Antwoord op vragen van het lid Dassen over het laatste IPCC-rapport en het besparingsplan aardgas van de NVDE
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D33240, datum: 2022-08-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3780).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie (D66)
Onderdeel van zaak 2022Z11147:
- Gericht aan: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Indiener: L.A.J.M. Dassen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3780
Vragen van het lid Dassen (Volt) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het laatste IPCC rapport en het «besparingsplan aardgas» van de NVDE (ingezonden 3 juni 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 29 augustus 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3253.
Vraag 1
Bent u bekend met het laatste IPCC rapport en het «besparingsplan aardgas» van de NVDE, gepubliceerd op 2 maart?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de bevindingen uit het IPCC rapport, te weten dat de bestaande infrastructuur voor fossiele brandstoffen meer CO2 equivalenten uitstoot (660Gt), dan het koolstofbudget dat nog resteert voordat de 1,5 graden wordt bereikt (500Gt)? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 2
Ja, het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) geeft inderdaad aan dat de totale toekomstige CO2-uitstoot van bestaande fossiele infrastructuur (naast olie en gas ook gebruik van kolen) zonder CO2-maatregelen het resterende koolstofbudget voor 1,5 graden overstijgt (IPCC WGIII rapport, Summary for Policymakers, paragraaf B1.7).
Vraag 3
Deelt u de mening dat de mogelijkheid tot het vervangen van Russisch gas via het loslaten van de maximale productiecapaciteit van 35 procent bij kolencentrales, het importeren van LNG en extra winning van (Gronings) gas en de plannen om nieuw gas te winnen op de Noordzee met Duitsland – waar op 1 juni de Nederlandse vergunning voor is afgegeven – haaks staat op de noodzaak om de bestaande infrastructuur voor fossiele brandstoffen sneller af te bouwen, zoals als noodzakelijk is aangekaart in het meest recente IPCC rapport? Zo ja, waarom heeft de Minister de vergunning afgegeven voor extra winning van aardgas in de Noordzee? Zo niet, graag een toelichting.
Antwoord 3
Nee. Het IPCC geeft aan voor beperking van de uitstoot van CO2 in lijn met de 1,5 graden op korte termijn, met name de mondiale uitfasering van het kolengebruik vergt. Dat is met het verbod op de inzet van kolen in de elektriciteitsvoorziening in 2030 voor Nederland reeds geborgd. Voor de uitfasering van het gebruik van olie en gas is meer tijd beschikbaar. De vervanging van Russisch gas vormt een grote uitdaging voor de Nederlandse energievoorzieningszekerheid. Het kabinet zet in op verschillende maatregelen om deze voorzieningszekerheid te waarborgen, met name voor huishoudens en vitale sectoren. Zij doet dit door het vullen van strategische gasvoorraden, het vergroten van de import van LNG, bevorderen van energiebesparing en door het maken van afspraken met bedrijven over productiebeperking bij eventuele acute tekorten. Het bevorderen van de lokale gasproductie in kleine velden vormt daar ook een onderdeel van. De inzet van lokale gasvoorraden kan de noodzaak en afhankelijkheid van de import van LNG en een toename van de inzet van kolen in de elektriciteitsproductie verminderen. Het kabinet blijft er de voorkeur aan geven gas te winnen uit de Nederlandse kleine velden op land en op zee, zolang en voor zover dit nodig is voor de Nederlandse gasvraag. Hierbij zal niet meer worden gewonnen dan nodig is voor de binnenlandse consumptie. Dit is beter voor het klimaat dan import van LNG en daarnaast remt productie in eigen land nieuwe importafhankelijkheid van andere landen. Nederland houdt daarbij vast aan zijn klimaatdoelen voor 2030 en eventuele extra emissies door de vervanging van Russisch gas, zoals het loslaten van de maximale productiecapaciteit van 35 procent bij kolencentrales, zullen worden gecompenseerd met extra maatregelen. De inzet van eigen gas ter vervanging van Russisch gas zal niets afdoen aan de ambitie van het kabinet om tot een energietransitie richting een klimaatneutrale energievoorziening te komen.
