Beleidsreactie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021
Handhaving milieuwetgeving
Brief regering
Nummer: 2022D30728, datum: 2022-07-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22343-337).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
- Mede ondertekenaar: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Onderdeel van kamerstukdossier 22343 -337 Handhaving milieuwetgeving.
Onderdeel van zaak 2022Z14893:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-14 14:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-10-05 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-10-12 14:00: Leefomgeving (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-12-08 16:44: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
22 343 Handhaving milieuwetgeving
Nr. 337 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2022
Milieucriminaliteit kent vele vormen die allemaal ernstige gevolgen hebben voor de samenleving. Milieucriminaliteit kan leiden tot de aantasting van fysieke of psychische gezondheid, schade aan het milieu, vermogensschade, hinder, angst en onbehagen, en ondermijning. Doorgaans gaat het om financieel gewin, is de pakkans klein en zijn de straffen laag. Het is van belang dat de aanpak van milieucriminaliteit wordt versterkt. Alle vormen van milieucriminaliteit moeten worden voorkomen en daders moeten worden bestraft. Het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 (hierna: Dreigingsbeeld) geeft duidelijk aan dat het vijf voor twaalf is voor de aanpak van milieucriminaliteit. Aan ons nu de opgave om daar mee aan de slag te gaan.
Zoals is toegezegd in de brief van 14 september 20211 en in de antwoorden op de vragen uit het schriftelijk overleg2 – zenden we uw Kamer, mede namens de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof, hierbij de beleidsreactie op het Dreigingsbeeld en informeren we u over de voortgang die sindsdien is geboekt.
Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021
Het Dreigingsbeeld is tot stand gekomen in opdracht van de Strategische Milieukamer. De Strategische Milieukamer bestaat uit de partijen die betrokken zijn bij toezicht op en handhaving van wet- en regelgeving die bedoeld is om het milieu te beschermen. Dat zijn de Inspecteurs-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT), Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (hierna: NVWA) en Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: NLA), de portefeuillehouder milieucriminaliteit van de politie, vertegenwoordiging van de omgevingsdiensten en de hoofdofficier van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie (hierna: OM).
Het Dreigingsbeeld behandelt negen thema’s, namelijk 1) mestfraude, 2) illegale gewasbeschermingsmiddelen, 3) bodemketen, 4) afvalcriminaliteit, 5) oliefraude, 6) gefluoreerde broeikasgassen, 7) Zeer Zorgwekkende Stoffen (hierna: ZZS), 8) vuurwerkcriminaliteit en 9) wildlife crime.
Hieronder wordt allereerst ingegaan op de urgentie van de versterking van de aanpak van milieucriminaliteit en hoe het kabinet daar invulling aangeeft, waarna er per thema gereageerd wordt op de aanbevelingen uit het Dreigingsbeeld.
Versterking van de aanpak
Zoals gezegd geeft het Dreigingsbeeld duidelijk aan dat het vijf voor twaalf is voor de aanpak van milieucriminaliteit. Er zijn inmiddels meerdere rapporten verschenen die deze urgentie onderschrijven, zoals van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid3, de commissie Van Aartsen en de Algemene Rekenkamer.
Het Dreigingsbeeld is gepubliceerd in een periode waarin terecht veel aandacht is voor het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) en de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit.
Zo concludeerde de commissie Van Aartsen in haar rapport «Om de Leefomgeving. Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur»4 dat het VTH-stelsel voor het milieudomein niet goed functioneert. De commissie Van Aartsen geeft tien aanbevelingen om het VTH-stelsel te versterken.5 Voor de opvolging van de aanbevelingen werken Rijk, provincies, gemeenten en omgevingsdiensten samen in het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel.
Bij brief van 8 april 20226 bent u over de hoofdlijnen van dit programma geïnformeerd. Hierbij is toegezegd dat u voor het zomerreces 2022 het programmaplan wordt toegestuurd.
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de informatiepositie van de strafrechtketen versterkt moet worden en dat de gehele keten effectiever moet optreden, de vrijblijvendheid moet eraf.
