Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken van de ministers verantwoordelijk voor het EU Cohesiebeleid op 2 september 2022 in Praag (Kamerstuk 21501-08, nr. 875)
Milieuraad
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D33550, datum: 2022-08-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D33550).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: J.T. Poulino, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z15631:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-08-30 12:00: Informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 2 september 2022 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-15 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
2022D33550 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij een aantal fracties de behoefte om aan het kabinet enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot de Geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid op 2 september 2022 in (Kamerstuk 21 501-08, nr. 875), de Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken (RAZ) van de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 2 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 865), het Verslag van de Raad Algemene Zaken (RAZ) van de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 2 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 870), het Verslag van de Informele Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 1 maart 2022 en appreciatie technische wijziging aan het voorstel tot de verhoging van de voorfinanciering uit de REACT-EU-middelen (Kamerstuk 21 501-08, nr. 864), de Appreciatie nieuw voorstel Europese Commissie: aanpassing van de verordening: herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (REACT-EU) (Kamerstuk 22 112, nr. 3368) en de Indiening partnerschapsovereenkomst en overzicht en appreciatie uitkomsten onderhandelingen EU-fondsen onder Cohesiebeleid (Kamerstuk 27 813, nr. 35).
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Bromet
De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Poulino
Geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid op 2 september 2022
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda ten behoeve van de Informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 2 september 2022. Zij hebben een aantal aanvullende vragen en opmerkingen.
Deze leden lezen dat het Tsjechische voorzitterschap twee onderwerpen prioriteert. Ten eerste het cohesiebeleid post 2027 en ten tweede de rol van het cohesiebeleid in het omgaan met crises en noodsituaties. Oordeelt de Minister dat het over het eerste onderwerp op dit moment nog te voorbarig is om concrete posities in te nemen over het cohesiebeleid na 2027? Voornoemde leden vinden het uitermate belangrijk dat Nederland proactief is in het bepalen en beschermen van haar prioriteiten bij het toekomstige cohesiebeleid. Daarnaast vinden zij het uitermate belangrijk dat er ook voor het verschijnen van het mid-term review en het 9e cohesieverslag een duidelijke Nederlandse positie is. Zij vragen of de Minister deze visie deelt. Verder vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister kan aangeven hoe zij haar visie op het cohesiebeleid post 2027 zo goed mogelijk naar voren kan brengen en hoe het krachtenveld er rond het cohesiebeleid post 2027 uitziet. Zijn er landen die hun prioriteiten al wel bepaald hebben, en deze publiekelijk of achter de schermen naar voren brengen? Wat zijn deze prioriteiten? Daarnaast vragen deze leden of het mogelijk is van de prioritering van post 2027 bij de informele RAZ op 2 september gebruik te maken om de Nederlandse prioriteiten (structurele hervormingen en investeringen in innovatie, vergroening, digitalisering, menselijk kapitaal en sociale inclusie) zo goed mogelijk naar voren te brengen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden achten het van groot belang dat het cohesiebeleid gemoderniseerd en toekomstbestendig wordt gemaakt, met een belangrijke rol voor het halen van de klimaatdoelen in heel de Europese Unie. Daarom zijn de aan het woord zijnde leden benieuwd waarom de Minister aangeeft pas in 2025 een standpunt in te willen nemen, gezien de toekomst van de cohesiefondsen nu al voor het eerst geagendeerd staan. Waarom kiest de Minister hiervoor? Acht de Minister het van belang dat het cohesiebeleid structurele langetermijndoelen volgt of ziet de Minister ook graag dat het cohesiefonds beschikbaar blijft ten tijden van crises en noodsituaties?
Voornoemde leden ontvangen graag een inschatting welke lidstaten met welk percentage in aanmerking lijken te komen voor het FAST-CARE voorstel. Wat betekent dit voor Nederland? Deze leden vragen of de Minister de huidige plannen voldoende ingericht acht op de mogelijkheid dat het conflict in Oekraïne nog langdurig zal blijven voortbestaan. Zo nee, welke mogelijkheden zijn er voor nieuwe inzet van cohesiebeleid? Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie waarom ervoor is gekozen enkel vluchtelingen uit Oekraïne mee te tellen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben hier nog enkele vragen over.