Vraag 4 tot en met 7
Kunt u een appreciatie geven van het besparingsplan aardgas van de NVDE?
Welke maatregelen ziet u als haalbaar om zo snel mogelijk uitvoering te geven aan het besparingsplan aardgas? Hoe voert u deze maatregelen op dit moment zo snel mogelijk uit?
Kunt u aangeven welke maatregelen, die onderdeel zijn van het besparingsplan aardgas, dit parlementaire jaar al zijn genomen?
Welke problemen zorgen er volgens u voor dat het besparingsplan aardgas niet kan worden uitgevoerd? Hoe bent u voornemens de obstakels zo snel mogelijk op te lossen?
Antwoord 4 tot en met 7
Ik vind het positief dat organisaties als de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) meedenken over mogelijkheden om nog meer energie te besparen. In de onderstaande reactie ga ik puntsgewijs in op de genoemde maatregelen uit het besparingsplan aardgas van de NVDE. Overigens ben ik reeds in mijn reactie op de vragen van leden Kröger en Bromet over het onafhankelijk worden van Russisch gas (kenmerk 2022Z03964), ingegaan op de energiebesparingsmaatregelen uit dit plan zoals thermische isolatie, toezicht op de energiebesparingsplicht, inregelen en led.
Thermische isolatie industrie
De NVDE geeft aan dat er een groot potentieel is voor thermische isolatie. Dergelijke isolatiemaatregelen vallen nu al onder de energiebesparingsplicht voor een deel van de bedrijven. In 2023 wordt de doelgroep uitgebreid, waardoor onder andere ook EU ETS-bedrijven onder de verplichting vallen. Een isolatiescan maakt onderdeel uit van het onderzoek dat grootverbruikers dan moeten uitvoeren.
Spoedcontrole op uitvoering Wet Milieubeheer
De NVDE stelt terecht dat de bestaande verplichting onvoldoende wordt nageleefd. Daarom heb ik begin dit jaar de derde ronde van de ondersteuningsfaciliteit Versterking Uitvoering Energiebesparings- en Informatieplicht (VUE) met 9,5 miljoen euro opengesteld. Hiermee wordt extra capaciteit bij het decentrale bevoegd gezag mogelijk gemaakt om bedrijven te controleren op deze verplichting. In de Miljoenennota 2022 (Kamerstuk 35 925, nr. 1) is verder 56 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor toezicht en handhaving op deze verplichting in de periode 2022–2026. Ik heb de regeling waarmee ik deze middelen beschikbaar stel op 11 juli jl. gepubliceerd.2
Beter inregelen warmte- en elektrische installaties
Het beter inregelen van warmte- en elektrische installaties is een maatregel met potentieel. Deze maatregel is al opgenomen in de energiebesparingsplicht. Ook ben ik, zoals aangekondigd in een eerdere brief (Kamerstuk 29 023, nr. 283), samen met mijn collega, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, begin april met een campagne gestart: «zet ook de knop om». Hiermee zetten we burgers, bedrijven en instellingen aan om meer energie te besparen. Ook in die campagne staat het beter inregelen van warmte- en koelinstallaties centraal.
Switch naar led
Het overstappen naar ledverlichting moedig ik sterk aan. Daarom is ledverlichting opgenomen in de Erkende Maatregelenlijst (EML) van de energiebesparingsplicht en is het ook onderdeel van de «Zet ook de knop om» campagne.
Vrijwillige vraagreductie voor bedrijven.
In de Kamerbrief van 20 juni jl. over de afkondiging vroegtijdige waarschuwing in Nederland naar aanleiding van de situatie op de Europese gasmarkten heb ik aangekondigd dat dat er voorbereidingen worden getroffen voor een tijdelijke gasbesparingstender (Kamerstuk 29 023, nr. 312). Ik streef er naar u uiterlijk voor de start van het gasjaar op 1 oktober 2022 te informeren over de uitkomsten.
