[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Verordening informatienet duurzaamheid landbouwbedrijven

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Brief regering

Nummer: 2022D33140, datum: 2022-08-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3479).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3479 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2022Z15821:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3479 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2022

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Verordening informatienet duurzaamheid landbouwbedrijven

De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra

Fiche: Verordening informatienet duurzaamheid landbouwbedrijven

1. Algemene gegevens

a. Titel voorstel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad wat betreft de omzetting van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen in een informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven

b. Datum ontvangst Commissiedocument

22 juni 2022

c. Nr. Commissiedocument

COM (2022) 296 final

d. EUR-Lex

https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:c0b8e5ae-f224-11ec-a534-01aa75ed71a1.0022.02/DOC_1&format=PDF

e. Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

Niet van toepassing

f. Behandelingstraject Raad

Landbouw en Visserijraad

g. Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

h. Rechtsbasis

Artikel 43, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

i. Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

j. Rol Europees Parlement

Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Het voorstel van de verordening is om het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB) om te zetten in een informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven (IDL).

Het ILB, dat in Nederland bekendstaat als het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw (BIN), is een unieke bron van micro-economische en boekhoudkundige gegevens die elk jaar van meer dan tachtigduizend landbouwbedrijven in de EU worden verkregen. Het heeft het mogelijk gemaakt de economische en financiële situatie van landbouwbedrijven sinds 1965 te beoordelen. De Commissie verstrekt de geharmoniseerde methodologie en de gemeenschappelijke vragenlijst, terwijl de lidstaten de gegevens verzamelen, verifiëren en indienen. Door de wijziging van de verordening zullen naast economische en boekhoudkundige gegevens, ook milieu en sociale gegevens aan het informatienet toegevoegd moeten worden. Volgens de eerste raming van de Commissie zou het aantal nieuwe variabelen tussen 5 en 25 liggen wanneer het voorstel in 2025 in werking treedt.

Naast de uitbreiding van de reikwijdte, wordt nog een aantal andere wijzigingen in het voorstel opgenomen. De Commissie stelt tevens voor om te voorzien in een verplichting voor landbouwers om de IDL-enquĂȘte te beantwoorden, zoals het geval is voor statistische enquĂȘtes. In het voorstel wordt het voornemen toegelicht om in het kader van het IDL een unieke «landbouwbedrijfs-ID» te introduceren, waarmee in de toekomst een koppeling met de geĂŻntegreerde landbouwstatistieken (IFS)1 en het geĂŻntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) mogelijk moet worden. Daarnaast wordt de mogelijkheid geĂŻntroduceerd om speciale enquĂȘtes te organiseren met verschillende selectiecriteria en een verschillende periodiciteit, met inbegrip van ad-hoc-enquĂȘtes of periodieke enquĂȘtes. Ook wordt in het voorstel de mogelijkheid gecreĂ«erd voor de lidstaten om verschillende stimulansen vast te stellen voor de deelname van landbouwers aan het informatienet, met inbegrip van financiĂ«le vergoedingen.

Vervolgens krijgt de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen en uitvoeringshandelingen vast te stellen op diverse onderdelen.

b) Impact assessment Commissie

Gezien de zeer technische aard van het initiatief en de beperkte beleidskeuze voor de Commissie werd een effectbeoordeling niet nodig geacht.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinet erkent de noodzaak van vergelijkbare, relevante, coherente en betrouwbare gegevens en informatie voor de beleidsvorming en evalueren van de voortgang van het GLB en de behoeften die nodig zijn voor de uitvoering van de taken van de Unie die voortkomen uit de «van boer tot bord»- strategie en het GLB. Geharmoniseerde gegevens over de economische, milieu en sociale duurzaamheid van landbouwbedrijven zijn van belang om de toestand en trends te beoordelen en om de duurzaamheid en de ecologische, economische en sociale gevolgen van EU- en nationaal beleid te kunnen beoordelen. Het ILB is onderdeel van de Wettelijke Onderzoeks Taken Economische Informatievoorziening (WOT-EI) die in opdracht van het Ministerie van LNV wordt uitgevoerd door het Centrum voor Economische Informatievoorziening (CEI), de onafhankelijke eenheid binnen Wageningen Economic Research (WEcR). De WOT-EI geeft invulling aan de wettelijke verplichtingen van het Ministerie van LNV op het gebied van de Informatievoorziening rond economische en duurzaamheidsprestaties van de Nederlandse land- en tuinbouw, de visserij en het particulier bosbeheer.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

