepassing van nieuwe, innovatieve, circulaire en schonere technologieën die versneld kunnen worden of in de periode net na 2030 toegepast kunnen worden, kunnen hierover ook afspraken maken.
De overheid creëert de randvoorwaarden voor verduurzaming
Bedrijven, de overheid en de omgeving zijn onderling van elkaar afhankelijk in deze grote transitie. Sturing van de overheid is nodig om publieke belangen zoals energiezekerheid en de benodigde snelheid voor de transities naar CO2-neutraal circulair en schoon te borgen. Tegelijkertijd blijft het kabinet in deze transities rekenen op de creativiteit en vindingrijkheid van burgers en bedrijven. De maatschappij is immers tot veel in staat. De overheid werkt hard aan de juiste randvoorwaarden die verduurzaming mogelijk maken.
Gelet op de scope en de verantwoordelijkheden van medeoverheden zullen zij in veel gevallen bij de voorbereiding en uitwerking van de maatwerkafspraken worden betrokken. Zeker op terreinen van vergunningverlening, toezicht en handhaving, en scholing van technisch personeel is samenwerking met medeoverheden van groot belang.
Bij maatwerkafspraken is wederkerigheid het uitgangspunt. Het maatwerktraject zal dus inspanningen van overheidszijde bevatten om de benodigde randvoorwaarden op orde te hebben zodat bedrijven investeren in verduurzaming. De hieronder genoemde onderdelen kunnen voorkomen in een maatwerkafspraak en zijn afhankelijk van wat een bedrijf nodig heeft en wil leveren.
Infrastructuur
Zekerheid over tijdige beschikbaarheid van energie- en grondstoffeninfrastructuur is essentieel voor bedrijven om investeringsbeslissingen over verduurzaming te kunnen nemen. Met name wat betreft het elektriciteitsnet zijn er zorgen. Er is nu reeds sprake van netcongestie en noodzakelijke uitbreidingen duren lang. De recente aankondiging van Tennet om voorlopig geen aansluitingen in Noord-Brabant en Limburg uit te breiden is daar een voorbeeld van.
Via het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Klimaat (MIEK) voert de overheid regie op de uitbreiding van de energie-en grondstoffeninfrastructuur van nationaal belang. De energievraag en infrastructuurbehoefte vanuit de Cluster Energie Strategieën (CES) vormen hiervoor de basis. Deze (clustergewijze) aanpak van CES naar MIEK blijft de basis om infrastructuur te programmeren. Het Rijk spant zich, in samenwerking met de medeoverheden en netbeheerders, in om de MIEK-projecten op tijd te realiseren.
Maatwerk kan aanleiding vormen om MIEK-projecten te versnellen, vanwege de klimaatwinst en vanwege een duidelijk commitment van industriële partijen. Zo kan de maatwerkaanpak ook bedrijven in de clusters die niet tot de top 20 horen ondersteunen om hen van de noodzakelijke infrastructuur te voorzien.
Energieaanbod
Het kabinet verdubbelt de ambitie voor windenergie op zee naar een opgestelde capaciteit van circa 21 gigawatt (GW) rond 2030, mits dit inpasbaar is binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee en inpasbaar is in het energiesysteem. Daarnaast wordt verdere doorgroei van windenergie op zee in de periode tussen 2030 en 2050 nader onderzocht. De aanvullende 10,7 GW kan niet zondermeer op het landelijke hoogspanningsnet worden ingevoed en getransporteerd, maar zal zoveel mogelijk nabij de aanlandingslocaties in of nabij de grote industrieclusters aan de kust moeten worden benut. Daarvoor is het noodzakelijk dat de elektriciteitsvraag en het -aanbod gelijktijdig ontwikkelen. De CES-en maken duidelijk dat de energievraag er uiteindelijk gaat komen, maar bieden geen zekerheid dat er geen tijdelijke mismatches tussen vraag en aanbod zullen zijn. Via de maatwerkafspraken kan een beter beeld worden verkregen van concrete knelpunten in specifieke situaties zodat, waar nodig, afspraken kunnen worden gemaakt over tijdige beschikbaarheid van elektriciteitsvraag en -aanbod. Hierbij bekijken we ook de mate waarin de industrie flexibel de vraag kan aanpassen aan het variërende aanbod van elektriciteit.