Zowel het effectiever maken van de strafrechtketen als het verbeteren van de informatiepositie van de strafrechtketen zijn onderdeel van het project Strafrechtelijk proces en capaciteit. Dit project maakt onderdeel uit van het programma Liever een goede buur. Over de voortgang van dit programma bent u bij brief van 13 december 2021 geïnformeerd7.
In de brief van 8 april 20228 heeft uw Kamer een terugkoppeling gehad over de werksessie milieucriminaliteit die op 30 maart jl. heeft plaatsgevonden. Tijdens deze sessie hebben vertegenwoordigers van J&V, IenW en LNV, ILT, OM, NVWA, de politie en de omgevingsdiensten gesproken over de effectiviteit van de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit en hoe deze verbeterd kan worden. Op 30 juni vindt er een vervolgsessie plaats.
Zoals benoemd in de eerder genoemde brief van de Staatssecretaris van IenW van 8 april jl.9 zijn we voornemens om de Strategische Milieukamer een formele positie te geven binnen het stelsel door middel van een instellingsbesluit, zodat er meer slagkracht vanuit gaat en de Strategische Milieukamer formeel gehouden kan worden aan haar doelstellingen en resultaten. In dit kader gaat ook worden gewerkt aan de regie op de inzet, capaciteit en prioritering van de strafrechtelijke handhaving en vervolging. Hiervoor zijn de eerste acties reeds ingezet.
Tot slot wordt het thema milieucriminaliteit opgenomen in de volgende Veiligheidsagenda. Deze geldt voor de komende vier jaren. Hieruit spreekt het belang van dit thema en de prioriteit die het zou moeten krijgen in de opsporing door de politie.
Ook krijgt de aanpak van milieucriminaliteit in internationaal verband prioriteit. Op 15 december 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd om de Richtlijn Milieucriminaliteit10 te herzien. Met het voorstel voorziet de Europese Commissie een versterking van de strafrechtketen. Zoals aangegeven in het op 11 februari jl. toegezonden BNC-fiche11 is het kabinet positief hierover.
Reactie en voortgang op de thema's
Mestfraude
Het mestbeleid is gericht op de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten en fosfor uit agrarische bronnen. Alle mest moet verantwoord worden.
De Meststoffenwet, de daarop gebaseerde regelgeving en de regelgeving over het gebruik van meststoffen, geeft invulling aan de Nitraatrichtlijn12 en is gericht op bescherming en verbetering van de waterkwaliteit. Het dreigingsbeeld brengt de risico's in beeld en kaart aan dat mestfraude de effectiviteit van het milieubeleid ondermijnt. Als bedrijven zich niet aan de milieuwetgeving houden heeft milieuwetgeving minder effect en is het milieu minder goed beschermd. In 2018 is door de Minister van LNV de Versterkte Handhavingsstrategie Mest (hierna: VHS) opgesteld om mestfraude effectiever en efficiënter aan te pakken. Zoals elk jaar ontvangt uw Kamer de rapportage Mestbeleid met daarin de voortgang rondom de projecten die binnen de VHS vallen.
Eén van de maatregelen om de naleving van wet- en regelgeving te verhogen is de inzet van automatisering. Projecten die zich richten op toezicht en slimmer handhaven door optimaal gebruik van datatechnologie maken onderdeel uit van de VHS. Het realtime en digitale vervoersbewijs (hierna: rVDM) is hier een voorbeeld van. Met het rVDM, weten we onder andere, eerder en beter waar de dierlijke mest vandaan komt en naar toe gaat. Dit maakt het mogelijk om beter handhavend op te treden en fraude effectief aan te pakken.
Op 9 februari jl. is uw Kamer met een Kamerbrief13 geïnformeerd over de pilot rVDM in de praktijk en de beoogde inwerkingtreding van de bijbehorende regelgeving. Andere al in gang gezette acties richten zich op de verdere ontwikkeling van data-analyses, zoals het Competence Center en de Control Room.