In het algemeen steunt het kabinet het doel van dit voorstel. Het kabinet onderschrijft het belang van het verzamelen van vergelijkbare en betrouwbare gegevens van landbouwbedrijven op EU-niveau, die nodig zijn voor de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het GLB en de «van boer tot bord»- strategie. Het kabinet onderschrijft de noodzaak voor de verzameling van vergelijkbare, relevante, coherente en betrouwbare gegevens en informatie voor het evalueren en monitoren van het GLB alsmede het beleid op het gebied van duurzaamheid en sociale aspecten.

Nederland verzamelt al geruime tijd voor een deel van de bedrijven in het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw gegevens over duurzaamheid. Het kabinet steunt dan ook het voorstel om het huidige ILB uit te breiden met aanvullende milieu en sociale gegevens. Bovendien kan ook de combinatie van de drie verschillende dimensies (economisch, sociaal en milieu) bijdragen aan een betere beleidsanalyse voor een duurzame en economisch toekomstbestendige agrarische sector.

Het kabinet heeft wel een aantal zorgpunten ten aanzien van een aantal onderdelen uit het voorstel.

Het voorstel om een landbouwbedrijfs-ID te introduceren, vindt het kabinet een aandachtspunt. In het voorstel wordt al aangegeven dat het in de praktijk complex kan zijn om een dergelijke koppeling tussen de diverse systemen (IDL, IFS en GBCS) te creëren. Ook omdat de lidstaten verschillende systemen hanteren. Het is vooraf nog niet duidelijk of een dergelijke koppeling technisch uitvoerbaar is. Daarnaast is vooraf niet duidelijk op welke wijze deze koppeling kan bijdragen aan een betere beleidsvorming en evaluatie. Het aantal steekproefbedrijven in het Bedrijveninformatienet is namelijk klein in vergelijking met het aantal landbouwbedrijven in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) van het GLB en het aantal bedrijven in de geïntegreerde landbouwstatistieken (IFS). De koppeling tussen de systemen levert daardoor maar voor een beperkte selectie bedrijven aanvullende informatie op, en die informatie (bijv. dieraantallen en arealen) wordt ook grotendeels al vastgelegd in het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw (BIN). Bovendien vindt er in de Nederlandse context al gegevensuitwisseling plaats vanuit de Landbouwtelling naar het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw. Bovendien is het belangrijk om hier ook de privacy van de deelnemende bedrijven te waarborgen wanneer gegevensuitwisseling plaatsvindt.

Daarnaast pleit het kabinet voor een duidelijkere definiĂ«ring van het begrip «speciale enquĂȘtes». In de SAIO-verordening2 over landbouwstatistieken heeft de Commissie ook al de mogelijkheid gecreĂ«erd om ad-hoc landbouwstatistieken te verzamelen. Bovendien worden driemaal in de tien jaar ook via de Europese structuurenquĂȘtes (IFS) alle Europese landbouwbedrijven geĂ«nquĂȘteerd over diverse onderwerpen. Er bestaan dus al diverse mogelijkheden om ad-hoc en periodiek gegevens te verzamelen in de Europese landbouwsector. De meerwaarde van het ILB is juist de consistente tijdreeks van micro-economische en boekhoudkundige data die worden verzameld. Het ad-hoc verzamelen van nieuwe informatiebehoeftes lijkt daarom minder aan te sluiten bij de opzet van het ILB. Het wekt de daarnaast indruk dat boekhoudkundige gegevens in ieder geval en voornamelijk worden ontleend aan vragenlijsten. Deze toespitsing op enquĂȘtes komt daarnaast niet overeen met de definitie van IDL-gegevens uit het voorstel, die de mogelijkheid geeft tot gegevensverzameling via andere gegevensbronnen. De toepassing van andere gegevensverzamelingsmethoden is effectief gebleken, en toespitsing op enquĂȘtes is daarom niet noodzakelijk. Bovendien zullen de administratieve lasten voor zowel ondernemers als de uitvoerende instanties toenemen als er diverse speciale enquĂȘtes moeten worden uitgevoerd.