Vergunningverlening
Vanuit het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) wordt bekeken hoe de vergunningverlening voor infrastructuurprojecten kan worden versneld. De Rijkscoördinatie Regeling (RCR, onder de Omgevingswet de projectprocedure) stroomlijnt de vergunningverlening en kan worden ingezet voor projecten van nationaal belang. Ook wordt onderzocht hoe de maatregelen in het RepowerEU pakket met betrekking tot versnelling van vergunningverlening kunnen bijdragen aan versnelling van de vergunningverlening in Nederland. Tegelijkertijd hebben bedrijven voor hun eigen projecten zeer specifieke vergunningen nodig, zoals de milieu, water- en natuurvergunning. Het merendeel van vergunningen is gedelegeerd naar de decentrale overheden, meestal de provincies. De Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zullen samen met de provincies bezien hoe knelpunten in de vergunningverlening kunnen worden opgelost. Op dit ogenblik wordt er een interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel gestart. Daarin worden ook knelpunten in de uitvoering van de vergunningverlening in gezamenlijkheid aangepakt. Het oogmerk is hierbij het versterken van de kwaliteit van de (uitvoering van) vergunningverlening, het toezicht en de handhaving. Samen met de provincies, gemeenten en omgevingsdiensten zal hierop regie worden gevoerd.
Ook binnen de maatwerkaanpak wordt intensief samengewerkt met decentrale overheden om het vergunningverleningsproces zo snel en soepel mogelijk te laten verlopen. De decentrale overheden en de omgevingsdiensten hebben de lokale kennis over de impact van bedrijven op de leefomgeving en over de meest kansrijke opties om die te verbeteren. Daarnaast hebben de betrokken bedrijven een belangrijke rol bij het verkorten van de doorlooptijd. Transparantie naar en het vroegtijdig betrekken van de stakeholders door de betrokken bedrijven kunnen de doorlooptijden van de vergunningsprocedures aanzienlijk beperken.
Stikstof
Het kabinet kan de klimaatdoelen alleen behalen als de stikstofproblematiek geen onoverkomelijke barrière vormt voor verduurzaming. Het kabinet ziet verlaging van de stikstofuitstoot als noodzakelijk. Daarbij heeft zij de ambitie om het knelpunt van het gebrek aan stikstofruimte, o.a. voor economische activiteiten, weg te nemen. De industrie levert al vele jaren een bijdrage aan de stikstofreductie via de wettelijk verplichte Best Beschikbare Techniek (BBT)-voorschriften en neemt ook vrijwillig maatregelen. De in juni opengestelde VEKI-regeling ondersteunt vrijwillige maatregelen die ook stikstofuitstoot reduceren. De bijdrage van de industrie aan de stikstofreductie zal mede naar aanleiding van de motie van het lid Thijssen2 nader worden geconcretiseerd. Binnen de maatwerkaanpak zullen de stikstofeffecten van de plannen van bedrijven in kaart worden gebracht en per bedrijf worden bezien wat nodig is ten aanzien van stikstof.
Circulaire wet- en regelgeving
Het kabinet erkent het belang van de circulaire economie om de Parijsdoelen te behalen en klimaatneutraal te kunnen zijn in 2050. Een efficiëntere omgang met grondstoffen gaat immers veelal gepaard met een lagere energiebehoefte en minder uitstoot van CO2 die opgeslagen zit in materialen en uiteindelijk minder materiaal dat wordt verbrand en gestort. Meer circulariteit helpt tevens bij het tegengaan van biodiversiteitsverlies, milieuvervuiling en de leveringsrisico’s van grondstoffen. Het kabinet pleit voor hoogwaardig gebruik van duurzame biotische en/of algemeen beschikbare grondstoffen. In het Rijksbrede programma Nederland Circulair in 2050 (Kamerstuk 32 852, nr. 33) schetst het kabinet hoe onze economie kan veranderen naar een duurzame, volledig circulaire economie in 2050. Om bedrijven te ondersteunen in hun circulaire projecten zal worden ingezet op gerichte beleidsinterventies die de markten voor nieuwe, duurzame producten stimuleren. De overheid zal dit gezamenlijk met bedrijven doen, zodat interventies relevant zijn voor de verduurzamingsroutes van bedrijven in Nederland. De overheid zal zich ook inspannen om barrières en onduidelijkheden in (de uitvoering van) regelgeving weg te nemen als er onnodige belemmeringen zijn voor het ontwikkelen van circulaire businessmodellen. Het is belangrijk dat bedrijven niet alleen de uitstoot door hun eigen schoorsteen reduceren, maar ook zorgdragen voor uitstoot die zij eerder of later in de keten veroorzaken. Een productieketen kan alleen CO2-neutraal worden als bedrijven binnen de keten gezamenlijk optrekken. Maatwerkafspraken kunnen daarom worden gemaakt voor zowel reductie van emissies aan de schoorsteen, als voor circulariteit en reductie van ketenemissies. Daarom geldt als randvoorwaardelijk criterium dat voorstellen in het kader van maatwerk CO2-reductie eerder of later in de keten moeten accommoderen, of in ieder geval niet in de weg moeten staan.
