[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Kwint en Jasper van Dijk over het bericht dat het Ministerie van Financiën grote invloed had op hoogleraarsplek Erasmus Universiteit

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2022D31345, datum: 2022-07-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3570).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2022Z12630:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3570

Vragen van het lid Kwint en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat het Ministerie van Financiën grote invloed had op hoogleraarsplek Erasmus Universiteit (ingezonden 21 juni 2022).

Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst (ontvangen 15 juli 2022).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het artikel «Ministerie had grote invloed op hoogleraarsplek Erasmus Universiteit»?1

Antwoord 1

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn reactie op de volgende vragen.

Vraag 2

Klopt het dat het Ministerie van Financiën wel degelijk invloed heeft gehad op de benoeming van een hoogleraar Belastingrecht bij de Erasmus Universiteit?

Antwoord 2

Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 3

Klopt het dat het ministerie een hoogleraarsplek sponsorde, op voorwaarde dat een eigen ambtenaar die zou gaan invullen? Hoeveel andere bijzondere leerstoelen worden door ministeries gesponsord? Kunt u hiervan een overzicht naar de Kamer sturen?

Antwoord 3

In 2008 heeft de toenmalige vakgroepvoorzitter Fiscaal recht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit het initiatief genomen om een stichting op te richten die bijzonder hoogleraren wil aanstellen bij deze faculteit. De voorzitter heeft het Ministerie van Financiën benaderd met de vraag of het bereid zou zijn als (financiële) sponsor op te treden wanneer de stichting zou voorstellen een specifieke medewerker van het Ministerie van Financiën als bijzonder hoogleraar aan te stellen met een opdracht in het verlengde van zijn eerdere promotieonderzoek en zijn toenmalige functie bij het Ministerie van Financiën. Aan de benoeming van de heer De Graaf is een gesloten sollicitatie- en benoemingsadviesprocedure voorafgegaan. De benoemingsadviescommissie bij deze leerstoel bestond uit hoogleraren van binnen en buiten de Erasmus Universiteit, een vertegenwoordiger van het Ministerie van Financiën, een vertegenwoordiger van en een studentlid van de faculteit. De commissie werd voorgezeten door de voorzitter van de vakgroep Fiscaal recht.

Deze betrokkenheid van het Ministerie van Financiën is in lijn met de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), waarin expliciet de mogelijkheid is geboden om mensen uit de praktijk binnen te halen ter verrijking van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Daarnaast heeft de wetgever destijds de mogelijkheid van bijzondere leerstoelen gecreëerd voor private organisaties die wetenschappelijk onderwijs en onderzoek uit hun naam en onder hun verantwoordelijkheid willen laten verzorgen.

Bijzonder hoogleraren die deze leerstoelen bekleden, worden niet gefinancierd door de universiteit maar door een derde partij. Bijzonder hoogleraren worden buiten de reguliere bekostiging betaald en zijn niet in dienst van de universiteit. Dit is de bedoeling van deze constructie.

De onafhankelijkheid van bijzonder hoogleraren dient te allen tijde te worden geborgd door de universiteit. Pas als het college van bestuur van een openbare universiteit er vertrouwen in heeft dat een derde partij de academische vrijheid en de onafhankelijkheid van een bijzonder hoogleraar borgt en de kandidaat hoogleraar voldoet aan de vereisten voor hoogleraar, mag zij de betreffende partij bevoegd verklaren om een bijzondere leerstoel te vestigen. Op grond van de WHW dient het college van bestuur deze bevoegdverklaring in te trekken als het belang van het wetenschappelijk onderwijs zich niet meer verdraagt met deze verklaring. Het niet onafhankelijk uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, dat verweven is met het onderwijs, is een voorbeeld hiervan.

Ik ben in gesprek met de koepel Universiteiten van Nederland (UNL) over het creëren van een overzicht met bijzondere leerstoelen die door andere ministeries worden gefinancierd. Dit zal enige tijd in beslag nemen. Ik zal de Kamer het overzicht doen toekomen zodra het gereed is.

Vraag 4

Hoe kan het dat het Ministerie van Financiën niet kan achterhalen of er een selectieprocedure heeft plaatsgevonden en in hoeverre daarbij op voorhand vaststond dat een medewerker van het ministerie de leerstoel zou bekleden? Op basis waarvan is A. de Graaf gekozen om deze leerstoel te bekleden?