De Commissie stelt voor om landbouwbedrijven die in het schema voor de selectie van bedrijven met boekhouding zijn aangemerkt te verplichten gevraagde gegevens te verstrekken. Deze verplichting werkt rechtstreeks door, waardoor landbouwbedrijven op basis van de verordening voortaan verplicht zijn om de gevraagde gegevens te verstrekken. De verordening geeft daarnaast een grondslag voor lidstaten om niet-naleving van deze verplichting aan te pakken. Het informatienet werkt effectief en Nederland ontvangt de gevraagde gegevens. Het kabinet ziet op dit moment daarom geen noodzaak om handhavende maatregelen te treffen.

Het kabinet twijfelt aan de noodzaak tot deze verplichting, gezien deze sterk afhankelijk is van onder andere de gegevensverzamelingsmethode die een lidstaat toepast. Aangezien sommige lidstaten problemen ondervinden met de deelname van landbouwers aan het informatienet, hebben sommige lidstaten het ILB-systeem reeds bij de nationale statistiek ondergebracht, waardoor landbouwers verplicht zijn de gevraagde informatie te verstrekken. In haar toelichting noemt de Commissie als aanleiding voor deze verplichting dat de toevoeging van milieu en sociale gegevens mogelijk negatieve invloed heeft op de bereidwilligheid van landbouwers om informatie aan te leveren. De voorgestelde verordening noemt echter dat niet toekomstige, maar huidige problemen bij gegevensverzameling de aanleiding zijn voor de voorgestelde verplichting. De verordening geeft daarnaast andere, minder vergaande mogelijkheden om landbouwers te motiveren, bijvoorbeeld via financiële premies. Het uitgangspunt van de originele verordening is dat landbouwbedrijven een vrijwillige keuze hebben om deel te nemen aan het informatienet, en dat deze vrijwilligheid bijdraagt aan de kwaliteit van gegevens. De voorgestelde verplichting geeft derhalve mogelijk een onwenselijk signaal af aan landbouwbedrijven.

Het kabinet is op dit moment, nu vrijwillige deelname aan het informatienet van voldoende niveau is, geen voorstander van de wettelijke verplichting om gegevens te verstrekken voor het IDL.

Als dit voor andere EU-lidstaten wel belangrijk is, dan staat het kabinet er open voor dat dit in de regelgeving opgenomen wordt.

Daarnaast is het kabinet op dit moment geen voorstander van financiële vergoedingen voor landbouwbedrijven, omdat het afhankelijk is van de gegevensverzamelingsmethode die een lidstaat toepast of een vergoeding gepast is. Als dit voor andere EU-lidstaten wel belangrijk is, dan staat het kabinet er open voor dat dit in de regelgeving opgenomen wordt, maar is het van belang dat het, conform het Commissievoorstel, geen verplichting is voor alle EU-lidstaten om een vergoeding te moeten betalen.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Van het Europees Parlement en van de overige lidstaten zijn nog geen posities bekend. Het is de verwachting dat landen die op dit moment al gegevens verzamelen t.a.v. duurzaamheid over het algemeen positiever tegenover dit voorstel staan dan lidstaten die dat nog niet doen.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 43, lid 2 VWEU. Op grond van dit artikel stellen de Raad en het Europees Parlement volgens de gewone wetgevingsprocedure de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten in en de overige bepalingen vast die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van landbouw is sprake van een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten op grond van artikel 4, lid 2 onder d, VWEU.