Financieel instrumentarium
De financiële ondersteuning van verduurzamingsprojecten – ook daar waar het gaat om maatwerktrajecten – zal zo veel mogelijk plaatsvinden via generieke ondersteuningsinstrumenten. Instrumenten waar bedrijven3 gebruik van kunnen maken zijn onder andere de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI), de Topsector Energie Studies (TSE), de Energie Investeringsaftrek (EIA), de Milieu Investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige Afschrijving Milieu Investeringen (VAMIL).
De Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) die momenteel aanvullend op de SDE++ ontwikkeld wordt, is van groot belang om innovatieve technieken zoals groene chemie of elektrificatie grootschalig uit te rollen in de industrie. De NIKI-regeling zal omvangrijkere duurzame investeringen, waarin deze technieken worden toegepast, met een subsidie voor de aanloopjaren ondersteunen. Voor de financiering van de NIKI, het voortzetten van de VEKI en het uitbreiden van de DEI+ is op dit moment nog geen budget beschikbaar en zal nog besluitvorming moeten plaatsvinden.
Gedurende het maatwerktraject wordt duidelijk welke technologieën op welke schaal door bedrijven worden ingezet. In eerste instantie zal worden getracht de projecten in te passen binnen het generieke instrumentarium. Indien dit niet (op tijd) mogelijk blijkt zal de overheid in overleg met het bedrijf de mogelijkheden voor specifieke financiële steun onderzoeken. Hierbij zal enerzijds ingespeeld moeten worden op de reële economische en financiële behoefte bij het bedrijf om tot verduurzaming van het productieproces te komen en anderzijds zal rekening moeten worden gehouden met de toepasselijke Europese staatssteunkaders.
Maatwerk kan bovenwettelijk bijdragen aan meerdere beleidsdoelen
Wanneer bedrijven maatwerkafspraken maken met de overheid, zal de overheid zich maximaal inspannen om de bedrijven daar waar nodig en mogelijk steun en versnelling te bieden. De mate van inspanning van overheidszijde zal mede afhankelijk zijn van inspanning die het bedrijf aangaat om bij te dragen aan extra CO2-reductie, stikstofoplossingen en circulariteit, maar ook aan verwante beleidsdoelen.
Leefomgeving en gezondheid van omwonenden
Waar relevant worden er afspraken gemaakt over bovenwettelijke inspanningen ten gunste van de leefomgeving en de gezondheid van omwonenden. Hierbij wordt gedacht aan een bijdrage die verder gaat dan binnen de bestaande vergunningen, aan onder andere de onderstaande beleidsdoelen:
• Terugdringen van luchtvervuilende emissies;
• Terugdringen van geluidhinder;
• Terugdringen van stoffen die nadelig zijn voor de waterkwaliteit en/of van thermische verontreiniging van oppervlaktewater;
• Verbeteren van externe veiligheid rond bedrijven;
• Beperking van de uitstoot van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS).
Energie- en gasbesparing
Energie- en gasbesparing spelen een belangrijke rol in de verduurzaming van bedrijven. Onder de Energiebesparingsplicht zijn bedrijven met een groot energiegebruik verplicht om energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren. Per 2023 vallen ook grootverbruikers, inclusief EU-ETS bedrijven, onder de plicht en moeten deze bedrijven ook een energiebesparingsonderzoek uitvoeren en een uitvoeringsplan opstellen. Daarnaast wordt eigen opwek ook verplicht, indien de terugverdientijd van de maatregelen vijf jaar of minder is. Tijdens het maken van de maatwerkafspraken zal worden geïnventariseerd of bovenwettelijke energie- en/of gasbesparing kan worden afgesproken.