Onderdeel van de VHS is het project Gebiedsgericht Handhaven. Gezamenlijk optreden door toezichthouders in de drie geïdentificeerde risicogebieden – de Peel, Gelderse Vallei en Twente – en gericht optreden ten aanzien van de meest risicovolle schakels in de mestketen, intermediairs en co-vergisters. In multidisciplinaire teams vinden er gecombineerde inspecties plaats. Zowel de naleving van de voorwaarden in de vergunning van stikstof uitstotende activiteiten/industriële bedrijven, dan wel de naleving van de mestwet- en regelgeving kunnen onder de loep genomen worden.
Naast toezicht en handhaving is er ook een cultuurverandering in de sector nodig, waarbij naleving van de mestregelgeving de standaard is. Door verschillende sectorpartijen is in 2017 het sectorplan van aanpak «Samen werken in een eerlijke keten»14 opgesteld om fraude met mest tegen te gaan. Onderdeel van dit sectorplan is het realiseren van een cultuurverandering in houding en gedrag en het vorm geven van een privaat kwaliteitssysteem.
De VHS maakt onderdeel uit van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn zoals op 26 november 2021 aan uw Kamer is aangeboden15 en het addendum16. Dit betekent continuering van de inzet van de bestuursrechtelijke handhaving en de mogelijkheid tot strafrechtelijke handhaving. Een juist gebruik en een goede mix van deze instrumenten draagt bij aan het verbeteren van de naleving van de relevante regelgeving.
Ook wordt ingezet op de herziening van het mestbeleid. Het doel is een voor alle partijen eenvoudiger en robuuster mestbeleid te realiseren, dat beter uitvoerbaar en handhaafbaar is, en waarmee emissies naar lucht en bodem worden beperkt ten behoeve van waterkwaliteit, klimaat en natuurdoelstellingen.17
Het eerste spoor betreft grondgebondenheid, te weten een grondgebonden bedrijfsvoering voor de melkveehouderij en de zoog- en weidekoeienhouderij waar de mest geplaatst wordt op eigen grond of onder voorwaarden in een samenwerkingsverband. Het tweede spoor betreft transparante en meer hoogwaardige mestverwerking, te weten een bedrijfsvoering waarbij alle mest wordt afgevoerd en de afgevoerde mest meer verwerkt wordt tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen die onder andere kunstmest kunnen vervangen18.
Door de mestproductie in overeenstemming te brengen met de mestplaatsingsruimte binnen de regio, kan er minder sprake zijn van over-benutting van meststoffen. Door 100% afvoer van de mest van niet grondgebonden bedrijven naar hoogwaardige mestverwerking geeft transparantie in de meststromen. Ook hier geldt dat meer inzicht tot gerichtere handhaving leidt.
Illegale gewasbeschermingsmiddelen
De Minister van LNV heeft uw Kamer recentelijk een rapport aangeboden met daarin acties om de illegale handel van gewasbeschermingsmiddelen nog actiever op te kunnen sporen. De acties – ondergebracht in vier sporen – worden voortvarend opgepakt en daar waar nodig worden andere relevante partijen betrokken. De NVWA neemt de voortgang van de acties op in het jaarverslag19.
Bodemketen
De Staatssecretaris van IenW herkent de risico’s die in het Dreigingsbeeld zijn beschreven over het bodembeleid. Het bodembeleid bestaat uit algemene regels uit het Besluit bodemkwaliteit en uit een publiek-privaat stelsel van regels voor het waarborgen van de kwaliteit van de uitvoering van bepaalde bodemwerkzaamheden.
De aanbevelingen uit het Dreigingsbeeld richten zich op de versterking van toezicht op bodempraktijken. Toezicht is een deel van de oplossing voor de genoemde risico’s. Daar waar mogelijk en nodig zorgt de Staatssecretaris van IenW ook voor de juiste beleidskaders om genoemde risico’s tegen te gaan.