b) Subsidiariteit

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het doel van de verordening is het herzien en aanvullen van de bestaande gemeenschappelijke voorschriften over het verzamelen en opstellen van Europese landbouwgegevens. Omdat het gaat over de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare gegevens, kan dit niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt en kan dit volgens het kabinet beter op EU-niveau worden verwezenlijkt. Alleen op EU-niveau kan er een vergelijking worden gemaakt tussen de bedrijfseconomische, duurzaamheids- en sociale ontwikkelingen van de landbouwbedrijven binnen de EU. Consistentie en vergelijkbaarheid zijn de belangrijkste criteria voor de IDL-gegevens. De lidstaten kunnen de nodige consistentie en vergelijkbaarheid niet in voldoende mate garanderen zonder een duidelijk Europees kader. De gegevensverzameling zelf wordt het best door de lidstaten uitgevoerd. Bovendien kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving alleen op EU-niveau plaatsvinden. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

Het oordeel ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het kabinet steunt de omzetting van het ILB in een IDL, om in de huidige en toekomstige behoeften aan gegevens op landbouwbedrijfsniveau te kunnen voorzien. De doelen die zijn opgesteld omtrent de duurzaamheid van landbouwbedrijven zijn lastig te realiseren als het toepassingsgebied van de verordening niet wordt uitgebreid. Het gevestigde informatienetwerk van de Unie kan gebruikt worden om duurzaamheidsgegevens van landbouwbedrijven te verzamelen. De omschakeling naar het IDL maakt dit mogelijk en het voorstel is daarom geschikt om de doelstelling te bereiken. De voorgestelde maatregelen leveren in algemene zin een nuttige bijdrage leveren aan de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook gaat het voorstel niet verder dan noodzakelijk, omdat op deze manier de productie van kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare gegevens op EU-niveau kan worden gegarandeerd. Daarnaast is het kabinet van mening dat een verordening het juiste verordening het juiste instrument is.

Het kabinet is bezorgd over de introductie van een landbouwbedrijfs-ID., omdat het op dit moment niet is duidelijk op welke manier deze koppeling kan bijdragen aan een betere evaluatie of beleidsvorming, en of het daarmee een noodzakelijke toevoeging is aan deze verordening. De Commissie heeft daarnaast volgens het kabinet onvoldoende gemotiveerd waarom de nieuwe verplichting voor deelnemende landbouwers om de gevraagde gegevens te verstrekken noodzakelijk is. Het kabinet vraagt de Commissie (de discrepantie in) haar motivering toe te lichten. Het kabinet twijfelt aan de noodzaak tot deze verplichting, gezien deze sterk afhankelijk is van onder andere de gegevensverzamelingsmethode die een lidstaat toepast. Het is de vraag of het daarom proportioneel is om voor alle lidstaten een wettelijke verplichting in te voeren, ook voor landen die op dit moment geen problemen ondervinden met de deelname aan het informatienet.

Tot slot betreft een aandachtspunt voor het kabinet de richtinggevende bepalingen inzake de regelmatige en speciale enquĂȘtes. Dit beperkt de vrijheid van lidstaten om zelf een of meerdere gegevensverzamelingsmethodes te kiezen.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

Het budget van het ILB op de EU-begroting bedraagt in 2022 16,7 miljoen euro. Het IDL-budget zal naar verwachting worden verhoogd om de uitbreiding van het toepassingsgebied te dekken. Aangezien het uiteindelijke bedrag sterk afhangt van de secundaire wetgeving, kan het bedrag in dit stadium nog niet volledig worden beoordeeld.

Het kabinet kijkt kritisch naar de geplande stijging die deze verordening met zich meebrengt en zal de Commissie bevragen over deze geplande stijging. Het kabinet is van mening dat de benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiĂ«le kaders van de Europese begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarlijkse begroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

De uitvoering van de gegevensverzamelingen van de bestaande verordening is in Nederland reeds efficiënt ingericht en wordt uitgevoerd door het Centrum voor Economische Informatievoorziening (CEI), de onafhankelijke eenheid binnen Wageningen Economic Research (WEcR), die optimaal gebruik maakt van de beschikbare administratieve databronnen.

Door de uitbreiding van de reikwijdte van gegevensverzameling met milieu en sociale gegevens zal dat naar verwachting extra capaciteit vergen. In een eerdere studie3 is er een kosteninschatting gemaakt van het toevoegen van zeventig variabelen uit het Flint-project4 aan de huidige ILB-dataset. Daaruit kwam naar voren dat voor Nederland de kosten van gegevensverzameling naar verwachting met 11% zouden stijgen. Hier moet wel aan worden toegevoegd dat de voorgestelde omzetting niet tot doel heeft zeventig variabelen toe te voegen, en de toevoeging van variabelen in de tijd zal worden gespreid.