Restwarmte
Restwarmte is warmte die vrijkomt bij een industrieel productieproces en daarna niet meer technisch of economisch herbruikbaar is in het eigen proces, waardoor die warmte nu vaak wordt geloosd. Dankzij de vaak bruikbare temperatuur en hoge beschikbaarheid is restwarmte nog wel te benutten voor het verwarmen van de gebouwde omgeving en glastuinbouw middels warmtenetten. Ook nadat industriële bedrijven zijn verduurzaamd zullen veel processen op hoge temperatuur blijven plaatsvinden. Er zal dus vaak nog steeds een aantrekkelijke hoeveelheid restwarmte overblijven. Afdoende zekerheid over de langjarige beschikbaarheid van restwarmte bij een bedrijf is een belangrijke voorwaarde van warmtebedrijven om deze af te nemen. Afspraken en commitment over het beschikbaar stellen van restwarmte binnen de maatwerkafspraken kunnen bijdragen aan het vergroten van die zekerheid. Op die manier geven de bedrijven invulling aan het uitgangspunt van wederkerigheid en kunnen zij een wezenlijke bijdrage leveren aan het verduurzamen van hun eigen omgeving. Bij die afspraken hebben we ook oog voor mogelijke lock-in-effecten die een verdere verduurzaming van bedrijven in de weg kan staan.
Goed werkgeverschap en deugdelijk bestuur
Bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen hebben niet alleen oog voor impact op het milieu, maar ook op de mens. Deze verantwoordelijkheid dragen de bedrijven zelf, binnen de kaders vastgesteld door de overheid. Bij het opstellen van de maatwerkafspraken zullen de bedrijven worden gevraagd om de OESO-richtlijnen te onderschrijven en de zes bijbehorende due diligence-stappen te doorlopen.
Transities kunnen nopen tot om-, her- en bijscholing. De verduurzaming dreigt ook te vertragen door gebrek aan technisch personeel. De grote industriële uitstoters kunnen hier een trekkersrol vervullen binnen hun cluster.
Een gefaseerde aanpak met tussentijdse validatie
Het proces om tot maatwerkafspraken te komen bestaat uit meerdere fases. Het tijdpad om tot afspraken te komen is als volgt:
• Oriënterende fase, leidend tot een eerste beeld van de mogelijke scope van de maatwerkaanpak per geïnteresseerd bedrijf in de eerste helft van 2022;
• Ontwikkelingsfase, waar per bedrijf kan worden gekomen tot het vastleggen van wederzijdse intenties, met het streven eind 2022 10–15 Expressions of Interest op te stellen, en, voor bedrijven die sneller willen, streef ik naar 2–5 concept Joint Letters of Intent;
• Beoordelingsfase, waarin de concept Joint Letters of Intent worden getoetst door een externe commissie;
• Uitwerkingsfase, waarin wordt toegewerkt naar maatwerkafspraken.
• Uitvoeringsfase, waarin de afspraken uitgevoerd gaan worden
De projecten van bedrijven zijn in verschillende stadia van uitwerking. Op dit moment is nog geen totaalbeeld welke projecten in welke mate financiële ondersteuning vanuit het maatwerktraject behoeven. Ik hoop dat beeld eind van het jaar wel scherp te hebben. Ik zal u dan ook informeren hoe de middelen transparant en eerlijk worden verdeeld. Enerzijds willen we niet dat de snelste een voorrangspositie krijgt; anderzijds willen we niet dat gewacht moet worden op de traagste.
Het resultaat en de timing van de maatwerkafspraken is afhankelijk van de informatie en business cases die bedrijven aanleveren. Het beoordelen van informatie en het komen tot gezamenlijke afspraken zal ook de nodige tijd vergen. Afhankelijk van de passende maatwerkoplossing kan er sprake zijn van staatssteun en moet worden getoetst of goedkeuring van de Europese Commissie nodig is. Het is mijn verwachting dat deze toets vanaf 2023 uitgevoerd kan worden voor de eerste maatwerkafspraken.
Personele inzet Rijksoverheid op maatwerk
Tijdens het vorige Commissiedebat over Verduurzaming Industrie heb ik toegezegd4 Uw Kamer in deze brief te informeren over de personele inzet voor de maatwerkafspraken. Er is een Programmateam Maatwerkafspraken opgezet onder leiding van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Voor elk van de industrieclusters met grote uitstoters wordt tenminste één team gevormd. Gezamenlijk wordt zo een team van ca. 25 fte voorzien. Dit team zal waar nodig externe expertise bij de werkzaamheden betrekken.
