[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 22 juli 2022 (Kamerstuk 21501-30-561)

Raad voor Concurrentievermogen

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2022D31385, datum: 2022-07-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-562).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-562 Raad voor Concurrentievermogen.

Onderdeel van zaak 2022Z15140:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 562 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 juli 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 7 juli 2022 over de geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 22 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 561), over de brief van 25 mei 2022 over het fiche Verordening bescherming oorsprongsaanduiding ambachtelijke en industriële producten (Kamerstuk 22 112, nr. 3431), over de brief van 8 juni 2022 inzake het verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 9 en 10 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 559), over de brief van 28 juni 2022 inzake het verslag Raad voor Concurrentievermogen van 9 en 10 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 560) en over de brief van 17 juni 2022 inzake de Herijking inzet interne markt (Kamerstuk 22 112, nr. 3437).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 juli 2022 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 15 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie,
Van Dijke

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie delen de mening dat de weerbaarheid van de interne markt moet worden bevorderd door duidelijke afspraken in geval van crises. De Europese Unie (EU) heeft met een interne markt van 500 miljoen consumenten een sterke positie op de wereldmarkt maar is gebleken toch kwetsbaar te zijn, wat de strategische autonomie in gevaar kan brengen.

De leden van de CDA-fractie delen de mening dat nieuwe wetgeving niet altijd het beste antwoord is op problemen en dat het wenselijk kan zijn om eerst huidige regels goed te laten werken alvorens met nieuwe regels over de interne markt te komen. Dit wordt dan ook gezien als een welkome ontwikkeling. Daarbij zijn de leden van de CDA-fractie positief gestemd over het belang van regeldrukvermindering. De leden zijn van mening dat informatievoorziening en het gebruik van digitalisering hierin een belangrijke rol kan spelen. In de interne-marktactieagenda over het versterken van de interne markt staat dat het kabinet zich specifiek inzet op meer doelgerichte en meer uniforme toepassing en naleving. Heeft het kabinet al specifieke regels voor ogen? Welke rol speelt de lokale overheid hierin?

Het kabinet noemt in zijn agenda diverse voorbeelden waaronder de Algemene verordening gegevensbescherming. Binnen het Europees Comité Gegevensbescherming wordt gewerkt met een coördinatiemechanisme waarbij nationale autoriteiten voor de bescherming van persoonsgegevens de interpretatie en toepassing proberen af te stemmen. Ten algemene zet het kabinet zich in voor betere samenwerking tussen autoriteiten in verschillende lidstaten. Uitwisseling van ervaringen en onderlinge gesprekken over de interpretatie van interne-marktregels kunnen bijdragen aan een meer eenduidige toepassing daarvan.

Wat betreft de lokale overheid, speelt deze met name een belangrijke rol bij de dienstensector. Bij het stellen van regels voor ondernemers is het aan lokale overheden om ervoor te zorgen dat zij het verrichten van diensten niet onnodig belemmeren. Gemeenten en provincies dienen nieuwe regels zorgvuldig te motiveren. Zij moeten ook zorgen dat informatie, procedures en praktische bijstand gemakkelijk online te vinden zijn. Dit draagt bij aan een aantrekkelijk ondernemingsklimaat op lokaal en regionaal niveau en waarborgt mede het vrij verkeer binnen de interne markt. Zoals onlangs is aangekondigd in het nieuwe Programma vermindering regeldruk ondernemers1 werkt het kabinet met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) aan bewustwording over het goed uitvoeren van geldende regels.

De leden van de CDA-fractie lezen in de interne-marktactieagenda dat het kabinet samen met buurlanden gaat verkennen of nadere harmonisatie in verplicht gestelde verzekeringen mogelijk is. Hierbij wordt met name naar de bouwsector en de architectenbranche gekeken. Welke signalen heeft het kabinet ontvangen die het heeft doen besluiten met name naar deze twee sectoren te kijken?

De signalen die het kabinet heeft ontvangen zijn niet zozeer specifiek, als wel voornamelijk afkomstig uit genoemde sectoren. De bouwsector en architectenbranche zijn in grote mate nationaal georiënteerd, waardoor het vaak lastig is om vanuit de eigen lidstaat een verzekering te krijgen die de eisen in een andere lidstaat dekt. Daarom lijkt met name interessant om in deze sectoren te verkennen of nadere harmonisatie met buurlanden mogelijk is. Vooral voor dienstverleners in de genoemde sectoren die slechts sporadisch de grens over gaan kunnen verplicht gestelde verzekeringen een obstakel vormen. Bijvoorbeeld doordat verzekeringen in eigen land deze activiteiten niet dekken en/of omdat het afsluiten van een dekkende aansprakelijkheidsverzekeringen problematisch is door aanpalende eisen die worden gesteld.

De leden van de CDA-fractie nemen daarnaast kennis van de inzet op een gelijk speelveld op EU-niveau wanneer het gaat om regels over restricties van milieu en zero-emissiezones. Wat zal dit voor Nederland betekenen? Zal de regelgeving hierdoor aangescherpt worden in Nederland?