Daarnaast zal het voorstel om de lidstaten te verplichten om «speciale enquĂȘtes» uit te voeren, naar verwachting leiden tot extra ontwikkel- en uitvoeringskosten, ten opzichte van de huidige kosten voor de verzameling. De omvang hiervan is echter op dit moment niet te kwantificeren, omdat de invulling en uitvoering van deze gegevensverzamelingen wordt geregeld door middel van toekomstige uitvoeringshandelingen.

Aan alle toekomstige voorgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen kunnen daarnaast additionele incidentele dan wel structurele uitvoeringskosten verbonden zijn.

Op basis van een eerste indicatieve inschatting bedragen de verwachte meerkosten van dit voorstel structureel jaarlijks ca. 1,21 mln. euro, en eenmalig ca. 363 duizend euro.

In het huidige Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw zijn 300 bedrijven opgenomen waarvan de gegevensverzameling beperkt blijft tot enkel economische gegevens. De gegevens van de meeste van deze bedrijven worden ingekocht bij diverse accountantskantoren. Bij de overgang van IBL naar IDL vervalt die mogelijkheid van verzameling, want de gevraagde milieu en sociale gegevens zijn niet opgenomen in de financiële administratie van de accountant. De gegevensverzameling op deze 300 bedrijven moet minimaal worden gelijkgetrokken met de 1.200 andere BIN-bedrijven, wat structurele meerkosten t.a.v. de gegevensverzameling zal opleveren.

Daarnaast zullen voor alle bedrijven in het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw duurzaamheids- en milieugegevens verzameld moeten worden, en afhankelijk van de overlap met de huidige verzameling van duurzaamheidsgegevens, brengt dat ook meerkosten met zich mee.

Naast de jaarlijkse kosten zullen er eenmalig extra kosten zijn voor de werving van nieuwe bedrijven. De meeste van de 300 bedrijven die via de accountantskantoren worden ingekocht zullen waarschijnlijk niet de overstap maken naar de uitgebreidere vastleggingsvariant en zullen daardoor vervangen moeten worden door nieuw te werven deelnemers.

Indien Nederland wel zou besluiten om deelnemers een financiĂ«le vergoeding te geven voor deelname aan BIN-land- en tuinbouw of een financiĂ«le vergoeding te geven voor deelname aan de speciale enquĂȘtes heeft dit budgettaire gevolgen. De Commissie heeft in het voorstel de mogelijkheid gecreĂ«erd voor lidstaten om een financiĂ«le vergoeding te bieden, maar lidstaten zijn niet verplicht een dergelijke vergoeding te bieden. De budgettaire gevolgen van deze vergoeding zijn echter nog onduidelijk, het kabinet zal om verduidelijking vragen bij de Commissie.

De budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels voor de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Dit voorstel heeft geen directe financiële consequenties voor bedrijfsleven en burger.

In Nederland wordt door het Centrum voor Economische Informatievoorziening (CEI), de onafhankelijke eenheid binnen Wageningen Economic Research (WEcR) jaarlijks gegevens ingewonnen via het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw (BIN).

Hierdoor kan de informatie die nodig is om te voldoen aan de Europese vraag naar gegevens voortkomend uit deze verordening, worden verkregen via dit Bedrijveninformatienet. Op basis van het onderhavige voorstel zullen de administratieve lasten voor het bedrijfsleven naar verwachting licht stijgen. De toekomstige voorgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen (bijv. in de vorm van speciale enquĂȘtes) kunnen wel leiden tot extra administratieve lasten en regeldruk voor het bedrijfsleven, omdat de Commissie door middel van nadere regelgeving tot een uitbreiding van de informatieverplichtingen kan besluiten.