Antwoord 4

Zoals beschreven bij vraag 3 heeft er wel een selectieprocedure plaatsgevonden. De heer De Graaf is in lijn met de artikelen 9.53 en 9.55 van de WHW benoemd. Op grond van artikel 9.53 van de WHW kan het college van bestuur van een openbare universiteit, na raadpleging van het college voor promoties, een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid bevoegd verklaren bij die universiteit een bijzondere leerstoel te vestigen. Het besluit vermeldt de faculteit waarbij en het wetenschapsgebied waarin door de bijzonder hoogleraar onderwijs zal worden gegeven. Het college van bestuur zal dat pas doen als aan de vereisten voor bijzonder hoogleraar wordt voldaan (zie artikel 9.55 van de WHW).

Vraag 5

Kunt u alle relevante stukken met betrekking tot deze casus naar de Kamer sturen?

Antwoord 5

Ja, de betreffende stukken zijn bij deze antwoorden gevoegd.

Vraag 6

Hoe kan het dat de universiteit bepaalde documenten niet meer kan vinden? Wat zegt dit volgens u over het belang dat de Erasmus Universiteit hecht aan transparantie? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is?

Antwoord 6

Voor het antwoord op deze vraag heb ik contact opgenomen met de Erasmus Universiteit. Zij gaf aan dat het een briefwisseling uit 2008 betrof tussen het Ministerie van Financiën en de toenmalige vakgroepvoorzitter Fiscaal recht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. De betreffende documenten zijn inmiddels in het bezit van de universiteit.

Tot voor kort waren deze documenten onbekend bij de bestuurlijk verantwoordelijken binnen de Erasmus Universiteit (departementsbestuur, faculteitsbestuur, universiteitsbestuur). De universiteit geeft aan dat de briefwisseling geen deel uitmaakt van de contracten uit 2011 over de vestiging en financiering van betreffende leerstoel, afgesloten door het Ministerie van Financiën, de vestigende stichting en de universiteit.

Verder heeft de universiteit onderstreept dat zij veel belang hecht aan transparantie. Rondom de processen op onderzoeks-, onderwijs- en bestuurlijk vlak zijn binnen de universiteit governance-, borgings- en verslagleggings- en administratieprocessen georganiseerd. Dit geldt ook voor bevorderings- en benoemingsprocessen van het wetenschappelijk personeel en de externe financiering van onderzoek.

Transparantie is essentieel voor het vertrouwen in de wetenschap. Een gebrek in de transparantie zegt niet noodzakelijkerwijs iets over de onafhankelijkheid van de wetenschapsbeoefening, maar is onwenselijk. Net zoals de Erasmus Universiteit betreur ik dan ook het gebrek aan transparantie in deze casus.

Vraag 7

Bent u bereid uitgebreid onderzoek te doen naar de transparantie en financiering van bijzondere leerstoelen? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 7

Een uitgebreid onderzoek naar de transparantie van de financiering van bijzondere leerstoelen is mijns inziens niet nodig als universiteiten volledige openheid geven over welke rechtspersoon een bijzondere leerstoel bekostigen. Ik zal UNL vragen om hier met de universiteiten voor te zorgen.

Vraag 8

Bent u bereid om bijzondere leerstoelen te verbieden? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 8

Ik vind het van belang dat er op faculteiten een goede balans is tussen gewone en bijzonder hoogleraren, om het beoefenen van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en -onderwijs te waarborgen. Ik ga hierover het gesprek met de sector voeren. Bijzondere leerstoelen kunnen een verrijking van de academische gemeenschap zijn.

Vraag 9

Wanneer kunnen we de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Jasper van Dijk en Kwint verwachten?2

Antwoord 9

De antwoorden op deze vragen zijn reeds naar de Kamer gestuurd.

Vraag 10

Deelt u de mening dat deze gang van zaken zeer schadelijk is voor de wetenschap?

Antwoord 10

Transparantie en integriteit zijn van groot belang in de wetenschap. Ik vind het van belang dat we deze waarden gezamenlijk waarborgen.


  1. NOS Nieuwsuur, 16 juni 2020 https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2432916-ministerie-had-grote-invloed-op-hoogleraarsplek-erasmus-universiteit↩︎

  2. vraagnummer 2022Z09721↩︎