Stand van zaken Tata Steel Nederland (TSN)
TSN staat voor een ingrijpende verandering van hun productieproces ten behoeve van de toekomstige en duurzame voorzetting van hun bedrijf in Nederland. Onderstaand geef ik u, conform toegezegd in de Kamerbrief over TSN in december 20215, inzicht in de huidige stand van zaken ten aanzien van het verduurzamingstraject van TSN, en de daarbij mogelijke overheidsondersteuning. Daarmee voldoe ik ook aan de eerder aangenomen moties van het lid Boucke c.s. en het lid Van Haga.6 Eerst blik ik kort terug op de afgelopen periode en daarna ga ik in op de huidige en komende werkzaamheden die TSN en de overheid uitvoeren om te komen tot een mogelijke maatwerkafspraak.
a) Waar komen we vandaan?
In de afgelopen jaren is er voor de verduurzaming van TSN al een bedrijfsspecifieke beleidsinzet tot stand gekomen. Deze toont gelijkenissen met de maatwerkaanpak die ik voorzie voor andere grote industriële bedrijven. De basis voor de bedrijfsspecifieke inzet bij TSN werd gelegd doordat Uw Kamer de regering met diverse moties opriep een proactieve rol te nemen in de realisatie van een duurzame staalfabriek in IJmuiden, en daar zo nodig onconventionele middelen voor in te zetten.7 Het kabinet omarmde deze oproep vanwege de maatschappelijke relevantie van het bedrijf op het gebied van milieu, innovatie, klimaat en (directe en indirecte) werkgelegenheid.
Vervolgens zijn er diverse stappen door TSN en de overheid gezet om de verduurzaming en verschoning van het staalbedrijf in de IJmond te realiseren. Dit bestaat onder andere uit het vastleggen van wederzijdse inspanningsverplichtingen in de Expression of Principles (EoP)8 in maart 2021, de keuze van TSN voor het uitfaseren van de bestaande hoogoventechnologie voor een alternatieve staalproductieroute via Direct Reduced Iron (DRI)9 in september 2021 en de publicatie van het Roland Berger rapport in november 202110. Hierover bent u op 1 december 2021 door voormalig Minister van Economische Zaken en Klimaat geïnformeerd.11 In die brief en meegezonden bijlage is uitgebreid ingegaan op een aantal algemene beleidskaders voor de verduurzaming van de Nederlandse industrie, de specifieke werkzaamheden vanuit het Rijk die in gang zijn gezet ter ondersteuning van de brede verduurzaming van TSN en op een aantal uitgangspunten van het vorige kabinet in de samenwerking met TSN. Deze uitgangspunten en kaders gelden nog onverkort. Op het gebied van milieu en leefomgeving heeft met name de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, samen met medeoverheden stappen gezet door het plan van aanpak «naar een gezondere leefomgeving in de IJmond» uit te rollen.12 Op 15 juni 2022 bent u geïnformeerd over de voortgang hiervan.13
b) Waar staan we nu?
Het bedrijf heeft de afgelopen maanden niet stil gezeten. Met de keuze voor het vervangen van de bestaande fabrieken door het DRI-productieproces, heeft het bedrijf ambitie getoond. In maart 2022 hebben TSN en FNV een technische briefing gegeven aan de Tweede Kamer waarin is ingegaan op de overstap naar waterstof, het verminderen van de impact op de leefomgeving, de tijdslijn naar groene staalproductie en wat hiervoor de randvoorwaarden zijn.14 Ook heeft TSN een brochure uitgebracht waarin TSN inzicht geeft in de doelstellingen, de te nemen stappen voor groene staalproductie in een schone omgeving, het productieproces en de twaalf uitdagingen om de transitie tijdig te kunnen realiseren.15
Tata en het kabinet zijn momenteel een intensieve inventarisatie-fase ingegaan. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft de afgelopen maanden intensief overleg met TSN gevoerd over de benodigde investeringen, tijdslijnen, risicobeheersing en het kritieke belang van tijdige beschikbaarheid van vergunningen, competitieve groene elektriciteit en waterstof, en daarnaast aardgas voor de transitiefase16, inclusief de bijbehorende infrastructuur (met name aanlanding van wind op zee en de waterstofbackbone).
Het Roland Berger rapport, dat in november vorig jaar verschenen is, ging uit van het vervangen van hoogoven 6 door een DRI-installatie voor 2030. Naast deze optie worden gesprekken gevoerd met TSN over een tweede optie om per 2030 méér CO2 te reduceren dan conform de afspraken uit het Klimaatakkoord. In dat geval zou de grotere hoogoven 7 als eerste voor 2030 worden uitgefaseerd in plaats van hoogoven 6. Een groot voordeel van deze ruimere CO2-reductie is dat ook de overige emissies in de omgeving nog verder worden verlaagd dan al voorzien in het door TSN gelanceerde programma Roadmap Plus. De keuze voor extra CO2-reductie leidt tegelijkertijd tot hogere technologische en financiële risico’s een hogere investeringsbehoefte en een grotere onrendabele top.