IenW en decentrale overheden zijn de afgelopen jaren geconfronteerd met een aantal milieu-incidenten als gevolg van het onjuist toepassen van secundaire grond en bouwstoffen. Toepassing van secundaire grond en bouwstoffen mag nooit leiden tot milieuschade. IenW onderzoekt of de kaders voldoende zijn om aan die voorwaarde te voldoen en te blijven voldoen. Dat vraagt om een ketenanalyse, waarbij wordt gekeken naar de kaders die vanuit het bodembeleid worden gesteld, de inzet van VTH en de kaders voor het afvalstoffenbeheer.
De benoemde risico’s in het Dreigingsbeeld zijn aanknopingspunten voor deze analyse.
Specifiek voor de uitvoering van (in de regeling bodemkwaliteit aangewezen) bodemwerkzaamheden is reeds met uw Kamer gedeeld dat er sprake is van een te groot nalevingstekort. Ter versterking van het Kwalibo-stelsel gaat IenW onder andere met de private partijen een risicoanalyse verrichten: in welke deelsectoren is er sprake van een nalevingstekort, in welke mate leidt dit tot een milieurisico, etc. De risicoanalyse zal dus een beter beeld geven over de in dit Dreigingsbeeld beschreven risico’s en handelingsperspectief bieden om de naleving te verbeteren. Overtredingen die willens en wetens worden begaan en die leiden tot ernstige milieueffecten moeten daadkrachtig worden aangepakt. Daarom is een van de andere maatregelen voor versterking van het Kwalibo-stelsel het verbeteren van het toezicht van de Certificerende Instellingen en de ILT.
De Strategische Milieukamer heeft vanwege recente jurisprudentie besloten om een aantal tekstuele wijzigingen door te voeren in het Dreigingsbeeld betreffende de term «granuliet». Zo wordt granuliet niet langer benoemd als voorbeeld van een afvalstof. Er zal een addendum worden toegevoegd aan het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 waarin die wijzigingen worden toegelicht.
Afvalcriminaliteit
In het Dreigingsbeeld wordt in hoofdstuk 6 geconcludeerd dat anno 2021 afvalcriminaliteit nog steeds een dreiging is en vele verschijningsvormen kent. Ook constateren de onderzoekers dat er door de diverse schakels binnen de afvalketens en veelheid aan verschillende spelers sprake is van een verhoogd risico. Tevens wordt in het rapport aangegeven dat de afvalwetgeving als complex kan worden ervaren en, naarmate de transitie naar de circulaire economie vordert, steeds meer raakvlakken krijgt met andere disciplines.
In het Dreigingsbeeld halen de onderzoekers aan dat dit in toenemende mate specifieke kennis vergt bij afvalbedrijven én bij de toezichthoudende instanties.
Er is ook specifieke kennis nodig bij het bedrijfsleven en bevoegde gezagen.
De Rijksoverheid heeft een rol in het scheppen van duidelijkheid over wetgeving die als lastig wordt ervaren. Er bestaat daarom al geruime tijd de mogelijkheid om via de Helpdesk Afvalbeheer contact te leggen met experts bij Rijkswaterstaat over uiteenlopende thema’s. Denk aan afvalwet- en regelgeving, het Landelijk Afvalbeheerplan, maar ook vragen over producentenverantwoordelijkheid en grensoverschrijdend transport van afval kunnen worden gesteld. Ook worden er door Rijkswaterstaat informatiebijeenkomsten georganiseerd en/of is het Ministerie van IenW/RWS aanwezig op andere bijeenkomsten om uitleg te geven over de relevante wet- en regelgeving.
We onderschrijven de conclusie in het rapport dat de prikkels voor crimineel gedrag met schade voor mens en milieu kunnen bestaan en dat het bewust nalaten van gewenst gedrag financieel aantrekkelijk kan zijn. Wel merken we tegelijkertijd op dat dit niet geldt voor het overgrote deel van de gevallen en het bedrijfsleven.
In het Dreigingsbeeld wordt verder een aantal relevante aanbevelingen gedaan. Veel van de aanbevelingen liggen op het gebied van het toezicht.
Hiervoor is de verantwoordelijkheid over het algemeen belegd bij de decentrale overheden en/of ILT als bevoegd gezag.