Interregionale innovatie investeringen
De leden van de VVD-fractie vragen welke invloed een uitbouw van instrumenten zoals Interregionale Innovatie Investeringen voor de Nederlandse deelname aan cohesiefondsen kan hebben. Daarnaast vragen zij welke mogelijkheden hier liggen voor Nederlandse deelname en samenwerking met regio’s in andere lidstaten, en welke kansen dit in het bijzonder biedt voor de Nederlandse grensregio’s.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat de interregionale innovatie investeringen (I3) partnerschappen bevordert in verschillende sectoren binnen de Europese Unie. Deze leden vragen in hoeverre Nederlandse onderzoekers, bedrijven en het maatschappelijk middenveld betrokken is bij? dergelijke investeringen. Op welke manier is Nederland betrokken bij verschillende investeringsgebieden? Wat is onze bijdrage binnen dit cohesiebeleid?
Voornoemde leden zien dat er binnen het cohesiebeleid speciale aandacht is voor steden en stedelijke regio’s. Zij vinden het uiteraard belangrijk de verschillende type regio’s te onderkennen. Echter, zij vinden het ook belangrijk genoeg aandacht te hebben voor de regio’s en niet alleen stedelijke samenwerking. Waar wordt het onderscheid gemaakt tussen steden en regio’s binnen dit beleid? Waarom wordt dit extra onderscheid gemaakt?
De leden van de CDA-fractie merken op dat er binnen Nederland regionale ontwikkelingsmaatschappijen actief zijn, welke ook de kansen voor investeringen in de regio’s zien kunnen duiden. Zij vragen of deze zijn betrokken bij dit beleid. Zo ja, in hoeverre en op welke aspecten zijn zij hierbij betrokken? Zo nee, waarom niet?
Inzet cohesiebeleid crises en noodsituaties
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de positie van de Minister betreffende de rol van het cohesiebeleid in het omgaan met crises en noodsituaties. Ze vinden het belangrijk dat EU-middelen ten behoeve van crisisbestrijding binnen de afgesproken financiële kaders van het Meerjarig Financieel Kader worden gevonden. Ook steunen deze leden de lijn dat crisisbestrijding vanuit de cohesiefondsen zoveel mogelijk op zo’n manier plaatsvindt dat investeringen, hervormingen en groeivermogen voor de langere termijn niet uit het oog worden verloren. Voornoemde leden vragen of inzicht kan worden gegeven in het speelveld omtrent deze positie. Hoe verhoudt Nederland zich tot andere lidstaten? Is de Minister ervan overtuigd dat de Nederlandse positie omtrent het cohesiebeleid en crises voldoende gewaarborgd is?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister aan de ene kant van mening is dat cohesiegelden voornamelijk voor lange termijn cohesie van de EU ingezet moeten worden en dat deze nu steeds vaker gebruikt wordt voor crisismaatregelen. Deze leden lezen ook dat de Minister van mening is dat er niet «zomaar» nieuwe financieringsinstrumenten bij zouden moeten komen. Vermoedt de Minister dat er tijdens deze informele Raad gesproken zal worden over het ontwikkelen van nieuwe financieringsinstrumenten? Voornoemde leden vragen ofde Minister of het ermee eens is dat het MFK een vrij lange periode beslaat, zeven jaar, en dat de afgelopen jaren is gebleken dat bij het maken van deze begroting niet op iedere crisis geanticipeerd kan worden. Kan het daarom nodig blijken om extra instrumenten te ontwikkelen nadat de begroting al is gevormd?
De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat cohesiegelden gebruikt moeten worden om de structurele ongelijkheid tussen lidstaten te verkleinen. Deze leden vrezen dat als cohesiegelden steeds meer gebruikt worden om crisismaatregelen te nemen, dat structurele voorzieningen daar onder komen te lijden. Voornoemde leden willen deze langetermijndoelen dan ook niet laten ondersneeuwen door bij voorbaat nieuwe financieringsinstrumenten uit te sluiten. Hoe staat de Minister hierin?
De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk binnen de huidige financiële kaders te blijven in de Europese Unie. Zij vragen welke financieringsinstrumenten er binnen het huidige MFK zijn wanneer een onverwachte crisis zich voordoet op dit moment. Zij vragen welke instrumenten er al zijn en welke nog in ontwikkeling zijn.
Balans tussen crisisbestrijding enerzijds en langetermijninvesteringen
De leden van de CDA-fractie hechten belang aan de lange termijninvesteringen die plaatsvinden. Kan de Minister aangeven hoe er genoeg begeleiding en duidelijkheid wordt geboden aan ondernemers die willen investeren via deze lange termijn investeringen. Is er een zekerheid die vanuit nationale regeringen of de Europese Unie kan worden geboden waardoor investeren aantrekkelijker wordt gemaakt?
