[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de petitie van het Aidsfonds en meerdere organisaties over de toegankelijkheid van PrEP

Geneesmiddelenbeleid

Brief regering

Nummer: 2022D33867, datum: 2022-09-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29477-785).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29477 -785 Geneesmiddelenbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z16087:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

29 477 Geneesmiddelenbeleid

Nr. 785 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2022

Op 28 juni jl. deed de Kamercommissie VWS mij het verzoek te reageren op de petitie van onder andere het Aidsfonds over de toegankelijkheid van PrEP. De petitie had tot doel aan te sporen om PrEP ruimhartig beschikbaar te maken en daarmee de bestaande wachtlijsten voor PrEP-zorg weg te nemen. Dit zou toekomstige zorgkosten voor hiv voorkomen en zou de mijlpaal van 0 nieuwe hiv-infecties in Nederland binnen handbereik brengen.

Daarnaast heb ik tijdens het Commissiedebat over het geneesmiddelenbeleid, het hulpmiddelenbeleid en het pakketbeheer van 9 juni jl. (Kamerstukken 29 477, 32 805 en 29 689, nr. 776) een aantal toezeggingen gedaan over de toegankelijkheid van PrEP, waar ik in deze brief op terug kom. Ik heb toegezegd om te onderzoeken of we de discrepantie tussen wachtenden en beschikbare deelnemersplaatsen kunnen oplossen, aangezien er op dat moment nog deelnemersplaatsen open waren terwijl er wel mensen op de wachtlijst stonden. Ik heb ook toegezegd te verkennen of een eventuele onderbesteding benut kan worden om meer deelnemers te includeren. Door het lid Tielen (VVD) werd tot slot tijdens het commissiedebat gevraagd naar signalen over de wijze waarop deelnemers worden geïncludeerd en of dit ook in de evaluatie wordt meegenomen. Ik heb aangegeven dat ik deze signalen niet herken, maar deze zou nagaan. Ook hier ga ik in deze brief op in.

In 2018 adviseerde de Gezondheidsraad over het preventief gebruik van hiv-remmers (PrEP) om PrEP (gedeeltelijk) te financieren voor hoog-risicogroepen, met name hoog-risico mannen die seks hebben met mannen (MSM); driemaandelijkse medische begeleiding te organiseren; het effect van deze maatregel doorlopend te monitoren op onder andere de medische veiligheid, therapietrouw, resistentie en het effect op andere soa’s; en na vijf jaar een evaluatie uit te voeren.

Het vorige kabinet besloot tot een vijfjarige pilot (half 2019–half 2024) waarin PrEP wordt vergoed voor de hoogrisicogroep. De centra voor seksuele gezondheid (CSG’s) verzorgen de medische begeleiding en verstrekking van PrEP. Eind 2020 is het aantal deelnemers verhoogd van 6.500 naar 8.500. De vergoeding voor de CSG’s is daarmee ook verhoogd.

Uit de meest recente cijfers van afgelopen juni bleek dat toen zo’n 8.369 deelnemers deelnamen aan de pilot en zo’n 2.193 wachtenden op de wachtlijst stonden, deze aantallen stijgen. Inmiddels zit de pilot dus nagenoeg vol. Voor 2022 had ik het al mogelijk gemaakt dat regio’s hun beschikbare plekken kunnen uitlenen aan regio’s met wachtlijsten.1 Dit is gebeurd, maar niet op grote schaal. De reden hiervoor is dat regio’s maar beperkt beschikbare plaatsen hadden en deze plaatsen zagen slinken. De regio’s met beschikbare plaatsen verwachtten daarom dat zij in de toekomst deze plekken wel nodig zouden hebben.

Verder heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor onderbesteding in de pilot en mij gevraagd of dat geld besteed kan worden om het aantal deelnemers te verhogen. Overgebleven subsidiegelden kunnen normaliter niet doorgeschoven worden naar het volgende jaar, vanwege het kas- en verplichtingenstelsel waaraan het Rijk gebonden is. De middelen vloeien namelijk weer terug in de staatskas. Daarmee is eerdere onderbesteding dus nu niet meer beschikbaar.

Het is ook voor de komende jaren lastig om vooraf met zekerheid te stellen dat er onderbesteding zal plaatsvinden. Dat blijkt pas na afsluiting van het boekjaar. In de afgelopen jaren is sprake geweest van onderbesteding door een tragere opstart van de pilot dan verwacht en door de COVID-19 uitbraak. Deze jaren zijn geen goede voorspeller voor de komende tijd. Het includeren van extra deelnemers vanuit de onderbesteding vraagt bovendien om voorzichtigheid, omdat het aantal extra geïncludeerde deelnemers dat in een jaar met onderbesteding geïncludeerd zou worden, ook PrEP-zorg nodig hebben in de daarop volgende jaren. Dit leidt tot een risico op overcompensatie.

In het debat is door lid Ellemeet ook gewezen op het verschil tussen dagelijks gebruik van PrEP en incidenteel gebruik. Dit blijkt echter nauwelijks te leiden tot onderbesteding, aangezien de driemaandelijkse consulten voor beide varianten gelijk zijn. Bovendien komt het voor dat deelnemers hun gebruik van dagelijks naar incidenteel en vice versa wijzigen. Aangezien de vaststelling van de subsidie pas achteraf plaatsvindt, kunnen deze tussentijdse wijzigingen in PrEP-gebruik niet leiden tot tussentijdse wijzigingen in de beschikking. Hier is het surveillance systeem van het RIVM ook niet op ingericht.

Desalniettemin bekijk ik of het mogelijk is een voorzichtige schatting te maken van de verwachtte onderbesteding. Ik verwacht in de eerste helft van 2023 zekerheid te hebben of we dit eventueel kunnen benutten, in het kader van de voorjaarsbesluitvorming. Als deze mogelijkheden er zijn, zal de regeling moeten worden aangepast naar een nieuw maximum aantal deelnemers.

Er zijn geen andere financiële middelen beschikbaar om het aantal deelnemers te verhogen. Ik wil daarbij ook benadrukken dat het ophogen van het aantal deelnemers op capaciteitsproblemen bij de GGD’en zal stuiten, wat ten koste kan gaan van de ASG-zorg door de CSG’s.

Door het lid Tielen (VVD) werd tijdens het commissiedebat gevraagd naar signalen over de wijze waarop deelnemers worden geïncludeerd en of dit ook in de evaluatie wordt meegenomen. Uit navraag bleek dat dit signalen betrof over de «behandeldruk», waarbij deelnemers ieder kwartaal bij de CSG worden verwacht voor medische controles, soa-diagnostiek en een triagevragenlijst. Dit is in het belang van de monitoring van de gezondheid van de deelnemer volgens de multidisciplinaire PrEP-richtlijn en is internationaal de standaard.

Momenteel vindt een tussenevaluatie van de pilot plaats met een looptijd tot eind oktober. Daarin wordt gekeken naar het verloop van de pilot, de effecten en mogelijkheden voor het bestendigen van PrEP-zorg na afloop van de pilot. De wijze waarop deelnemers worden geïncludeerd maakt daar onderdeel van uit. Zoals toegezegd zal ik deze tussenevaluatie met uw Kamer delen en u ook mijn reactie toesturen. In de beleidsvisie over seksuele gezondheid die de Staatssecretaris van VWS en ik u dit najaar zal toesturen, informeer ik u over de processtappen in het uitdenken van het eventueel bestendigen van PrEP-zorg na afloop van de pilot.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers


  1. Kamerstukken 29 477, nr. 745.↩︎