Oliefraude
In algemene zin wordt in het Dreigingsbeeld een heldere uiteenzetting gegeven van het soort overtredingen in de stookoliesector en de moeilijkheid om ze te constateren. Het rapport onderstreept het belang van controle op het voldoen van bijgemengde stromen aan de REACH-verordening. Toezichthouders in de stookoliesector moeten op dit terrein adequate kennis bezitten. Volgens REACH mogen bij het maken van stookolie alleen stoffen gebruikt worden die als geïdentificeerd gebruik hebben brandstof voor professionele toepassing. Als een stof niet geregistreerd is onder REACH of om andere reden (onaanvaardbaar milieurisico) als afvalstof aangemerkt moet worden, mag die niet worden bijgemengd. Daartegen treedt de ILT handhavend op. In vergelijking met andere Europese landen met een grote zeehaven- en brandstofsector loopt Nederland hierin voorop.20
Met name moet worden gewezen op de initiatieven om de scheepsbrandstoffen te verduurzamen. Het kabinet zet zich zowel in EU- als IMO-verband in voor de transitie naar duurzamere brandstoffen. De Kamer is hierover op 22 november 2021 geïnformeerd in de brief over de kabinetsaanpak Klimaatbeleid Zeevaart21.
Gefluoreerde broeikasgassen
Hetgeen in het Dreigingsbeeld staat ten aanzien van de illegale handel in gefluoreerde broeikasgassen wordt onderschreven. Als onderdeel van het klimaatbeleid wordt mondiaal, Europees en nationaal ingezet op reductie van de emissie van de gefluoreerde broeikasgassen met een hoog klimaatopwarmingspotentieel. In tegenstelling tot de inzet van fossiele brandstoffen is er echter geen overzichtelijk beeld waar de emissies plaatsvinden. De emissies vinden plaats bij lekkages in de hele keten, bij het bewust illegaal laten ontsnappen en bij bepaalde nichetoepassingen waarvoor geen afvangtechnieken beschikbaar zijn. Daarom richt het beleid zich, naast lekpreventie, op het reduceren van de hoeveelheid gas (uitgedrukt in klimaatopwarmingsvermogen) dat op de markt mag worden gebracht. Zolang de kosten van het omschakelen naar alternatieven nog hoger zijn, geeft dit reductiestreven aanleiding voor illegale handel. De illegale handel zelf leidt niet direct tot emissies, maar de kans is wel beduidend groter dat er in de keten van productie en toepassing tot afdanking minder zorgvuldig met het gas wordt omgesprongen.
De huidige handhavingsinzet levert op zich goed werk, maar er zijn inderdaad verbeteringen mogelijk om illegale handel en daarmee emissies verder terug te dringen.
Het kabinet streeft op de volgende wijze naar verbeteringen, in lijn met de aanbevelingen uit het Dreigingsbeeld:
• In het voortraject van de herziening van de F-gassenverordening22 waarvoor de Europese Commissie op 5 april haar voorstel heeft gepubliceerd, heeft het kabinet met input van ILT en Douane zich in Europees verband reeds hard gemaakt voor aanpassingen van de regelgeving die effectievere handhaving mogelijk maken. Hiervoor zijn ook concrete voorstellen gedaan. In de onderhandelingen over het voorstel blijft het kabinet zich hiervoor inzetten. Het betreft dan vooral eenduidiger restricties, maar ook het binnen de EU op gelijke wijze sanctioneren en beter omgaan met gegevens over de illegale markt.
• Het kabinet heeft de handhavende instanties verzocht de illegale handel in F-gassen met prioriteit op te pakken en is met de instanties in gesprek op welke wijze het kabinet eraan kan bijdragen dat de instanties deze prioriteit goed kunnen invullen.
• De Douane en de ILT spannen zich, mede op verzoek van het beleidsverantwoordelijke Ministerie van EZK, in om de onderlinge samenwerking nationaal en Europees voort te zetten en te verbeteren.