Overig
De leden van de D66-fractie geven aan dat zij begrepen dat Hongarije inmiddels gereageerd heeft op de tegen hen gestarte rechtstaatmechanisme procedure. Wat verwacht de Minister van de reactie van de Europese Commissie? Verwacht zij dat er fondsen gekort zullen worden? Zo ja, weet de Minister al welke fondsen? Zal dit ook tijdens deze Raad besproken worden? Bent u bereid in Brussel aan te geven dat wat Nederland betreft zo veel mogelijk fondsen die naar Hongarije gaan gestopt moeten worden, tot er significante verandering heeft plaatsgevonden? Voornoemde leden zijn van mening dat er echt significante verbetering te zien moet zijn voordat Hongarije nieuwe EU subsidies kan ontvangen. Daarbij hebben zij ook de zorg dat Fidesz een absolute meerderheid in het Hongaars parlement heeft. De premier van Hongarije kan daarmee wetten zoals de anti-homowet intrekken om goed voor de dag te komen in Brussel, maar dat direct nadat zij geld hebben ontvangen weer terug draaien. Deelt de Minister deze zorgen? Zo ja, zal zij dit ook in Brussel bij de Europese Commissie aankaarten? Tot slot zien de leden van de D66-fractie dat er een rechtszaak is aangespannen tegen de Raad, die het besluit van de Raad om het goedkeuren van het coronaherstelplan van Polen aanvecht. Kan Nederland zich bij die rechtszaak aansluiten en dat steunen? Zo ja, kan zij de Kamer hier verder over informeren wat de inzet van Nederland zal zijn? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie willen het belang van de strategische autonomie van Europa en haar regio’s benadrukken. De afgelopen periode is dit door veranderende geopolitieke context steeds belangrijker geworden. Deze leden vragen hoe strategische autonomie via dit cohesiebeleid bijdraagt aan de strategische autonomie. Kan de Minister hier concrete voorbeelden aandragen? Is het mogelijk strategische autonomie binnen het cohesiebeleid beter mee te nemen en te prioriteren?
Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken (RAZ) van de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 2 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 865) en het Verslag van de Raad Algemene Zaken (RAZ) van de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 2 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 870)
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het verslag van de RAZ EU Cohesiebeleid van 2 juni te Luxemburg. Hierover hebben zij nog enkele vragen.
In de geannoteerde agenda wordt vermeld dat Nederland het «do no harm to cohesion»-principe lastig uitvoerbaar vindt en moeite heeft het te verbinden met andere prioritaire doelen van de EU, zoals de groene en digitale transitie. De Minister geeft aan geen verplichtingen en beleidstoetsen aan het principe te willen koppelen. In het verslag van de vergadering van 2 juni 2022 wordt aangegeven dat Eurocommissaris Ferreira kort inging op het «do no harm to cohesion»-principe, waarbij zij het belang ervan onderschreef. De aan het woord zijnde leden vragen wat de indruk van de Minister is over de positie van andere lidstaten? Wat is de appreciatie van het Europees Parlement omtrent de kansen tot een toetsing van het principe? Wat zijn de consequenties voor Nederland van een dergelijke invoering? En wat is de meerwaarde van toevoeging van dit principe, aangezien lidstatn nu al klaagden dat het cohesiebeleid complex is en veel administratieve lasten kent?
Indiening partnerschapsovereenkomst en overzicht en appreciatie uitkomsten onderhandelingen EU-fondsen onder Cohesiebeleid (Kamerstuk 27 813, nr. 35)
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de EU-structuurfondsen die vallen onder de Common Provisions Regulation (CPR). Het cohesiefonds is hier een van, maar er zijn nog verscheidene andere fondsen die hieronder vallen. Deze leden lezen dat de vereisten voor investeringen in innovatie voor minder ontwikkelde- en transitieregio’s geleidelijk verlaagd zijn van 45% naar 25%, een verschil van 20% van de originele inzet. Hoe apprecieert de Minister de onderhandelingen rondom innovatie-investeringen? Vindt de Minister dat er nu nog voldoende investeringen gaan naar innovatie? Zo nee, wat kan hier nog aan gedaan worden?
De leden van de VVD-fractie hechten groot belang aan Europese samenwerking op het gebied van migratieproblematiek en veiligheid. Hiervoor bestaan een aantal fondsen, te weten het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), het Fonds voor interne veiligheid (ISF) en het Instrument voor financiele steun voor grensbeheer en visumbeleid (BMVI). Alle drie hebben de voorwaarde dat overige gelden in 2024 worden toegekend aan lidstaten mits 10% van het initieel toegekende is besteed. Deze leden vragen hoe het gaat met dit doel. Is het halen van de 10% marge een ambitie van de Minister? Zo ja, wordt deze gehaald in 2024?