Hoewel het CEI op de meeste terreinen al informatie verzamelt en deze aan de Commissie levert, kunnen de toekomstige voorgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ook leiden tot extra rapportageverplichtingen voor CEI aan de Commissie, omdat de Commissie door middel van nadere regelgeving tot een uitbreiding van de te verzamelen informatie kan besluiten.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Niet van toepassing

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

De Commissie heeft in haar voorstel handhavings- en sanctioneringsbepalingen opgenomen. Lidstaten kunnen nationale regels vaststellen om mogelijke gevallen van niet-naleving van de verplichting voor landbouwbedrijven om gegevens te verstrekken aan te pakken (voorgesteld artikel 5, lid 4). Daarnaast kunnen lidstaten financiële premies verstrekken aan deelnemende landbouwers (voorgesteld artikel 19, lid 4) en deelname van landbouwers op andere manieren definiëren en stimuleren (voorgesteld artikel 19, lid 5). Deze maatregelen zijn optioneel geformuleerd en dus voor de lidstaat om te bepalen of zij hier gevolg aan willen geven. Er zijn daarom geen directe consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

De voorgestelde verordening kent een aantal nieuwe bevoegdheden toe aan de Commissie in aanvulling op bestaande bevoegdheden tot het vaststellen van uitvoerings- en gedelegeerde handelingen.

Allereerst stelt de Commissie voor dat zij de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde handelingen vast te stellen in het kader van gegevensbescherming. De Commissie is op grond van het voorgestelde artikel 4, lid 3, bevoegd overeenkomstig artikel 19 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met regels inzake het gegevensbeheerproces, met name de landbouwbedrijfs-ID, gegevensopslag, kwaliteit en validering van gegevens, gebruik van gegevens, toegang tot en verzending van primaire gegevens, verwerking van primaire gegevens, combinatie van gegevens met andere gegevensbronnen, de procedure om de beschikbaarheid van gedetailleerde en geaggregeerde gegevens te waarborgen, compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling, herziening van weigering om gegevens te verstrekken, verplichtingen voor eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbende partijen. De delegatie is daarmee voldoende afgebakend. De keuze voor de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen te kunnen vaststellen past bij de aard en inhoud van hetgeen via deze weg geregeld moet worden. Gegevensbeheer is geen essentieel onderdeel van deze verordening en strekt tot het aanvullen van garanties omtrent gegevensbescherming en mogelijke noodzakelijke herziening. Verder wordt de delegatie ingevolge artikel 19bis voor een periode van vijf jaar verleend. Aan de Raad en het Europees Parlement wordt de mogelijkheid gegeven de delegatie in te trekken.

De bevoegdheden van de Europese Commissie worden in deze verordening uitgebreid met mogelijkheden om gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen te nemen bij het verzamelen en beheren van de gegevens. Ten eerste, voor wat betreft de gedelegeerde handelingen heeft de Commissie op grond van artikel 5bis, lid 1, tweede alinea reeds een bestaande bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen tot bepaling van de regels volgens welke de lidstaten schema’s moeten opstellen. De voorgestelde verordening past artikel 5bis, lid 1 aan door regelmatige en, indien van toepassing, speciale enquĂȘtes toe te voegen als documenten die de lidstaten op moeten stellen. De bevoegdheid van de Commissie tot gedelegeerde handelingen wordt hiermee mogelijk uitgebreid. Het kabinet vraagt zich af of de bevoegdheid tot gedelegeerde handelingen slechts blijft zien op het bepalen van regels volgens welke lidstaten de schema’s moeten opstellen, of uitgebreid wordt naar speciale en regelmatige enquĂȘtes. De strekking van de bevoegdheid is dusdanig dat de precieze invulling door de Commissie niet voorspelbaar is. Het kabinet acht het van belang dat hier duidelijkheid over bestaat, zodat geen sprake is van de vaststelling van essentiĂ«le onderdelen van de verordening zoals het verplicht stellen van enquĂȘtes. Verder is het kabinet (ook indien dit wel mogelijk zou zijn omdat het de vaststelling van niet-essentiĂ«le onderdelen zou betreffen) geen voorstander van de uitbreiding van deze gedelegeerde bevoegdheid ten aanzien van regelmatige en speciale enquĂȘtes. Het is belangrijk dat eenvormige gegevens worden verzameld, maar lidstaten moeten een vrije keuze behouden ten aanzien van gegevensverzamelingsmethoden voor niet-essentiĂ«le onderdelen van Verordening (EG) nr. 1217/2009.