• Het kabinet overweegt de strafmaat voor overtredingen op het terrein van illegale handel in F-gassen te verhogen, om zo de sancties afschrikwekkender te maken. Daarbij wordt rekening gehouden met wat de definitieve herziene verordening regelt ten aanzien van Unie-brede vergelijkbaarheid van sancties.
Zeer Zorgwekkende Stoffen
Ten aanzien van chemische stoffen is de kern van het beleid het in beeld brengen, voorkomen en beheersen van de mogelijke risico’s voor mens en milieu.
De informatie die dit oplevert over het gebruik en de risico’s van chemische stoffen, inclusief ZZS en biociden, is zeker ook van belang voor de aanpak van eventuele criminaliteit en fraude. Het bedrijfsleven heeft een belangrijke verantwoordelijkheid, zowel voor het verstrekken van informatie over stoffen die geproduceerd en gebruikt worden als ook voor het nemen van maatregelen gericht op het voorkomen of verkleinen van risico’s van chemische stoffen. Deze verantwoordelijkheid is ook wettelijk verankerd in bijvoorbeeld de REACH-verordening en de informatie- en minimalisatieplicht voor ZZS. Daarbij is het, zolang ZZS nog gebruikt worden of vrijkomen in productieprocessen, van belang zicht te hebben op deze stoffen in de gehele keten, wat nog relevanter wordt in het kader van de Circulaire Economie omdat de stoffen steeds langer in omloop blijven. Het zicht houden op stoffen kan verder worden verbeterd door het beter benutten van de bestaande wet- en regelgeving en het gebruik van de daartoe ontwikkelde instrumenten. Bijvoorbeeld de inventarisatie van emissies van ZZS, waar vijf jaar geleden een begin mee is gemaakt door bevoegd gezagen. Die zullen terechtkomen in een database die onder de Omgevingswet van kracht wordt. Voor nieuwe beleidsontwikkelingen wordt ingezet op en aangesloten bij de EU, onder meer via de uitwerking en implementatie van de Europese Chemicaliën Strategie.
Vuurwerkcriminaliteit
Het Dreigingsbeeld gaat in hoofdstuk 10 in op het thema vuurwerk, met name op steeds zwaarder vuurwerk en steeds zwaardere vuurwerkcriminaliteit. Het Dreigingsbeeld benoemt hierbij de nadelige gevolgen die (met name illegaal) vuurwerk kan hebben: milieuschade, financiële schade, gezondheidsschade, maatschappelijke schade, geweld tegen hulpverleners, en overlast. Ook geeft het Dreigingsbeeld een overzicht van de toenemende zwaarte van vuurwerk en het illegaal gebruik van (zwaar) vuurwerk. We zijn het met de onderzoekers eens dat illegaal (gebruik van) professioneel vuurwerk grote risico’s met zich meeneemt is en er zo goed mogelijk ingezet moet worden op de opsporing en handhaving hiervan. Dit is een taak van de politie en het Openbaar Ministerie, waarbij de ILT ondersteunend is. Ieder jaar zetten zij stevig in op de opsporing van illegaal vuurwerk. Daarin wordt ook internationaal samengewerkt.
De illegale handel in professioneel vuurwerk is ernstig ondermijnend. Deze handel vindt plaats via een volledig illegaal circuit. Hierbij wordt gebruik gemaakt van netwerken die ook ingezet worden voor andere vormen van criminaliteit. Het zware professionele vuurwerk wordt vanuit het buitenland naar bunkers net over de grens in onder andere Duitsland vervoerd. Vervolgens wordt dit zware massa explosieve vuurwerk op ondeugdelijke wijze in strijd met veiligheidsvoorschriften vervoerd naar diverse opslagplekken in Nederland. Het sluitstuk van deze illegale handel vindt plaats via (afgeschermde) sociale media. Daardoor wordt deze illegale handel toegankelijk voor (jonge) burgers. Het zware professionele vuurwerk wordt vervolgens opgeslagen in woonwijken. Dit zware professionele vuurwerk, dat vaak massa explosief kan reageren, wordt vervolgens steeds vaker ingezet bij ram- en plofkraken en bij rellen.