Stimuleer zakelijk emissievrij vervoer
Het kabinet deelt de mening van de NVDE dat het extra stimuleren van (zakelijke) elektrische auto’s via fiscale stimulering (o.a. bijtelling) of normering via werkgevers kan bijdragen aan extra en versnelde ingroei van volledig elektrische personenauto’s. Dit leidt op termijn tot besparing van aardolie-import en tot het versneld beschikbaar komen van een tweedehands elektrisch wagenpark voor consumenten. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft reeds toegezegd om in samenwerking met de mij scenario’s voor de stimulering van duurzame mobiliteit na 2025 uit te gaan werken. De uitkomsten van de tussenevaluatie van het bestaande stimuleringsbeleid voor elektrisch vervoer wordt bij deze uitwerking meegenomen. Dit conform de motie van de leden Bontenbal (CDA) en Van Ginneken (D66) (Kamerstuk 31 305, nr. 350). De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat verwacht deze scenario’s in het voorjaar met uw Kamer te kunnen delen en te betrekken bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota.
Het extra stimuleren van volledig elektrische auto’s van de zaak via een (lichte) aanpassing van de bijtelling is technisch gezien mogelijk maar nu niet voorzien. In het Belastingplan 2023 kan dit theoretisch gezien worden meegenomen en per 1-1-2023 worden geëffectueerd. Aan deze eventuele extra korting zijn wel budgettaire consequenties verbonden.
Wat betreft het normeren van de zakelijk automarkt is nog niet bekend of dit juridisch mogelijk is en zo ja in welke vorm. Het kabinet onderzoekt momenteel de mogelijkheden om per een nader te bepalen datum bedrijven te verplichten dat alle zakelijke auto’s emissievrij zijn. Dit is één van de maatregelen die onderdeel zal zijn van de aan de Kamer toegezegde scenario’s voor de stimulering van duurzame mobiliteit na 2025.
Ten aanzien van het normeren van de zakelijke vloot via werkgevers lopen wel al meerdere sporen en onderzoeken. Momenteel ligt, conform afspraak uit het Klimaatakkoord, bijvoorbeeld de wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Omgevingsbesluit i.v.m. het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit ter voorhang in de Tweede en Eerst Kamer (Kamerstuk 33 118, nr. 231). Deze regeling moet gaan gelden voor werkgevers met meer dan 100 werknemers en draagt bij aan het verduurzamen van zakelijke mobiliteit en woon-werkmobiliteit, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord. Omdat meer dan de helft van de wegkilometers in het personenvervoer werkgerelateerd is, kunnen werkgevers in het algemeen een grote rol spelen in het verduurzamen daarvan.
Daarnaast vindt opvolging plaats van de motie van de leden Van Ginneken (D66), Kröger (GL) en De Hoop (PvdA) (Kamerstuk 31 305, nr. 343) over het uitwerken van een nulemissie-vlootnormering. Daarbij zal de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat ook het recentelijk ingediende REPowerEU Plan3 betrekken dat de Europese Commissie op 18 mei 2022 heeft gepresenteerd en het vervolg dat daaraan wordt gegeven. In dat plan kondigt de Commissie aan een wetgevingsinitiatief te overwegen om het aandeel van emissievrije voertuigen in de grotere wagenparken in de particuliere en de publieke sector te verhogen. Op dit moment is nog niet duidelijk waar de Commissie precies aan denkt maar de ontwikkelingen hierover worden in de gaten gehouden. In lijn met voornoemde motie informeert de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat uw Kamer eind dit jaar over de uitkomsten van het lopende onderzoek.
