[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 29-30 augustus 2022 te Praag (Kamerstuk 21501-28-244)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D32794, datum: 2022-08-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D32794).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z15597:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D32794 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 29 en 30 augustus 2022 te Praag.

De voorzitter van de commissie,
De Roon

De adjunct-griffier van de commissie,
Mittendorff

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie en hebben daar nog enkele vragen over.

Deze leden vragen welke mogelijkheden er zijn voor Westerse bondgenoten om wapens te blijven leveren aan Oekraïne, ook gezien de berichten van het Kiel Institute dat Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië en Polen in juli geen nieuwe toezeggingen hebben gedaan. Zij vragen of er bijvoorbeeld plannen zijn om gericht productie op te voeren ten behoeve van leveringen.

Om hierover van gedachten te wisselen hadden de leden van de VVD-fractie dan ook graag in de geannoteerde agenda al een terugkoppeling ontvangen over de Ukraine Defense Contact Group en de bijeenkomst in Kopenhagen. Deze leden betreuren het dat deze informatie pas later aan de Kamer wordt gezonden. De leden van de VVD-fractie vragen waarom het niet mogelijk was in de geannoteerde agenda van 17 augustus jl. al een terugkoppeling te geven van een bijeenkomst die op 11 juli jl. plaatsvond.

De leden van de VVD-fractie verzoeken het kabinet in te gaan op de toekomstige budgettaire ontwikkeling van het Europese Vredesfaciliteit (EPF), nu deze reeds voor de helft is benut en het EPF nog niet halverwege de looptijd is. Deze leden vernemen graag de opvatting van het kabinet hieromtrent en welke gesprekken daar in Europees verband over worden gevoerd.

Deze leden vragen de Minister voorts nader in te gaan op het in overweging nemen van deelname aan EUFOR Althea, en aan te geven of er een verzoek vanuit betreffende lidstaten of de EU aan vooraf is gegaan. Bovendien verzoeken deze leden aan te geven aan welke orde van grootte het kabinet denkt, en of het gaat om een permanent in Bosnië aanwezige eenheid of een bijdrage aan de parate versterkingen die lidstaten in eigen land gereedhouden, daar de Nederlandse bijdrage met enkele stafofficieren in 2017 werd beëindigd.

De leden van de VVD-fractie vernemen dat er ten behoeve van de Defence Joint Procurement Task Force informatie vanuit de lidstaten is aangeleverd en vragen welke informatie door Nederland is geleverd. Wordt er hierbij ingegaan op de voortrekkersrol die Nederland heeft via gezamenlijke aankoop met België en Duitsland, en wat anderen daarvan kunnen leren? Kan het kabinet daarbij ook aangeven of en hoe met de NAVO wordt afgestemd, om te zorgen dat de EU Task Force en NAVO-behoeften zo goed mogelijk op elkaar aansluiten, zo vragen deze leden.

Eveneens valt te lezen dat Nederland «waar mogelijk en nuttig» gebruik zal maken van de resultaten van de Task Force. De leden van de VVD-fractie vragen hoe deze afweging gemaakt wordt en hoe andere landen hierin staan. Deelt het kabinet hun mening dat voorkomen moet worden dat het een vrijblijvend en tijdrovend initiatief blijft dat geen concrete effecten heeft? Deelt het kabinet tevens hun mening dat het ook niet de bedoeling kan zijn om een extra administratieve horde op te werpen binnen bestaande succesvolle gezamenlijke aanschaf met bijvoorbeeld België en Duitsland? Voorts vragen deze leden of de uiteindelijke resultaten van de Task Force met een appreciatie van het kabinet aan de Kamer kunnen worden gestuurd.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken defensie van 29–30 augustus. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat Nederland samen met EU-partners actieve militaire en financiële steun moet blijven geven aan Oekraïne. Deze leden vragen wat de Nederlandse inzet is bij de bijeenkomst van de Ukraine Defence Contact Group en wat de status is van het Nederlandse aanbod om te helpen bij ontmijning in de Zwarte Zee.

De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de ontwikkeling in de Balkan tussen Servië en Kosovo. Hoe schat de Minister deze ontwikkelingen in en wat is de Nederlandse inzet hierbij? Wat is de status van de European Union Rule of Law Missie in Kosovo en de Nederlandse bijdrage daaraan? Zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de gezamenlijke aanpak voor defensie-investeringen. Zij vragen de Minister aan de Kamer inzichtelijk te maken wat voor gezamenlijke inkoop- en aanbestedingstrajecten er op dit moment lopen en daarbij in gaan op het volgende: de landen die mee doen, de betrokken bedrijven in de Europese defensie-industrie, de duur van de aankoopprocessen en de geschatte bedragen. In hoeverre zijn EU-lidstaten verplicht hieraan mee te doen? Wat is het politieke speelveld op dit moment voor deze voorstellen? Welke landen zijn hier proactief mee bezig en welke landen lijken terughoudend? Welke rol heeft de Task Force en welke landen hebben er zitting in genomen? Zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie zijn voorstander van het verbeteren van het huidige model van EU-missies en operaties als deel van het implementeren van het Strategisch Kompas. Deze leden vragen wat voor Nederland de belangrijkste verbeterpunten zijn voor toekomstige missies.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de komst van de Hub on European Defence Innovation, maar zijn tegelijkertijd verbaasd dat dit nog niet bestond. Deze leden vragen hoe gezamenlijke innovatie tot nu toe heeft plaatsgevonden bij het EDA, wat van oudsher het platform is waar lidstaten samen komen rondom nieuwe defensie-initiatieven. Voorts vragen deze leden wat het budget van de HEDI is en hoe het samenwerkt met de Europese Commissie en de beschikbare fondsen onder het Europees Defensiefonds. De leden van de D66-fractie vragen de Minister de Kamer te blijven informeren over de uitkomsten van de gesprekken in de EDA steering board over taxonomie.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 29–30 augustus 2022 en hebben hierover nog enkele vragen. Via onder meer het EPF worden militaire middelen gefinancierd die aan Oekraïne worden gezonden. Eerder hebben de leden van de CDA-fractie al aangegeven dat zij zich zorgen maken om de slagkracht die Nederland overhoudt door de toezending van militaire goederen naar Oekraïne en hoe deze gaten zowel financieel als materieel opgevuld gaan worden. Deze leden vragen een vooruitblik op hoeveel middelen er nog beschikbaar zijn via EPF om financieel bij te dragen en op welke termijn binnen de Europese Unie materiele voorraden, die verminderd zijn door de levering van militaire goederen aan Oekraïne, aangevuld kunnen gaan worden.