De afgelopen jaren heeft het Functioneel Parket samen met de politie sterk geïntensiveerd op het tegengaan van de illegale handel in professioneel vuurwerk.
De aanpak bij de bron is de meest effectieve manier om de illegale handel in professioneel vuurwerk een slag toe te brengen. Hiertoe worden al enkele jaren stappen gezet. Het vuurwerk wordt voor het merendeel niet in Nederland geproduceerd. Het vuurwerk wordt door Nederlandse verdachten uit het buitenland naar Nederland vervoerd. Doel van de aanpak bij de bron is het vuurwerk tegen houden, daar waar het vuurwerk het illegale circuit in gaat. Op het moment dat het vuurwerk Nederland niet in komt, kan het ook geen overlast veroorzaken, ingezet worden bij kraken, aanslagen of gegooid worden naar de politie en andere hulpverleners.
Tot slot is het in dit kader relevant om te vermelden dat door Nederland op internationaal, en met name Europees, niveau aandacht wordt gevraagd voor de problematiek rondom het illegaal gebruik van zwaar vuurwerk. Daarnaast wordt in Benelux-verband op initiatief van Nederland gewerkt aan de invoering van de Pyro-pass: een bewijsstuk dat professionals moeten laten zien wanneer zij professioneel vuurwerk willen kopen. Daarmee wordt de verkoop aan niet-professionele partijen tegen gegaan. Vanuit Nederland is de ambitie de Pyro-pass ook in andere Europese landen uit te rollen. Dit is in lijn met de aanbeveling om de wet- en regelgeving in Europa gelijk te trekken
Intensivering aanpak vuurwerkcriminaliteit
De politie verscherpt het offensief tegen vuurwerkexplosieven en blijft samen met de ketenpartners inzetten op de aanpak van vuurwerkcriminaliteit. Zij ziet daarbij de meeste effectiviteit in de aanpak zo dicht mogelijk bij de bron, aan het begin van de keten van productie via handel tot gebruik, maar ook de preventieve kant (ontmoediging) vraagt aandacht. Dat betekent veelal een aanpak gericht op het buitenland en zoveel mogelijk in samenwerking met buitenlandse diensten en de consequenties (onder andere strafblad) die gepaard gaan met het bezit van vuurwerkexplosieven blijven benadrukken.
Wildlife crime
Illegal wildlife trade wordt gezien als de vierde internationale illegale handel na drugs, mensenhandel en namaakproducten gelet op financiële omvang.23 De impact is groot en zet de internationale biodiversiteit ernstig onder druk. Nederland heeft als handelsland een grote verantwoordelijkheid in het bestrijden van de illegale handel in beschermde soorten en producen daarvan.
In hoofdstuk 11 van het Dreigingsbeeld worden verschillende zaken aangekaart die zien op de algemene noodzaak van de versterking van de strafrechtketen, zoals meer opsporingscapaciteit, -prioriteit en kortere doorlooptijden strafrechtelijke trajecten. Ook in het kader van de bestrijding van wildlife crime onderkennen we deze noodzaak.
Het Dreigingsbeeld geeft inzicht in een aantal actuele milieudreigingen en zet uiteen hoe de diverse overheidspartners daarin samenwerken. Met betrekking tot de implementatie en handhaving van het CITES-verdrag vindt onder coördinatie van het Ministerie van LNV afstemming en overleg plaats met alle ketenpartners. Deze partners stellen in het Landelijk Overleg CITES een interventiestrategie vast en benoemen gezamenlijke speerpunten. Naast de inhoud is het cruciaal dat de middelen en capaciteit van alle schakels in de keten goed op elkaar afgestemd worden en blijven. Langere termijn commitment en specifieke oormerking van budgetten binnen de diverse organisaties is cruciaal voor adequate wildlife crime bestrijding. Deze is kennisintensief en complex en vergt naast nationale, ook Europese en internationale samenwerking.