Besparingen in woningen
De NVDE stelt voor (1) bij particulieren in te zetten op een betere afstelling van verwarmingsinstallaties; (2) het Nationaal Isolatieprogramma te versnellen; (3) warmtebronnen in woningen te verduurzamen; en (4) het potentieel voor kleine energiebesparende maatregelen zoveel mogelijk te benutten. In 2021 heeft het kabinet middelen beschikbaar gesteld waarmee gemeenten huishoudens kunnen ondersteunen om maatregelen te treffen om, het energiegebruik te reduceren, met name bij huishoudens die te maken hebben met energiearmoede (Kamerstuk 29 023, nr. 272). Vanwege de gestegen energieprijzen heeft het kabinet deze middelen begin dit jaar verhoogd (Kamerstuk 35 925 XV nr. 111). Dit stelt gemeenten in staat de bestaande aanpak gericht op reductie van energie bij huishoudens te intensiveren. Veelal hebben gemeente een infrastructuur om dat vorm te geven door de inzet van energieloketten en buurtteams. Gemeenten zetten in de praktijk dan ook vaak in op een scala aan maatregelen. Elke maatregel die kan helpen de energierekening te verlagen of het energiegebruik in de woning te verminderen wordt daarbij ingezet. Te denken valt aan de inzet van (vrijwillige) energiecoaches, energiedisplays, het beter inregelen van cv-systemen, de inzet van kleine energiebesparende maatregelen zoals tochtstrips en radiatorfolie tot aan een bijdrage aan grotere isolatiemaatregelen zoals vloer- of spouwmuurisolatie in huur- en koopwoningen. Aan de voorstellen van de NVDE wordt dus langs deze lijn op gemeentelijk niveau invulling gegeven. Het Rijk ondersteunt gemeenten daarbij met webinars en een community of practice.
Ook grotere (isolatie) maatregelen dragen uiteraard bij aan het reduceren van het energiegebruik. Begin april heeft uw Kamer een brief ontvangen over de opschaling van het Nationaal Isolatieprogramma (Kamerstuk 30 196 nr. 787). In dat programma staat de ambitie om tot en met 2030 2,5 miljoen woningen te isoleren, met de nadruk op de slecht geïsoleerde woningen (label E, F en G). Onderdeel daarvan is het toegankelijker maken van de regelingen ISDE en SEEH voor lage inkomens door het schrappen van de eis van twee maatregelen. Vooruitlopend op de invoering per 1 januari a.s. kunnen huishoudens die vanaf 2 april 2022 (de datum waarop het Nationaal Isolatieprogramma is gepubliceerd) 1 maatregel treffen ook al voor subsidie in aanmerking komen. Hiermee kunnen woning- en appartementseigenaren vóór volgende winter maatregelen laten uitvoeren.
Voor de huursector hebben Aedes en het Rijk prestatieafspraken gemaakt waarbij de inzet is alle huurwoningen met een slecht energielabel (E, F en G) in 2028 versneld zijn verduurzaamd. Ook gaan corporaties vanaf 2023 cv-ketels die aan vervanging toe zijn vervangen door een hybride warmtepomp of een ander duurzaam alternatief.
De NVDE doet daarnaast nog de suggestie om te komen met normering voor warmte-apparaten, bijvoorbeeld een verplichte warmtepomp of hybride in plaats van een cv-ketel bij vervanging, of een verbod op nieuwe cv-ketel. Het kabinet heeft op 17 mei van dit jaar aangekondigd normering voor te bereiden gericht op het stimuleren van duurzamere verwarmingsinstallaties, zoals een (hybride) warmtepomp. Met deze normering worden vanaf 2026 hogere eisen gesteld aan de efficiëntie van verwarmingsinstallaties, mits de woning of het gebouw daarvoor geschikt is. Daarnaast stuurt het kabinet erop dat er per 2026 voldoende apparaten en vakbekwame installateurs beschikbaar zijn en de installatie kan plaatsvinden tegen een betaalbare prijs voor de afnemer. Voor meer informatie verwijs ik u naar de recente kamerbrieven (Kamerstuk 32 813, nr. 1045 en 1062.
Subsidie elektrisch vervoer
Het Kabinet deelt de mening van de NVDE dat het uitbreiden van de budgetten van de Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) tot extra en versnelde ingroei van volledig elektrische personenauto’s kan leiden. Dit leidt op termijn tot besparing van aardolie-import.
De Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) is jaarlijks gebudgetteerd en loopt nog tot en met 2024. Het jaarbudget voor 2022 voor nieuwe en gebruikte elektrische personenauto’s is per respectievelijk 30 mei 2022 en 5 juli 2022 reeds uitgeput en subsidieaanvragen worden sinds die tijd afgewezen totdat het loket weer opent op 2 januari 2023. Het kabinet heeft gekozen om SEPP jaarlijks te budgetteren (op = op), zodat zoveel mogelijk particulieren een kans op subsidie hebben, ook in 2023 en in 2024. Op 2 januari 2023 heropent het subsidieloket weer en is er nieuw jaarbudget beschikbaar. Er liggen momenteel geen concrete plannen om deze systematiek aan te passen en de jaarbudgetten te verhogen.
Hoewel het Kabinet een toename van het gebruik en aanbod van elektrische deelauto’s aanmoedig, acht ik het uitbreiden van de SEPP-subsidieregeling naar deelauto’s hiervoor niet het juiste instrument. De huidige SEPP-regeling is ontworpen voor particulieren (natuurlijke personen). Dit is een andere doelgroep dan deelautobedrijven, stichtingen, verenigingen of -coöperaties. De juridische entiteiten van deze doelgroep zijn anders. Dat vergt een andere opzet van de regeling en technische inrichting van systemen en processen in de uitvoering. Om die reden is dit niet eenvoudig op korte termijn in te passen in de bestaande SEPP-regeling. De belangrijkste knelpunten voor de opschaling van elektrische deelauto’s zijn daarnaast ook anders dan bij consumenten. Deelauto-aanbieders geven aan dat de problemen voornamelijk zitten op de leverbaarheid van elektrische auto’s en de aanleg van de benodigde laadinfrastructuur. Om de problemen op het gebied van de laadinfrastructuur op te lossen heeft mijn Infrastructuur en Waterstaat-collega een opdracht gegeven aan het Nationaal Kennisplatform Laadinfrastructuur (NKL) om de problemen in kaart te brengen en op te lossen. Voor autodelen is de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat bovendien bezig met het opzetten van een samenwerkingsprogramma deelmobiliteit. Een uitgebreide toelichting hierover kunt u terugvinden in de bijlage bij Kamerstuk 31 305 nr. 3524.
Quickwins verkeer
Voor de bandenspanning en het verlagen van snelheid op wegen verwijs ik u graag naar de Kamerbrief ten aanzien van duurzame mobiliteit (Kamerstuk 31 305, nr. 342). Daarnaast heeft mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat aangekondigd in een recente Kamerbrief (Kamerstuk 31 305, nr. 352) dat ze bezig is met verschillende campagnes bijvoorbeeld over brandstofbesparend rijden, autodelen en bandenspanning. Door de banden elke twee maanden op spanning te brengen, wordt er niet alleen een positieve bijdrage geleverd aan het klimaat, maar neemt ook de verkeersveiligheid toe door een kortere remweg en minder kans op een klapband.
In het coalitieakkoord is voorgenomen om afspraken te maken met het bedrijfsleven en overheden over het stimuleren van thuiswerken. Bovendien is er een budget van 265 miljoen euro gereserveerd voor de vergroening van personenvervoer en reisgedrag. De mogelijke maatregelen binnen dit budget worden momenteel geïnventariseerd, hieronder valt ook het onderwerp deelmobiliteit. Voor het thuiswerken wil ik u ook graag verwijzen naar de Agenda voor de toekomst van hybride werken, opgesteld door mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 25 883, nr. 443).
Het Kennis Instituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) maakt op dit moment, naar aanleiding van de motie van de leden Boulakjar en De Hoop (Kamerstuk 35 925 XII nr. 56), een analyse welke instrumenten ingezet kunnen worden om de modaliteits-shift van auto naar openbaar vervoer te bevorderen daar waar nog capaciteit is in het openbaar vervoer.
Mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat zet ook in op het stimuleren van het gebruik van de fiets via gedragsstimulering en cofinanciering van doorfietsroutes en stallingen bij OV-hubs. In de een recente Kamerbrief (Kamerstuk 31 305, nr. 362) is aangekondigd dat de landelijk «Kies de Fiets!» campagne voor werkgevers uitgebreid wordt richting diverse andere doelgroepen om het fietsgebruik verder te stimuleren.
Versnellen doorlooptijd keten (opwek, infrastructuur, afname)
De NVDE wijst op het belang van snellere doorlooptijden van projectrealisatie. De gehanteerde realisatietermijnen in de SDE++ zijn zorgvuldig en per categorie projecten bepaald. Enerzijds moeten ze realistisch zijn, zodat projecten binnen de gestelde termijn gerealiseerd kunnen worden. Anderzijds moeten de realisatietermijnen niet te ruim zijn, zodat de basisbedragen en de daarin meegenomen investeringskosten nog zo accuraat mogelijk zijn op het moment van realisatie. Voor de realisatietermijnen is in de recente evaluatie van de SDE+ veel aandacht geweest, wat heeft geleid tot enkele aanpassingen. Op dit moment is de realisatietermijn in de SDE++ meestal 4 jaar voor hernieuwbare energieprojecten, minder voor zon-PV projecten en bijvoorbeeld meer voor geothermieprojecten. Door de realisatietermijnen onverkort naar twee of een jaar aan te passen, gaat de energietransitie niet sneller; dit zal er daarentegen mogelijk toe leiden dat projecten niet aan de subsidievoorwaarden voldoen en uiteindelijk niet gerealiseerd worden. Wel bekijk ik samen met de medeoverheden waar we vergunningprocedures kunnen versnellen.
Komende SDE-ronde extra duurzame warmte en groen gas
De NVDE stelt voor om komende SDE++-ronde meer duurzame warmte en groen gas projecten te accepteren. In 2022 wordt € 13 miljard opengesteld voor de SDE++. In de SDE++ concurreren aanvragen met elkaar om zo goedkoop mogelijk CO2 te reduceren. Daarbij moeten bedrijven aan alle vereisten voldoen die bij een specifieke SDE++-categorie horen en aantonen dat hun project haalbaar is. Bij categorieën voor elektriciteitsproductie (zoals zon-PV en windenergie) moet een transportindicatie (van de netbeheerder) worden meegestuurd, waaruit moet blijken dat er transportcapaciteit (voor het terug leveren van elektriciteit op het elektriciteitsnet) beschikbaar is. Door toenemende krapte op het net kunnen hierdoor minder zon-PV projecten aan bod komen, wat ten goede kan komen aan andere technieken, waaronder duurzame warmte en groen gas. Daarnaast is in de SDE++ 2022 een plafond voor hernieuwbare elektriciteit en CCS opgenomen. De combinatie van deze plafonds en het hoge openstellingsbudget zorgt ervoor dat er in 2022 voldoende budgetruimte overblijft voor duurzame warmte en groen gas. Door de introductie van hekjes in de SDE++ per 2023 wordt geborgd dat ook vanaf 2023 duurzame warmte en groen gas voldoende aan bod komen.
Inzet van duurzame biogrondstoffen
Ook raadt het besparingsplan van de NVDE een verdere opschaling van laagwaardige temperatuurswarmte aan, door onder andere het stimuleren van bioketels. Zoals aangegeven in de kamerbrief Plan van aanpak inzake gasleveringszekerheid komende winter en verder (Kamerstuk 29 023, nr. 283), heeft het kabinet de afweging over de inzet van houtige biogrondstoffen in relatie tot aardgas meegenomen in de vormgeving van het afbouwpad houtige biogrondstoffen. Het kabinet heeft op 22 april jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1039) besloten onmiddellijk te stoppen met het afgeven van nieuwe subsidies voor lagetemperatuurswarmte uit houtige biogrondstoffen. Het verder uitrollen van het gebruik van biogrondstoffen voor laagwaardige temperatuurswarmte, zoals opgenomen in het besparingsplan van de NVDE, past daarmee niet binnen de beleidsinzet van het kabinet.