Op 28 maart heb ik samen met de Minister voor Klimaat en Energie gesproken met de leiding van het bedrijf en benadrukt dat voor een mogelijke maatwerkafspraak het van belang is dat TSN en TSL zich beiden committeren aan een investeringsbeslissing en de daarbij horende risico’s om de verduurzaming te realiseren. TSN en TSL, blijven namelijk verantwoordelijk voor het realiseren van de verduurzamingsplannen en wanneer zij ondersteuning nodig hebben dient dit middels een concreet verzoek daartoe onderbouwd te worden. Het bedrijf gaat voor 2030 een eerste hoogoven vervangen door een DRI-installatie om op de langere termijn richting 2050 een geheel schoon en duurzaam DRI-productieproces in IJmuiden te realiseren. Daarvoor zal in de komende periode nog veel werk verzet moeten worden, met name door TSN om ondersteuningsvragen richting de overheid te concretiseren. Na het delen van deze specifieke ondersteuningsbehoefte met de overheid, kan besloten worden of, en in welke mate en met welke financiële instrumenten de overheid de verduurzaming van TSN kan faciliteren.
Daarnaast zijn TSN en het kabinet in gesprek over vernieuwing van de EoP op basis van het DRI-productieproces. De inspanningsverplichtingen van beide partijen worden dan herbevestigd en geactualiseerd, met het DRI-productieproces als basis. Zodra de EoP vernieuwd is zal ik Uw Kamer deze toesturen.
c) Waar gaan we naar toe?
Tijdslijnen
TSN heeft op 23 maart 2022 in een technische briefing aan de Kamer inzicht gegeven in het tijdspad richting de te nemen verduurzamingsstappen.17 De provincie Noord-Holland heeft ook inzicht gegeven in het tijdspad van het vergunningentraject, met daarbij de benodigde risico’s die invloed zullen hebben op het tijdspad voor uiteindelijke realisatie.18 Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft een overzicht gegeven van de huidige stand van zaken van het plan van aanpak: naar een schonere leefomgeving in de IJmond.19 Daarin wordt tevens ingegaan op de resultaten van de recent gepubliceerde «Gezondheidsmonitor IJmond» door de GGD Kennemerland en de impact daarvan op de plannen van TSN met betrekking tot verbeteringen op het gebied van milieu en leefomgeving.
Ten aanzien van het tijdpad voor de maatwerkafspraak kan ik u geen harde garanties geven. Het bedrijf is namelijk eerst aan zet om de weg naar groen staal nader uit te werken en de specifieke ondersteuningsvraag helder te krijgen. Zodra TSN, conform het beleidskader maatwerk, aantoont dat overheidsondersteuning nodig is en voldoet aan het beleidskader, kan er gewerkt worden aan een maatwerkafspraak. De verwachting is dat TSN voor het einde van dit jaar een volgende detailleringsstap maakt en aanlevert. In het daaropvolgende half jaar kunnen de verduurzamingsplannen beoordeeld en geanalyseerd worden aan de hand van het beleidskader maatwerk. Na deze stap, duurt het naar verwachting nog een jaar om tot een concrete maatwerkafspraak te komen. Daarbij is er expliciet aandacht voor de inpasbaarheid met de te nemen investeringsbeslissingen door TSN en TSL en de vergunningverleningsprocessen van het bevoegde gezag, de provincie Noord-Holland, zodat deze plannen ook zo snel als mogelijk bijdragen aan het verminderen van de impact op de leefomgeving en aan de Nederlandse klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050.
Tot slot
We staan als land voor een grote verduurzamingsopgave. De industrie levert hier een grote bijdrage aan en staat hier samen met de overheid voor aan de lat. Dit kabinet wil daarom snel, maar ook zorgvuldig, met bedrijven tot afspraken komen die hen investeringszekerheid geven en de maatschappij voorzien van schone, hoogwaardige banen en een duurzame toekomst.