Het Dreigingsbeeld spreekt verder over het verbeteren van (EU) wet- en regelgeving, zodat minder gemakkelijk mazen in de wet gevonden kunnen worden. In het traject toewerkend naar strengere EU ivoorregelgeving is dit besproken met de relevante handhavende instanties. De strengere regelgeving, die sinds 19 januari 2022 van kracht is, is eenduidiger: voor alle mogelijke overdrachten binnen de EU is nu altijd een EU-certificaat vereist, zonder staffels of uitzonderingen. De strengere regelgeving en de herziene EU-richtsnoeren zijn opgenomen in de «beleidsregel certificaten EU-handel, invoer en wederuitvoer olifantenivoor», die op 22 april 2022 is gepubliceerd.
Verder wordt er samen met de handhavingspartners gewerkt aan de evaluatie en herziening van het EU Action Plan against wildlife trafficking. Niet alleen wordt er ingezet op heldere doelstellingen en beter monitoring van het plan, maar ook inhoudelijk op onder meer de aanpak van illegale online handel, EU handhavingsprioritering en -acties, meer delen van kennis en handhavingstools en intensievere samenwerking met bijvoorbeeld Europol en tussen de douaneautoriteiten. In 2022 wordt een nieuw EU-plan vastgesteld. Ter versterking van de Europese en internationale samenwerking financiert LNV diverse initiatieven voor de aanpak van illegal wildlife trade. Voorbeelden zijn de financiering van de handhavingsdatabase EU-TWIX en in het kader van CITES onderzoek naar de legale en illegale handel in grote katachtigen (CITES Big Cat Task Force).
Zoals aan uw Kamer is meegedeeld in de brief van 25 maart jl. wordt er naast handhaving blijvend ingezet op het verhogen van de bewustwording van de CITES-regelgeving. Dit is een doorlopend speerpunt. Naast de bewustwording van de regels is het goed om – in lijn met de signalen vanuit het Dreigingsbeeld en samen met de handhavingspartners – de bewustwording van de impact van illegale handel in beschermde soorten op de internationale biodiversiteit verder te vergroten. Het is belangrijk dat het grotere plaatje bekend wordt. Niet alleen ten behoeve van het eigen handelen, maar bijvoorbeeld ook voor het plaatsen van een overtreding in de context van bedreigde soorten en internationale biodiversiteit.
Tot slot
Zoals uw Kamer kan lezen is er op de verschillende thema's veel gebeurd sinds de publicatie van het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021. Elk departement zet zich ten volste in op de thema's die op haar terrein liggen. En zij blijven dit doen.
Er kan immers nog steeds veel verbeterd worden in de aanpak van milieucriminaliteit.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Kamerstuk 22 343, nr. 299.↩︎
Kamerstuk 22 343, nr. 316.↩︎
Rapport «De markt de baas» van het Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en preventie, bijlage bij Kamerstuk 22 343, nr. 287.↩︎
Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 295.↩︎
Over de uitwerking van deze aanbevelingen bent u door de Staatssecretaris van IenW bij brieven van 13 december 2021 (Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 311) en 24 februari 2022 (Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 313), geïnformeerd. Bij deze uitwerking worden ook de bevindingen van de Algemene Rekenkamer in haar rapporten «Een onzichtbaar probleem» en «Handhaven in het duister» (Kamerstuk 22 343, nrs. 294 en 297) betrokken.↩︎
Bijlage bij Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 315.↩︎
Kamerstuk 28 089, nr. 211.↩︎
Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 315.↩︎
Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 315.↩︎
Richtlijn 2008/99/EG van het Europees parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (Pb L 328).↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3312.↩︎
Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten in agrarische bronnen.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 435.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 230.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 431.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 437.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 437.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 437.↩︎
Kamerstuk 27 858, nr. 569.↩︎
Kamerstukken 31 409 en 31 209, nr. 197.↩︎
Kamerstukken 32 813 en 31 409, nr. 934.↩︎
EU 517/2014.↩︎
Bron: wwf – Tackling international wildlife crime | WWF.↩︎