In dit verband is allereerst van belang dat de informatievoorziening over ingestelde zones in EU-landen verbeterd wordt. Dit maakt het voor Nederlanders die op reis zijn in de EU, makkelijker om te zien aan welke eisen zij moeten voldoen. Verder zet het kabinet zich in om afspraken te maken op EU-niveau zodat uitwisseling van voertuiggegevens op voorhand mogelijk wordt ten behoeve van automatische handhaving in de milieu en (in de toekomst) zero-emissiezones. Door het uitwisselen van voertuig- en eigenaar-/houdergegevens tussen Europese landen, kunnen voertuigen met buitenlands kenteken op dezelfde manier gehandhaafd worden als voertuigen met Nederlands kenteken. Hiermee ontstaat een gelijk speelveld tussen Nederlandse en buitenlandse voertuigen.

Het gaat hierbij dus niet om het aanscherpen van regelgeving maar juist het bevorderen van informatie-uitwisseling binnen de Europese Unie om weggebruikers goed te kunnen informeren en een gelijk speelveld te creëren bij toezicht en handhaving van de zones.

De leden van de CDA-fractie willen de Minister vragen wat de op 5 juli 2022 uitgebrachte Europese innovatieagenda voor Nederland zal betekenen. Heeft de Minister er zicht op of Nederlandse bedrijven kunnen profiteren van de ontwikkeling en opschaling van de reeks maatregelen die gepresenteerd zijn in de nieuwe Europese innovatieagenda? Zo ja, welke Nederlandse bedrijven?

In de nieuwe Europese innovatieagenda wordt met name voortgebouwd op bestaande EU-instrumenten zoals de Europese Innovatieraad (EIC) en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Deze instrumenten zijn onderdeel van pijler 3 van Horizon Europe waar Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen van kunnen profiteren. Er worden in de Europese innovatieagenda geen nieuwe subsidie-instrumenten aangekondigd. Het kabinetsstandpunt over de Mededeling Europe Innovatieagenda is ophanden. In het kabinetsstandpunt zal ook het perspectief voor Nederlandse bedrijven worden betrokken en in worden gegaan op welke bedrijven dit betreft. De Tweede Kamer zal over het kabinetsstandpunt via een BNC-fiche worden geïnformeerd in september 2022.

De leden van de CDA-fractie zien met de geografische oorsprongsaanduiding van ambachtelijke en industriële producten een goede kans om meer toerisme te stimuleren. In welke mate zal het kabinet de aanvragers begeleiden in het aanvraagtraject?

Op dit moment wordt in de Raad nog onderhandeld over de precieze tekst van de Verordening. Afhankelijk van de opties die de definitieve Verordening zal bieden, onder andere ten aanzien van het aanvraagtraject van een geografische oorsprongsaanduiding, zal het kabinet een keuze maken over de implementatie hiervan.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de onderhavige stukken en heeft nog een paar vragen.

Het lid van de BBB-fractie neemt kennis van de inzet van het kabinet in EU-verband op een sterkere politieke sturing voor het versterken van de interne markt, waarbij het kabinet voorstander is van een jaarlijkse cyclus waarin de Europese Commissie aan het begin van het jaar een compleet overzicht van het functioneren van de interne markt met aanbevelingen voor acties presenteert. Op basis hiervan kan de Raad van Concurrentievermogen prioriteiten voor de EU-lidstaten vaststellen. In hoeverre zullen deze prioriteiten bindend zijn? Dient het meer als een vrijblijvend advies of als een verplichting aan de lidstaten? In hoeverre houdt Nederland invloed op de eigen markt als dit plan wordt doorgevoerd?

Genoemde door de Raad voor Concurrentievermogen te bepalen prioriteiten zullen niet bindend zijn, omdat zij niet de vorm van wetgeving zullen krijgen. Het gaat om gezamenlijke Europese politieke prioriteiten. Door een actieve rol te spelen kan het kabinet bevorderen dat de Nederlandse belangen hierin goed worden meegenomen. Nederland heeft als export- en handelsland bij uitstek profijt van een goed functionerende interne markt. Meer aandacht voor het wegnemen van onnodige belemmeringen in EU-verband is in het belang van Nederlandse ondernemers die actief zijn in andere lidstaten. Via het stellen van prioriteiten kan de Raad voor Concurrentievermogen impulsen geven aan het functioneren van de interne markt waar Nederlandse ondernemers en burgers baat bij kunnen hebben.

Het lid van de BBB-fractie heeft ook nog wat vragen over het voorlopig politiek akkoord over de verordening betreffende buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren. Welke verschillen zijn er tussen de Nederlandse positie, de Raadspositie en het uiteindelijke onderhandelingsresultaat?