Met betrekking tot het onderzoek inzake bijdragen aan EUFOR Althea vragen de leden van de CDA-fractie een duiding van wanneer duidelijk gaat worden of Nederland hieraan bij kan en zal gaan dragen.

De leden van de CDA-fractie stellen dat er sinds het uitbreken van de oorlog veel aandacht is voor het graantransport, gezien de belangrijke rol die de export heeft voor de voedselvoorziening, ook buiten Oekraïne. Sinds de graandeal is er al een aantal incidenten geweest waarbij havens voor graantransport toch beschoten zijn of geraakt door militair geschut. Deze leden vragen de Minister in te gaan op hoe bijgedragen kan worden aan het beveiligen en waarborgen van het graantransport en of dit mogelijk ook wordt besproken.

De leden van de CDA-fractie zijn positief over de Defence Joint Procurement Task Force. Op korte termijn zullen concrete samenwerkingsmogelijkheden in kaart worden gebracht voor de gezamenlijke aanschaf van materieel. Deze leden vragen of de Minister zicht heeft op wanneer de eerste samenwerkingsmogelijkheden en uitkomsten van de inventarisatie duidelijk zullen worden.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. De EU-steun die geagendeerd staat is volgens deze leden volledig gericht op de militaire behoeften van Oekraïne. Zij vragen wat de voorgestelde nieuwe militaire steunbijdragen door de EU worden en of de EU denkt dat alleen militaire steun een exit uit deze oorlog biedt. Zo ja, wat zijn de kortetermijndoelstellingen? Zo nee, wat zijn de diplomatieke initiatieven om een eind te maken aan de oorlog? Is er ook een exit-strategie? Zo vragen de leden van de SP-fractie.

Wat zijn, zo vragen deze leden, in het licht van de Europese Vredesfaciliteit, de vooruitzichten nu deze veel sneller wordt benut dan ooit was gepland? De leden van de SP-fractie zien de toegezegde terugkoppeling van de bijeenkomsten van de Oekraïnecontactgroep met belangstelling tegemoet, maar vragen wat de plannen zijn om de faciliteit te vergroten. Indien dit klopt, dan vragen deze leden met welke middelen en uit welke bron dat gaat geschieden.

De leden van de SP-fractie zijn geïnteresseerd in het agendapunt over de gevolgen voor het defensiebeleid van de Russische oorlog in Oekraïne. Deze leden vragen of daarvan voorstellen zijn gepresenteerd die ook met de Kamer gedeeld kunnen worden. De leden van de SP-fractie zien deze graag tegemoet, te meer daar deze leden deze plannen graag in een bredere veiligheidsarchitectuur geschetst ziet.

De leden van de SP-fractie vragen wat naar het oordeel van de Minister de directe Russische invloed is op de ontwikkelingen in de Balkan. Deze leden vragen wat de Minister overweegt ter versterking van de EUFOR Althea-operatie in Bosnië aan een Nederlandse bijdrage. Deze leden veronderstellen en vragen of in dat geval een expliciete aankondiging in het kader van een artikel-100 procedure volgt.

In dat licht gaat het de leden van de SP-fractie niet alleen om de gevolgen van de oorlog voor het defensiebeleid, maar om de algemene veiligheid van de wereld. Deze leden vragen of het juist is te concluderen dat de secretaris-generaal van de VN met de uitvoer van Russisch graan en kunstmest dispensatiemaatregelen zoekt voor westerse sancties. Als dat niet het geval is, hoe ziet de Minister deze ontwikkelingen? Zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister de opvatting deelt dat deze oorlog grote gevolgen heeft voor de machtsverhoudingen in tal van continenten en landen en dat daarom een versterking van het multilateralisme zou moeten worden nagestreefd. Zo ja, op welke wijze is de Nederlandse regering voornemens dit streven uit te voeren? Zo nee, waarom niet als wordt erkend dat er grote gevolgen zijn? Zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister dieper in te gaan op de vaststelling dat de Europese Commissie en het Europese Defensieagentschap rekening moeten houden met hun onderlinge taakverdeling. Deze leden vragen welke prikkel wordt bedoeld in de zinsnede «een financiële prikkel bij gezamenlijke aanschaf».