Om de ondersteuningsvraag voor maatwerk te kunnen verhelderen en te toetsen zal er bedrijfsvertrouwelijke informatie worden gewisseld tussen het bedrijf en de overheid. Hierbij dient een gepaste mate van vertrouwelijkheid in acht te worden genomen. Tegelijkertijd hecht ik eraan om beide Kamers van de Staten-Generaal op gezette tijden zo transparant en volledig mogelijk te informeren over de stand van zaken van het maatwerktraject, de afwegingen die worden gemaakt en de strategie die de overheid volgt om tot een maatwerkafspraak te komen. Voor zover mogelijk zal ik dat proactief doen, door middel van openbare brieven. In voorkomend geval zal ik de relevante informatie vertrouwelijk ter inzage laten leggen of uw Kamers verzoeken om in beslotenheid het overleg te voeren. Dit met het oog op het volledig informeren van de Staten-Generaal zonder de effectiviteit van het proces te verstoren.
Ik zal uw Kamer elke zes maanden20 informeren over de stand van zaken van het maatwerktraject.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Bijlage I Resultaten oriënterende maatwerkgesprekken met grote uitstoters
In het voorjaar 2022 hebben oriënterende gesprekken plaatsgevonden met de grootste CO2-uitstoters. In de gesprekken kwam naar voren dat de bedrijven veelal concrete plannen hebben om te verduurzamen en hierover afspraken willen maken met de overheid, maar ook tegen enkele belemmeringen aan lopen. Een aantal van deze belemmeringen kan worden opgelost door de rijksoverheid.
Veel genoemde verduurzamingsopties zijn blauwe en groene waterstof, grootschalige elektrificatie, groene ammoniak, alternatieve brandstoffen en circulaire opties zoals chemische recycling en pyrolyse. Daarnaast is er veel winst te behalen voor de reductie van ketenemissies bij substitutie van fossiele grondstoffen voor hernieuwbare grondstoffen. Bedrijven hebben aangegeven graag gebruik te willen maken van de huidige regelingen en de aankomende NIKI.
In de oriënterende gesprekken is vaak benadrukt dat investeringsbeslissingen tijdsensitief zijn. Enerzijds staan meerdere bedrijven klaar om FID’s (Final Investment Decision) in 2022 en 2023 te nemen om de verduurzamingsdoelstellingen in 2030 te kunnen halen. Anderzijds kunnen vergunningen, infrastructuur en wet- en regelgeving een knelpunt vormen. Op het gebied van vergunningen vormt de stikstofruimte een potentieel issue bij nieuwe projecten. Daarnaast is er behoefte aan versnelling van de vergunningverlening, maar de toenemende complexiteit van nieuwe technieken vergroot de kans op vertraging. Ook is er behoefte aan meer zekerheid door verhoging van de transparantie van de vergunningverlening.
Tijdige aanleg van infrastructuur werd ook benadrukt als cruciaal voor verduurzaming. In de gesprekken is geen nieuwe infrastructuur genoemd ten opzichte van wat reeds bekend is uit de CES’en (Cluster Energiestrategieën). Helderheid over wanneer welke infrastructuur wordt aangelegd en eventuele prioritering in de aanlegvolgorde zou verduurzaming van de industrie ten goede komen. Dit komt onder andere doordat er bij sommige bedrijven een wisselwerking is tussen beschikbare infrastructuur en mogelijke projecten.
In de oriënterende gesprekken werd ook benoemd dat wet- en regelgeving belemmerend kan werken. Een voorbeeld met betrekking tot circulariteit is de beoordeling van de status (afval of product) van materialen, die mogelijk kan leiden tot einde afvalstatus van producten. Daarnaast werd de certificering genoemd voor groene moleculen (o.a. waterstof en methanol), zowel voor binnenlandse productie als voor import. Er is een algemene behoefte naar helderheid over hoe de overheid de vraag naar duurzame producten verder zal stimuleren.
Bijlage II Afsprakenformat
Het onderstaande overzicht geeft een mogelijk format voor de wederzijdse maatwerkafspraken weer. Niet elke categorie hoeft per bedrijf gebruikt te worden.