De verschillen tussen de Nederlandse positie en de Raadspositie zijn uiteengezet in de Kamerbrief Verordening betreffende buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren2. Samengevat zijn de meeste voor Nederland belangrijke elementen terechtgekomen in de Raadspositie. Zo is de reikwijdte van de Verordening sterk uitgebreid ten opzichte van het in 2021 gepresenteerde voorstel. De «balancing test», waarmee de Commissie een verstorende subsidie kan goedkeuren indien de positieve effecten zwaarder wegen dan de concurrentieverstoring, blijft exclusief voorbehouden aan de Commissie. In lijn met de Nederlandse inzet is vastgelegd dat regionale of nationale belangen niet doorslaggevend zijn: er wordt gekeken naar de positieve effecten op de gehele interne markt. Nederland heeft zich ook ingezet voor een verlichting van de administratieve lasten voor ondernemingen en aanbestedende diensten. In de Verordening is een de-minimis drempel opgenomen van 200.000 euro per 3 jaar, overeenkomstig het EU-staatssteuntoezicht. Ook is bereikt dat de meldingsprocedures in het geval van fusies en overnames worden gestroomlijnd met (gelijklopende) meldingsprocedures op grond van de Concentratieverordening. Ten aanzien van de aanbestedingsmodule heeft Nederland ingezet op verkorting van de doorlooptijden. In de Raadspositie zijn de doorlooptijden verkort, al had Nederland ze liever nog korter gezien. In de Raad was veel discussie over de «terugkijktermijn». Deze is uiteindelijk vastgesteld op 5 jaar. Nederland kan deze termijn steunen, omdat in de meeste gevallen verstoring als gevolg van subsidies na die termijn zichtbaar is. Het akkoord in de trilogen wijkt op één punt af van de Raadspositie. Het betreft de bevoegdheid van de Commissie om eigenstandig (via een gedelegeerde handeling) elementen uit de Verordening aan te passen. Bijvoorbeeld de drempelwaarden en de doorlooptijden. Veel lidstaten waren tegenstander van deze bevoegdheid, evenals het Europees Parlement. Enkele andere lidstaten waren voorstander, maar wilden deze bevoegdheid wel inperken. Nederland was voorstander van een zeer ruime bevoegdheid. In het bereikte compromis is het gelukt de bevoegdheid van de Commissie te behouden, maar hierbij moet de Commissie wel binnen vooraf gestelde kaders blijven.

Wanneer zal de Raad het voorlopige politieke akkoord naar verwachting definitief goedkeuren?

De tekst, waarover in het Engels is onderhandeld, wordt de komende tijd vertaald in alle talen van de lidstaten. Vervolgens krijgen lidstaten de gelegenheid om hiernaar te kijken en eventuele onjuistheden te herstellen. De definitieve tekst wordt voorgelegd aan Coreper en vervolgens naar de Raad gestuurd voor formeel akkoord. Dit laatste gebeurt naar verwachting in oktober of november.

Wat is de appreciatie van de Minister van het voorlopige politieke akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement over de verordening betreffende subsidies op de interne markt?

Ik ben zeer positief over het politieke akkoord. Er vanuit gaande dat het akkoord later dit jaar wordt bekrachtigd in de Raad en het Europees Parlement, zullen de meeste voor Nederland belangrijke elementen onderdeel worden van de Verordening. Ik heb er vertrouwen in dat de Commissie hiermee een effectief instrument in handen krijgt. Ik wissel hierover graag met uw Kamer van gedachten tijdens het Kamerdebat vestigingsklimaat, waar de Verordening geagendeerd is.

Het lid van de BBB-fractie leest tenslotte dat de Europese Commissie een nieuwe Europese innovatieve agenda heeft gelanceerd, welke inzet op de versnelling van de ontwikkeling en opschaling van innovatie in de EU. Daarbij lijkt er specifiek aandacht te zijn voor deep-tech innovatie. Welke kansen ziet de Minister voor Nederland met deze agenda en diens inhoud in het achterhoofd? Wat zijn de vervolgstappen die Nederland gaat ondernemen naar aanleiding van deze agenda?

Met de Mededeling beoogt de Commissie het Europese innovatiebeleid te versterken en verschillende initiatieven samen te brengen, er zijn echter geen nieuwe instrumenten of middelen voorzien als gevolg van deze Mededeling. In de nieuwe Europese innovatieagenda wordt met name voortgebouwd op bestaande EU-instrumenten zoals de Europese Innovatieraad (EIC). De Europese Innovatieraad (EIC) onder Horizon Europe speelt reeds een belangrijke rol in de ondersteuning van deep-tech startups in de EU, hier kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen al van profiteren. De Kamer zal over het kabinetsstandpunt via een BNC-fiche worden geïnformeerd.


  1. «Programma vermindering regeldruk ondernemers: Regels die werken en de lasten beperken», bijlage bij de brief van Minister Adriaansens aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 8 juli 2022 betreffende «Aanbieding nieuw Programma vermindering regeldruk ondernemers» (p. 13).↩︎

  2. Kamerstukken 21 501-30 en 22 112, nr. 557.↩︎