Maak vaart met wetgeving gericht op collectieve warmte en het aardgasvrij maken van wijken.
Het wetsvoorstel Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie heeft van 15 december 2021 tot en met 26 januari 2022 ter consultatie gelegen. De consultatiereacties zijn verwerkt en het wetsvoorstel is ter advies aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Het wetsvoorstel kan vervolgens worden ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 813, nr. 1050). Het kabinet streeft ernaar om de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie en de Wet collectieve warmtevoorziening in 2024 in werking te laten treden (Kamerstuk 32 847, nr. 911).
Zonneprojecten en netcongestie: netbeheer
Op 20 mei 2022 jl. is uw Kamer geïnformeerd over de belangrijke rol van zonne-energie in de energietransitie. Graag verwijs ik naar de kamerbrief (Kamerstuk 32 813, nr. 1046) waarmee de Kamer is geïnformeerd.
Waterstofproductie groen
Ten aanzien van de NVDE-visie op waterstof verwijs ik naar de kabinetsvisie waterstof, en diverse Kamerbrieven (o.a. Kamerstukken 32 813 nrs. 485, 958 en 1043) waarin ingegaan wordt op het belang van de groene waterstofproductie voor het halen van de Klimaatdoelen en in relatie tot de voorstellen van de Europese Commissie voor Fit for 55. In de Kamerbrief «Onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud leveringszekerheid» (Kamerstuk 29 023, nr. 302) wordt ingegaan op de rol die waterstof kan spelen bij het uitfaseren van aardgas. Ik zie in de voorstellen van de NVDE dan ook een bevestiging van mijn ambitieuze waterstofbeleid.
Rentekorting ECB
De primaire doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB) is prijsstabiliteit. Omdat klimaatverandering ongunstige vraag- en aanbodschokken kan veroorzaken kan het zorgen voor meer volatiliteit in de inflatie en daarmee een effect hebben op de prijsstabiliteit. Daarnaast kan de prijsstabiliteit beïnvloed worden door CO2-beprijzing. De secundaire doelstelling van de ECB is het ondersteunen van het algemeen economisch beleid van de EU, zolang het de primaire doelstelling van prijsstabiliteit niet verstoort. Het tegengaan van klimaatverandering is een belangrijke doelstelling van de EU. Met de Green Deal heeft het dan ook een ambitieuze klimaatagenda. Klimaatverandering valt daarmee dus binnen de monetaire beleidshorizon. Ik sta in het algemeen dan ook positief tegenover een monetair beleid dat rekening houdt met klimaatverandering. Er zijn verschillende manieren waarop de ECB rekening kan houden met klimaatverandering in haar monetair beleid, die elk hun eigen mate van doorwerking op de transitie en uitvoeringsaspecten kennen. Daarbij is het aan de ECB om onafhankelijk te beslissen over de meest doeltreffende en doelmatige benadering om aan haar mandaat te voldoen. Op 8 juli 2021 heeft de Raad van Bestuur van de ECB een actieplan gepubliceerd met een routekaart om de klimaatverandering meer in aanmerking te nemen in zijn beleidskader.
Arbeidsmarkt
Het kabinet heeft grote ambities op het terrein van klimaat en investeert fors in een duurzame toekomst voor Nederland. Het tekort aan technische vakmensen is urgent en essentieel voor het slagen van de klimaatambities. Dit wordt ook in het Coalitieakkoord onderstreept. Om te voorkomen dat een tekort aan vakmensen de uitvoering van maatschappelijke transities in gevaar brengt heeft het kabinet in februari aangekondigd om te komen met een Actieplan Groene Banen (Kamerstuk 32 813, nr. 974).
Net als de Europese Commissie ziet het kabinet de afhankelijkheid en de samenhang van de twin transitions (klimaat- en digitale transitie) om de klimaatdoelstellingen in 2030 en 2050 te bereiken. Vanwege de nauwe samenhang van de beide transities wordt ingezet op één plan waarbij het Actieplan Groene Banen wordt geïntegreerd met het plan waarom is verzocht met de motie Amhaouch (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 38).