B1 | Committeren zich aan een plan met bindende afspraken over CO2-reductie in scope 1–2 tot 2030, of CO2-reductie d.m.v. sleuteltechnologieën die nog niet marktrijp zijn binnen de CO2-doelstellingen voor 2030 (resultaatverplichting) en in potlood een langetermijnplan voor CO2-reductie tot 2050 (inspanningsverplichting) – en voeren dit plan uit. | O1 | Spant zich in om de nodige infrastructuur er tijdig te laten liggen, via PIDI en MIEK. Waar nodig worden MIEK-projecten versneld. |
B2 | Committeren zich aan een plan met bindende afspraken om de (inter)nationale CO2-voetafdruk te verminderen (scope 3 emissies). | O2 | Neemt, waar mogelijk, de regie en werkt samen met decentrale overheden om vergunningverlening zo soepel en snel mogelijk te laten verlopen. |
B3 | Bieden de garantie voor goed werkgeverschap en deugdelijk bestuur, waaronder scholing van technisch personeel door middel van het vervullen van een trekkersrol binnen hun cluster. | O3 | Spant zich in om de stikstofuitstoot te verlagen met oog voor de benodigde ruimte voor de verduurzamingsprojecten van bedrijven. |
B4 | Geven inzicht in hun verwachte elektriciteitsvraag en mogelijkheden voor flexibiliteit. | O4 | Geeft inzicht in het verwachte elektriciteitsaanbod en spant zich in om vraag- en aanbod tijdig te laten oplopen. |
B5 | Stellen doelen om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren en realiseren deze: luchtvervuilende emissies, geluidhinder, stoffen die nadelig zijn voor waterkwaliteit, externe veiligheid en uitstoot van ZZS. | O5 | Verduidelijkt en neemt waar nodig onnodige knelpunten weg in (circulaire) wet- en regelgeving en de uitvoering daarvan. Creëert waar nodig faciliterende wet- en regelgeving. |
B6 | Stellen bovenwettelijke energie- en/of gasbesparingsmaatregelen voor en voeren deze uit. | O6 | Stelt passend generiek instrumentarium beschikbaar voor de verduurzaming van de industrie (MOOI, TSE, DEI, NIKI, VEKI, SDE) op basis van een stabiel, langjarig beleidskader. |
B7 | Geven inzicht in (op langere termijn) beschikbare restwarmte en commitment op beschikbaarheid hiervan. | O7 | Verleent financieel maatwerk waar nodig en mogelijk. |
Kamerstukken 29 826 en 32 813, nr. 135.↩︎
Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 121.↩︎
Uiteraard zijn alle EZK-regelingen open voor alle bedrijven die voldoen aan de voorwaarden en niet alleen de grootste uitstoters.↩︎
Toezegging tijdens Commissiedebat Verduurzaming Industrie 7 april 2022, Kamerstukken 29 826 en 32 813, nr. 136.↩︎
Kamerstukken 32 813 en 33 009, nr. 969.↩︎
Kamerstuk 32 813, nr. 830 en Kamerstuk 32 813, nr. 831.↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 87.↩︎
Kamerstuk 32 813, nr. 677.↩︎
Via het Direct Reduced Iron- staalproductieproces worden steenkolen eerst door aardgas en uiteindelijk door duurzame waterstof vervangen.↩︎
Roland Berger (november 2021), Haalbaarheidsstudie klimaatneutrale paden, TSN IJmuiden, in opdracht van TSN en FNV.↩︎
Kamerstukken 32 813 en 33 009, nr. 969.↩︎
Kamerstuk 28 089, nr. 210.↩︎
Kamerstuk 28 089, nr. 277.↩︎
TSN (2022), Presentatie technische briefing Tweede Kamer, gevonden op: https://omgeving.tatasteel.nl/assets/user/Duurzaamheidsambities/Tweede%20kamer%20briefing_mrt2022.pdf.↩︎
TSN (2022), Brochure Tata Steel kiest voor groen staal in schone omgeving, gevonden op: https://omgeving.tatasteel.nl/assets/user/Duurzaamheidsambities/Brochure%20Groen%20staal%20in%20schone%20omgeving_apr2022.pdf.↩︎
Inzet is om zo snel mogelijk het gebruik van groene waterstof te maximaliseren omwille van strategische onafhankelijkheid en het maximaliseren van CO2-reductie. Dit is echter afhankelijk van de tijdige beschikbaarheid van voldoende betaalbare groene waterstof.↩︎
TSN (2022), Presentatie technische briefing Tweede Kamer, gevonden op: https://omgeving.tatasteel.nl/assets/user/Duurzaamheidsambities/Tweede%20kamer%20briefing_mrt2022.pdf.↩︎
Provincie Noord-Holland (2022), Provincie geeft route naar vergunningen voor productie groen staal Tata Steel, gevonden op: https://www.noord-holland.nl/Actueel/Archief/2022/Maart_2022/Provincie_geeft_route_naar_vergunningen_voor_productie_groen_staal_Tata_Steel.↩︎
Kamerstuk 28 089, nr. 277.↩︎
Handelingen II 2021/22, nr. 87, item 10: conform vraag van de heer Boucke, dd. 02-06-2022.↩︎