De Commissie stelt daarnaast voor dat zij de bevoegdheid krijgt om, met inachtneming van de onderzoeksprocedure, uitvoeringshandelingen vast te stellen. Deze bevoegdheid op grond van het voorgestelde artikel 4(4) omvat de vaststelling en actualisering van de vorm en inhoud van gemeenschappelijke regelmatige en speciale enquĂȘtes, alsook methoden en vereisten voor het hergebruiken en delen van gegevens. De keuze voor de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen te kunnen vaststellen via de onderzoeksprocedure past bij de aard en inhoud van hetgeen via deze weg geregeld moet worden. Het vaststellen en actualiseren van de vorm en inhoud van enquĂȘtes zijn niet-essentiĂ«le onderdelen die vastgesteld worden om de verzameling van vergelijkbare, geharmoniseerde en hoogwaardige gegevens te waarborgen.

Het kabinet staat positief tegenover de keuze voor de onderzoeksprocedure, aangezien artikel 2, lid 2 van Verordening 182/2011 (Comitologieverordening) bepaalt dat de onderzoeksprocedure met name van toepassing is op uitvoeringshandelingen met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.

Daarnaast stelt de Commissie voor dat zij o.g.v. artikel 4, lid 4 en artikel 19, lid 6, uitvoeringshandelingen mag vaststellen tot wijziging van de vergoedingen. Die uitvoeringshandelingen hebben betrekking op de standaardvergoeding en de aanpassingen van de operabiliteit van het gegevensverzamelingssysteem. Het kabinet acht toekenning van deze bevoegdheden mogelijk en wenselijk, omdat het de vaststelling van niet-essentiële onderdelen betreft waarvan het belangrijk is dat ze in de gehele EU gelijk zijn. Uitvoering (i.p.v. delegatie) ligt daarbij voor de hand, omdat met deze handelingen wordt gewaarborgd dat de verordening volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd. Ook in dit geval kan het kabinet zich vinden in vaststelling hiervan conform de onderzoeksprocedure, omdat het uitvoeringshandelingen betreffen met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De verordening zal rechtstreeks toepasselijk zijn in alle lidstaten, zonder dat daarvoor een uitvoeringsplan nodig is. De verwachting is dat 2025 het eerste jaar zal zijn waarvoor lidstaten de nieuwe gegevens moeten verzamelen, die vervolgens in 2026 aan de Commissie verstrekt moeten worden.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Geen

e) Constitutionele toets

Niet van toepassing

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

In Nederland is het Centrum voor Economische Informatievoorziening (CEI) de onafhankelijke eenheid binnen WEcR die het Informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen uitvoert.

Het ILB is onderdeel van de Wettelijke Onderzoeks Taken Economische Informatievoorziening (WOT-EI). Het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw vormt de kern van de WOT EI. Nederland is met de EU de verplichting aangegaan om daarin jaarlijks de gegevens van 1.500 bedrijven op te nemen en te rapporteren. Door de uitbreiding van de reikwijdte van gegevensverzameling met milieu en sociale gegevens zal dat naar verwachting extra capaciteit vergen.

Het is verder mogelijk dat er voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uitvoeringsimplicaties kunnen voortkomen als gevolg van het onderhavige voorstel (incl. toekomstige uitvoeringshandelingen van de Commissie).

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Niet van toepassing


  1. Verordening (EU) 2018/1091 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 betreffende geĂŻntegreerde landbouwstatistieken en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1166/2008 en (EU) nr. 1337/2011 (PB L 200 van 7.8.2018, blz. 1).↩

  2. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over de landbouwinput en -output en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1165/2008, (EG) nr. 543/2009, (EG) nr. 1185/2009 en Richtlijn 96/16/EG van de Raad.↩

  3. Cost of Extending the Farm Accountancy Data Network to the Farm Sustainability Data Network: Empirical Evidence https://edepot.wur.nl/551988.↩

  4. Flint (Farm-level Indicators for New Topics in Policy Evaluation): https://www.flint-fp7.eu/.↩