De roep om versnelling van de klimaat- en digitale transitie legt een nog grotere druk op het verminderen van het tekort aan technici en ICT’ers. Niet alleen om onze samenleving duurzamer en schoner te kunnen maken maar ook voor het verzekeren van onze toekomstige concurrentiekracht en het duurzame verdienvermogen van Nederland. Oplossingen voor het vraagstuk vragen om een brede samenwerking. In eerste instantie is het aan werkgevers om te zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel, en de daarvoor benodigde stappen te zetten. Denk aan het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden, het verhogen van de lonen, het creëren van een sterke leercultuur om mensen aan te trekken. Daarnaast ligt er vanwege het maatschappelijke belang van de transities ook een duidelijke rol voor de overheid om meer te doen aan dit specifieke kraptevraagstuk. Bij dit plan zal het kabinet de ideeën van werkgevers, werknemers en betrokken organisaties, waaronder van de NVDE, meenemen. De komende maanden wordt gekeken naar de mogelijkheden voor aanvullend beleid en in afstemming met werkgevers, werknemers en betrokken organisaties gewerkt aan de concrete uitwerking van het Actieplan Groene en Digitale banen. In het najaar informeert het kabinet de Kamer over hoe zij deze kabinetsperiode extra inzet wil plegen op het vraagstuk van arbeidskrapte voor de klimaat- en digitale transitie.
Daarnaast heeft het kabinet onlangs een aanpak voor de gehele arbeidsmarktkrapte aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 544, nr. 1115). De in de brief genoemde maatregelen vormen de basis om het krapteprobleem aan te pakken. Aanvullend op de maatregelen in de brief verkent het kabinet vanwege de urgentie van de krapteproblematiek ook verdergaande maatregelen. Om de verdergaande maatregelen te toetsen en uit te werken zal input worden opgehaald bij diverse relevante partijen.
Vraag 8
Deelt de mening dat in uitvoering van het besparingsplan aardgas, gezien de huidige geopolitiek situatie, geen noodzaak bestaat voor het aanboren van nieuwe fossiele brandstoffen? Zo niet, kunt u uw standpunt toelichten?
Antwoord 8
Die mening deel ik niet. Ik ben eerder via de Kamerbrieven van 14 maart en 22 april (Kamerstuk 29 023, nrs. 283 en 302) uitgebreid ingegaan op de noodzaak en de maatregelen die nodig zijn voor de korte, middellange en lange termijn om het gasverbruik te reduceren. Daarbij heb ik ook het vergroten van het aanbod van andere fossiele bronnen genoemd (via extra LNG-importcapaciteit) om deels het gas uit Rusland te vervangen, naast het verhogen van de energie-efficiëntie en het versnellen van duurzame energieproductie.
IPCC, 4 april 2022, «Climate Change 2022: Mitigation of Climate Change». (report.ipcc.ch/ar6wg3/pdf/IPCC_AR6_WGIII_FinalDraft_FullReport.pdf); NVDE, 2 maart 2022, «NEDERLAND KAN BINNEN EEN JAAR BIJNA VIJF MILJARD KUUB AARDGAS BESPAREN». (www.nvde.nl/nvdeblogs/nederland-kan-binnen-een-jaar-bijna-vijf-miljard-kuub-aardgas-besparen/).↩︎
Staatscourant. Nr. 17828. Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 30 juni 2022, nr. WJZ/ 22076980, houdende regels over het verstrekken van eenmalige specifieke uitkeringen ten behoeve van extra ondersteuning voor toezicht op en handhaving van de energiebesparingsplicht. 11 juli 2022.↩︎
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal comite en het comite van de Regio’s, REPowerEU Plan, COM (2022), 230.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/06/23/bijlage-1-toelichting-bij-kamerbrief-voortgang-beleidsagenda-duurzame-mobiliteit.↩︎